direct naar inhoud van 2.2 Rijksbeleid
Plan: Nijmegen Midden - 11 (Jan Luykenstraat-Ruusbroecstraat e.o.)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP2011-OH01

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Algemeen

Inleiding
Naar verwachting zal medio 2012, na parlementaire behandeling, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid wordt geactualiseerd en geïntegreerd. In deze structuurvisie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

• Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

• Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

• Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarbij worden scherpe keuzes gemaakt, die gevolgen hebben voor Nijmegen en de regio. De ontwerp SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports en brainport met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen, worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.

Ontwikkeling van stedelijke regio's
Nederland zal de komende decennia te maken krijgen met een toename van ruimtelijke verschillen, wat gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van de ruimtelijke structuur van het land. Deze veranderingen zijn het gevolg van processen als urbanisatie, vergrijzing, individualisering en ontgroening. Groei, stagnatie en krimp zullen naast elkaar gaan optreden, stedelijke regio's zullen verder groeien, terwijl met name perifere gebieden te maken zullen krijgen met bevolkingsdaling. Voor Arnhem-Nijmegen geldt dat er de komende periode nog sprake is van groei van de woningmarkt met bijbehorende verstedelijkingsopgaven (bedrijventerreinen, infrastructuur en overige voorzieningen).

In de ontwerp SVIR worden stedelijke regio's benoemd aan de hand van vier typeringen: Mainports (Rotterdam en Schiphol), Greenports, Brainport Zuid Oost-Nederland en Valley's. In deze stedelijke regio's concentreren zich de meeste topsectoren. Het is van belang dat de belangrijkste knooppunten van het internationale netwerk (mainports, havens en het brainport) niet alleen goed bereikbaar zijn over de weg, per spoor en via de binnenvaart, maar ook goed verbonden zijn met het (internationale) achterland. Nijmegen kan in dit kader worden gezien als achterlandknooppunt, door de centrale ligging tussen de Randstad en het Ruhrgebied in Duitsland: een economisch centrum in het buitenland.

Kenmerkend voor dit knooppunt is de brede economische structuur gebaseerd op kernkwaliteiten als een groot aanbod aan internationale vervoersmodaliteiten, de aanwezigheid van kenniscentra en een gevarieerd aanbod van woon-, werk- en landschappelijke milieus. Kennis en innovatie zijn de stuwende krachten van de economie van dit gebied. De regio Nijmegen-Arnhem-Wageningen is een stedelijke regio met topsectoren; Food Valley in en rond Wageningen (topsector agrofood), Health Valley in en rond Nijmegen (topsector life sciences) en nanotechnologie in Twente (topsector high tech systemen en materialen).

Belangrijk voor de internationale positionering van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen is de afstemming met Emmerik en Kleef en de HST-Oost. Het gebied kent verder een aantal majeure opgaven op het gebied van waterberging, stedelijke herstructurering en infrastructuur.


Duurzame verstedelijking
In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik is in de ontwerp SVIR opgenomen dat het doorlopen van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking een procesvereiste wordt bij het vaststellen van een ruimtelijk plan. Deze ladder doorloopt drie opeenvolgende stappen. Ten eerste dienen betrokken overheden te beoordelen of de geplande ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, zowel vanuit kwantitatief als kwalitatief perspectief. Als dit het geval is moet worden beoordeeld of in de vraag kan worden voorzien door locaties voor herstructurering of transformatie hiervoor te benutten. Biedt dit onvoldoende mogelijkheden, dan moet worden beoordeeld of ontwikkeling van locaties die passend multimodaal ontsloten zijn, of in die zin worden ontwikkeld, in de vraag kan voorzien.

2.2.2 AMvB Ruimte

Inleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument.

De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.

Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van gedeputeerde staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels.

Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor het in werking treden van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal vijf jaar na in werking treden van dit besluit aangepast zijn. Een uitzondering is gemaakt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit.


Bundelen van verstedelijking

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen.

De AMvB Ruimte bepaalt dat om de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte te bevorderen in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing.