direct naar inhoud van Toelichting (ontwikkel-/postzegelplannen)
Plan: Landschapszone - 9 (ontsluitingen)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP24009-VG01

Toelichting (ontwikkel-/postzegelplannen)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het plan wordt beoogd om een ommissie uit het bestemmingsplan "Landschapszone 2" en "Landschapszone 6" te herstellen. Door gewijzigd inzicht over de inrichting van het Park Waaijenstein dient de ontsluiting van het appartementencomplex te worden verplaatst naar de zuidzijde van het gebied. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om het appartementencomplex te kunnen onsluiten voor gemotoriseerd verkeer via de nieuwe (zuidelijke) route.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in de zuid-west hoek van Park Waaijenstein. De nieuwe watersingel vormt de oostgrens.

De gronden in het plangebied zijn kleine deelgebieden van de volgende kadastraal bekende percelen: F182, D25 en D2646. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 3500 m².

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24009-VG01_0001.png"

luchtfoto 2018

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Landschapszone. Dit bestemmingsplan is op 22 december 2010 onherroepelijk geworden.

De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat in het bestemmingsplan Landschapszone op een andere locatie rekening is gehouden met de ontsluiting van het appartementencomplex (wat in park Waaijenstein is gepland). Door gewijzigde plannen liggen op de locatie voor ontsluiting nu 3 percelen voor woningen. In de nieuwe ontsluitingszone is in het bestemmingsplan niet de mogelijkheid opgenomen om een ontsluiting te realiseren. Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de realisatie van een ontsluiting.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het plangebied is momenteel in gebruik als grasland. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door een overgangszone van de noordelijk gelegen woonwijk naar een open en parkachtig landschap naar het westen gericht.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

In het plangebied, wat onderdeel gaat uitmaken van een doorgaande fietsverbinding tussen Lent en Oosterhout, komt een fietsstraat. Deze fietsstraat zal ook dienst doen als ontsluitingsweg voor gemotoriseerd verkeer dat van en naar het appartementencomplex gaat. (zie de tekening hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24009-VG01_0002.png"

Het plangebied (zie vierkant) moet het laatste stuk van aansluiting op Woenderskamp planologisch regelen. In het plan Woenderskamp en Landschapszone (binnen 'zoekgebied wonen en appartementen') is het planologisch mogelijk om een ontsluitingsweg aan te leggen, of in dit geval een fietsstraat. Gemotoriseerd verkeer kan alleen vanuit Woenderskamp naar het appartementencomplex en niet verder noordelijk het fietspad op.

2.3 Stedenbouwkundige karakteristieken

In het gebied Waaijenstein wordt een fietspad aangelegd voor het doorgaande fietsverkeer van Oosterhout naar Lent/Nijmegen. Een deel van deze fietsroute wordt een fietsstraat (een fietspad waar gemotoriseerd verkeer 'te gast is').

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Rijksbeleid

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met dit plan wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de bereikbaarheid. Het plan draagt daardoor bij aan het Rijksbeleid .

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.

Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen (ook al lijkt artikel 3.1.6, lid 2, Bro anders te suggereren).

De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

De in het plan voorziene ontwikkeling kan niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. In dit bestemmingsplan wordt alleen de ontsluiting geregeld van de 14 woningen. De mogelijkheid voor woningbouw is planologisch al vastgesteld in het bestemmingsplan Landschapszone.

3.1.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat er geen woningen worden toegevoegd en er geen nationale belangen worden geschaad. 

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland (december 2015) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:

Natuur- en landschapsbeleid

De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24009-VG01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP24009-VG01_0004.png"

Een deel van het plangebied ligt in de zone 'Groene ontwikkelzone' van de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland.
In het bestemmingsplan wordt hier rekening mee gehouden door er een beschermingszone op te leggen.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (december 2015). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat rekening gehouden wordt met de groene ontwikkelzone door deze te beschermen in het bestemmingsplan. Verder wordt er geen provinciaal belang geschaad.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

De structuurvisie Nijmegen 2013 bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en geeft de keuzes weer die de gemeente Nijmegen maakt in het ruimtelijk beleid. Met de Structuurvisie wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke ambities, die zijn vertaald in een uitvoeringsprogramma. De Structuurvisie kent een planhorizon van 10 jaar.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Structuurvisie relevant

Waalsprong
In 2007 is het eerste Ontwikkelbeeld voor de Waalsprong opgesteld. Veel van de ambities daaruit zijn waargemaakt, maar de tijd is veranderd: de economische crisis en de situatie op de woningmarkt betekenden het einde voor de PPS-constructie in de Waalsprong. De regie is meer dan voorheen in handen van de gemeente Nijmegen. Alles tesamen noodzaakt dat een nieuwe kijk op de opgaven in de Waalsprong. Het resultaat is een geactualiseerd Ontwikkelbeeld. Een Ontwikkelbeeld dat geen gedetailleerd eindplaatje biedt, maar dient als kapstok voor de verdere ontwikkeling van de Waalsprong. Op onderdelen worden andere accenten gelegd: met duurzame stedelijke ontwikkeling als basisprincipe, meer vraaggericht en organisch ontwikkelen, ruimte voor ontmoeting in de woonwijken en meer ruimte voor experimenten. Het raamwerk van groen, infrastructuur en water in de Waalsprong is inmiddels grotendeels aangelegd of in ontwikkeling. Binnen dit raamwerk zetten we in op een meer organische en vraaggestuurde ontwikkeling. Zo ontstaat een veelkleurig mozaïek van woonbuurten met variatie in identiteiten, dichtheden en woonvormen. Bij een aantrekkelijk stadsdeel met hoogwaardige kwaliteit hoort uiteraard ook een aantrekkelijk aanbod van economische functies, goed bereikbare en toegankelijke voorzieningen en een zorgvuldige ingerichte openbare ruimte die bewegen, spelen, sporten, recreëren en ontmoeting stimuleert. De opgave is om de komende vijftien jaar in de Waalsprong nog zo'n 8.000 woningen te bouwen. Het Ontwikkelbeeld geeft hiervoor de richting aan, maar biedt geen blauwdruk met precieze aantallen woningen per deelgebied. Door veelsoortige kleinere projecten naast elkaar te ontwikkelen kan het tempo van woningbouw in de Waalsprong hoog blijven. Uitgangspunt daarbij is de realisatie van kwalitatief hoogwaardige en afgeronde woonwijken en woonbuurten, aansluitend op bestaande woongebieden. Beeldbepalend voor de Waalsprong zal de ontwikkeling zijn van het gebied van de stedelijke Knoop Lent met winkels en ondersteunende voorzieningen tot aan de horeca op de nieuwe kade aan de Waal en de recreatieve invulling van het stadseiland Veur Lent en de nevengeul. In de tussentijd bieden we waar mogelijk ruimte voor experimenten, bijvoorbeeld via tijdelijk anders gebruik/bestemmen. We willen waar mogelijk bewonersinitiatief stimuleren en de beschikbare ruimte flexibel benutten.

3.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Stedenbouwkundige /landschappelijke aspecten

De ontsluitingsweg wordt ingepast in het omringende landschap.
De route wijkt af van eerdere planvorming zodat deze verder weg komt te liggen van aangrenzende bebouwing. Ter hoogte van de oostelijk gelegen woning ligt in het huidige bestemmingsplan een zoekgebied voor een ontsluiting. Door de ontsluiting in zuidelijke richting te verplaatsen verbetert de leefbaarheid van de betreffende woning. Daarnaast is ook nog een variantenonderzoek gedaan om de ontsluiting nog verder naar het zuiden door te trekken. Deze variant is negatief beoordeeld in verband met verslechtering van landschapelementen en cultuurhistorische elementen. In bijlage 1 van de toelichting is dit verder onderbouwd.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

In de omgeving liggen geen bedrijven die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling.

4.3 Geluid

Er zijn geen (bijzondere) akoestische eisen aan de ontsluitingswegen. De maximale snelheid op de ontsluitingsweg/fietsstraat is 30 km/uur of minder. Daarmee wordt eventuele geluidhinder voorkomen.

4.4 Luchtkwaliteit

De verhoging van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen is dermate laag dat dit geen meetbaar effect zal hebben op de luchtkwaliteit. Gemotoriseerd verkeer kan enkel van en naar het appartementencomplex rijden. De doorgaande fietsroute wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.

4.5 Geur

Er zijn geen activiteiten in de omgeving die van invloed kunnen zijn op geuroverlast.
Op basis van geurnormering zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.

4.6 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. Over het plangebied liggen de invloedsgebieden van het spoor van Nijmegen naar Arnhem en van de Betuwespoorlijn. De afstand van deze spoorlijnen tot het plangebied is echter dusdanig groot dat alleen een zeer onwaarschijnlijk toxisch scenario kan optreden. Hiervoor is in de beleidsvisie van de gemeente Nijmegen (februari 2014) een standaard verantwoording opgesteld op pagina 33.

Doorwerking plangebied

Op grond van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling.

4.7 Bodem

Het inzicht in de bodemkwaliteit hoeft in dit bestemmingsplan alleen bekend te zijn op locaties waar nog gebouwd gaat worden. Aangezien er niet gebouwd gaat worden is aanvullend bodemonderzoek niet nodig. Wel kan gesteld worden vanuit onderzoeken uit de omgeving dat het grondwater waarschijnlijk licht verontreinigd zal zijn, welke geen risico's vormen voor wonen.

4.8 Water

De zeer beperkte verhoging van oppervlakte verharding heeft geen negatieve invloed op het infiltreren van regenwater in de bodem. Er zijn voldoende sloten en greppels in de omgeving om water op te vangen.

4.9 Flora en Fauna

De bescherming van plant- en diersoorten is geregeld in de Flora- en faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie

In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten of objecten die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed zijn geplaatst. Het projectgebied heeft een bescherming voor eventuele archeologische waarden. Het plan krijgt de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3. 

4.11 Verkeer en parkeren

Het plangebied is alleen bedoeld als doorgaande fietsroute en als ontsluiting van het nabijgelegen (nog te realiseren) appartementencomplex. Het wordt in de planregels niet toegestaan om te parkeren. Bij het appartementencomplex worden voldoende parkeerplaatsen voor bezoekers aangelegd. Bewoners parkeren in de kelder.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen geen kabels en of leidingen die planologisch beschermd moeten worden.

4.13 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat, de duurzaamheidsagenda 2011-2015 en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd.

Hoofddoelstelling is dat Nijmegen op termijn energieneutraal wordt en dat de stad zich voorbereidt op klimaatverandering. Kernbegrippen hierbij zijn mitigatie en adaptatie.

Mitigatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

Opwekking duurzame energie en duurzame mobiliteit

Nijmegen wil in 2045 een stad zijn die in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Energiebesparing en duurzame energie zijn de leidraad en iedereen in de stad kan straks meewerken aan deze lange termijn energievisie. Inzetten op duurzaamheid is tegelijk een belangrijke kans voor economische groei. Nijmegen kan in 2045 een energieneutrale stad zijn door 50% energie te besparen en 50% energie duurzaam op te wekken (ten opzichte van totaal stedelijk energieverbruik 2009). Het plan biedt ruimte op duurzame energie op daken op te wekken.

De woningen zullen via het warmtenet van duurzame warmte en warm water voorzien worden. Duurzame elektriciteit kan o.a. met zonnecellen opgewekt worden. Gezien de behoefte die ook voor duurzame elektriciteit ontstaat om elektrische voertuigen op te laden heeft het de voorkeur dakvomen en oriëntaties zoveel mogelijk op een optimale zonne-expositie af te stemmen.

Het ontwikkelgebied rond de openbaar vervoersknoop station Lent, waar ook meerdere fietsroutes samenkomen, leent zich uitermate voor woonvormen met beperkter autogebruik; voor dit soort ontwikkelingen biedt het parkeerbeleid de mogelijkheid om met maatwerk lagere parkeernormen vast te stellen. Daarnaast is het juist in deze omgeving gewenst voldoende laadmogelijkheden voor elektrische voertuigen te realiseren.

Klimaataspecten

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Door groenontwerp en waterhuishouding te combineren kunnen de aanwezige en potentiële ecologische waarden van het gebied vergroot worden.

In de Waalsprong zijn de grotere groen- en waterstructuren gekoppeld. Het regenwater wordt grotendeels afgekoppeld en over het oppervlak naar wadi's afgevoerd. Omdat deze afvoerstructuur niet door de maatvoering van buizen beperkt wordt, is ze uitermate geschikt om zwaardere buien tijdelijk in de openbare ruimte op te vangen.

Op een kleiner schaalniveau moet het optreden van hitte-eilanden voorkomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor versteende delen van het plangebied, zoals door bebouwing omsloten parkeerterreinen. Waar mogelijk moeten deze door beplanting in de vorm van bomen en of pergola's beschaduwd worden.

Voor woningbouw en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. Nijmegen en de corporaties hebben het Groen Akkoord ondertekend, dat voorziet in het gebruik van de GPR-methodiek om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen, voor zorgwoningen is een aanvullende checklijst opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012)

5.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

5.3 Beschrijving per bestemming

In het plangebied is de bestemming Verkeer dominant aanwezig. Deze bestemming laat functies als verblijf, verplaatsing en verkeerswegen e.d. toe.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

De voorgestelde bestemmingsplanwijziging maakt het mogelijk een Verkeers bestemming in het plangebied te realiseren. De gemeente is eigenaar van het gehele gebied.

Het plangebied maakt deel uit van de grondexploitatie Waalsprong. Dit heeft tot gevolg, dat de financiële regie via een gemeentelijke grondexploitatie loopt.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Via verkoop van omliggende gronden is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

6.2 Financiële haalbaarheid

Het plan wordt gemaakt in opdracht en op kosten van de gemeente Nijmegen.

De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. Dekking van de te maken kosten vindt plaats door de verkoop van bouwrijpe kavels. Derhalve kan gesteld worden dat dit (postzegel)bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is. Aangezien het gehele terrein in eigendom van de gemeente is en door de grondopbrengsten uit de omgeving het kostenverhaal verzekerd is, hoeft bij vaststelling van het plan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Derhalve kan gesteld worden, dat het plan financieel-economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 13 juni tot en met 24 juli 2019 ter inzage gelegen. Er zijn in die periode geen zienswijzen binnengekomen. Het plan wordt ongewijzigd aan de gemeenteraad ter vaststelling aangeboden.

7.2 Overleg

Er spelen geen rijks-, water- dan wel provinciale belangen. Vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 het Besluit ruimtelijke ordening is niet nodig.