Plan: | Nijmegen Midden - 13 (Smitdraadterrein) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP2013-ON01 |
Een initiatiefnemer heeft het voornemen om een nieuwe invulling te geven aan het (voormalige) Smit Draad terrein. Hierdoor kan transformatie van een binnenstedelijk bedrijventerrein naar andere, beter passende, wijkfuncties plaatsvinden. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.
Afbeelding: globale aanduiding Smit Draad terrein, destijds nog bebouwd (bron: Bing Maps)
Daarvoor is een herziening van het vigerend bestemmingsplan noodzakelijk.
Het plangebied is gelegen tussen de wijken NijeVeld en Hazenkamp in het stedelijk gebied van Nijmegen.
Afbeelding: ligging plangebied in de stad
Het plangebied van het (voormalige) Smitdraadterrein ligt aan de Groenestraat in de directe nabijheid van de kruising Groenestraat/Wezenlaan/Muntweg. Aan de oostzijde bevinden zich woningen aan de Dobbelmanweg; aan de westzijde bevinden zich woningen aan de Wezenlaan. Aan de zuid (oost)zijde van het plangebied bevindt zich bestaande bedrijvigheid (het bedrijf Alva Laval Aalborg). Ten zuiden van de Sint Hubertusstraat, waaraan de bestaande bedrijvigheid grenst, bevindt zich voornamelijk woonbebouwing (o.a. woonbuurt de Hazenkamp).
Tegenover het Smitdraadterrein, aan de overkant van de Groenestraat, ligt een bedrijfsverzamelgebouw en het bedrijfsterrein van Smit Transformatoren.
Afbeelding: ligging plangebied in omgeving (bron: Atlas, gemeente Nijmegen)
De huidige situatie wordt gekenmerkt door een gedeeltelijk braakliggend terrein en enkele oude bedrijfsgebouwen.
Afbeelding: plangebied geprojecteerd op luchtfoto uit 2013
Het terrein wordt aan de noordzijde ontsloten op de Groenestraat en aan de zuidzijde op de Sint Hubertusstraat. De ontsluiting aan de Groenestraat is breed waardoor er zicht is op het terrein zelf. De entree wordt geflankeerd door percelen met bebouwing die nagenoeg direct aan de straat liggen. De achterzijden van deze percelen grenzen aan het Smitdaadterrein.
De bebouwing aan de Groenestraat kent een variatie aan functies zoals wonen, detailhandel, horeca, dienstverlening. De west- en oostzijde van het terrein worden begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Wezenlaan en de Dobbelmanweg.
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Midden. Een deel van het plangebied was in het vigerend plan bestemd tot Centrumdoeleinden C-1 (in roze kleur) , en het overgrote deel is bestemd tot Bedrijfsdoeleinden 1-3 (in paarse kleur). Deze laatste bestemming staat bedrijven toe die voorkomen in categorie 1, 2, en 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
Afbeelding: Uitsnede vigerend bestemmingsplan Nijmegen Midden
De bestemming Centrumdoeleinden C-1 staat detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven en wonen toe. Tevens zijn als bijbehorende voorzieningen verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan.
De ontwikkeling op het (voormalige) Smit Draad terrein wordt op 2 zijden ontsloten via de Groenestraat. Om dit helder te maken, wordt een verkeersbestemming opgenomen in het plan.
Verder past de voorgenomen ontwikkeling niet binnen de bedrijfsbestemming, aangezien het doel is andere functies hier toe te staan.
De toekomstige situatie kent een ruimtelijke invulling op het achterterrein met woningen voor ouderen en een supermarkt gecombineerd met enkele kleinere dagwinkels. Daarnaast is er nog sprake van een kleinschalige invulling direct aan de Groenestraat ten oosten van de hoofdentree.
Supermarkt en dagwinkels
De meest opvallende nieuwe functie is de geplande supermarkt. Een reeds aanwezige supermarkt aan de Groenestraat verdwijnt en komt in een groter formaat op deze locatie terug. Voor de supermarkt is een Distributieplanologisch onderzoek (DPO) (BRO, september 2009) gedaan waaruit blijkt dat er behoefte is aan deze uitbreiding.
De supermarkt en de bijbehorende dagwinkels liggen achter de percelen die georiënteerd zijn op de Groenestraat en in het verlengde van de brede entree aan de Groenestraat. Ze zijn gesitueerd in langgerekte bebouwing dat voorziet in één laag, met de mogelijkheid voor een tweede laag in het verlengde van de entree. De te realiseren bebouwing wordt daardoor goed zichtbaar vanuit de Groenestraat. Het parkeren ten behoeve van de supermarkt wordt geconcentreerd aan de noordzijde van de bebouwing en maakt onderdeel uit van een kwalitatief voorterrein. Bij de inrichting van dit terrein wordt zorgvuldig gekeken naar de aansluiting op de omliggende omgeving. De entree van de bebouwing ligt in het verlengde van de brede entree partij. De laad- en losentree bevindt zich aan de oostzijde van de bebouwing en hindert daarmee zo min mogelijk de winkelende bezoekers.
De bezoekers van de winkels komen via de brede (hoofd)entree aan de Groenestraat. Het laden en lossen van de winkels geschiedt via een secundaire entree aan de Groenestraat. Deze ligt iets ten oosten van de hoofdentree en is alleen toegankelijk voor voetgangers en laad-/ losverkeer.
Wonen voor Ouderen
In 2012 is het onderzoek Fortuna “prognose wonen met zorg” uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt gewerkt aan het planningskader wonen met zorg van de gemeente Nijmegen. Uit het onderzoek blijkt dat er nog veel behoefte is aan zorgwoningen in het stadsdeel Nijmegen Midden.
Aan de westzijde van het terrein en ten (zuid)westen van de supermarkt met dagwinkels wordt voorzien in bebouwing ten behoeve van wonen voor ouderen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende type zorgwoningen. De woningen zijn verdeeld over twee langgerekte bouwvlakken die met de achterzijde richting de achtertuinen van de woningen aan de Wezenlaan zijn gericht. Op deze manier ontstaat er een nieuwe woonstraat binnen het plangebied die nagenoeg parallel loopt aan de Wezenlaan. Deze woonstraat haakt aan op het voorterrein voor de supermarkt en kent een tweede ontsluiting, op de Sint Hubertusstraat. Deze ontsluiting loopt via het belendende perceel.
De meest noordelijke bebouwing, aan de noordzijde van de nieuwe woonstraat, kent drie lagen. Deze bebouwing sluit aan bij het voorterrein en de bebouwing van de supermarkt maar ook op de stedelijke dynamiek van de Groenestraat. Het zuidelijke volume bestaat uit twee lagen. Deze bebouwing en functie sluit meer aan op het woonmilieu aan de Wezenlaan.
Een invulling met lagere bouwhoogte sluit tevens aan op een mogelijke invulling met overwegend grondgebonden woningen van het overige Smitdraadterrein.
Kleinschalige functie aan Groenestraat
Ten oosten van de hoofdentree wordt de bestaande bebouwing aan de Groenestraat aangevuld met nieuwe bebouwing dat qua schaal en maat past bij de aangrenzende bebouwing. Binnen deze nieuwe bebouwing kan zich een kantoor, dienstverlenende of maatschappelijke functie vestigen. Deze functies passen binnen de reeds aanwezige dynamiek van de Groenestraat en leggen tevens een relatie met de dynamiek op het achterterrein (supermarkt en zorgwonen).
Openbare ruimte
In de openbare ruimte zal onderscheid gemaakt gaan worden tussen het dynamische gebied voor de supermarkt en de meer luwe woonstraat. In het inrichtingsplan zal bekeken worden hoe dit het best bereikt kan worden. Onderzocht wordt of het parkeren ten behoeve van het wonen en de winkels optisch gescheiden kan worden, zonder gebruik te maken van fysieke afsluitingen. Tevens is de aanhechting naar de bestaande en de nog tijdelijk bestaande omgeving van groot belang.
In hoofdstuk 2 en 3 van deze toelichting komt alle beschikbare informatie over het plangebied aan bod. In het tweede hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleid en in het derde hoofdstuk het sectoraal beleid besproken.
In hoofdstuk 4 komt de plansystematiek aan bod.
De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en een kort hoofdstuk over het vooroverleg.
Om het plan te verankeren in het ruimtelijk beleid van de provincie en de gemeente Nijmegen wordt in dit hoofdstuk het relevante ruimtelijk beleid besproken.
De Nota Ruimte is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. Inmiddels heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports en brainport met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
De Nota Ruimte is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. Inmiddels heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports en brainport met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.
De provincie Gelderland heeft inmiddels een opvolger gemaakt van de algemene structuurvisie, namelijk de Ontwerp omgevingsvisie Gelderland die medio 2013 ter visie heeft gelegen.
Ontwerp Omgevingsvisie Gelderland De omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen: het Waterplan, Gelders Milieuplan, Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, de Structuurvisie en de Reconstructieplannen.
Aandacht voor steden Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken:
a.Apeldoorn-Zutphen-Deventer
b.Arnhem-Nijmegen
c.Ede-Wageningen
De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vast goedeigenaren en gemeenten. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik helpt bij het motiveren van locatiekeuzes.
Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. Het uitgangspunt is dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden.
Wonen en bedrijventerreinen De provincie heeft op regionale schaal afspraken met partners over wonen en bedrijventerreinen gemaakt. Deze afspraken blijven staan en worden met partijen verder doorontwikkeld. De provincie beziet daarnaast of regionale afstemming over detailhandel aan de orde kan zijn. Voor kantoren heeft de provincie een aantal plekken aangewezen waar grootschalige regionale kantoorontwikkeling mogelijk is. In Nijmegen is dat rondom het centraal station.
Energietransitie Om de ambities voor energietransitie te realiseren, maakt de provincie afspraken met regio's, gemeenten, het netwerkbedrijf en andere partners. Aan de hand van een routekaart is eind 2013 een overzicht gemaakt van het potentieel aan ambities en locaties die de provincie en partijen in elke regio hebben voor hernieuwbare energie: windenergie, zonne-energie, gebruik van warmte en energie uit biomassa. Deze afspraken moeten invulling geven aan de provinciale doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020.
Gelders natuurnetwerk Met deze Omgevingsvisie wordt de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ruimtelijk vastgelegd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak die provincie en Rijk bij de decentralisatie van het natuurbeleid hebben gemaakt om de EHS planologisch te herijken. Voor de EHS komen twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats: het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone.
Mobiliteit Het versterken van openbaar vervoer (trein en bus) wil de provincie vooral koppelen aan de bereikbaarheid van en in de drie stedelijke netwerk en: Apeldoorn-Zutphen-Deventer, Arnhem-Nijmegen en Ede-Wageningen.
Lopende trajecten De provincie zet lopende trajecten, zoals de realisatie van de A15 en de uitvoering van de sleutelprojecten gewoon door.
Stadsregio Arnhem-Nijmegen De zes regio's in de provincie Gelderland krijgen aandacht in de Omgevingsvisie. Voor de stadsregio zijn dit de speerpunten:
Innovatie en economische structuurversterking
- innovatie en economische structuurversterking;
- Topsector Health Valley en Creatieve Industrie;
Clusters: Energie- en Milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme
- een goed bereikbare regio;
- verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor;
- voorkomen, benutten, bouwen;
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking
- OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur;
- het belang van de bestaande woningvoorraad;
- het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk;
- voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren;
Gebiedskwaliteiten benutten
- kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.
Ontwerp Omgevingsverordening De doelstellingen uit de omgevingsvisie worden juridisch vertaald in de ontwerp omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening. In de omgevingsverordening wordt de woningbouwcontour die momenteel van kracht is in de Stadsregio verlaten en wordt de Gelderse Ladder voor duurzame verstedelijking ingevoerd.
Beide documenten hebben ter visie gelegen van 21 mei tot en met 2 juli 2013
Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Deze wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening. Om deze reden zullen we er niet uitgebreid op in gaan. In de verordening wordt nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio.
De beoogde ontwikkeling ligt binnen de woningbouwcontour en is verder ook niet strijdig met de andere bepalingen in de verordening.
Structuurvisie Nijmegen 2013 In september 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de speerpunten Typisch Nijmegen, Economische structuurversterking en Karakteristieke wijken.
De diverse beleidsnota's van de verschillende overheden staan de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Deze toelichting is bedoeld om realisatie van het plan door middel van een bestemmingsplanprocedure te regelen.
In dit hoofdstuk wordt de op het plan betrekking hebbend sectoraal beleid behandeld.
Woonvisie 2009-2020 Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020., Wonen Leeft! In de woonvisie zijn een aantal uitgangspunten voor het wonen geformuleerd: - Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn. Daarom werken we aan een gedifferentieerd woningaanbod op stedelijk niveau met meer variatie op wijkniveau en homogeniteit op straatniveau. We doen dit met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Belangrijk uitgangspunt hierin is de realisatie van levensloop geschikte wijken.
- De gemeente wil bewoners binden. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken, met daarbij de volgende accenten: voldoende goedkope woningen voor lage inkomens, vasthouden van middenklassen en sociale stijgers, kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken.
Met deze uitgangspunten voor ogen zijn o.a. de volgende opgaven relevant:
- Continueren integrale wijkaanpak: om te blijven voldoen aan wensen van bewoners is het nodig dat verouderde delen van de stad een kwaliteitsimpuls krijgen. Daarvoor bestaat geen standaard recept: soms gaat het om sloop en vervangende nieuwbouw als de kwaliteit van de woningen slecht is, maar het kan ook gaan om het geschikt maken van woningen voor ouderen, verkoop van huurwoningen of woningverbetering.
- Realiseren van combinaties van wonen en zorg: dit thema wordt steeds belangrijker. Onze ouder wordende bevolking woont steeds langer zelfstandig. Daarnaast is de extra- muralisering van de zorg een voortgaand proces. Beide trends voeden de opgave om meer combinaties van wonen en zorg in de wijken te realiseren.
Wonen en zorg Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Belangrijk uitgangspunt van de gemeente is daarom de realisatie van levensloopbestendige wijken: wijken waar mensen oud kunnen worden en de benodigde zorg kunnen krijgen, ook als dit niet meer binnen de huidige woning mogelijk is. Afhankelijk van de mogelijkheden worden in de wijken combinaties van wonen, zorg en dienstverlening gerealiseerd. Daarnaast worden voor mensen met een zwaardere zorgvraag (beschermd wonen) tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd.
Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020 In de Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020 staat de gewenste voorraad beschreven. Hierin staat aangegeven dat toevoegingen op het gebied van wonen en zorg gewenst zijn in dit stadsdeel.
In het Willemskwartier en de Hazenkamp is een tekort aan zowel zorgwoningen als beschermd wonen. Ook is er gezien de verandering van het scheiden van wonen en zorg nog behoefte aan woonruimte in de wijken voor andere zorgdoelgroepen die te maken krijgen met dit nieuwe beleid, waaronder psychiatrische patiënten. Het gaat niet alleen om het gebouw, maar ook om het organiseren van een integraal pakket van welzijn, diensten, ontmoeten en zorg geboden vanuit een integraal wijkteam. Inzet voor wonen en zorg: is het toevoegen van beschermde woonvormen (woonvormen waar 24-uurszorg aanwezig is), verzorgde woonvormen (waar 24-uurszorg afroepbaar is) en levensloopgeschikte woningen, zoals rolstoelwoningen en rollatorwoningen. Bij beschermd en verzorgd wonen moet gedacht worden aan (appartementen van ca. 50 m2) en aanvullend voldoende ruimte voor een gezamenlijke sociale en zorginfrastructuur in de vorm van een huiskamer (ca. 20-25 m2 per woning) en een goede en veilige buitenruimte.
Locatie Smitdraadterrein Deze locatie, centraal tussen de wijken Hazenkamp en Willemskwartier, ligt op een goede plek voor een invulling met wonen en zorg. Een deel van de zorginfrastructuur is reeds in de directe omgeving aanwezig (o.a. apotheek, dagelijkse voorzieningen). Om zorg voor beschermd/verzorgd wonen te kunnen garanderen moeten aantallen gerealiseerd worden van 36 tot 40 eenheden, afhankelijk van het zorgzwaartepakket dat de bewoners krijgen. De ideeën zoals die nu worden ontwikkeld met 4 groepen van 9 wooneenheden en algemene voorzieningen, passen hierin.
Ook past bij deze ontwikkeling de invulling van een zorgpost (van waaruit zorg en welzijn geregeld wordt) op deze locatie. Wat functies betreft moet gedacht worden aan zorgdiensten zoals: een 24-uurszorgsteunpunt, dagopvang, dagverzorging, spreekuur maatschappelijk werk etc.. Voor welzijnsdiensten denken we aan o.a. activiteitenruimte, maaltijdgebruik, en ouderenadviseur. Het spreekt voor zich dat de woningen op deze locatie levensloopgeschikt en aanpasbaar worden gebouwd (conform Woonkeur).
De invulling met wonen en zorg past binnen het woonbeleid.
Economisch beleid
Buurt- en wijkbewinkeling In de jaren '70 en '80 is binnen de Nederlandse distributie planologie een fijnmazig netwerk van detailhandelsvoorzieningen gerealiseerd. Vanuit een theoretische benadering werd het distributielandschap verdeeld in winkelcentra van verschillende niveaus, logisch gespreid over de ruimte. Op wijkniveau speelt de detailhandelstructuur een belangrijke rol voor bewoners. Op basis van een meerjarig onderzoek is beleid vastgesteld dat uitgaat van het behoud c.q. de realisatie van compacte, comfortabele en complete buurt- en wijkwinkelcentra. Uitgangspunten hierbij zijn evenwicht tussen consumenten- en ondernemersbelangen, uitgaande van de bestaande structuur en ondersteuning vanuit de overheid.
Landelijk gezien heeft de detailhandel heeft zich in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Schaalvergroting, branchevervaging en toenemende mobiliteit hebben geleid tot meer concurrentie op de markt. De supermarktoorlog heeft deze ontwikkeling nog verder versterkt. De detailhandelsvoorzieningen op buurtniveau komen hierdoor onder druk te staan. Met name de buurtwinkelcentra verliezen hun functie.
De buurt- en wijkwinkelcentra zoals de Groenestraat zijn er vooral voor het doen van de dagelijkse boodschappen. De afgelopen jaren zien we een verschuiving van de grootte van de supermarkten van gemiddeld 750 m2 winkelvloeroppervlak (wvo) naar 1.000 tot 1.500 m2 winkelvloeroppervlak (wvo). Deze groei gaat in eerste instantie ten koste van de verspreide winkels in de dagelijkse boodschappen. Hierdoor zien we een steeds verdere teruggang van de foodspeciaalzaken. Zij hebben het bijzonder moeilijk om het hoofd boven water te houden. De verwachting is dat het proces van schaalvergroting nog niet ten einde is. De verwachting is dan ook dat in de toekomst er een toenemende leegstand ontstaat in buurtwinkelcentra. Om het voortbestaan van buurtwinkelcentra te garanderen zal de supermarkt in deze centra de mogelijkheid geboden worden om te moderniseren. Daar waar de ruimtelijke randvoorwaarden dit toestaan en de beleidsmatig gewenste distributieve structuur niet wordt aangetast zal de supermarkt worden toegestaan zich uit te breiden tot een maximum van 1.500 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Het gemeentelijke beleid gaat uit van concentratie van winkels aan de zuidzijde van de Groenestraat tussen de Marterstraat en de Wezenlaan.
Buurteconomie Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in: - ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte); - behoefte aan woon-werkpanden; - economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.
In de wijken kan ook gedacht worden aan het ontwikkelen en stimuleren van bedrijfspanden voor starters, huiskamerondernemingen en woon-werkcombinaties. De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht moet worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening.
Kleinschalige kantoren Voor het plangebied spreken we voornamelijk over kleinschalige kantoren, waarvoor vanuit de economische doelstellingen ruimte moet zijn. Voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in woonwijken. Hierbij moet een afweging worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc.. Vertrekpunt is het beperkten van de overlast voor de buurt.
Huidige situatie Aan de Groenestraat bevinden zich tussen de Marterstraat en de Wezenlaan verspreid woningen en winkels, die als één winkelconcentratie wordt beschouwd. Het betreft in de omgeving van de huidige AH een natuurvoedingswinkel, een biologische slager, een fietsenwinkel, een kantoorboekhandel en een bloemenkiosk. Daarnaast bevinden zich daar nog enkele andere commerciële functies zoals een sleutelspecialist, een kapper, een apotheek en een horecagelegenheid. In het westelijk deel nabij de locatie voormalig Smitdraad terrein bevinden zich o.a. een pizza afhaalzaak, een (internationale) winkel met voedingsmiddelen en enkele andere commerciële functies.
De meest nabij gelegen winkelgebieden zijn het buurtwinkelcentrum aan de Steenbokstraat en het winkelgebied aan de Willemsweg. In de Groenestraat is één supermarkt. In de verdere omgeving bevinden zich supermarkten aan de Steenbokstraat (Coöp), de Willemsweg (Aldi) en iets verder een AH XL aan de Jacobslaan en een supermarkt aan de Molukkenstraat (Coöp).
Uit het uitgevoerde bewinkelingsonderzoek komt de Groenestraat als één van de slechtste winkelgebieden in Nijmegen naar voren. Dit heeft vooral te maken met de parkeer- en verkeerssituatie en de uitstraling van het winkelgebied.
Onderzoek Het adviesbureau BRO heeft in 2009 naar aanleiding van de verplaatsings-/ uitbreidingsvraag van de AH een onderzoek uitgevoerd naar het aantal m2 voor dagelijkse artikelen aan de Groenestraat (BRO, september 2009). In dit onderzoek is ook gekeken naar deze ontwikkeling in relatie tot de winkelcentra in de omgeving (o.a. de Steenbokstraat, de Willemsweg en de St. Jacobslaan). In dit onderzoek concludeert BRO dat een uitbreiding van 450 m2 winkelvloeroppervlak (wvo) tot 700 m2 (wvo) mogelijk is zonder dat de winkelstructuur daardoor in gevaar komt. De verplaatsing en uitbreiding van de AH en het toevoegen van twee dagwinkels past binnen de uitbreidingsruimte die BRO berekend heeft. BRO geeft overigens ook aan dat kwaliteit gaat boven de kwantitatieve distributieruimte.
Nieuwe situatie De gemeente heeft zich eerder al uitgesproken voor een versterking van de huidige winkels zodat een levensvatbare winkelstructuur ontstaat. Een goed functionerende moderne supermarkt is daarbij essentieel. Om ook in de toekomst goed te kunnen functioneren is een grotere omvang van de supermarkt nodig dan de huidige AH. Op de nabij gelegen locatie van het voormalige Smitdraadterrein wordt de AH dan ook toegestaan om een nieuwe supermarkt van circa 1.300 m2 bruto vloeroppervlak (bvo), een dagwinkel van circa 415 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) en een slijterij (Gall & Gall) van circa 125 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) te realiseren. De totale ontwikkeling betreft 1.840 m2 bruto vloeroppervlak (bvo).
Voor de overige commerciële ruimten is een brede commerciële bestemming mogelijk zoals kleinschalige kantoren, (maatschappelijke) dienstverlening en voor financiële en zakelijke dienstverlening (zoals bijvoorbeeld accountants, makelaars, adviesbureaus, reclamebureaus en uitzendbureaus). Deze invulling sluit aan bij het huidige levendige karakter van het gebied dat de gemeente graag wil behouden.
Bereikbaarheid Het te ontwikkelen terrein ligt ten zuiden van de Groenestraat en maakt onderdeel uit van de wijk Hazenkamp. De Groenestraat fungeert binnen de Nijmeegse wegenstructuur als gebiedsontsluitingsweg en vormt een verbinding tussen de Neerbosscheweg/Muntweg, Graafseweg en St Annastraat. Naast een functie voor het gemotoriseerde verkeer vervult de Groenestraat ook een belangrijke functie voor het fietsverkeer en openbaar vervoer. De wijk Hazenkamp is ingericht conform een duurzaam veilige inrichting met een 30km/uur regime en bijhorende fysieke maatregelen. De Groenestraat maakt onderdeel uit van het fietsnetwerk en is hierin een belangrijke oost-westverbinding voor de verschillende delen van de stad.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer: De ontsluiting voor het gemotoriseerde verkeer vindt voor het te ontwikkelen terrein aan de Groenestraat plaats. Bij de ontwikkeling van het terrein en de verkeersontsluiting wordt als uitgangspunt meegenomen dat de huidige en toekomstige verkeersafwikkeling van het verkeer op de Groenestraat gewaarborgd blijft.
Ontsluiting langzaam verkeer: Het plangebied is voor fietsers en voetgangers ontsloten via de twee toegangen vanaf de Groenestraat. De hoofdontsluiting aan de westzijde en een tweede toegang aan de oostzijde. De Groenestraat is voorzien van vrijliggende fietspaden. Ter verbetering van de oversteekbaarheid voor fietsers en voetgangers wordt de Groenestraat van een middengeleider voorzien op het gedeelte tussen de westelijke en oostelijke ontsluiting naar het plangebied.
Openbaar vervoer: Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Groenestraat. Deze bevinden zich direct voor het plangebied ter hoogte van de hoofdontsluiting.
Parkeren De planontwikkeling moet binnen het plangebied in haar eigen opgeroepen parkeerbehoefte voorzien. Hierin moet ook het verlies van de parkeerplaatsen op de Groenestraat, door de noodzakelijke herinrichting van de Groenestraat, worden gecompenseerd. Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone Schil/Overloopgebied.
Het plan voorziet in de realisatie van 86 zorgwoningen/woningen voor ouderen, 1300m2 supermarkt, 540m2 + 200m2 dagwinkels/dienstverlening.
Hiervoor gelden de volgende parkeernormen:
- zorgwoning 0,6pp per eenheid
- supermarkt 3,25pp per 100m2 brutovloeroppervlak
- dagwinkel/dienstverlening 3,25pp per 100m2 brutovloeroppervlak
Voor het bouwplan zijn de volgende parkeeraantallen nodig:
- 86 zorgwoningen 0,6pp/won. = 51,6pp
- 1300m2 supermarkt 3,25/100m2 = 42,25pp
- 740m2 dagwinkels/dienstverlening 3,25/100m2 = 24,05pp
- Compensatie verlies parkeerplaatsen Groenestraat = 19pp
totaal benodigd voor de planontwikkeling 137pp
Het plan voorziet in de realisatie van 138 parkeerplaatsen en voldoet hiermee aan de parkeereis.
Fietsparkeren De fietsenstallingen voor bewoners en werknemers moeten op eigen terrein en inpandig worden opgelost. Voor de bezoekersaantrekkende voorzieningen worden ter hoogte van de toegangen tot de panden voldoende rijwielstallingen gerealiseerd. Het aantal klemmen dient te voldoen aan de hiervoor geldende CROW-richtlijnen. Als richtlijn geldt 7 plaatsen per 100m2 bvo winkel.
Expeditie Het expeditieverkeer van en naar plangebied vindt gescheiden plaats van de ontsluiting van het gemotoriseerde verkeer. Dit betekent een aparte ontsluiting voor het expeditieverkeer en deze wordt aan de oostzijde op de Groenestraat aangelegd.
Verkeersveiligheid Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De Groenestraat is ingericht als 50 km/h weg. Het plangebied wordt ingericht als 30 km/h zone.
Verkeerstoename: Voor het plangebied is een verkeerskundige analyse gemaakt. Dit plan gaat om de ontwikkeling van 86 zorgeenheden (50 eenheden voor ouderen en 36 eenheden voor dementerenden), een supermarkt (Albert Heijn) van circa 1300 m2 bvo, een dagwinkel van circa 415 m2 bvo en een slijterij (Gall&Gall) van circa 125 m2 bvo. Het plan gaat uit van een oostelijke en een westelijke in-/uitrit aan de Groenestraat. De oostelijke in-/uitrit wordt beperkt gebruikt (naast een zeer beperkte parkeerfunctie een ontsluiting voor Alva Laval Aalborg en een functie voor laden en lossend verkeer ten behoeve van de supermarkt). Ook bestaande winkels op dit deel van de Groenestraat zullen voor het expediëren van deze in-/uitrit en voorziening gebruik kunnen maken. De westelijke in/uitrit zal drukker worden gebruikt omdat deze een ontsluitingsfunctie vervult voor de parkeervoorzieningen van de winkels en woningen. Het plan van de Groenestraat is zo optimaal mogelijk afgestemd op één drukkere in-/uitrit in relatie tot de aspecten verkeersveiligheid en doorstroming. In het midden van de Groenestraat wordt een 'middenstrook' gecreëerd waarop linksafslaande motorvoertuigen naar het plangebied zich kunnen opstellen. Door deze strook wordt achteropkomend verkeer niet meer gehinderd door een stilstaand, linksafslaand, motorvoertuig. Dit is positief voor de doorstroming van verkeer op de Groenestraat. De middenstrook biedt aanvullend ook overstekende voetgangers en fietsers bescherming en een 'eigen plek' (betere oversteekbaarheid/verkeersveiligheid).
Verkeersgegevens De basisverkeersgegevens van de Groenestraat zijn zowel voor de huidige situaties als voor de toekomstige situatie bekend (uit telgegevens en uit het gemeentelijke verkeersmodel). Ook de aanvullende hoeveelheid verkeer die ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling zal gaan rijden is voor de diverse functies in de planvorming goed in te schatten.
Verkeersafwikkeling Er zijn dynamische simulaties gemaakt van de verkeerssituatie. Deze simulaties laten geen structurele hinder zien door de nieuwe planontwikkelingen. De toekomstige verkeerssituatie is vergelijkbaar met de huidige situatie. Als gevolg van de planontwikkeling is er een beperkte toename van het verkeer (ten opzichte van het overige verkeer). Met het aanleggen van de middenberm en verbetering van de verkeerslichten kruising Groenestraat – Muntweg – Wezenlaan ontstaat een verkeersveilige situatie met voldoende doorstroming. Er kan niet voorkomen worden dat er voor het uitrijdende verkeer op de westelijke in/-uitrit (op met name de piekperiode op zaterdagen en of tijdens de gangbare avondspits op werkdagen) enige, bij piekperiode passende, vertraging/wachtrijvorming zal ontstaan.
Algemeen
De bestemmingsplanwijziging betreft een wijziging van de gebruiksmogelijkheden op een binnenterrein gelegen aan de Groenestraat, vroeger grotendeels in gebruik door de draadfabriek Smitdraad.
Het voormalig bedrijfsterrein waarop relatief zware en in wezen niet meer passend geachte bedrijvigheid binnen ook voor wonen gebruikte stadswijken, werd uitgevoerd, wordt nu bestemd voor een detailhandelsfunctie en zorgwonen met een verzorgingvoorziening. Opgemerkt wordt hierover dat dit een duidelijk meer passende inrichting is, ondanks de nog steeds voor een deel op dit terrein uitgevoerde industriële activiteiten, dan het voorgaande gebruik. Vanuit algemene milieuoptiek is de invulling met detailhandel en zorgwonen als een aanmerkelijke verbetering aan te merken en mede daarom vanuit algemene milieuoptiek acceptabel.
Bedrijvigheid
Hinder vanuit de omgeving naar het plan toe
De bedrijvigheid welke zich langs de Wezenlaan, Groenestraat, Dobbelmannweg en Sint Hubertusstraat bevindt, beïnvloedt de planvorming, op twee uitzonderingen na, niet.
Met betrekking tot de bedrijvigheid waarvan de hindercirkels aan het plangebied raken, maar deze niet in wezenlijke mate beïnvloeden, Hobbycentrum Nijmegen aan de St. Hubertusstraat 50 en Talis Woondiensten aan de Wezenlaan 71, kan opgemerkt worden dat deze bedrijvigheid valt onder de noemer functiemenging als opgenomen in Tabel 4 “Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging” van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009.
Smit Transformatoren
Het plangebied ligt voorts binnen de hindercirkel van het bedrijf Smit Transformatoren B.V. gelegen op het adres Groenestraat 336. Deze inrichting betreft een transformatorenfabriek. Ingevolge de brochure Bedrijven en Milieuzonering kan dit bedrijf het best worden ingedeeld in hindercategorie 4.1 (SBI code 271,331, SBI -2008), en is in beginsel sprake van een hindercirkel van 200 meter. De bepalende milieucomponent is in dit geval lucht ("geur").
De afstand tussen de perceelsgrens van Smit Transformatoren BV en de geplande woningbouw bedraagt in dit geval minstens 100 meter.
Aangezien het plangebied ten zuidoosten van het bedrijf ligt en daarmee dus buiten de meest voorkomende windrichting zuidwest, vormt de afwijking van de indicatieve afstand tussen dit bedrijf en de beoogde woningbouw voor de millieucomponent geur geen beletsel.
De overige componenten, stof, geluid en gevaar raken niet aan het plangebied.
Wij achten vanuit ruimtelijke en milieuoptiek de te creëren situatie dan ook acceptabel.
Alva Laval Aalborg
Dit bedrijf bevindt zich ten zuid/oosten van het plangebied aan de Sint Hubertusstraat 10. Ingevolge de brochure Bedrijven en Milieuzonering kan dit bedrijf het best worden ingedeeld in hindercategorie 4.1 (SBI code 27,28,33, SBI -2008), en is in beginsel sprake van een hindercirkel van 200 meter. De bepalende milieucomponent is in dit geval "geluid". De afstand tussen de perceelsgrens van dit bedrijf en de geplande woningbouw bedraagt in dit geval circa 17 meter. Hiernavolgend wordt gemotiveerd waarom kan worden afgeweken van de indicatieve afstand van 200 meter.
Uit het geactualiseerde akoestisch onderzoek Groenestraat 265 te Nijmegen, Kenmerk R002-1216011HDI-pws-V03 van 14 oktober 2013 blijkt dat vanuit de naaste omgeving van de planontwikkeling kan de grootste hinder kan ontstaan vanuit het bedrijf Alva Laval Aalborg, St. Hubertusstraat 10, naar de in het plangebied zuidelijkst gelegen rij (nieuwbouw)zorgwoningen toe. Hier betreft het in het bijzonder de beproevingsinstallatie voor inertgasgeneratoren en het rijden en manoeuvreren met zware vrachtwagens ter bevoorrading van deze inrichting.
De beproevingsinstallatie geeft een overschrijding van de richtwaarden van 3 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LA,eq) en 6 dB(A) voor de piekgeluiden (LA,max) in de dagperiode. Hiervoor is een verhoudingsgewijs simpele oplossing aan te wijzen ter afdoende demping van deze beproevingsinstallatie. Deze situatie hoeft gezien de mogelijk te nemen maatregelen en de te verwachten gevelisolering dan ook niet als een beperking van het leefmilieu te worden aangemerkt. Met het bedrijf zal in overleg worden getreden om deze oplossing te effectueren.
De vrachtwagenbewegingen ten gevolge van deze inrichting worden als directe hinder aangemerkt, daar zij op het bedrijfsterrein zelf worden veroorzaakt.
Uit het geactualiseerde akoestisch onderzoek Groenestraat 265 te Nijmegen, Kenmerk R002-1216011HDI-pws-V03 van 14 oktober 2013 blijkt dat hier een overschrijding van de piekwaarden van maximaal 8 dB(A) optreedt.
Hoewel het hier laden en lossen betreft, wat in het Activiteitenbesluit wordt uitgezonderd van beoordeling omdat dit in mindere mate hinderlijk zou zijn voor omwonenden (vanuit de regelgeving dus geen bezwaar), moet hier bij de planontwikkeling wel rekening mee worden gehouden.
Het bovenstaande in overweging genomen zal, indien de woningen gerealiseerd worden/zijn en de bedrijfssituatie nog vergelijkbaar is met de huidige situatie, de nodige aandacht aan deze overlast ten opzichte van de zorgwoningen worden besteed.
Hinder vanuit het plan naar de omgeving toe, en interne beïnvloeding
Het plan valt in feite in een tweetal onderdelen uiteen, Gemengde doeleinden (GD-1, GD-2 en GD-3) en Detailhandel (DH). Een groot deel van de gemengde doeleinden gaat gebruikt worden voor het realiseren van zorgwoningen (GD-1). Duidelijk zal zijn dat hiervan naar de naaste omgeving geen hinderlijke invloeden zijn te verwachten. Ook van de tot Gemengde doeleinden (GD) bestemde invulling zal nauwelijks invloed naar de omgeving te verwachten zijn, gezien het beoogde gebruik voor (medische) wijkondersteuning. Een dergelijke voorziening zal naar verwachting vallen onder het Activiteitenbesluit, en dient te voldoen aan de voorschriften van dit besluit, wat onacceptabele hinder uitsluit.
Met betrekking tot het op te richten detailhandelsgebouw, grotendeels als supermarkt in te richten, zal met betrekking tot de directe hinder geen onaanvaardbare overlast naar de omgeving, inclusief de in het plan zelf gelegen zorgwoningen, te verwachten zijn. Een dergelijke voorziening valt onder categorie B van de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering editie 2009, “Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden”.
Met betrekking tot de omliggende gevoelige panden voldoet de invulling.
Indirecte hinder
Met betrekking tot de indirecte hinder veroorzaakt door het plan dient van te voren te worden opgemerkt dat deze, voor zover veroorzaakt vanuit het plan, uiteenvalt in twee onderdelen:
a. hinder veroorzaakt tengevolge van de zorgwoningen
b. hinder vanuit de Detailhandelslokatie en Alva Laval Aalborg
Met betrekking tot het gestelde onder a. wordt hier aangegeven dat wij dat als normale hinder ten opzichte van gevoelige bestemmingen onderling beschouwen. Een zekere hinder zal dan ook altijd optreden en kan geacht normaal en acceptabel te zijn. Hier hoeft dan ook slechts in uitzonderlijke situaties aandacht aan te worden besteed. Daar is bij het plan Nijmegen Midden – 13 echter geen sprake van, mede gezien de bovenstaand aangehaalde akoestische rapportage. De binnenniveaus van 35 dB(A) etmaalwaarde zullen worden gehaald, en daardoor is een acceptabel leefmilieu gewaarborgd.
Met betrekking tot het gestelde onder b. kan opgemerkt worden dat de detailhandelsactiviteiten binnen de plangrenzen evenals Alva Laval Aalborg onder het Activiteitenbesluit (zullen) vallen.
Dit besluit houdt echter bewust (vanuit de wetgever) geen rekening met indirecte hinder. Dit dient voor zover mogelijk binnen de bestemmingsplanprocedures te worden geregeld teneinde tot een behoorlijk leefmilieu te komen.
Echter zijn dan de lijnen waarbinnen een en ander geregeld dienen te worden wat minder strak gereguleerd.
Uit de akoestische rapportage blijkt dat vooral de aan- en afvoer van de detailhandelsvoorzieningen en van Alva Laval Aalborg (dieplader en vrachtwagens) maatgevend zijn. Zij kunnen echter wel aan de te stellen normen voor indirecte hinder voldoen en hoeven daarom niet als problematisch te worden aangemerkt.
Conclusie
Het plan kan rekening houdend met de bovenstaande aanbevelingen, als acceptabel worden aangemerkt.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
In opdracht van Plegt-Vos Infra en Milieu BV is in december 1998 en mei-juni 2002 een nader bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Groenestraat 263-269 te Nijmegen. De onderzoekslocatie betrof een bedrijfsterrein, waar in het verleden een koperdraadfabriek gevestigd is geweest.
Aanleiding voor het onderzoek waren de resultaten van het nader bodemonderzoek uitgevoerd door Haskoning in 1988 en de voorgenomen sanering, ontwikkeling en transactie van de locatie. Op basis van de onderzoeksresultaten werden de volgende conclusies getrokken:
Verontreiniging van de grond Op de locatie is sprake van sterke verontreiniging met koper, minerale olie en PAK in de grond. De verhoogde koper- en minerale oliegehalten zijn met name te relateren aan de diverse bedrijfsactiviteiten (koperdraadfabriek en opslag en morsen van olie). De verhoogde PAK-gehalten zijn meestal te relateren aan het voorkomen van kolengruis in de bovengrond. De totale omvang van de met koper (en deels met minerale olie) verontreinigde grond binnen de perceelsgrenzen bedraagt naar schatting 7300 m3 verontreinigd boven de achtergrondwaarde, waarvan naar schatting 3200 m3 verontreinigd is boven interventiewaarde. Derhalve is er, op grond van de Wet bodembescherming sprake, van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Verontreiniging van het grondwater In samenhang met de aanwezige grondverontreiniging is een grondwaterverontreiniging met koper aangetoond in concentraties tot boven de betreffende I-waarden. De verontreinigingssituatie van het grondwater met concentraties koper, zink, BTEX, PER en 1,1,1-trichloorethaan in concentraties boven de S- en I-waarden is weergegeven in tekening 4. De grondwaterverontreinigingen zijn zowel horizontaal als verticaal niet afgeperkt. Het grondwater bevindt zich op een diepte van circa 16 m-mv. De regionale grondwaterstroming is noordwestelijk gericht. De verontreiniging rond grondwaterniveau is mogelijk verspreid naar het diepere grondwater. Gezien de diepte van de het grondwater is er geen contact met de verontreiniging te verwachten. De locatie ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
Conclusie De locatie is sterk verontreinigd met koper, minerale olie en PAK aanwezig, maar de initiatiefnemer heeft rekening gehouden met de te maken saneringskosten. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Het plangebied ligt binnen de zone van een aantal, op grond van de Wet geluidhinder, gezoneerde wegen. Hiervan is de Groenestraat voor dit plan de belangrijkste weg.
In dit plan wordt de realisatie mogelijk gemaakt van (o.a.) woongebouwen (met zorg). Een woongebouw is een geluidgevoelig gebouw in de zin van de Wet geluidhinder; daarom is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai voor dit bestemmingsplan uitgevoerd.
Uit dit onderzoek is gebleken dat bij een aantal nieuw te bouwen woningen op de noordelijke kop van de geplande (zorg-)woningen de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai vanwege de Groenestraat zal worden overschreden. Er zijn geen maatregelen mogelijk om deze overschrijding te voorkomen. Een Hogere Waarde besluit voor dit bestemmingsplan is daarom nodig. Op grond van de Nijmeegse “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” zullen in dit besluit voorwaarden worden gesteld aan de te realiseren woonbebouwing zoals een geluidsluwe gevel voor een woning en een goede woningindeling (slaapkamer aan de geluidsluwe gevel). Doel daarvan is het creëren van een zo goed mogelijk akoestisch klimaat in en om de betreffende woningen.
In verband met de aanpassingen aan de Groenestraat zal nog een apart akoestisch onderzoek naar de gevolgen van die aanpassingen voor de langs die weg gelegen bestaande woningen worden uitgevoerd. Dat onderzoek staat los van de bestemmingsplanprocedure en komt aan de orde bij de uitwerking van de aanpassingen van de Groenestraat.
Bestaande situatie
De luchtkwaliteit in de noordelijke rand van het gebied wordt met name zwaar belast door verkeersuitstoot van de Groenestraat. Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig.
Uit recente berekeningen van de gemeente Nijmegen blijkt dat langs de bovengenoemde Groenestraat overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2011 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De meeste overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.
Toetsing aan regelgeving
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitsonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 |
40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 |
40 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 |
1 juni 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
- De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
Aanvullend aan de actieprogramma's van Rijk, Provincie en Regio heeft Nijmegen een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in doorstromingsmaatregelen voor het wegverkeer; schonere bussen; stimulering transitie naar schonere brandstoffen; stadsdistributie voor het Centrum en privilegebeleid voor toegang naar het Centrum. In een bestemmingsplanprocedure zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het plan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden.
Voor het onderhavige plan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (“Onderzoek luchtkwaliteit ontwikkeling Groenestraat te Nijmegen, Bestemmingsplan Nijmegen Midden -13”; kenmerk PVV006/Kmc/; Goudappel-Coffeng; 17 september 2013). Uit dit onderzoek blijkt dat: In geen geval is sprake van normoverschrijdingen voor stikstofdioxide en fijn stof. De luchtkwaliteit vormt dus geen probleem voor de realisatie van de plannen. Daarnaast is de berekende toename niet groter dan 1,2 ug/m3 en daarmee niet in betekenende mate. Daarmee wordt voor dit aspect voldaan aan de luchtregelgeving.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
Gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve niet in de eerste lijnsbebouwing langs drukke wegen (i.c. Groenestraat) geplaatst te worden.
Aanbevelingen
De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging in dit gebied onder de dan geldende wettelijke normen zal blijven. Desondanks blijft het een locatie met relatief hoge concentraties luchtverontreining. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door:
- Nieuwe bedrijvigheid aan laten sluiten bij lopende ontwikkelingen zoals stadsdistributie in het stadscentrum danwel aan- en afvoer door middel van schone voertuigen (zoals bijv. op electriciteit, aardgas/groen gas en/of EUROVI-diesel).
- In de eerstelijns-bebouwing langs de bovengenoemde Groenestraat dienen geen school, kinderdagverblijf, zorginstellingen of zorgwoningen als nieuwe bestemming geplaatst te worden. Dit dient ter bescherming van extra gevoelige groepen.
- Verminderen behoefte verplaatsing: zorgen voor befietsbare en beloopbare afstanden. Het effect is minder en kortere vervoersbewegingen.
- Verbetering en schoner worden van het openbaar vervoer.
- Zorgen voor goede doorstroming van af- en aanrijdend verkeer ten behoeve van deze locatie; zodanig dat het plan niet zorgt voor verslechterde doorstroming op de Groenestraat en aanvoerende wegen en daarmee zorgt voor verhoging van concentraties aan luchtverontreiniging.
Algemeen
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
1. Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden en richtwaarden als toetsingswaarden aangegeven;
2. Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt verantwoord aan, onder meer, de hand van oriënterende waarden.
Ad a)
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's, zoals hierboven aangegeven. Een inrichting waarop het besluit van toepassing zou zijn is binnen het plangebied niet aanwezig. Buiten het plangebied is één inrichting aanwezig waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.
Ad b)
Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen geeft voor wegen, vaarwegen en buisleidingen de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 een indicatie met betrekking tot de diverse veiligheidsrisico's.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het “Besluit transport externe veiligheid” zal naar verwachting begin 2014 van kracht worden. Op dit transport van gevaarlijke stoffen is thans nog de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) van toepassing. Deze geeft in de laatste versie al de vervoersplafonds aan zoals die in het toekomstig Basisnet vervoer zullen worden opgenomen.
Inrichtingen
In de naaste omgeving van het plangebied ligt geen Bevi inrichting. Echter ligt het plangebied op ongeveer 2950 meter afstand van het bedrijf TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Algemeen
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vervoersassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan: Op een grotere afstand gaat het echter om:
a. De spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch
b. Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/Weg door
Jonkerbosch/Grootstalselaan
Er zijn geen hogedrukaardgasleidingen in en in de naaste omgeving van het plangebied aanwezig.
Toetsing plaatsgebonden risico (PR):
Voor alle bovengenoemde risicobronnen geldt, voor zover er al een 10-6 plaatsgebonden risicocontour aanwezig is, dat deze risicocontour op ruime afstand van het plangebied blijft. Hieronder wordt dan ook verder op het Plaatsgebonden Risico niet verder ingegaan.
Verantwoording groepsrisico (GR):
De onderstaande verantwoordingen groepsrisico dienen gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 en de daarin gemaakte keuzes.
TWO Chemical Logistics B.V. en de Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch
Inleiding
Het plangebied met de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich 2950 meter afstand van TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, aan de Vlotkampweg 67 en op 300 meter van de Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch, en daarmee op grote afstand van deze risicobronnen. Op deze afstanden is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.
Het plangebied ligt buiten de onderscheiden afwegingsgebieden (10-8 en het blève aandachtsgebied) zone 2, respectievelijk 850 meter en 200 meter van deze risicobronnen, maar binnen de invloedsgebieden, 4250 meter en 1500 meter (zone 3).
Dit plan veroorzaakt een (geringe) verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. Gezien de afstanden tot de risicobronnen zal deze invloed niet relevant zijn.
Aangezien het plan wel zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.
Onderstaand is de afweging met betrekking tot het groepsrisico van TWO Chemical Logistics B.V. en de spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch opgenomen.
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobronnen. Op deze afstand is voor beide bronnen het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobronnen zal een toename van personendichtheden in het plangebied niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de onderscheiden risicobronnen geen onderwerp van discussie. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen inhoudelijke invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen binnen het plangebied zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.
Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Conclusie
Door de planvorming zal een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de beide risicobronnen. Externe veiligheid is, rekening houdend met de afstand van 25450 meter cq 300 meter tot de onderscheiden risicobronnen, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/
Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan
Op ten minste 1225 meter van het plangebied ligt de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Graafseweg/Neerbosscheweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Uit de diverse onderzoeken die naar de gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen zijn gedaan, blijkt dat binnen de afwegingsgebieden (tot 1500 meter van de onderscheiden wegen) de oriënterende waarden groepsrisico nergens worden overschreden.
Het plan ligt buiten de het aandachtsgebied blève (zone 2) van deze route gevaarlijke
stoffen, echter binnen het invloedsgebied toxisch, zone 3 (tot 1500 meter) van deze route.
Gezien de afstand tot de route Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/ Tarweweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaanten (tenminste 1225 meter) zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn.
Omdat het plan zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient wel een
verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.
Onderstaand is de afweging met betrekking tot de groepsrisico's van de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen opgenomen.
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied toxisch, zone 3, van een gemeentelijke route waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze route en de daarmee gepaard gaande externe veiligheidsrisico's van deze route zijn relatief laag (zie de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen)
De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (categorie LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (categorie GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 200 meter.
Het groepsrisico
Het groepsrisico van de weg blijft ruimschoots onder de oriënterende waarde.
Omdat de ontwikkeling op ruime afstand van de weg ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand, het maatgevend scenario voor een dergelijke route, niet tot het plangebied. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus nauwelijks of niet toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft).
Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in het plangebied vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6).
Gezien het beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen binnen het plangebied niet realistisch.
Conclusie
Door de planvorming zal een niet-significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen. Externe veiligheid is, rekening houdend met de grote afstanden tot de onderscheiden risicobronnen, gegeven de bovenstaande afwegingen, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.
Advies veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)
Onderstaand volgt het advies van de VRGZ van 14 augustus 2013.
Op 28 juli 2013 hebben wij, door tussenkomst van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN), uw verzoek om advies ontvangen over de herziening van het bestemmingsplan Nijmegen Midden - 13 (Smit Draad-terrein).
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor Arnhem - Nijmegen - Den Bosch en het bedrijf TWO Chemical Logistics.
Gezien de afstand tussen het plangebied en de voornoemde risicobronnen kan overeenkomstig de (concept-)beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen volstaan worden met een verantwoordingsniveau 3. De (concept-)beleidsvisie voorziet hiervoor in een standaardtekst met betrekking tot de voor de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid relevante thema's bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Via deze brief informeren wij u dan dat wij in dit specifieke geval geen gebruik zullen maken van ons adviesrecht in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. Wij achten het niet opportuun om hiervoor een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen en verwijzen naar de standaardtekst in de (concept-)beleidsvisie externe veiligheid.
Reactie op het Advies veiligheidsregio Gelderland-Zuid
De VRGZ acht het met betrekking tot dit plan niet opportuun een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen. Zij verwijst hiervoor naar de Beleidsvisie Externe veiligheid Nijmegen van juni 2013. De verantwoordingen zijn dan ook in hoofdzaak opgesteld conform de standaardteksten uit de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013.
Cumulatie
Het bestemmingsplan ligt binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn Nijmegen –
's-Hertogenbosch, de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Graafseweg/Neerbosscheweg/ Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan en de Bevi inrichting TWO Chemical Logistics B.V. gelegen aan de Vlotkampweg 67.
Daarom zal er met betrekking tot het groepsrisico eveneens sprake zijn van cumulatie.
Echter betreft het vervoersstromen waarvoor onder andere zowel verschillende rekenmethodieken worden gebruikt evenals verschillende categorie indelingen van gevaarlijke stoffen, zodat de groepsrisico's niet rekenkundig (kwantitatief) kunnen worden gesommeerd. Een cumulatie zal dan ook kwalitatief dienen te worden uitgevoerd.
Met betrekking tot de onderscheiden risicobronnen kan worden gesteld dat de invloed hiervan, gezien de grote afstanden tot deze risicobronnen, voor alle risicobronnen ook rekenkundig, zo al mogelijk, niet kan leiden tot een significante verhoging van het groepsrisico. Deze verhogingen zullen daarom nauwelijks/niet zichtbaar kunnen worden gemaakt.
De conclusie uit het bovenstaande is dan ook dat cumulatie van de diverse groepsrisico's niet kan leiden tot een ook maar enigszins significante verhoging van het groepsrisico.
Conclusie
Cumulatie van groepsrisico's is, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.
Conclusie Externe Veiligheid Totaal
Externe veiligheid is geen obstakel voor de realisering van het bestemmingsplan Nijmegen Nijmegen Midden – 13 (Smitdraadterrein).
Het plan is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
1. Het plan heeft een zeer beperkt verhogende invloed op het groepsrisico, maar blijft als zodanig ruim onder de oriënterende waarde groepsrisico.
2. Het plangebied ligt weliswaar geheel binnen het invloedsgebied van drie risicobronnen, echter zijn geen van deze drie bronnen als relevant voor het plangebied aan te merken.
3. Het bestemmingsplan heeft (gedeeltelijk) betrekking op beperkt zelfredzame personen. Aangezien echter het plangebied voor alle risicobronnen in zone 3 ligt leidt dit niet tot knelpunten met betrekking tot de zelfredzaamheid van de toekomstig bewoners.
Het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het Bestemmingsplan Nijmegen Midden - 13 weliswaar (in beperkte mate) stijgt maar ruim beneden de oriënterende waarde groepsrisico blijft, nu en in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vastlegging van het bestemmingsplan Nijmegen Midden – 13.
Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat en ondanks dat zoveel als doenlijk is nabij de risicobronnen (dus niet in het plan zelf) op termijn onder meer bestrijdingsmaatregelen worden getroffen, dit echter niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat en dit bovendien niet leidt tot een risico zijnde nul (0), zal er een zogenaamd restrisico overblijven.
Dit restrisico wordt door het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.
Verantwoording
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Concept Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 en de daarin gemaakte keuzes.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw/de gebouwen goed aansluiten op de omgeving.
Zowel voor bereikbaarheid voor de hulpdiensten als voor de ontvluchting is een tweezijdige ontsluiting langs twee onafhankelijke routes van het plangebied gewenst (in dit geval zou dat een ontsluiting in het zuiden van het plangebied betekenen). Door de gemeente Nijmegen is aangegeven dat een extra ontsluiting richting de St. Hubertusweg wordt ingericht (via een constructie van recht van overpad).
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor de woningen in het plangebied minimaal 30 m3 en voor de detailhandel minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van ieder gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen.
De bluswatervoorziening zal voor dit plangebied nog nader uitgewerkt moeten worden. Indien niet aan bovenstaande uitgangspunten voldaan kan worden dan dient contact opgenomen te worden met de brandweer.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Uitgangspunt voor de brandweer is dat in beginsel ieder adres langs twee onafhankelijke routes bereikbaar is.
Door de gemeente Nijmegen is aangegeven dat een extra ontsluiting richting de St. Hubertusweg wordt ingericht (via een constructie van recht van overpad).
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
De watertoets Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Algemeen Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied wijknaam. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001)” en het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010 tot en met 2016” relevant. Er vinden wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Oppervlaktewater Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door: - Een grondwater gerelateerde locatiekeuze; geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden. - Maatregelen tijdens bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur). - Een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.
Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Riolering/ hemelwater De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Groenestraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel.
Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op eigen perceel op een verantwoorde manier te verwerken De gemeente staat conform de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer toe dat het verwerken van hemelwater op planniveau wordt opgelost. Afvalwater moet op de openbare riolering worden aangesloten, hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Alternatieve maatregelen in plaats van infiltratie zijn toegestaan en hebben mogelijk een reducerend effect op te te maken berging voor hemelwater
Hemelwater dat afstroomt in de openbare ruimte dient eveneens op duurzame wijze te worden verwerkt. Bij de duurzame omgang met hemelwater geldt binnen de gemeente Nijmegen de vastgestelde nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer'.
Vanwege de afwezigheid van mogelijkheden om dit op eigen terrein te realiseren, kan de duurzame omgang met het van het dak van de Albert Heijn afstromende hemelwater via een voorziening op openbaar terrein plaatsvinden.
Het bruto oppervlak van het plangebied bedraagt 16.480 m2. Het is onduidelijk wat het verharde oppervlak in de oorspronkelijke situatie was omdat de afgelopen jaren al gebouwen gesloopt zijn.
In totaal gaat het om 9.309 m2 verhard oppervlak waarvan de duurzame omgang met hemelwater in de openbare ruimte gerealiseerd moet worden, met de volgende verdeling:
- 2.334 m² weg en parkeerterrein voor het woonzorgcomplex
- 1.860 m² dak van de Albert Heijn
- 5.115 m² weg en parkeerterrein voor de Albert Heijn
Het hemelwater dat van de verhardingen afstroomt, wordt via kolken en bestaande riolering afgevoerd. De exacte situatie is niet bekend. De afwatering van het laad- en losgedeelte mag niet belemmerd worden ten gevolge de plannen en bijbehorende aanpassing van de riolering.
Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Voor plannen waarbij hemelwater geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.
Wetgeving
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Conclusie: Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
- Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Conclusie: dit bestemmingsplan ligt niet in en op voldoende afstand van gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen. Deze wet is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Flora en faunawet
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Conclusie:
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd Flora- en Faunawet quickscan 11 maart 2013 (13-094/13.01067/GerHo)). Uit dat onderzoek blijkt het volgende:
De herontwikkeling van het plangebied heeft niet tot gevolg dat verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden. Uitgangspunt hierbij is dat:
De maatregelen ter voorkoming van overtreding van verbodsbepalingen zijn opgenomen in de Flora- en Faunawet quickscan 11 maart 2013 (13-094/13.01067/GerHo) uitgevoerd door Bureau Waardenburg. Deze maatregelen zijn voor de huismus, algemene broedvogels en de steenmarter.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.
Conclusie:
Dit bestemmingsplan ligt niet in en op voldoende afstand van de EHS om geen effecten te verwachten.
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
- inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
- een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
- vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
- de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Hazenkamp In Hazenkamp bestaat het groen vooral uit laanbeplanting. Kleinere groenplekken liggen verspreid over de wijk en ook de begraafplaats achter de kerk aan de Groenestraat draagt bij aan de groene kwaliteit van de wijk. Het aandeel openbaar groen in Hazenkamp is beperkt. Slechts 5% van het totale oppervlak bestaat uit openbaar groen, waarvan het overgrote deel geconcentreerd aanwezig is in de vorm van maaigazon en heesterbeplanting. Op initiatief van een aantal bewoners is een deel van het gebied achter de winkels aan de Groenestraat ingericht als groengebied en speelplek, 't Veldje genaamd. Het beheer van deze kleine groene oase wordt verzorgd door de bewoners uit de buurt.
Hazenkamp heeft veel volgroeide straatbomen, die de wijk samen met de vele voor- en achtertuinen een groen karakter geven. De ligging tegen het Goffertpark helpt dit groene karakter te verstevigen.
Het weinige groen in deze wijken dient gekoesterd te worden. Dan gaat het bijvoorbeeld om de laanbeplanting langs de hoofdwegen maar ook om het verspreid liggende wijkgroen. Vooral de bomen langs radiale wegen (Groenestraat, Hazenkampseweg, Vossenlaan en Hatertseweg) vormen de dragers van de groenstructuur en vragen om een volwaardige en complete structuur.
Kansen Mogelijke herstructureringen in de wijken moeten aangegrepen worden om groen een betere plek te geven in deze wijk en het bestaande groen te versterken. Door een verbinding over of langs de begraafplaats kan de verbinding met het Goffertpark versterkt worden..
Conclusie:
Dit bestemmingsplan heeft geen effect op de hoofdgroenstructuur.
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
• Optimale inzet van middelen.
• Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
• Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
• Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. De Groenestraat en de Wezenlaan behoren tot de hoofdbomenstructuur.
Conclusie:
In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
De voorgestelde wijzigingen van het bestemmingsplan zijn nodig om herbestemming van dit voormalige bedrijventerrein mogelijk te maken. Op deze plek zijn geen cultuurhistorisch waardevolle industriële waarden aanwezig en er komen geen beschermde monumenten voor. Het terrein ligt niet binnen een van rijkswege Beschermd Stads- of Dorpsgezicht. Ook ligt het niet binnen een van gemeentewege Beschermd Stadsbeeld.
De voorgestelde bestemmingen en de groepering van de bebouwing op het terrein maken een gewijzigd gebruik van deze gronden mogelijk en geven vanuit Cultuurhistorie geen aanleiding tot nadere opmerkingen.
Inleiding Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
Plangebied Het Smit Draad terrein ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang(waarde 1). In 2007 is door onderzoeksbureau Synthegra, in opdracht van Tauw bv, een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in het plangebied een lage tot middelhoge verwachting geldt voor het aantreffen van archeologische sporen uit de Romeinse tijd. Deze conclusie gaat gepaard met het advies een archeologische begeleiding uit te voeren tijdens de sloopwerkzaamheden. Het slopen moet 'met beleid' worden uitgevoerd, waarbij de funderingsresten er verticaal worden uitgehaald om zo weinig mogelijk van het aanwezige bodemarchief te verstoren. Ook het uitgraven van de bouwput dient archeologisch begeleid worden om eventuele vondsten te kunnen documenteren en te bergen. Het uitgraven moet in verband daarmee vlaksgewijs en gecontroleerd uitgevoerd worden. Dit advies nemen wij over.
Voorwaarden Het terrein ligt in een gebied met waarde 1 op de archeologische beleidskaart. Volgens het in januari 2013 vastgestelde archeologiebeleid dient op terreinen met waarde 1
bij grote ingrepen in de bodem (>2500 m2) een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden, omdat bij dergelijke grootschalige bodemingrepen de kans aanwezig is dat er archeologische sporen worden aangetroffen. Dit vooronderzoek is in 2007 uitgevoerd (Synthegra Rapport P0502152). Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek is besloten tot archeologische begeleiding tijdens sloop en bij de ontgraving van de bouwput.
Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Minister c/q de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Voor het plan is aangesloten bij het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen, waarin de standaardvoorschriften en een standaard kaartbeeld zijn geformuleerd. Verder is voor het plan aangesloten bij de bewoordingen en opbouw van planregels conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Ten slotte voldoet het plan aan de bepalingen zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor onderhavige ontwikkeling is gekozen voor de bestemmingen: "Detailhandel", "Gemengd - 1", "Gemengd - 2", "Gemengd - 3", "Tuin" en "Verkeer".
De betreffende locatie is in eigendom van een ontwikkelaar. Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin o.a. de te vergoeden plankosten aan de gemeente zijn opgenomen. Tevens zijn er kostendekkende afspraken gemaakt over aanpassingen in het openbaar gebied ten gevolge van deze planontwikkeling. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.
Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Er moet worden aangetoond dat de ontwikkeling maatschappelijk uitvoerbaar is, dus dat er voldoende (maatschappelijk) draagvlak voor is en dat er een goede belangenafweging heeft plaatsgevonden. Deze aspecten worden beoordeeld in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van het (vaststellings)besluit. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. De ingediende zienswijzen worden meegenomen in de besluitvorming tot vaststelling van het bestemmingsplan door de Raad.
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening heeft vooroverleg over het plan met de volgende instanties plaatsgevonden:
Het plan bevat geen ruimtelijk relevante wateraspecten (zoals bijvoorbeeld watergangen, persleidingen, waterkeringen of compenserende waterberging). Daarom hoeft de watertoets niet verder doorlopen te worden. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.
De Kamer van Koophandel kan instemmen met voorliggend bestemmingsplan. Eén opmerking met betrekking tot detailhandel:
In het plangebied wordt de verplaatsing en uitbreiding van de Albert Heijn en toevoeging van een tweetal dagwinkels mogelijk gemaakt. Hierover het volgende:
De detailhandel is volop in ontwikkeling. Als gevolg van demografische ontwikkelingen (vergrijzing, ontgroening, krimp), de toename van internetverkoop en veranderd consumentengedrag zal het winkellandschap in ons land gaan veranderen. De winkelmarkt verandert van een groei- naar een verdringingsmarkt. Het toevoegen van m2 winkeloppervlak hier kan elders zorgen voor een toename van de leegstand. Als onderbouwing voor het mogelijk maken van deze detailhandelsontwikkelingen in het plangebied verwijst de gemeente naar een rapport van BRO uit 2009. Dit jaar gaat de gemeente Nijmegen de detailhandelstructuurvisie (uit 2004) actualiseren. Zoals al aangegeven is er de afgelopen tijd veel veranderd in de retailmarkt. Gelet hierop had de KvK het beter gevonden de actualisatie van de detailhandelstructuurvisie af te wachten alvorens in het plangebied m2 winkeloppervlak toe te voegen.
Reactie gemeente Het rapport van BRO uit 2009 is specifiek opgesteld voor de situatie aan de Groenestraat n.a.v. het verzoek van de AH. Het rapport is daarom nog voldoende actueel. Dit rapport ziet ruimte voor uitbreiding van detailhandel in het gebied Groenestraat. Afwachten totdat de nieuwe structuurvisie er ligt is dan ook niet nodig. We realiseren dat de retailmarkt in beweging is, maar dit geeft tot nu toe geen aanleiding om deze plannen aan te passen.