direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Brakkenstein - 4 (Kloostertuin - voormalige drukkerij)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP16004-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.1 Aanleiding


Dit bestemmingsplan regelt de herontwikkeling van een perceel aan de Kanunnik Faberstraat 5. In het pand was vroeger een drukkerij gevestigd. Het perceel ligt achter het seniorencomplex van Talis (Kanunnik Faberstraat 3 t/m 3R). Dat complex valt buiten dit plan. Datzelfde geldt voor de naastgelegen witte 'barak' (Kanunnik Faberstraat 5). Op de onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied van dit bestemmingsplan bij benadering aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (ingetekend) en projectgebied (groen omlijnd)

De planlocatie ligt binnen de het projectgebied Kloostertuin Brakkenstein, waar meerdere bouwplannen zijn gerealiseerd of geprojecteerd, zie hiervoor hoofdstuk 4. Het voorliggende plan vormt een aanvulling op die bouwplannen.

1.2 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de verbeelding (plankaart), de planregels en de plantoelichting.


In hoofdstuk 2 van deze plantoelichting wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 gaat in op het ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt de herontwikkeling van het Kloostertuingebied nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat in op alle relevante milieuaspecten zoals verkeer, geluid en ecologie. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van het plan. Tot slot wordt in de hoofdstukken 7 en 8 ingegaan op respectievelijk de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de resultaten van het wettelijke vooroverleg.

Deze toelichting bevat een aantal beschrijvingen die betrekking hebben op de ontwikkeling van het gehele gebied Kloostertuin Brakkenstein. Dat gehele gebied wordt in deze toelichting het projectgebied genoemd. Het voorliggende bestemmingsplan omvat evenwel alleen het gedeelte van de voormalige drukkerij. Dat gedeelte wordt in dit plan het plangebied genoemd. Zie ook figuur 1.1.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Projectgebied en omgeving


Het projectgebied ligt aan de zuidkant van Nijmegen, tussen de Kanunnik Faberstraat, de Heyendaalseweg, de Pastoor Wichersstraat en de Kanunnik Mijllinckstraat. Het projectgebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied in verband met grondwaterwinning. De omgeving van het projectgebied is de woonwijk Brakkenstein, met daarbinnen diverse maatschappelijke functies, waaronder scholen en medische voorzieningen. Ten zuidwesten van het projectgebied ligt de atletiekbaan van Nijmegen Atletiek. Aan de Heyendaalseweg, met name ten noordoosten van het projectgebied, zijn enkele detailhandels- en horecavestigingen aanwezig.

2.2 Plangebied "voormalige drukkerij"


Het plangebied ligt centraal in het projectgebied. De grens van het plangebied sluit aan de oost- en zuidzijde aan op de plangrens van het (ontwerp-)bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein -1 (Kloostertuin - Hofgebouw). Aan de westzijde van het plangebied vormt het park de plangrens. Aan de noordzijde is ook de toegangsweg naar de Kanunnik Faberstraat opgenomen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0002.png"
Figuur 2.1 Foto van het huidige gebouw

Het bestaande drukkerijgebouw blijft gehandhaafd en wordt verbouwd. Enkele bijgebouwen zijn of worden gesloopt om plaats te maken voor de uitbreiding van het drukkerijgebouw aan de west- en zuidzijde.

2.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein is vastgesteld op 15 maart 2011 en onherroepelijk geworden op 16 november 2011.

In het vigerende bestemmingsplan is het drukkerijgebouw bestemd als Bedrijf (paars). Ten noorden van het drukkerijgebouw (complex Talis en de witte barak) geldt een bestemming Gemengd (beige). De overige omliggende gronden zijn bestemd als Groen.

De in het vigerende plan voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • bijbehorende ondergeschikte kantoren;
  • bijbehorende opslag tot een hoogte van maximaal 4 meter;
  • productiegebonden en ondergeschikte detailhandel;
  • ontsluitingswegen;
  • bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het beleid van het Rijk over ruimtelijke inrichting en mobiliteit is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het beleid is gericht op vergroting van de concurrentiekracht door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent onder meer het creëren van een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; het verbeteren van de bereikbaarheid en zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Aan deze hoofddoelen verbindt het Rijk specifieke nationale belangen.


Dit bestemmingsplan sluit met name prima aan op de doelstelling van een veilige, leefbare omgeving. De overige doelstellingen zijn niet direct relevant voor dit plan. Geen van de door het Rijk geformuleerde nationale belangen raakt dit bestemmingsplan. Een beschouwing van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is daarom niet aan de orde.


Conclusie

De conclusie is dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid inzake ruimtelijke inrichting en mobiliteit.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland


Het omgevingsbeleid van de provincie is vervat in de Omgevingsvisie Gelderland. De provincie kiest ervoor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


De realisatie van de tweede centrale doelstelling betekent onder meer: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek.


Voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen is het beleid onder meer gericht op het belang van de bestaande woningvoorraad; het voorzieningenniveau van de kernen; het voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren en het goed benutten van gebiedskwaliteiten.

De provincie wil plannen, die bijdragen aan het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, voorrang geven, waarbij onder meer geldt dat:

  • binnenstedelijke ontwikkelingen de voorkeur krijgen boven uitleglocaties;
  • leegstand aangepakt wordt via herbestemmen/reconstructie van locaties.


De provincie streeft verder naar een gezonde ontwikkeling van de kantorenmarkt waarbij vraag en aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief in evenwicht zijn. In de meeste stedelijke gebieden zijn genoeg kantorenlocaties. De kwaliteit van de bestaande voorraad sluit echter niet altijd aan bij de vraag.


Omgevingsverordening Gelderland


Met het oog op een goede doorwerking van dit beleid heeft de provincie regels vastgesteld in de vorm van een Omgevingsverordening. Bestemmingsplannen moeten in overeenstemming zijn met deze regels.


Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende regels van belang.

Artikel 2.6.2.1 Grondwaterbeschermingsgebied

  • 1. In een bestemmingsplan krijgen Grondwaterbeschermingsgebieden een bestemming die hetzelfde of een lager risico voor het grondwater met zich meebrengt dan de vigerende bestemming.
  • 2. In de toelichting bij bestemmingsplannen voor grondwaterbeschermingsgebieden wordt beschreven hoe een nieuwe bestemming zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid.


Voor de grondwaterbeschermingsgebieden geldt dus dat alleen bestemmingen worden toegestaan die geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico met zich brengen dan de vigerende bestemming (stand-still-principe) dan wel bestemmingen die een verbetering ten opzichte van de bestaande bestemming betekenen (step forward-principe). Bij de beoordeling of aan het stand still/step forward-principe wordt voldaan, wordt uitsluitend een ruimtelijke afweging gemaakt.

Door middel van dit bestemmingsplan wordt de huidige bestemming Bedrijf vervangen door een bestemming Gemengd voor de functies kantoren en maatschappelijke voorzieningen. De aard van de genoemde functies leidt tot een lager risico voor het grondwater dan de huidige bestemming. De uitbreiding van de bebouwing met een verbindingsgang heeft niet tot gevolg dat dit lagere risico weer teniet wordt gedaan, aangezien de gang slechts bedoeld is als looproute.

Daarnaast wordt een klein perceelsgedeelte dat nu bestemd is voor groenvoorziening in het plan bestemd als Tuin. De reden hiervan is dat een stukje openbaar groen in particulier bezit komt en dan is een tuinbestemming meer geëigend dan een groenbestemming. De gebruiksmogelijkheden van een groen- en een tuinbestemming verschillen niet wezenlijk van elkaar. In beide bestemmingen ligt het accent op het onbebouwd blijven van de grond en zijn de bebouwingsmogelijkheden zeer beperkt. Deze bestemmingsverandering is niet wezenlijk van invloed op het risico voor het grondwater. Daarbij wordt opgemerkt dat het beoogde, aan te leggen systeem van 'ijsverwarming' (zie paragraaf 5.3) onder meer bestaat uit een buffervat in de bodem. Het systeem is gesloten en heeft geen invloed op het grondwater.

De overige regels uit de Omgevingsverordening zijn niet op dit bestemmingsplan van toepassing. Daarbij wordt opgemerkt dat de Omgevingsverordening geen specifieke regels stelt op het gebied van kantoren of maatschappelijke voorzieningen.


Conclusie

Dit bestemmingsplan past binnen het provinciale beleid zoals neergelegd in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

Stadvisie Nijmegen

De gemeente wil meer mogelijk maken, met minder regels en meer profijt trekken van het eigen initiatief van de inwoners en partners in de stad. Met professionals en beleidsmakers in een gepaste ondersteunende rol. Waar mogelijk wordt ruimte gegeven om de stad van onderaf vernieuwen. Dit vraagt om een andere manier van gebiedsontwikkeling: organisch en vraaggericht.

De gemeente zet in op binnenstedelijke transformatie, gericht op meer ruimtelijke en sociale kwaliteit. Daarbij biedt de gemeente meer ruimte voor hergebruik en tijdelijk gebruik van leegstaande panden en braakliggende grond. Dat geldt zeker voor bijzondere gebouwen, zoals industrieel erfgoed, kerken en kloosters. Deze gebouwen verdienen een nieuwe toekomst met wonen en werken als mogelijke bestemmingen.

Het belang van deze koers wordt onderstreept doordat het in de Stadvisie als één van de tien leidende principes is benoemd: "Nijmegen wordt nog mooier door te werken aan de ruimtelijke kwaliteit op bijzondere plekken, met respect voor het eigen karakter van de wijken".

Sommigen wijken krijgen te maken met krimp en vergrijzing. Om de leefbaarheid in deze wijken op peil te houden is het aanbieden van daarop afgestemde woonvormen en toegankelijke (zorg)voorzieningen belangrijk. Maar het zou ook kunnen gaan om flexwerkplekken of open coffees waar zzp-ers en kleine ondernemers elkaar kunnen ontmoeten en kennis uitwisselen.


Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Stadvisie Nijmegen.


Economische ontwikkeling


Kantoren

Naast de grotere locaties die aangewezen zijn voor kantoren zijn er ook mogelijkheden voor kleinschalige kantoren in de wijken. De vraag naar kleine kantoren kan als volgt worden toebedeeld:

  • tot 1.000 m2 zijn kantoren toegestaan langs singels en hoofdradialen;
  • tot 1.500 m2 kan in het kader van behoud van waardevolle panden (kloosters, scholen, e.d.) een omzetting naar kantoorbestemming plaatsvinden;
  • voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in de woonwijken, waarbij de afweging wordt gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk. Gelet wordt op toename parkeerdruk, parkeren op eigen terrein en de melding in het kader van milieuwetgeving. Vertrekpunt is het beperken van overlast voor de buurt.

Conclusie kantoren

De kantoren binnen het plangebied passen binnen het bestaande beleid ten aanzien van kleine kantoren in woonwijken.


Horeca

Het horecabeleid is 31 oktober 2007 door de Raad vastgesteld. Met betrekking tot horeca is in de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum. In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor maar veel vaker als een pluspunt. Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijke verrijking van hun wijk.


Nieuwe horeca in de wijken

Nijmegen heeft een aanzienlijk aanbod aan horeca buiten het stadscentrum. De aanwezigheid van voldoende parkeermogelijkheden, sfeer, persoonlijke aandacht en veiligheid zijn factoren die hieraan hebben bijgedragen. De horeca in de Nijmeegse wijken is aanvullend op de horeca in het stadscentrum. De horeca buiten het centrum richt zich op een ander publiek (25+ publiek) dan de horeca in het centrum (jongeren, studenten, toeristen en winkelend publiek).

De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk.

Ondersteunende horeca

Naast reguliere horeca kennen we in Nijmegen ook ondersteunende horeca. Er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en daarvoor moet betalen. Het gaat dan om een zaak met een detailhandelsbestemming of de bestemming bijzondere doeleinden, waar een beperkt deel van het oppervlak gebruikt wordt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een boekenwinkel met een koffiecorner of om een museum met een restaurant. Deze ondersteunende horeca is echter aan beperkingen onderhevig:

  Ondersteunende horeca bij bestemming*:  
  food-detailhandel   non-food detailhandel   bijzondere doeleinden en recreatieve doeleinden  
oppervlakte   20m2 / max. 25% vvo   50m2 / max 25%   max. 10% (bijzondere doeleinden)
max. 12% (sporthallen)
sportveld** 150 m2 plus per extra veld, 75m2, met max. van 375 m2.  
per bouwblok   max. 1 bedrijf   max. 1 bedrijf   nvt  
per straatzijde   max. 1 bedrijf   nvt   nvt  


Voor de binnenstad zijn inmiddels de beperkingen voor ondersteunende horeca enigszins verruimd. Op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan worden de beleidslijnen voor de rest van de stad nog aangepast.

Conclusie horeca

De specifiek geregelde horeca in het voormalige drukkerijgebouw, bestaande uit een restaurant zonder bezorg- of afhaalservice alsmede uit een 'refter' (eetzaal behorende bij een klooster, school of bedrijf met bijbehorende voorzieningen) past binnen het huidige horecabeleid.

Groenplan "De groene draad"


Concreet beschrijft het Groenplan de volgende doelen:

  • inzicht geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument vormen voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de Groene ambities benoemen voor de komende jaren, vertaald in een uitvoeringsprogramma.


Karakteristiek van het groen in Brakkenstein

De wijk wordt door de bewoners ervaren als zeer groen. Dit kenmerk heeft de wijk vooral te danken aan de groene omgeving. Landgoed de Driehuizen ligt aan de oostrand van de wijk. Bosgebied Heumensoord strekt zich uit ten zuiden van de wijk. De campus van Heyendaal en het Park Brakkenstein vormen het groene decor aan de noordzijde. De twee kleine bosgebiedjes binnen de wijk (in de tuin van het voormalige klooster en het Bosje van Vroom) bepalen samen met de laanbeplanting het karakter van het groen dat als bosrijk ervaren wordt. De grote particuliere tuinen aan de westzijde dragen zeker ook bij aan dit karakter. De komende periode zijn er diverse ontwikkelingen (onder meer Kalorama, Kerk en Klooster, de atletiekbaan, bebouwing in het Bosje van Vroom) in Brakkenstein die het beeld voor de toekomst sterk zullen veranderen.


Kansen

De continuïteit van de open groene ruimte dient als uitgangspunt voor de wijk Brakkenstein. De nieuwe ontwikkelingen moeten worden aangegrepen om de karakteristieken van het groen in Brakkenstein te versterken. Zo dienen onderbrekingen in de laanbeplanting te worden hersteld en het groen integraal deel uit te laten maken van nieuwe ontwikkelingen. Het behoud van het historische groene karakter van Brakkenstein moet hierbij uitgangspunt zijn. De stedelijke ontwikkelingen op het terrein van de kerk en het klooster biedt de mogelijkheid om de oude tuin aan het openbaar groen toe te voegen. De monumentale bomenrijen die zo karakteristiek zijn voor de tuin, zijn als uitgangspunt voor de ontwikkelingen opgenomen.

Bij de ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein is rekening gehouden met de waarde van de Kloostertuin. De ontwikkeling van het Hofgebouw staat de ontwikkeling van de Kloostertuin niet in de weg. In het bestemmingsplan voor het de overige ontwikkelingen van Kloostertuin Brakkenstein zal een duidelijk overzicht gegeven worden van de groene ontwikkelingen.

Handboek Stadsbomen

Om er voor te kunnen blijven zorgen dat bomen deel uitmaken van de inrichting van de openbare ruimte, is het noodzakelijk dat er duidelijke regels zijn die aangeven hoe Nijmegen zorg draagt voor een duurzame instandhouding van het stedelijk bomenbestand. De komende jaren gaat een groot deel van het bomenbestand van Nijmegen het eindstadium bereiken. Een beperkt deel daarvan zal zich verder kunnen ontwikkelen tot een monumentaal exemplaar. Maar er zullen veel bomen moeten worden vervangen omdat deze aan het einde van hun levensduur zijn.

Het boombeleid van Nijmegen is te omschrijven als "kwaliteitsgestuurd beheer". Dit houdt in dat de gemeente streeft naar een betere kwaliteit en vitaliteit van bomen. Kort gezegd komt dit beleid hierop neer: liever tien goed ontwikkelde bomen die zorgdragen voor de afvang van fijnstof, de vastlegging van CO2 en verfraaiing van de stad, dan twintig bomen die door onvoldoende beheerbudget een kwijnend bestaan lijden.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen.

Voor dit plan moet gekeken worden naar inpassing en bescherming van waardevolle bomen alsmede naar aanplant van (geschikte) nieuwe bomen op de juiste plaats. De aangrenzende wegen behoren tot de secundaire hoofdbomenstructuur dan wel bomenstructuur op wijkniveau. Deze structuren worden door het plan niet beïnvloed. Het plangebied zelf is aangewezen als "Vlakgroen - wijkniveau".afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0004.png"
Figuur 3.1 Uitsnede kaart Handboek Stadsbomen

Aangezien voor dit plan geen bomen behoeven te worden gekapt, wordt het beleid uit het Handboek Stadsbomen niet door het plan beïnvloed.

Hoofdstuk 4 Woningbouw Kloostertuin Brakkenstein

4.1 Hoofdopzet

Dit hoofdstuk beschrijft het integrale plan voor ontwikkeling van het projectgebied Kloostertuin Brakkenstein (delen A t/m G op afbeelding 4.1). De oppervlakte van het projectgebied bedraagt circa 30.000 m2. Het totale bebouwingsoppervlak bedraagt ruim 8.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0005.png"

Figuur 4.1 Stedenbouwkundige kaart

Mede door de economische crisis is het programma voor de gehele ontwikkeling Kloostertuin Brakkenstein uit 2008 (voor de onderdelen A t/m F) niet meer geheel actueel. Waar nodig worden hiervoor nieuwe planologische procedures gevolgd. Het onderhavige plan voor onderdeel G betreft een ontwikkeling, aanvullend op het plan uit 2008.

In figuur 4.1 is de stedenbouwkundige plankaart weergegeven. Hierop is aangegeven welke locaties binnen het projectgebied worden onderscheiden:

  • A. Hofgebouw;
  • B. Klooster en kerk;
  • C. Parkgebouw;
  • D. Erfwoningen;
  • E. Inrichtingsplan Kloostertuin;
  • F. Begraafplaats;
  • G. Voormalige drukkerij.

Niet alle locaties worden herontwikkeld, sommige functies - zoals de begraafplaats - worden gehandhaafd. Bij de herontwikkeling van functies wordt op dit punt uiteraard veel zorg besteed aan een goede inpassing.

Ontwikkeling locatie G

Met dit bestemmingsplan wordt het voormalige drukkerijgebouw herbestemd voor maatschappelijke voorzieningen en kantoorruimten. De bewoners van het aangrenzende Hofgebouw kunnen de ruimtes gebruiken voor maatschappelijke activiteiten. Daarbij wordt ook horeca mogelijk gemaakt, echter alleen in een specifiek geregelde vorm.

4.2 Motivering

4.2.1 planologische motivering

De ontwikkeling van het projectgebied is onderdeel van de ontwikkeling van een groene oostwest-as die door Brakkenstein loopt. Kerk en klooster vormen het centrale punt in deze ontwikkelingsas.

Ten oosten van de Heyendaalseweg is ruimte voor onderwijs, zorg en welzijn, ten westen van de Heyendaalseweg liggen kansen voor een nieuwe kerk met klooster (reeds gerealiseerd), een openbaar groengebied, woningbouw en de realisatie van buurt-/zorgvoorzieningen en zorgwoningen. Op het snijvlak van de Heyendaalseweg met de oostwest-as kan een centrale pleinruimte ontstaan.

De functies kerk/klooster, woningbouw, buurt- en zorgvoorzieningen en zorgwoningen alsmede het groen moeten een logische plek krijgen binnen het terrein. De aspecten stedenbouwkundige structuur, ecologische waarde en cultuurhistorische waarde spelen hierbij een belangrijke rol. Vanuit die optiek wordt de volgende zonering voorgesteld, zie figuur 4.1:

A/B   Kerk en klooster met toevoeging van woningbouw, zorgvoorzieningen en zorgwoningen op de plek waar voorheen ook bebouwing aanwezig was, waarbij de kerk aan de Heyendaalseweg in een kleinere vorm is teruggebouwd. Bebouwing in de vorm van een besloten bouwblok, die de herinnering aan het historische kloostercomplex beleefbaar maakt.  
C   Parkgebouw: tegenover en voorbij de drukkerij toevoegen van een compact woningbouwblok in het groen.  
D   Erfwoningen.  
E   Groene parkzone met behoud lindelanen.  
F   Begraafplaats.  
G   Uitbreiding en functiewijziging (van voormalige drukkerij) naar kantoren en maatschappelijke voorzieningen.  
4.2.2 Stedenbouwkundige motivering


Projectgebied (gedeelte A-B)

In grote lijnen wordt voor het projectgebied gestreefd naar het volgende beeld. De nieuwe kerk (B) is inmiddels 'vooruitgeschoven' aan de Heyendaalseweg gesitueerd. Achter de kerk ligt het klooster met een binnentuin. De kerk is zodoende goed beleefbaar vanaf de Heyendaalseweg.

Vanaf de Heyendaalseweg wordt het U-vormige appartementencomplex (A) zodanig gesitueerd dat langs de Heyendaalseweg een korte bebouwingswand aanwezig is en dat samen met kerk en klooster een omsloten plein ontstaat, een referentie naar de oude kloostertuin. Dit plein is bereikbaar vanaf de Heyendaalseweg, maar ook via de Pastoor Wichersstraat. Ter plaatse van het hofplein is het plan semi-openbaar (beheer VVE).

Samen met de tegenoverliggende bebouwing vormen de nieuwe kerk en de nieuwe appartementen stedenbouwkundig een mooi ensemble. Via een onderdoorgang is het groene park vanaf de Heyendaalseweg zichtbaar en beleefbaar. De bouwhoogte loopt op van 4 bouwlagen nabij de Heyendaalseweg tot 6 bouwlagen verder het terrein op. Het parkeren vindt plaats in een ondergrondse stallingsgarage, welke wordt ontsloten vanaf de Kanunnik Faberstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0006.png"

Figuur 4.2 De bomenrij met de groene lijn erdoor betreft de bestaande lindelanen

Projectgebied (gedeelte C-D)

Centraal in het projectgebied is een openbaar park voorzien. De lindelanen en andere belangrijke bomen of boomgroepen blijven op die plek gehandhaafd (zie figuur 4.2). Bij de bouw van nieuwe gebouwen, zoals de uitbreiding van de voormalige drukkerij (G) wordt te allen tijde rekening gehouden met de minimale afstand van 5 meter van een gebouw tot de kruin van de boom. Het park is vanuit drie locaties bereikbaar; vanaf de Heyendaalseweg langs de nieuwbouw, vanaf de Pastoor Wichersstraat en vanaf de Kanunnik Faberstraat ter hoogte van de Deken Gruenwaltstraat. Aansluitend aan het park ligt de begraafplaats, eveneens bereikbaar via de Pastoor Wichersstraat.

Plangebied (gedeelte G)

Het is mogelijk gebleken om het bestaande drukkerijgebouw te herbestemmen. Daarbij is wel enige uitbreiding noodzakelijk (zie het rood gearceerde gedeelte in figuur 4.3b), maar deze komt deels op de plaats te staan van enkele te slopen bijgebouwen (zie figuur 4.3a). Doordat het bouwvolume slechts beperkt toeneemt, blijft de bestaande openheid gewaarborgd. De bouwhoogte van de uitbreiding sluit aan op de bestaande bouwhoogte (2 bouwlagen). Verder wordt er nog een gesloten verbinding (corridor) gebouwd tussen het Hofgebouw en de voormalige drukkerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0007.png"

Figuur 4.3a Bestaande situatie, indicatief (deels te slopen = blauw gearceerd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0008.png"

Figuur 4.3b Eindsituatie, indicatief (met nieuwbouw = rood gearceerd)

De buitenruimte wordt flink opgeknapt en wordt een aantrekkelijke verblijfsruimte. De aantrekkelijkheid wordt vergroot doordat de nieuwe uitbreiding van het drukkerijgebouw op deze verblijfsruimte wordt georiënteerd. De verblijfsruimte vormt een (semi-openbare) schakel in de verbinding (via een onderdoorgang) tussen het groene park naar de open ruimte aan de Heyendaalseweg. Semi-openbaar, want een gedeelte van de buitenruimte is aangekocht ten behoeve van de verbindingsgang naar het Hofgebouw en om delen van een klimaatinstallatie (zie hierna) te plaatsen (zie figuur 4.4).

De overige buitenruimte wordt ingericht volgens het tuinplan en onderhouden door de Nederlandse Jezuïeten. Het tuindeel aan de parkzijde blijft openbaar gebied. Vanwege dit semi-openbare karakter is de buitenruimte in dit bestemmingsplan gedeeltelijk bestemd als Tuin. Tot slot wordt opgemerkt dat in het plan de nu aanwezige bomen gehandhaafd blijven. Voor twee bomen nabij het plangebied is eerder al een kapvergunning verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0009.png"

Figuur 4.4 Situering verbindingsgang (rode lijn) en buffervat ijsverwarmingsinstallatie (groene stippellijn)

Een bijzonderheid is dat het gebouw wordt voorzien van een installatie voor 'ijsverwarming'. In dit - duurzame - systeem wordt water in slangen gekoeld waardoor dit bevriest. De hierbij vrijkomende energie wordt gebruikt om het gebouw te verwarmen. Door middel van zonnecollectoren wordt het ijs vervolgens ontdooit. Ook daarbij komt weer energie vrij. Op die manier is sprake van een continue vorm van energieuitwisseling. In de zomer kan het proces worden omgekeerd om het gebouw te koelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0010.png"

Figuur 4.5 Schematische weergave ijsverwarmingssysteem

Behalve de zonnecollectoren op het dak is van dit systeem aan de buitenkant niets zichtbaar. Het systeem werkt echter met een gebouwde ondergrondse constructie (buffervat). Omdat dit een bouwwerk is, moet hiermee in het bestemmingsplan rekening worden gehouden. Overigens is het systeem van 'ijsverwarming' een gesloten systeem, waardoor het niet van invloed is op het grondwater. In figuur 4.4 is de situering van het buffervat weergegeven door middel van de groene puntlijn. Figuur 4.5 geeft een schematische voorstelling van het ijsverwarmingssysteem.

4.2.3 Motivering uit oogpunt van fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Van toepassing zijn thema's als inrichting openbare ruimte, ontvluchting en zelfredzaamheid. Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het projectgebied getoetst. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een goede aansluiting van vluchtroutes vanuit de bebouwing op de omgeving. Voor wat betreft de inrichting van de openbare ruimte zijn er op dit punt geen belemmeringen geconstateerd.

Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Dit levert voor de planologische inpassing in dit geval geen beperkingen op.

Bluswatervoorziening

Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de panden in dit plangebied minimaal 60 m3 water per uur. In dit concrete geval wordt de genoemde afstand licht (met 10 meter) overschreden. Dit zal echter niet tot problemen leiden bij het optreden van de brandweer. De Brandweer Nijmegen ziet op basis van dit plan geen beperkingen.

Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft zijn voor het projectgebied met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang (brandweertoegang) van gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. In dit plan wordt hierin als volgt voorzien (zie figuur 4.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0011.png"

Figuur 4.6 Situering opstelplaats brandweerauto

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid dit bestemmingsplan aanvaardbaar is. Het nemen van aanvullende (uitvoeringstechnische) maatregelen kan worden gewaarborgd via het spoor van de omgevingsvergunning.

4.2.4 Motivering vanuit milieuzonering

Plangebied

Het complex zelf bevat geen milieuhindergevoelige functies, zoals wonen. Het is daarom niet noodzakelijk nader onderzoek te doen naar milieuhinderlijke functies in de directe omgeving, die van invloed zouden kunnen zijn op de functies binnen het plangebied.

Daarnaast moet worden gekeken naar de invloed van de functies binnen het plangebied op de (woon-)omgeving:

  • kantoorfunctie: categorie 1 activiteit;
  • maatschappelijke activiteiten inclusief specifiek geregelde horeca: max. categorie 2 activiteit.


De categorie-indeling is gebaseerd op de geldende (en algemeen geaccepteerde) VNG-regeling "Bedrijven en milieuzonering". Op grond van deze regeling kunnen activiteiten tot en met categorie 2 doorgaans zonder problemen worden ingepast in een woonomgeving. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook de huidige bestemming (Bedrijf) reeds activiteiten in categorie 1 en 2 mogelijk maakt. Er zijn voorts geen feiten of omstandigheden bekend die een verdere planologische afweging op dit punt vereisen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uit oogpunt van milieuzonering aanvaardbaar.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Ten aanzien van vrijwel alle Milieuaspecten (uitgezonderd verkeer en geluid) is uitgegaan van de totale ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein. De conclusies die voor het gehele gebied gelden, gelden ook voor de drukkerij. Daar waar nodig, is in de conclusies aangegeven of een nader onderzoek op dit moment noodzakelijk is of dat dit in het kader van een nieuw bestemmingsplan voor overige delen van Kloostertuin Brakkenstein uitgevoerd kan worden.

5.1 Natuur

Inleiding

Realisatie van het plan kan in beginsel leiden tot overtreding van verbodsbepalingen in de Nederlandse natuurwetgeving, waarbij de volgende twee wetten van belang zijn:

  • 1. De Flora- en faunawet (in het vervolg Ffw), die de bescherming regelt van plant- en diersoorten. Overtreding van verbodsbepalingen uit de Ffw ten aanzien van streng beschermde soorten vereist mogelijk een ontheffing ad artikel 75.
  • 2. De Natuurbeschermingswet 1998 (in het vervolg Nbw), die de bescherming regelt van natuurgebieden. Indien het voorgenomen project in strijd is met de instandhoudingdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, is mogelijk een vergunning Nbw noodzakelijk.


Als gevolg van het ontbreken van Natura 2000-gebieden in de directe omgeving, speelt de Nbw in voorliggend geval geen rol. Voor de goede orde wordt eveneens opgemerkt dat het plangebied niet valt binnen (noch direct grenst aan) een gebied dat is aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zoals (onder meer) aangegeven in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland

In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten en de verplichtingen ten aanzien van de Ffw (Felix, 2004). Daarnaast is in oktober 2013 een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Op 6 oktober 2014 is een update van de onderzoeksrapportage verschenen, waarin ook het onderhavige plangebied specifiek is betrokken. Laatstgenoemde rapportage is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

Onderzoek

Op 7 oktober 2013 is het plangebied bezocht door een ecoloog van Bureau Natuurbalans. Het doel van dat veldbezoek was tweeledig:

  • 1. Er is een inschatting gemaakt van de potenties van de ingreeplocatie voor beschermde soorten. Deze inschatting is gemaakt op basis van een beoordeling van aanwezige biotopen en habitats op de planlocatie (expert judgement), in combinatie met uitvoerige kennis over ecologie en landelijke verspreiding van beschermde soorten.
  • 2. Er is specifiek gezocht naar aanwezigheid van in Nederland beschermde planten- en diersoorten.

Samenvatting resultaten

Consequenties Flora- en faunawet

Op de planlocatie zijn geen streng beschermde planten- of diersoorten aangetroffen en deze worden hier op basis van het ontbreken van vereiste biotopen ook niet verwacht. De voorgenomen ingreep leidt derhalve niet tot negatieve effecten ten aanzien van wettelijk streng beschermde soorten zoals bedoeld in de Ffw. Een ontheffing op de Ffw voor realisatie van de voorgenomen ingreep is daarom niet nodig, mits voldaan wordt aan de volgende mitigerende maatregelen.

Mitigerende maatregelen

Broedvogels

  • Om negatieve effecten ten aanzien van broedvogels te voorkomen, dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van aanwezige broedvogels.
  • Als alternatief kan de planlocatie voorafgaand aan het broedseizoen (voor maart) onaantrekkelijk gemaakt worden als broedlocatie, waarmee voorkomen wordt dat vogels er gaan nestelen.

Vleermuizen

De sloop van de gebouwen dient volgens de volgende richtlijnen te worden uitgevoerd:

  • De sloop dient te geschieden in de minst kwetsbare periode voor vleermuizen. In dit geval is dat in de maand oktober.
  • Voorafgaand in de sloop dienen tochtgaten worden aangebracht in de spouw zodat de spouw ongeschikt wordt gemaakt als verblijfplaats. Dit kan gecombineerd worden met het verwijderen van asbest.
  • De sloop dient stap voor stap te worden uitgevoerd waarbij het gebouw niet in een keer wordt gesloopt.
  • In geval gedurende de sloop onverhoopt toch vleermuizen worden aangetroffen dient er direct contact opgenomen te worden met een ecoloog met kennis op het gebied van vleermuizen. Deze onderzoekt vervolgens hoe om te gaan met de situatie.


Mits voldaan wordt aan bovengenoemde voorwaarden, wordt de Ffw niet overtreden en is een ontheffing niet noodzakelijk.

Conclusie

Uit de quickscan is gebleken dat het verspreidingsbeeld van beschermde soorten op de planlocatie en binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep actueel en volledig is. Vervolgonderzoek is niet nodig. De conclusie is dat het bestemmingsplan uit oogpunt van natuurbescherming aanvaardbaar is.

5.2 Bodem

Ter plaatse van het projectgebied is een actualiserend onderzoek uitgevoerd (DIBEC, actualiserend bodemonderzoek, 31 oktober 2013). Hierna zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen, voor zover betrekking hebbend op het plangebied van dit bestemmingsplan. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.

Bevindingen

  • Door het terrein lopen wandelpaden. De bovengrond ter plaatse van deze paden is plaatselijk zwak sintelhoudend. Ter plaatse en nabij de wandelpaden zijn tevens lokaal lichte tot matige bijmengingen met kolengruis en houtskool in de bovengrond aangetroffen.
  • In een mengmonster van de sintel-, kolengruis- en houtskoolhoudende bovengrond ter plaatse en nabij de wandelpaden is een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Verder zijn licht verhoogde gehalten aan lood en minerale olie gemeten. De deelmonsters waaruit dit mengmonster bestaat zijn vervolgens separaat geanalyseerd op de aanwezigheid van PAK.
  • De grond ter plaatse van de overige terreindelen is hoofdzakelijk zintuiglijk schoon. Zeer plaatselijk zijn lichte bijmengingen met puin in de grond aangetroffen. Op en in de bodem zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
  • In de overige deelmonsters zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan PAK gemeten. In de overige onderzochte mengmonsters van de bovengrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan lood, zink, PAK, PCB's en minerale olie aangetoond.
  • In de matig puinhoudende ondergrond ter plaatse van boring 01-14 (100-150 cm-mv) is een matig verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Tevens is een licht verhoogd gehalte aan PCB's gemeten. Het matig verhoogde gehalte aan PAK ter plaatse van boring 01-14 bevindt zich in een matig puinhoudende laag in de ondergrond (100-150 cm-mv). Ter plaatse van de overige diepe boringen is deze laag in de ondergrond niet aangetroffen. Het matig verhoogde gehalte aan PAK is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan deze lokaal voorkomende matige bijmenging met puin. Een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
  • In de overige twee mengmonsters van de ondergrond (midden en westelijk terreindeel) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond.


Conclusie

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan hoeft op grond van het onderzoek geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Het plan is uit oogpunt van bodemkwaliteit aanvaardbaar.

5.3 Water

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003);
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009);
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009).

Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gemeentelijk grondgebied ten oosten van het Maas-Waal-kanaal en ten zuiden van de Waal. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016" relevant. Er vinden geen wijzigingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemmingen.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater

Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. In de bodemparagraaf zijn randvoorwaarden voor infiltreren aangegeven. Bij infiltratie van hemelwater zal bij de provincie ontheffing moeten worden aangevraagd. Zie bijlage 3 voor (een onderzoek naar) een infiltratievoorziening in het aansluitende projectgebied.

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)


Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.

Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is. In dat kader bezien wordt opgemerkt dat binnen het plangebied een voorziening voor 'ijsverwarming' is geprojecteerd. Dit klimaatsysteem bestaat onder meer uit een buffervat in de bodem. Het systeem is gesloten en heeft geen invloed op het grondwater.

Riolering

De riolering in de wijk Brakkenstein is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Circa 500 m ten noordwesten van het plangebied ligt een overstortvijver tussen de Houtlaan en de Schoustraat. De vijver is in feite onderdeel van het gemengde rioolsysteem. Het gebouw binnen het plangebied wordt - evenals het huidige gebouw - aangesloten op dit rioolsysteem.

Afvoer hemelwater

Voor het hemelwater, dat afstroomt van de overige verhardingen, is een vorm van zuivering vereist. Deze zuivering moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het grondwater niet negatief beïnvloed wordt.

Het (schoon) hemelwater binnen dit plangebied wordt hiertoe afgevoerd naar de infiltratievoorziening zoals beschreven in bijlage Het verhard en bebouwde oppervlak binnen het plangebied ondergaat door dit bestemmingsplan geen substantiële wijzigingen. De bebouwing wordt weliswaar uitgebreid, maar hiertoe wordt bestaande bebouwing gesloopt. Het aandeel verhard oppervlak blijft nagenoeg ongewijzigd.

Overleg

In het kader van de watertoets heeft overleg met het Waterschap Rivierenland plaatsgevonden. Uit de watertoets blijkt dat het waterschap akkoord is. Er is geen verder vooroverleg noodzakelijk.

Grondwaterbeschermingsgebied

Tevens is de toepassing van het ijsverwarmingssysteem voorgelegd aan de Provincie Gelderland. De provincie heeft (bij emailbericht d.d. 22-10-2014) aangegeven het systeem niet in strijd is met provinciale regelgeving inzake grondwaterbeschermingsgebieden, aangezien het geen bodemenergiesysteem betreft, maar een gesloten systeem voor koude- en warmteopslag.

5.4 Verkeer

Bereikbaarheid

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0012.png"

Figuur 5.1 Straatnamenkaart

De ontsluiting van het Kloostertuingebied vindt vooral plaats via de Heyendaalseweg. Deze weg vervult de functie van gebiedsontsluitingsweg (50 km/u). Naast een functie voor het gemotoriseerde verkeer vervult de Heyendaalseweg ook een belangrijke functie voor het fietsverkeer en openbaar vervoer. Het is gezien de functie van deze weg niet wenselijk het plangebied hierop te ontsluiten. De Pastoor Wichersstraat en de Kanunnik Faberstraat zijn ingericht conform een duurzaam veilige inrichting met een 30 km/uur regime en bijhorende fysieke maatregelen. De ontsluiting van het Kloostertuingebied kan op deze wegen plaatsvinden. Doordat de nieuwe gebouwen elk een eigen ingang krijgen zal de toename van de verkeersdruk zich verdelen over de buurten nergens tot problemen leiden.

Voor wat betreft het plangebied van dit bestemmingsplan vindt de ontsluiting hoofdzakelijk plaats op de Kanunnik Faberstraat.

Langzaam verkeer

Alle gebouwen zijn goed bereikbaar voor fietsers en voetgangers. Alle vier de wegen die rond het plangebied lopen zijn voorzien van trottoirs. De Heyendaalseweg is voorzien van fietsstroken. Centraal op het terrein komt een openbaar park. Het park is vanuit drie locaties bereikbaar; vanaf de Heyendaalseweg langs de nieuwbouw, vanaf de Pastoor Wichersstraat en vanaf de Kanunnik Faberstraat ter hoogte van de Deken Gruenwaltstraat. Aansluitend aan het park ligt de begraafplaats, bereikbaar via de Pastoor Wichersstraat.

Openbaar vervoer


Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Kanunnik Faberstraat (lijn 14 halte Pater Eijmardweg) of de haltevoorzieningen van de Heyendaalseweg (lijn 3 en 15 halte Pater Eijmardweg) . De frequentie van lijn 14 is maximaal 4 bussen per uur. De lijnen 3 en 15 zijn een lijn naar het Afrikamuseum en een spitslijn met een frequentie van maximaal 2 per uur.

Verkeersintensiteit

De verkeersintensiteit die moet worden toegeschreven aan de functies van dit bestemmingsplan is vergelijkbaar met de verkeersintensiteit die zou worden gegenereerd door de voorheen aanwezige functie(s). De functiewijziging c.q. uitbreiding leidt niet tot een significante toe- of afname van het verkeer van en naar het plangebied.

Parkeren

De parkeernorm voor de functie "kantoor zonder baliefunctie" bedraagt 1,35 pp per 100 m2 BVO.

Binnen dit plangebied bedraagt de oppervlakte van de kantoorfunctie 499 m² hetgeen leidt tot een berekende behoefte aan 7 parkeerplaatsen. Dit is reeds meegenomen in het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 1 (Kloostertuin Hofgebouw) in de vorm van een parkeergarage onder het betreffende hoofdgebouw. Naast de in/uitrit van de garage is een lift en trappenhuis aanwezig, hiermee kan men naar de begane grond en via de verbindingsgang naar de drukkerij. Voor een gedetailleerde berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen is een parkeerbalans opgesteld. Deze parkeerbalans is 12 september 2014 geaccordeerd door het gemeentebestuur van Nijmegen.

In bijlage 4 van deze toelichting is een aangevulde parkeerbalans opgenomen, waarin mede de parkeerbehoefte vanwege de semi-horecavoorziening is opgenomen. Daarbij is uitgegaan van een norm van 5,0 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO, zoals aangegeven in de Beleidsregels parkeren van de gemeente Nijmegen. Deze normstelling is aanvaardbaar omdat het in dit plangebied gaat om een eetgelegenheid die in belangrijke mate gericht wordt op de bewoners in de directe omgeving. De bezoekers komen daarom bijna allemaal te voet of met de fiets. Aangezien de oppervlakte van de gelegenheid (maximaal) 80 m2 bedraagt, is sprake van een extra parkeerbehoefte van 4,0 parkeerplaatsen. Deze vier plaatsen worden op eigen terrein worden gerealiseerd (zie ook bijlage 4).

In de planregels wordt de aanleg en instandhouding van het berekende (voldoende) aantal parkeerplaatsen gewaarborgd door middel van een specifieke parkeerregeling (artikel 14).

Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er binnen deze buurt geldt. De Heyendaalseweg is ingericht als 50 km/h weg, evenals de Houtlaan en de Scheidingsweg. De overige wegen in de omgeving van het plangebied zijn ingericht als 30 km/u-zone.

Erfdienstbaarheid

Tot slot wordt opgemerkt dat op het terrein een privaatrechtelijke erfdienstbaarheid rust voor de bereikbaarheid van de garage van het perceel Heyendaalseweg 286. Bij het feitelijk gebruik en de nadere inrichting van het terrein wordt hiermee rekening gehouden.

5.5 Geluid

Verkeerslawaai

De bebouwing binnen dit plan is gelegen langs een weg met een maximum snelheid van 30 km/u. Langs deze weg geldt op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geen geluidszone. De Wgh vereist op dit punt geen nadere beschouwing. Het plangebied ligt wel binnen een afstand van 200 m tot de Heyendaelseweg. De Wgh vereist dan in beginsel wel een nadere beschouwing. In dit geval maakt het plan echter geen geluidsgevoelige functies mogelijk. Voorts is tussen de Heyendaelseweg en het plangebied bebouwing aanwezig of geprojecteerd, welke - wanneer er toch geluidsgevoelige functies aanwezig zouden zijn - in voldoende geluidsafscherming voorziet. Die afschermende werking geldt uiteraard ook aan de zijde van de Kanunnik Faberstraat.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet voorts beoordeeld te worden of het bestemmingsplan qua verkeerslawaai voor de omgeving aanvaardbaar is. In paragraaf 5.4 is reeds aangegeven dat het plan niet leidt tot een significante toe- of afname van de verkeersintensiteiten. Het plan kan daarom als neutraal worden aangemerkt voor wat betreft de geluidsbelasting op gevoelige objecten in de omgeving, zoals woningen.

Overige geluidsaspecten

Als gezegd worden binnen het plangebied geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Er zijn voorts geen significante geluidsbronnen (andere dan het verkeer) in de omgeving aanwezig. Op dit punt is het plan daarom aanvaardbaar te noemen.

Het plan bevat verder geen bestemmingen die - ten opzichte van de voorheen geldende functie(s) - resulteren in een belangrijke toename van de geluidsbelasting op woningen of andere gevoelige bestemmingen in de omgeving. In dit verband wordt verder verwezen naar de paragraaf milieuzonering.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is het acceptabel zonder verder onderzoek te concluderen dat het plan uit oogpunt van geluidhinder aanvaardbaar is.

5.6 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het nemen van projectbesluiten) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan c.q. het projectbesluit of blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

Voor dit plan wordt ten eerste overwogen dat de luchtkwaliteit alleen wordt beïnvloed door het verkeer. In paragraaf 5.4 is reeds aangegeven dat het plan op dat punt als vrijwel neutraal kan worden beschouwd, gelet op de functiewijziging en omvang van de uitbreiding.

Voor zover het plan toch zou leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit is het voorts aannemelijk, gelet op de aard en beperkte omvang van dit plan, zowel op zichzelf beschouwd als in het licht van de totale herontwikkeling van de Kloostertuin, dat het plan ruim past binnen de regels van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Dit betekent dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

Deze redenering stoelt op een toetsing van dit plan aan de categorie "kantoorlocaties" uit de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)". Voor deze categorie geldt als 3% criterium:

  • tot en met 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte, bij minimaal 1 ontsluitingsweg, of
  • tot en met 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte, bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.


De totale vloeroppervlakte die in dit bestemmingsplan aan de orde is, ligt zeer ruim onder dit criterium.

Om te concluderen dat het plan uit oogpunt van luchtkwaliteit aanvaardbaar is, hoeft daarom geen nader onderzoek uitgevoerd te worden. Het plan maakt voorts geen gevoelige bestemmingen mogelijk. Het aspect “Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit” is derhalve niet van toepassing.

5.7 Externe veiligheid

In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ruim buiten het plangebied is een zuurstoftank aanwezig, maar de veiligheidscontour van deze inrichting ligt ruim buiten het plangebied en zorgt daardoor niet voor belemmeringen. Daarnaast zijn ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig. Ook buisleidingen bevinden zich niet in of in de nabijheid van het plangebied. Tot slot zijn er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied aanwezig.

5.8 Niet gesprongen explosieven

Aan de hand van de beleidsnotitie "Bommen en Granaten, beleidsnotitie voor het opsporen en ruimen van explosieven in de ondergrond van Nijmegen" (2007) is gekeken of het projectgebied mogelijk niet-gesprongen explosieven bevat. Op basis van de beleidskaart is te zien dat de kans op het aantreffen van niet gesprongen explosieven in het plangebied zeer klein is. Er hebben in de tweede wereldoorlog namelijk in dit deel van Nijmegen geen oorlogshandelingen plaatsgevonden. Op de navolgende kaart (Figuur 5.2) is het plangebied omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP16004-VG01_0013.png"

Figuur 5.2 Risicokaart Bommen en Granaten

5.9 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

De basis voor de stadswijk, zoals die in deze omgeving is gegroeid, is begin twintigste eeuw gelegd door een aantal religieuze orden. De Heyendaalseweg vanaf de Houtlaan tot aan de Scheidingsweg en de groene zone tussen de Driehuizerweg en de Kanunnik Mijllinckstraat is de oudste kern van de wijk Brakkenstein. Deze kern vormt een assenkruis dat als stedenbouwkundige structuur de herinnering aan de ontstaansgeschiedenis van de wijk levend houdt.

Het projectgebied omvat de westelijke arm van dat assenkruis. In de oostelijke arm, dus buiten het projectgebied, heeft een aantal gebouwen de status gemeentelijk monument verworven. De bebouwing binnen het Kloostertuingebied heeft geen beschermde status, echter door zijn verschijningsvorm en typologie ondersteunt deze bebouwing de historisch-ruimtelijke karakteristiek van de wijk. De massa van de kerk levert bovendien een stedenbouwkundig accent dat, samen met de kloostergebouwen op de hoek van de Pastoor Wichersstraat en de bebouwing aan de overzijde van de Heyendaalseweg, de ruimtelijke werking in het centrum van het assenkruis wezenlijk bepaalt.

De oostwest-as van het assenkruis wordt gekenmerkt door een groenzone met daarin vrijstaande grote gebouwen. De geschiedenis van het westelijk gedeelte van deze groenzone gaat terug tot het begin van de negentiende eeuw. Aan weerszijden van de Pastoor Wichersstraat, die destijds als dreef werd aangelegd, lagen twee langgerekte percelen hakhout van gelijke breedte. Blijkens het kadastraal minuutplan van omstreeks 1830 waren de percelen in eigendom van Johannes Adolf Quack sr., een lid van een vooraanstaande Nijmeegse familie van bestuurders en handelaren. Deze planmatige aanleg past binnen de historisch-ruimtelijke ontwikkeling van het gebied, waarbij rijke stedelingen met een winstoogmerk exploitatiebossen aanplantten op de heidegronden ten zuiden van Nijmegen. De inrichting van de kloostertuin, die in het eerste kwart van de twintigste eeuw werd aangelegd, hangt mede samen met de afmetingen van het voormalig bosperceel dat ten noorden van de huidige Pastoor Wichersstraat lag. De dubbele rijen van forse beuken langs de randen van de kloostertuin markeren de oude kavelgrenzen. De oriëntatie van de bebouwing op het terrein, waaronder die van de voormalige drukkerij, is eveneens hiervan afgeleid. Binnen het projectgebied is de voormalige kloostertuin als groot groen element van belang.

De ingeslagen weg naar herontwikkeling van het projectgebied, waarvan dit bestemmingsplan een onderdeel is, biedt mogelijkheden om - ook met vernieuwing van bestaande bebouwing en nieuwe toevoegingen - de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van de wijk te behouden. Bovendien blijft de historisch-stedenbouwkundige structuur, die verbonden is met de ontginningsgeschiedenis van dit gebied, door het planvoornemen herkenbaar.

Archeologie

Het projectgebied is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart aangeduid met "Waarde 1". Deze waarde houdt in dat er niet bekend is of - en zo ja welke - archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De verwachtingswaarde is laag tot middelhoog. Voor deze waarde geldt dat wanneer de oppervlakte van de grondwerkzaamheden kleiner is dan 2500 m2 er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.

Conclusie

Het ruimtebeslag van de grondwerkzaamheden binnen het plangebied is aanzienlijk minder dan 2500 m2. Dat betekent dat zonder verder onderzoek geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan aanvaardbaar is uit het oogpunt van bescherming van archeologische waarden.

Hoofdstuk 6 Plansystematiek

6.1 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

In de bestemmingsregels komen de enkelvoudige bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Groen, Tuin en Verkeer voor. Daarnaast is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen.

Behalve (dubbel-)bestemmingen zijn in het bestemmingsplan aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks- en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2012 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.

In het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 4 (Kloostertuin - voormalige drukkerij) komen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'wetgevingszone - waarde archeologie 1', de functieaanduiding 'verblijfsgebied', bouwvlakken, de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbindingsgang' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voor.

6.2 Uitgangspunten per functie

6.2.1 Bestemmingen

Gemengd - 1
De bestemming Gemengd - 1 is opgenomen voor wonen met gemeenschappelijke voorzieningen en voor onzelfstandige woonvormen met gemeenschappelijke en ondersteunende voorzieningen. Het betreft de gronden ten noorden van het Hofgebouw, er is geen bouwvlak in gelegen.

Gemengd - 2

De bestemming Gemengd - 2 is opgenomen voor kantoren en refter met bijbehorende terrassen. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tevens een restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice met bijbehorende terrassen toegestaan. De ruimte buiten het bouwvlak is onder meer bedoeld voor het parkeren op eigen terrein.

Groen

De bestemming Groen is opgenomen voor groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming, waterhuishoudkundige en geluidwerende voorzieningen, ondergeschikte bouwwerken ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming en voor bouwwerken voor algemeen nut. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verbindingsgang' zijn de gronden tevens bestemd voor een verbindingsgang tussen het hofgebouw en de voormalige drukkerij.

Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen behorende bij het gebouw. Ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn de gronden tevens bestemd voor een terras behorend bij de functie refter van het aangrenzende gebouw in de naastgelegen bestemming.

Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen.

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 is van toepassing samen met andere daar voorkomende bestemming(en). Deze dubbelbestemming is opgenomen met het oog op het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, waaraan een hoge archeologische verwachtingswaarde is toegekend. Voor deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden. Voor deze activiteiten geldt dat via een omgevingsvergunning medewerking kan worden verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de betreffende activiteit niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. Het bevoegd gezag dient zich hierbij te laten adviseren door een archeologisch deskundige. Tevens kan het bevoegd gezag zo nodig voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.

6.2.2 Algemene regels
6.2.2.1 Algemene bouwregels

Beeldende kunst

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter.

(Bouw)werken ten algemenen nutte

Overige nutsbedrijven (zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations) met een inhoud van minder dan 50 m3 zijn niet opgenomen op de plankaart. Deze nutsbedrijven zijn op grond van de algemene regels binnen alle bestemmingen toegestaan. Op basis van de algemene bouwregel "(Bouw)werken ten algemene nutte" zijn tevens straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. binnen alle bestemmingen toegestaan. Op grond van de begripsbepaling van straatmeubilair behoren dan ook bijvoorbeeld beeldende kunst, speelvoorzieningen, afvalinzamelsystemen en reclameobjecten tot de mogelijkheden.

Ondergronds bouwen

Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven.

6.2.2.2 Algemene gebruiksregels

Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Bedrijven bij woningen zijn toegestaan voorzover deze vallen onder de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten.

Bed en breakfast

In hoofdgebouwen die ingevolge de regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties van o.a. kantoren is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.

Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

Buitenschoolse opvang en/of kinderdagverblijven zijn in hoofdgebouwen die gebruikt mogen worden voor o.a. kantoren onder voorwaarden toegestaan.

Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV.

6.2.2.3 Algemene aanduidingsregels

milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater in een straal rond een waterwinningspunt. De bescherming is geregeld via een aanlegvergunningenstelsel.

wetgevingszone - waarde archeologie - 1

De aanduiding 'wetgevingszone - waarde archeologie - 1' is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden in de bodem. Deze gronden hebben een lage tot middelhoge archeologische verwachtingsswaarde. Voor ingrepen van meer dan 2500 m2 en dieper dan 0,30 meter dient er archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.

6.2.2.4 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om van voorgeschreven maatvoering af te wijken met het oog op aansluiting van een bouwwerk op een bestaand (legaal) bouwwerk.

6.2.2.5 Overige regels

Er is een uitgebreide parkeerregeling opgenomen, die waarborgt dat bij bouwplannen voldoende (bruikbare) parkeerplaatsen gehandhaafd en/of gerealiseerd worden.

6.2.3 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de wettelijk voorgeschreven overgangsbepalingen zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast is de slotbepaling opgenomen waarin is bepaald op welke wijze de regels moeten worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor het vereiste van economische uitvoerbaarheid moeten twee aspecten worden nagegaan. Ten eerste moet de vraag beantwoord worden of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Het antwoord op deze vraag is ja. De ontwikkelaar heeft in zijn begroting van de komende jaren budget gereserveerd om deze ontwikkeling voor eigen rekening mogelijk te maken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de grond en opstallen reeds in bezit zijn van de ontwikkelaar en dat de exploitatiebegroting geen bijzondere (hoge) kostenelementen bevat, zoals bijvoorbeeld een bodemsanering of planschadevergoeding.

Ten tweede moet overwogen worden of bij vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij een bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen, wanneer in dat plan gronden zijn aangewezen waarop een (bij wet omschreven) bouwplan is voorgenomen (artikel 6.12, lid 1 Wro).

In de onderhavige situatie wordt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan tussen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee wordt - voor wat betreft het aspect exploitatieplan - voldaan aan het bepaalde in de Wro.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 24 september 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".

Hoofdstuk 8 Vooroverleg

8.1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.


Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu niet noodzakelijk.

8.2 Provincie Gelderland

Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.


Het plangebied is gelegen in grondwaterbeschermingsgebied en is conform de brief en de Wro-agenda een provinciale verantwoordelijkheid. Derhalve is vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland.


De Provincie Gelderland heeft per mail van 2 februari 2015 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven. Het voorontwerp geeft de provinciale afdelingen aanleiding om te adviseren ten aanzien van onderstaand provinciaal belang.

Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied ligt in grondwaterbeschermingsgebied Heumensoord. Het provinciale beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden en voor oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwatervoorziening is opgenomen in paragraaf 4.4.4.1 van de Omgevingsvisie.

Grondwaterbeschermingsgebieden krijgen in een bestemmingsplan een bestemming die hetzelfde of een lager risico voor het grondwater met zich meebrengt dan de vigerende bestemming (stand still, step forward-beginsel). Er wordt gestreefd naar vermindering van risico’s. De regelgeving voor grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in artikel 2.6.2.1 van de Omgevingsverordening. De afdelingen hebben geconstateerd dat vorengenoemd beleid goed is verwerkt in het plan.

8.3 Waterschap

Op 28 augustus 2014 is onderhavige ruimtelijke ontwikkeling aangeboden bij het Waterschap Rivierenland middels een digitale watertoets op de website www.dewatertoets.nl. Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. In deze fase van de planvorming (bestemmingsplan) kan volgens het waterschap worden volstaan met dit automatisch gegeneerd wateradvies.

Het automatisch gegenereerde advies luidt als volgt:

Beleid waterschap Rivierenland

Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 Werken aan een veilig en schoon Rivierenland bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.


Veiligheid

In het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.


Grondwater (algemeen)


Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied is hiervoor medebepalend. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.


Waterberging

Voor dit plan is de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 500 m² in het stedelijk gebied of kleiner dan 1500 m² in het landelijk gebied. Het plan heeft een gering effect op de waterhuishouding en wordt hydrologisch als niet relevant gezien. Er is geen compenserende waterberging nodig.


Watergangen

Binnen het plangebied ligt geen A-watergang. Binnen het plangebied ligt geen beschermingszone van een A-watergang. Binnen het plangebied ligt geen B-watergang of een beschermingszone van een B-watergang. Binnen het plangebied ligt geen C-watergang.


Waterkwaliteit (algemeen)

Hieronder volgen een aantal algemene aandachtpunten die gelden voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen:

  • Bij de herstructurering van bestaande woonwijken of herbouw van woningen is er de kans om het rioolsysteem zodanig aan te passen dat hemelwater wordt afgekoppeld. Het uitgangspunt is dat er minimaal tot aan de erfgrens een gescheiden stelsel wordt aangelegd.
  • Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat hemelwater van het verhard oppervlak voor 100% gescheiden wordt afgevoerd. Het waterschap gaat bij nieuwbouw van woningen uit van een (duurzaam) gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater van terreinverhardingen stroomt bij voorkeur niet direct af op het oppervlaktewater, maar wordt eerst voorgezuiverd door een berm wadi of bodempassage.
  • Bij bedrijventerreinen wordt gestreefd om het hemelwater van het verhard oppervlak gescheiden van het vuilwaterriool af te voeren. Bij risico's voor waterverontreiniging wordt gestreefd naar een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel.


Riolering en zuiveringswerken

Het rioolstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. U kunt met uw gemeente contact op te nemen voor het aansluiten van (nieuwe) woningen en bedrijven. In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap.