Plan: | Nijmegen Midden - 8 (Tollensstraat 3) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP2008-OH01 |
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland. Het onderhavige plangebied bevindt zich niet in de EHS.
Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt “cumulatieve effecten” genoemd. Het gebied ligt niet in of nabij een natura-2000 gebied. Er worden daarom geen schadelijke effecten verwacht.
De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
Zorgplicht en Verbodsbepalingen
In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Aan de hand van een flora en fauna onderzoek “Quick scan flora en fauna Tollensstraat 3 te Nijmegen”. Uit het onderzoek komt naar voren dat er in het gebied soorten (in dit geval vogels) voorkomen die worden beschermd door de Flora en Faunawet maar dat er geen ontheffing noodzakelijk is als er binnen het broedseizoen (van 15 maart tot 15 juli) geen sloop en/of rooiwerkzaamheden plaatsvinden.
Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig.
In onderstaande figuur zijn met kleine cirkel de waardevolle bomen aangegeven. De boom met grote cirkel heeft de status van BEB (beeldbepalende boom).
Voor de waardevolle bomen geldt dat de volledige boven- en ondergrondse groeiplaats gedurende de bouwactiviteiten beschermd moet worden. Dat betekent binnen deze zone: geen graafwerkzaamheden en bodembewerking, geen transport en opslag materialen, geen ophoging van maaiveld, geen omvorming van open maaiveld naar verharding en geen (tijdelijke) verlaging of verhoging van grondwaterniveau. Bebouwing mag tot minimaal 3 meter uit de stam plaatsvinden (incl steigers).
De boom direct aan de Tollensstraat heeft de status BEB. Deze boom heeft een bijzondere status vanwege zijn omvang en mag om deze reden niet gekapt worden. Voor deze bomen geldt dat de volledige boven- en ondergrondse groeiplaats ten aller tijden beschermd moet worden. Dit houdt in dat wortels en stam beschermd moeten worden, bouwverkeer buiten de kroonprojectie moet blijven, er geen bouwmaterialen onder de kroonprojectie mogen worden geplaatst, snoeiwerk door specialisten moet worden gedaan, dat het bestaande maaiveld niet mag worden aangetast, wortels niet mogen worden beschadigd, de grondwaterstand ten alle tijden gelijk moet blijven en dat kabels en leidingen zorgvuldig moeten worden aangelegd. Bebouwing (incl steigers) mag alleen buiten de kroonprojectie plaatsvinden.
Bij de aanvrrag om omgevingsvergunning zal voor de activiteit bouwen een BEA (boom effect analyse) moeten worden ingediend waarin aangegeven staat hoe wordt omgegaan met alle waardevolle bomen en de BEB. Onderzocht moet worden hoe de bomen op een goede manier kunnen worden ingepast zonder dat de bomen schade ondervinden.
Voor het rooien van bomen op het terrein is een rooivergunning nodig en zal de ontwikkelaar als compensatie een herplantplicht dan wel storting in het gemeentelijk bomenfonds worden opgelegd.