Plan: | Nijmegen Brakkenstein - 1 (Kloostertuin - Hofgebouw) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP16001-VG01 |
Voor de ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein hebben Ballast Nedam Bouw Oost en ICE development een plan voor woningbouwontwikkeling opgesteld. Dit plan heeft, mede op basis van een ruimtelijke onderbouwing, in 2008 een artikel 19 WRO-procedure doorlopen. Aansluitend is een bouwvergunning verleend. Het plan is in 2011 opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein. Inmiddels is het bouwplan, ten opzichte van het plan uit 2008, veranderd, waardoor de ontwikkeling niet meer geheel binnen het vigerende bestemmingsplan gerealiseerd kan worden.
Het onderhavige bestemmingsplan biedt passende regels voor het eerste deel van de beoogde ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op het mogelijk maken van het Hofgebouw. Dit gebouw wordt vanwege de project fasering nu reeds mogelijk gemaakt. De overige onderdelen van de ontwikkeling binnen Kloostertuin Brakkenstein worden in een ander bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Op onderstaande afbeelding is het plangebied van het bestemmingsplan middels een rode omlijning weergegeven. Dit betreft enkel de ontwikkeling van het Hofgebouw.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 gaat in op het ruimtelijke beleid van Rijk, provincie en gemeente. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de ontwikkeling van de woningbouw nader toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat in op alle relevante Milieuaspecten zoals, verkeer, geluid en ecologie. Hoofdstuk 6 geeft een vertaling van de planregels in de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 en 8 ingegaan op respectievelijk de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de resultaten van het wettelijke vooroverleg.
In de onderstaande tekst wordt voor de volledigheid eerst de gehele locatie van Kloostertuin Brakkenstein (projectgebied) beschreven. Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven ziet dit bestemmingsplan toe op een onderdeel van de totale ontwikkeling, namelijk het Hofgebouw (plangebied). Na de beschrijving van het totale gebied gaan wij in op het plangebied behorende bij dit bestemmingsplan.
totale gebied
De locatie bevindt zich aan de zuidkant van Nijmegen en ligt tussen de Kanunnik Faberstraat, de Heyendaalseweg, de Pastoor Wichersstraat en de Kanunnik Mijllinckstraat. Het projectgebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied in verband met grondwaterwinning. De locatie van het plangebied (blauwe cirkel) is in figuur 2.1 aangegeven. Het totale projectgebied is middels een rode cirkel aangegeven.
Figuur 2.1 Globale ligging plangebied (bron: maps.google.nl)
De omgeving van de locatie bestaat voornamelijk uit woonwijk/woningen. Enkele uitzonderingen zijn de (voormalige) drukkerij ten noorden van het plangebied, de atletiekbaan van Nijmegen Atletiek ten zuidwesten van het gebied, alsmede een gebouw dat onderdeel is van de opleiding Fysiotherapie, ten westen van het plangebied.
plangebied Hofgebouw
De plangrenzen behorende bij dit bestemmingsplan zijn duidelijk aangegeven in figuur 1.1. Binnen de totale ontwikkeling is dit onderdeel in het oostelijke deel gelegen. De grens van het plangebied wordt aan de noord, oost en westkant grotendeels bepaald door de contouren van het te realiseren Hofgebouw. Aan de zuidkant wordt ook de ondergrondse parkeergarage (en parkeerdek) meegenomen alsook de tuin behorende bij de zuid-westvleugel. Aan de noordkant wordt ook de toegangsweg tot de parkeergarage opgenomen in het plangebied.
Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Het beleid van het rijk inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 is deze vastgesteld. Hierin presenteert het kabinet zijn visie op de ruimtelijke inrichting en mobiliteit van Nederland tot 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zal bij inwerkingtreding onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak vervangen.
De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier 13 nationale belangen aan.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden was het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. Dit kan via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te verwerken. De vastgestelde onderdelen van het Barro hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee, defensie, erfgoederen en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. In deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen.
Structuurvisie "streekplan Gelderland 2005"
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:
Het rode raamwerk
Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:
Nota bene: ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.
Het groen-blauwe raamwerk
In het groen-blauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Dan moeten er wel compensatie-maatregelen worden getroffen. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.
Het multifunctionele gebied
Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.
In aanvulling op de structuurvisie zijn diverse uitwerkingen doorgevoerd. Onder andere het woonbeleid is nader uitgewerkt. Daaruit komt naar voren dat het bestaande woonbeleid van de provincie gecontinueerd kan worden. Uit onderzoek is gebleken dat in de stadsregio Arnhem-Nijmegen een woningbehoefte van 26.000 woningen (netto) is in de periode van 2010 tot 2019. De provincie laat de gemeentes vrij om dit woningaantal zelf in te vullen. Het toevoegen van (zorg)woningen, waar dit plan in voorziet, is in lijn met het provinciale beleid.
De woningmarktverkenningen geven de richting aan voor diverse locaties. Uit de recente woningmarktverkenningen, de Nijmeegse Woningmarkt (vastgesteld 18-2-2014) blijkt een grote vraag naar stedelijk wonen (rondom het stadscentrum en directe omgeving) en naar groenstedelijk wonen. De locatie Klooster Brakkenstein valt onder het groenstedelijke woonmilieu. In de woongebieden die hier tussen liggen is de vraag naar woningen niet erg groot en het aanbod overtreft de vraag. Gegeven deze analyse kiezen we ervoor om prioriteit te leggen bij Waalfront, Waalsprong en de oostzijde van het Centraal Station. Verder verdichting in bestaande wijken is niet gewenst, omdat deze verdichting over het algemeen niets toevoegt aan de wijk en de leefbaarheid onder druk kan zetten. Ten aanzien van het groenstedelijk woonmilieu doen toevoegingen in de bestaande wijken afbreuk doen aan het groenstedelijk karakter en willen toevoegingen in dit woonmilieu in de Waalsprong realiseren.
Op bovenstaande lijn vormt een toevoeging op het gebied van wonen met zorg een uitzondering. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Voor mensen met een zwaardere zorgvraag (beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd. In de bestaande wijken zijn toevoegingen noodzakelijk en gewenst die bijdragen aan meer levensloopgeschikte wijken. Het planningskader wonen met zorg Nijmegen vastgesteld 11-2-2014 vormt hiervoor de leidraad.
De locatie Kloostertuin Brakkenstein
De locatie Kloostertuin Brakkenstein ligt in het groenstedelijk woonmilieu. N.a.v. de nieuw vastgestelde woningmarktverkenningen zijn gewone woningtoevoegingen ongewenst en vanuit het nieuw vastgestelde planningskader is er ook geen nieuwe behoefte aan een invulling met wonen en zorg in Brakkenstein. Maar daarin is de invulling van deze locatie al in meegenomen.
In het verleden is er al positief geadviseerd over wonen op deze locatie. Er ligt ook al een goedgekeurd bouwplan en bestemmingsplan voor woningbouw op deze locatie.
Nu gaat het om een inzetting naar wonen met zorg en deze ontwikkeling is al meegenomen in het onlangs vastgestelde planningskader. Het gaat feitelijk niet om een toevoeging maar om een verplaatsing, immers de paters gaan van het Berchmanium (aan de Houtlaan) naar deze locatie.
Groenplan "De groene draad"
Concreet beschrijft het Groenplan de volgende doelen:
Karakteristiek van het groen in Brakkenstein
De wijk wordt door de bewoners ervaren als zeer groen. Dit kenmerk heeft de wijk vooral te danken aan de groene omgeving. Landgoed de Driehuizen ligt aan de oostrand van de wijk. Bosgebied Heumensoord strekt zich uit ten zuiden van de wijk. De campus van Heyendaal en het Park Brakkenstein vormen het groene decor aan de noordzijde. De twee kleine bosgebiedjes binnen de wijk (in de tuin van het voormalige klooster en het Bosje van Vroom) bepalen samen met de laanbeplanting het karakter van het groen dat als bosrijk ervaren wordt. De grote particuliere tuinen aan de westzijde dragen zeker ook bij aan dit karakter. De komende periode zijn er diverse ontwikkelingen (o.a. Kalorama, Kerk en Klooster, de atletiekbaan, bebouwing in het Bosje van Vroom) in Brakkenstein die het beeld voor de toekomst sterk zullen veranderen.
Kansen
De continuïteit van de open groene ruimte dient als uitgangspunt voor de wijk Brakkenstein. De nieuwe ontwikkelingen moeten worden aangegrepen om de karakteristieken van het groen in Brakkenstein te versterken. Zo dienen onderbrekingen in de laanbeplanting te worden hersteld en het groen integraal deel uit te laten maken van nieuwe ontwikkelingen. Het behoud van het historische groene karakter van Brakkenstein moet hierbij uitgangspunt zijn. De stedelijke ontwikkelingen op het terrein van de kerk en het klooster biedt de mogelijkheid om de oude tuin aan het openbaar groen toe te voegen. De monumentale bomenrijen die zo karakteristiek zijn voor de tuin, zijn als uitgangspunt voor de ontwikkelingen opgenomen.
Bij de ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein is rekening gehouden met de waarde van de Kloostertuin. De ontwikkeling van het Hofgebouw staat de ontwikkeling van de Kloostertuin niet in de weg. In het bestemmingsplan voor het de overige ontwikkelingen van Kloostertuin Brakkenstein zal een duidelijk overzicht gegeven worden van de groene ontwikkelingen.
Handboek Stadsbomen
Om er voor te kunnen blijven zorgen dat bomen deel uitmaken van de inrichting van de openbare ruimte, is het noodzakelijk dat er duidelijke regels zijn die aangeven hoe Nijmegen zorg draagt voor een duurzame instandhouding van het stedelijk bomenbestand. De komende jaren gaat een groot deel van het bomenbestand van Nijmegen het eindstadium bereiken. Een beperkt deel daarvan zal zich verder kunnen ontwikkelen tot een monumentaal exemplaar. Maar er zullen veel bomen moeten worden vervangen omdat deze aan het einde van hun levensduur zijn.
Het boombeleid van Nijmegen is te omschrijven als "kwaliteitsgestuurd beheer". Dit houdt in dat de gemeente streeft naar een betere kwaliteit en vitaliteit van bomen. Kort gezegd komt dit beleid hierop neer: liever tien goed ontwikkelde bomen die zorgdragen voor de afvang van fijnstof, de vastlegging van CO2 en verfraaiing van de stad, dan twintig bomen die door onvoldoende beheerbudget een kwijnend bestaan lijden.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen.
Voor dit plan moet gekeken worden naar inpassing en bescherming van waardevolle bomen alsmede naar aanplant van (geschikte) nieuwe bomen op de juiste plaats. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de planlocatie zelf geen monumentale bomen voorkomen. De aangrenzende wegen behoren tot de secundaire hoofdbomenstructuur dan wel bomenstructuur op wijkniveau. Deze structuren worden door het plan niet beïnvloed. Het plangebied zelf behoort tot/grenst aan gronden met de beleidsstatus Vlakgroen wijkniveau. In paragraaf 4.1. is aangegeven hoe met bepaalde waardevolle groenelementen bij de herontwikkeling wordt omgegaan.
Het vigerende bestemmingsplan is Nijmegen Brakkenstein. Dit bestemmingsplan is (gewijzigd) vastgesteld op 15 maart 2011 en onherroepelijk geworden op 16 november 2011.
In het vigerende bestemmingsplan heeft het Hofgebouw de bestemming Wonen gekregen.
Figuur 3.1: Verbeelding vigerend bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein ter plaatse van het plangebied en naaste omgeving.
Daarnaast bevat het vigerend bestemmingsplan een gedeelte met een gemengde bestemming (aan de zijde van de Heyendaalseweg). Binnen deze bestemming zijn naast woningen ook kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toegestaan, alsmede voor bedrijven (categorie 1 en 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten) en horeca (categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van hoerca-activiteiten met bijbehorende terrassen) op de begane grond.
De afwijking ten opzichte van het bestaande bestemmingsplan uit 2011 betreft met name de binnen de woonbebouwing toegelaten woon-zorgfuncties. Het is daarbij wel de bedoeling dat de voorzieningen, die in dit woongedeelte gerealiseerd worden (bijvoorbeeld de kapel, een aula enz.) alleen voor de bewoners zijn bestemd. Tevens wordt de hoogte van de bebouwing langs de Heyendaalsweg verhoogd van 13 naar 14 meter.
Dit hoofdstuk beschrijft het integrale plan voor ontwikkeling van de Kloostertuin Brakkenstein (delen A t/m F op afbeelding 4.1). Dit noemen we het projectgebied. Het voorliggende bestemmingsplan omvat echter alleen het Hofgebouw inclusief de parkeergarage (deel A op afbeelding 4.1). Daar waar in de volgende tekst alleen dát deel wordt bedoeld, wordt verwezen naar het plangebied.
Het oppervlak van het projectgebied bedraagt circa 30.000 m2. Het bebouwingsoppervlak bedraagt circa 8.320 m2.
Figuur 4.1 Stedenbouwkundige kaart
Mede door de economische crisis is het programma voor de gehele ontwikkeling Kloostertuin Brakkenstein uit 2008 niet meer actueel. Het plan blijft qua ruimtebeslag nagenoeg gelijk en de functies zullen deels wijzigen. In het Hofgebouw (waar dit bestemmingsplan in voorziet) waren appartementen voorzien maar hier zullen slechts ten dele appartementen worden gerealiseerd. Deels zullen hier zorgfuncties gaan komen. Daarnaast zullen de appartementen verkleind worden ten behoeve van psychisch-geriatrische patiënten. Ook zullen er zorgappartementen plaats nemen in het Hofgebouw. De overige ontwikkelingen (deel C, D en E) worden beschreven in een separaat bestemmingsplan dat opgesteld wordt op het moment dat de ontwikkelingen voor deze gebouwen meer concreet is.
In figuur 4.1 is de stedenbouwkundige plankaart weergegeven. Hierop is in bruin te zien welke ontwikkelingen beoogd zijn. Er is een verdeling te maken in:
Door de stallingsgarages onder de bouwblokken te situeren blijft er veel groen op het maaiveld over.
Nieuwe bouwhoogte
De bouwhoogte van het Parkgebouw en het westelijke deel van het Hofgebouw is 20 meter (+peil). Het oostelijke gedeelte van Hofgebouw kent een bouwhoogte van 14 meter. De overige bebouwing in het projectgebied kent een maximale bouwhoogte van circa 11 meter (Erfwoningen). Voorwaarde voor het nieuwe plan is dat alle woningen onder de boomgrens blijven.
De ontwikkeling van het kloosterterrein (projectgebied) is onderdeel van de ontwikkeling van een (groene) oostwest-as die door Brakkenstein loopt. Zie ook paragraaf 5.10. Kerk en klooster vormen het centrale punt in deze ontwikkelingsas. Ten oosten van de Heyendaalseweg is ruimte voor onderwijs, zorg en welzijn, ten westen van de Heyendaalseweg liggen kansen voor een nieuwe kerk met klooster (reeds gerealiseerd), een openbaar groengebied, woningbouw en de realisatie van zorgvoorzieningen en zorgwoningen. Op het snijvlak van de Heyendaalseweg met de oostwest-as kan een centrale pleinruimte ontstaan.
De functies kerk/klooster, woningbouw, zorgvoorzieningen en zorgwoningen en groen moeten een logische plek krijgen op het terrein. De aspecten stedenbouwkundige structuur, ecologische waarde en cultuurhistorische waarde spelen hierbij een belangrijke rol. Vanuit die optiek wordt de volgende zonering voorgesteld (zie figuur 4.1):
De kerk wordt vooruitgeschoven aan de Heyendaalseweg gesitueerd en achter de kerk ligt het klooster met een binnentuin. De kerk is zodoende goed beleefbaar vanuit de Heyendaalseweg.
Vanaf de Heyendaalseweg is het U-vormige appartementencomplex zodanig gesitueerd dat langs de Heyendaalseweg een korte bebouwingswand aanwezig is en dat samen met kerk en klooster een omsloten plein ontstaat, een referentie naar de oude kloostertuin. Dit plein is bereikbaar vanaf de Heyendaalseweg. Ter plaatse van het hofplein is het plan semi-openbaar (beheer VVE), het park is overgedragen aan de gemeente en is daarmee openbaar terrein.
Samen met de tegenoverliggende bebouwing vormen de nieuwe kerk en de nieuwe appartementen stedenbouwkundig een mooi ensemble. Via een onderdoorgang is het groene park vanaf de Heyendaalseweg zichtbaar en beleefbaar. De bouwhoogte loopt op van 4 bouwlagen nabij de Heyendaalseweg tot 6 bouwlagen verder het terrein op.
Onder het geheel komt een ondergrondse stallingsgarage, welke wordt ontsloten vanaf de Kanunnik Faberstraat.
Door handhaving van een waardevolle bomenpartij (cedergroep) is het tweede appartementenblok van 6 bouwlagen verder het terrein ingeschoven. Het gebouw is zo vormgegeven en gepositioneerd dat de belangrijkste boomgroepen gespaard blijven, met minimale overlast voor de omgeving en ondersteunend voor de routes door het parkgebied.
De afstand tot de bestaande woonbebouwing langs de Pastoor Wichersstraat bedraagt ongeveer 45 meter. Een gebouw van 6 bouwlagen blijft net onder de boomgrens. Tussen bouwblok en bestaande woningen langs de Pastoor Wichersstraat loopt de bestaande lindelaan. De inmeting uit 2003 is nog goed bruikbaar. Er was in 2003 reeds sprake van volwassen bomen welke nagenoeg niet meer in de hoogte zullen groeien. Hierdoor is het niet bezwaarlijk dat de boominmeting reeds in 2003 heeft plaatsgevonden.
Het bezonningsonderzoek geeft aan dat er geen verslechtering optreedt ten opzichte van de bestaande situatie. Er is geen slagschaduw voor de omliggende bestaande woonbebouwing. De uitkomst van het onderzoek is weergegeven in Bijlage 1. Het parkeren wordt verdiept en onder het gebouw opgelost.
Centraal in het plangebied komt een openbaar park; de lindelanen en andere belangrijke boomfragmenten blijven gehandhaafd. Met nieuwe gebouwen wordt ten alle tijden rekening gehouden met de minimale afstand van 5 meter van een gebouw tot de kruin van de oom. Het park is vanuit drie locaties bereikbaar; vanaf de Heyendaalseweg langs de nieuwbouw, vanaf de Pastoor Wichersstraat en vanaf de Kanunnik Faberstraat ter hoogte van de Deken Gruenwaltstraat. Aansluitend aan het park ligt de begraafplaats, bereikbaar via de Pastoor Wichersstraat.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de Inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd: inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de Incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident In staat zijn een locatie te ontvluchten. in dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor deze panden 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. Deze afstandseis wordt, met bestaande brandkranen, niet bij alle panden gehaald. Op basis van het huidige plan betekent dit dat er voor een aantal gebouwen aanvullende bluswatervoorzieningen noodzakelijk zijn.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen. De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen voorziet.
Binnen het plangebied zijn geen (zwaardere) bedrijven aanwezig of geprojecteerd, zodat het plan op dit punt niet nader gemotiveerd hoeft te worden. Weliswaar zijn binnen de bestemming Gemengd - 1 en Gemengd - 2 enkele niet-woonfuncties toegelaten, zoals bijvoorbeeld dienstverlenende bedrijven en horeca, maar deze zijn slechts toegelaten in de lichtere en (v.w.b horeca tevens middelzware) categorieën, met maximale hinderafstanden die planologisch goed inpasbaar zijn in deze omgeving.
Daarnaast moet worden gekeken naar de omgeving van het plangebied. Weliswaar zijn de hindergevoelige functies zoals wonen overgenomen uit het vigerende plan, maar door toevoeging van onder meer woon-zorgfuncties kan een nadere beschouwing niet achterwege blijven. In de directe omgeving van het plangebied zijn echter geen functies (meer) aanwezig die in planologisch opzicht de vestiging van woon- en zorgfuncties, uitgaande van de VNG-richtafstanden, zouden kunnen beïnvloeden.
Ten aanzien van vrijwel alle Milieuaspecten (uitgezonderd verkeer en geluid) is uitgegaan van de totale ontwikkeling van Kloostertuin Brakkenstein. De conclusies die voor het gehele gebied gelden, gelden ook voor het Hofgebouw. Daar waar nodig, is in de conclusies aangegeven of een nader onderzoek op dit moment noodzakelijk is of dat dit in het kader van een nieuw bestemmingsplan voor overige delen van Kloostertuin Brakkenstein uitgevoerd kan worden.
Inleiding
Realisatie van de voorgenomen ingreep kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen in de Nederlandse natuurwetgeving, waarbij de volgende twee wetten van belang zijn:
Als gevolg van het ontbreken van Natura 2000-gebieden in de directe omgeving, speelt de Nbw in voorliggend geval geen rol.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid en vergunbaarheid van de voorgenomen ingreep is in 2004 een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten en de verplichtingen ten aanzien van de Ffwet (Felix 2004). Daarnaast is in 2013 een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit wordt hieronder beschreven. Voor de goede orde wordt hierbij opgemerkt dat het plangebied niet valt binnen (noch direct grenst aan) een gebied dat is aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zoals (onder meer) aangegeven in de Verordening Ruimte van de provincie Gelderland.
Onderzoek
Op 7 oktober 2013 is de ingreeplocatie bezocht door een ecoloog van Bureau Natuurbalans, zie Bijlage 5. Het doel van dat veldbezoek was tweeledig:
Het veldonderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van de quick scan was beperkt van opzet. Mocht aanvullend onderzoek nodig zijn, dan is dat in de aanbevelingen opgenomen.
Conclusie
Consequenties Flora- en faunawet
Op de planlocatie zijn geen streng beschermde plant- of diersoorten aangetroffen en deze worden hier op basis van het ontbreken van vereiste biotopen ook niet verwacht. De voorgenomen ingreep leidt derhalve niet tot negatieve effecten ten aanzien van wettelijk streng beschermde soorten zoals bedoeld in de Flora- en faunawet. Een ontheffing op de Ffw voor realisatie van de voorgenomen ingreep is daardoor niet nodig.
Mitigerende maatregelen
Broedvogels
Vervolgonderzoek
Uit de quick scan is gebleken dat het verspreidingsbeeld van beschermde soorten op de planlocatie en binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ingreep actueel en volledig is. Vervolgonderzoek is niet nodig.
Ter plaatse van de ontwikkellocatie is een actualiserend onderzoek (DIBEC, actualiserend bodemonderzoek, 31 oktober 2013) uitgevoerd. In de onderstaande paragrafen zijn de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek opgenomen. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
Conclusie
Door het terrein lopen wandelpaden. De bovengrond ter plaatse van deze paden is plaatselijk zwak sintelhoudend. Ter plaatse en nabij de wandelpaden zijn tevens lokaal lichte tot matige bijmengingen met kolengruis en houtskool in de bovengrond aangetroffen.
Ter plaatse van het gesloopte klooster (oostelijk terreindeel) zijn zwakke tot sterke puinbijmengingen in de grond aanwezig. Dit betreft hoogstwaarschijnlijk puin dat afkomstig is van het gesloopte klooster.
De grond ter plaatse van de overige terreindelen is hoofdzakelijk zintuiglijk schoon. Zeer plaatselijk zijn lichte bijmengingen met puin in de grond aangetroffen. Op en in de bodem zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Ter plaatse van de noordoost zijde van het perceel bevindt zich een asfaltweg. Op basis van een indicatieve PAK-marker testis geconcludeerd dat de veldwerkzaamheden in het asfalt teerhoudend zijn.
In een mengmonster van de sintel-, kolengruis- en houtskoolhoudende bovengrond ter plaatse en nabij de wandelpaden is een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Verder zijn licht verhoogde gehalten aan lood en minerale olie gemeten. De deelmonsters waaruit dit mengmonster bestaat zijn vervolgens separaat geanalyseerd op de aanwezigheid van PAK. Uit de analyseresultaten blijkt dat ter plaatse van boring 01-23 (0-50 cm-mv) een sterk verhoogd gehalte aan PAK is aangetoond en ter plaatse van boring 01-10 (0-50 cm-mv) een matig verhoogd gehalte.
In de overige deelmonsters zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan PAK gemeten. In de overige onderzochte mengmonsters van de bovengrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan lood, zink, PAK, PCB’s en minerale olie aangetoond.
In de matig puinhoudende ondergrond ter plaatse van boring 01-14 (100-150 cm-mv) is een matig verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. Tevens is een licht verhoogd gehalte aan PCB’s gemeten. In één mengmonster van de ondergrond (oostelijk terreindeel) is een licht verhoogd gehalte aan PCB’s aangetoond. In de overige twee mengmonsters van de ondergrond (midden en westelijk terreindeel) zijn geen verhoogde gehalten aan de geanalyseerde parameters aangetoond.
Het matig verhoogde gehalte aan PAK ter plaatse van boring 01-10 bevindt zich in een zwak puinen kolengruishoudende laag in de bovengrond. In de boringen rondom de locatie is deze laag niet aangetroffen. Het matig verhoogde gehalte aan PAK is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan deze lokaal voorkomende zwakke bijmenging met kolengruis. Een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Het matig verhoogde gehalte aan PAK ter plaatse van boring 01-14 bevindt zich in een matig puinhoudende laag in de ondergrond (100-150 cm-mv). Ter plaatse van de overige diepe boringen is deze laag in de ondergrond niet aangetroffen. Het matig verhoogde gehalte aan PAK is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan deze lokaal voorkomende matige bijmenging met puin. Een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Het sterk verhoogde gehalte aan PAK ter plaatse van boring 01-23 (0-50 cm-mv) is te relateren aan de matige bijmenging met houtskool in deze laag.
Op basis van de analyseresultaten is een nader onderzoek naar de aard en omvang van de sterke verontreiniging met PAK ter plaatse van boring 01-23 noodzakelijk. Met het nader onderzoek dient vastgesteld te worden of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Het onderzoek dient deel uit te maken van de aanvraag voor de Omgevingsvergunning (bouw woningen).
Aanbevelingen
Aanbevolen wordt een nader bodemonderzoek uit te voeren naar de aard en omvang van de sterke verontreiniging met PAK in de bovengrond ter plaatse van boring 01-23. Werkzaamheden in sterk verontreinigde grond mogen niet zonder toestemming van bevoegd gezag uitgevoerd worden. Dit nadere onderzoek heeft echter geen betrekking op dit bestemmingsplan. Op de situatietekening van het bodemonderzoek is aangegeven dat boring 01-23 buiten het plangebied van dit bestemmingsplan valt. Zodra gestart wordt met de ontwikkeling van dit deel van Kloostertuin Brakkenstein dient dit nader onderzoek uitgevoerd te worden.
In de opzet van de gebouwen is rekening gehouden met de bosachtige/parkachtige structuur. De oppervlakte open bodem moet groot blijven. Dat is positief voor (water) kringloop, bodemprocessen en dus biodiversiteit. Een open bodem helpt daarbij met de regulering van het klimaat. Ook het verblijfsgebied wordt aangenamer, mits er voldoende grotere bomen overblijven i.v.m. de boomkronen (vermindering windturbulentie bij hogere gebouwen en effect op schaduwvorming, verdamping/hitte-onttrekking en dus vermindering van hittestress).
Verder zou het positief zijn als gevelgroen wordt toegepast. Dit kan ook helpen bij de op de opvang van hemelwater. Gecombineerd met een buffertank zorgt dit voor een irrigatie van gevelgroen. Verticaal groen tegen gebouwen werkt klimaat regulerend, zowel voor hitte, fijn stof als wind/geluid.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. Voor zorgvastgoed wordt een specifieke module ontwikkeld. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.
Om de mogelijkheden voor een efficiënt en duurzaam energiegebruik in beeld te brengen kan het voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Inleiding
Royal Haskoning is in 2009 gevraagd een notitie op te stellen met betrekking tot de mogelijkheden van infiltratie betreffende bovengenoemde locatie. Het project heeft een tijdje stil gelegen maar wordt weer opgepakt en omvat nog steeds de nieuwbouw van een hofgebouw, parkgebouw, kerk en klooster. De locatie ligt in een grondwaterbeschermingsgebied.
De bestemming van diverse gebouwen is gewijzigd ten opzichte van de bestemmingen van 2009, waardoor een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is. De watertoets maakt er een onderdeel vanuit. Ballast Nedam heeft toen in 2009 en ook nu weer contact gehad met gemeente Nijmegen inzake het infiltreren. Deze notitie is een update van de in 2009 uitgebracht versie. De feitelijke opzet van het plan is niet gewijzigd, alleen de bestemmingen die aan de gebouwen gegeven wordt, zijn gewijzigd. De uitgangspunten voor de waterhuishouding gelden in principe nog steeds zodat de opzet om te komen tot infiltratie in dat gebied hetzelfde is als toen in 2009. De hierna opgenomen tekst is die van de notitie van 2009.
Hierbij wordt opgemerkt dat de beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie voor het overgrote deel betrekking heeft op het projectgebied (dat wil zeggen het gebied met de onderdelen A t/m F zoals aangeven op afbeelding 4.1). Het plangebied van dit bestemmingsplan is weliswaar kleiner, maar de waterhuishoudkundige situatie moet worden beoordeeld, onderzocht en getoetst op het niveau van het projectgebied.
Planlocatie en regenwater afvoersituatie
Een infiltratiegebied is vrijgehouden naast het parkgebouw. Een totaal oppervlak van 60 x 60 m2 = 3600 m2, enigszins hellend, is beschikbaar. Op grond van het beleid van de gemeente Nijmegen is infiltratie toegestaan, maar dan wel via een bovengrondse voorziening. Binnen het projectgebied kan hiervoor ruimte worden gereserveerd.
Via een lijngoot centraal in het plan voert circa 4.450 m2 dakvlak af naar genoemde locatie. Dit dakvlak is berekend volgens 1.170 m2 van de kerk, 2.327 m2 voor hofgebouw en 953 m2 voor parkgebouw. Regenwater gevallen op verhardingen is vuil en wordt niet afgevangen maar naar riolen in de omgeving afgeleid.
Bodemopbouw
Terrein en bodemopbouw
Op basis van het grondonderzoek (Royal Haskoning 2009) uit een eerste opnamefase/ sonderingsfase is de bodemopbouw beschreven. Het maaiveld van het terrein varieert van ca. NAP +22,5 m in het westen op het terrein tot ca. NAP +25,5 m in het oosten.
Over het hele terrein, met uitzondering van de zuidoost hoek ter hoogte van de kerk, bestaat de bodem over de gehele gesondeerde diepte uit matig tot vast gepakt zand. In enkele sonderingen is tussen NAP +11 m en NAP +13 m over een halve meter een terugval in de grondsterkte tot ca. 8 à 10 MPa zichtbaar.
In sondering 1, welke genomen is in de zuidoosthoek, is in de eerste 2,5 m een relatief slappe laag te zien met een conusweerstand van slechts 1 MPa.
Grondwaterstand
De grondwaterstand ter plaatse van de bouwlocatie te Brakkenstein is vastgesteld op basis van gegevens uit de DINO database. De grondwaterstand in het gebied schommelt tussen de NAP + 5,0 m en NAP + 8,0 m. De grondwaterstand is derhalve voldoende diep, om te kunnen infiltreren.
Doorlatendheid bodem
De doorlatendheid van de bodem is relatief goed te noemen. Geschat wordt een doorlatendheid van >10 m/dag. Echter op de diepte van een eventuele voorziening (ca 0.50 m onder maaiveld) wordt zand fijn en matig fijn aangetroffen. De doorlatendheid kan dan afnemen tot 5 m/dag. In een uitgevoerd onderzoek op de locatie in 2004 wordt dieper onder maaiveld zand grindig aangetroffen1. Deze laag is zeer goed doorlatend.
Ontwerp van de infiltratievoorziening
Op basis van beleid van de gemeente Nijmegen kan de voorziening worden vastgelegd op een inhoud van 10 mm ten opzichte van het aangesloten verharde oppervlak. Hierbij is er vanuit gegaan dat er een mogelijkheid tot escape is naar openbaar terrein via een oppervlakkige nood-overstroomvoorziening. Is dit niet mogelijk dan wordt door gemeente Nijmegen een inhoud van 20 mm aanbevolen. Er is 3600 m2, als een glooiend ontworpen landschap, aan oppervlak beschikbaar voor een voorziening.
Inhoud voorziening
Uitgaande van het aangesloten verharde dakoppervlak van 4450 m2 en de genoemde waarde van 10 mm aan berging is een inhoud van 45 m3 noodzakelijk. Een inhoud 90 m3 dient aangebracht te worden bij de 20 mm berging.
Oppervlak voorziening
Het benodigde oppervlak van de infiltratie voorziening is een samenspel tussen leeglooptijd en bodemdoorlatendheid. Veelal wordt voor een bovengrondse voorziening een leeglooptijd aangehouden van max. 48 uur. De lagere waarde van 5 m/dag (per m2) wordt gehanteerd voor de doorlatendheid. Een veiligheidsfactor van 2 wordt aangehouden om ongelijke bodemopbouw te vereffenen. Omgerekend is dit 5 m/dag / factor 2 / 24 uur = 0,105 m/u per m2.
Beschikbare ruimte
Uitgaande van het totaal aan beschikbare ruimte van 3600 m2 wordt het beschikbare afvoerdebiet berekend op 3600 m2 x 0,105 m/u = 378 m3/u. Benodigd is een capaciteit van 0,94 m3/u (45 m3 en een leeglooptijd van 48 uur). Het beschikbare afvoerdebiet is dan ook ruim toereikend, ook in het geval dat 90 m3 geïnfiltreerd zou moeten worden.
Een vulling van 0,0125 m wordt berekend (45 m3 berging), respectievelijk 0,025 m (90 m3 berging).
Verkleining van voorziening
Gezien het feit dat we te maken hebben met een enigszins glooiend terrein en een infiltratievoorziening dat alleen kan infiltreren met een vlakke bodem wordt geadviseerd een kleiner gebied in te richten als voorziening. Uitgaande van de hoogtelijnen van NAP +23.50 m op de tekening van de landschaps/tuin architect, wordt een vlak oppervlak gevonden van ca 500 m2.
Bij een oppervlak van 500 m2 wordt een beschikbaar afvoerdebiet berekend van 500 m2 x 0,105 m/u = 52,5 m3/u. Ook dit is nog ruim voldoende om in beide gevallen van bergingscapaciteit aan de ledigingstijd van max. 48 uur te voldoen.
Uitgaande van genoemd oppervlak wordt een vulling van 0,09 m respectievelijk 0,18 m berekend. Door het glooiende karakter van het terrein zal de vulling minder bedragen, maar wel over een groter oppervlak. Er wordt daarom niet verwacht dat een noodvoorziening naar elders noodzakelijk is (bovengrondse escape, zoals is toegestaan door gemeente Nijmegen).
Opbouw van de voorziening
In het algemeen worden bovengrondse infiltratievoorzieningen 0,35 à 0,5 meter beneden maaiveld, wat bodemhoogte betreft, aangelegd. Door de zijden met een flauwe helling te laten verlopen, kan eenvoudig onderhoud worden gepleegd. De bodem kan gras zijn of een mengsel van humeus materiaal (houtsnippers). Om het infiltreren over het gehele bodemoppervlak gelijkmatig te laten plaatsvinden, dient de bodem in een horizontaal vlak aangebracht te worden.
De geprojecteerde verzamelgoot komt uit in één van de zijden van de voorziening. Om leeglopen van de goot te kunnen laten plaatsvinden, zal de noodzakelijke berging onder dit niveau gevonden moeten worden. Gezien het feit dat niet verwacht wordt dat er een escape naar elders nodig is zal dan ook 20 mm (= 90 m3) onder het niveau van de inkomende goot bodem gevonden moeten worden.
Uitgaande van een gootbodem van NAP +23.70 m en de bodem van de infiltratie voorziening op NAP +23.50 m wordt voldaan aan genoemd criterium. Om de infiltrerende werking te behouden mag de locatie niet al te veel betreden worden. Om te voorkomen dat vervuilende stoffen in het grondwater terecht komen mag de locatie niet als hondenuitlaat locatie worden ingericht.
Conclusie en advies
Uitgaande van het aangesloten dakoppervlak en gerelateerd aan de bodemopbouw/ bodemdoorlatendheid is de aanleg van een infiltratievoorziening met een oppervlak van 500 m2 voldoende voor een eerste berging. Deze ruimte wordt gevonden binnen het park/gras gedeelte waarvan de hoogte op NAP +23.50 m is gelegen.
Gezien de bodemhoogte van de infiltratie voorziening (NAP +23.50 m) zal de bodem van de inkomende goot niet lager dan NAP +23.70 m gesitueerd mogen worden. Tussen maaiveld (= bodem voorziening) en de goothoogte wordt dan de berging van 20 mm gevonden. De berekende vulling is 0.18 m. Een escape naar elders lijkt dan niet noodzakelijk. Geadviseerd wordt de infiltratievoorziening uit te werken, zoals beschreven onder het kopje "opbouw van de voorziening".
Voorkomen moet worden dat overig regenwater (niet afkomstig van het aangesloten dakvlak) via verhardingen, terreinen of goot ook afstroomt naar de voorziening. De berging van de infiltratievoorziening is niet op extra aanvoer van regenwater berekend.
Tot slot wordt opgemerkt dat binnen het projectgebied, waar het plangebied deel van uitmaakt, voldoende ruimte is (of nog kan worden) gereserveerd, ten einde de in deze paragraaf beschreven maatregelen adequaat te kunnen uitvoeren.
Bereikbaarheid
In hoofdstuk 2 staat de bestaande situatie van het perceel beschreven. In paragraaf 2.1 is terug te lezen hoe het perceel in de omgeving ligt.
De ontsluiting van het gebied vindt vooral plaats via de Heyendaalseweg. Deze weg vervult de functie van gebiedsontsluitingsweg (50 km/u). Naast een functie voor het gemotoriseerde verkeer vervult de Heyendaalseweg ook een belangrijke functie voor het fietsverkeer en openbaar vervoer. Het is gezien de functie van deze weg niet wenselijk het plangebied hierop te ontsluiten. De Pastoor Wichersstraat en de Kanunnik Faberstraat zijn ingericht conform een duurzaam veilige inrichting met een 30km/uur regime en bijhorende fysieke maatregelen. De ontsluiting van het plangebied kan op deze wegen plaatsvinden. Doordat de nieuwe woongebouwen elk een eigen ingang krijgen zal de toename van de verkeersdruk zich verdelen door de wijk en nergens tot problemen leiden.
Langzaam verkeer
Alle gebouwen zijn goed bereikbaar voor fietsers en voetgangers. Alle vier de wegen die rond het plangebied lopen zijn voorzien van trottoirs. De Heyendaalseweg is voorzien van fietsstroken. Centraal op het terrein komt een openbaar park. Het park is vanuit drie locaties bereikbaar; vanaf de Heyendaalseweg langs de nieuwbouw, vanaf de Pastoor Wichersstraat en vanaf de Kanunnik Faberstraat ter hoogte van de Deken Gruenwaltstraat. Aansluitend aan het park ligt de begraafplaats, bereikbaar via de Pastoor Wichersstraat.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Kanunnik Faberstraat (lijn 14 halte Pater Eijmardweg) of de haltevoorzieningen van de Heyendaalseweg (lijn 3 en 15 halte Pater Eijmardweg) . De frequentie van lijn 14 is maximaal 4 bussen per uur. De lijnen 3 en 15 zijn een lijn naar het Afrikamuseum en een spitslijn met een frequentie van maximaal 2 per uur. De bushalte Kanunnik Faberstraat zal vanwege de ingang van de stallinggarage verplaatst worden.
Verkeersintensiteit
Voor het plangebied is een verkeerskundige analyse gemaakt. De basisverkeersgegevens van de Heyendaalseweg, Scheidingsweg en Houtlaan zijn zowel voor de huidige en toekomstige situaties bekend. Voor de toekomstige situatie is deze mede bepaald op basis van de bij het programma horende verkeersgeneratie. (uit telgegevens en uit het gemeentelijke verkeersmodel). Op basis van het programma (24 PG zorgunits 51 Woon/zorgappartementen en 24 huur/koop appartementen) is de verkeersproductie uitgaande van 3 bewegingen per zorgunit op woon/zorg appartement en 6 bewegingen per huur/koop appartement bepaald op 363 bewegingen. Dit verkeer wordt via de Heyendaalseweg afgewikkeld. De intensiteit neemt daarmee in 2024 maximaal toe van ongeveer 13.900 naar 14.300 voertuigen per weekdag.
Nota Bene: het verkeersmodel van de gemeente dat op het moment van opstellen van dit plan beschikbaar is, geeft slechts de intensiteit tot 2022 aan. Echter, aangezien dit gebied reeds volledig ontwikkeld is en de verkeersbewegingen en intensiteiten op binnenstedelijke wegen gelijk blijven is het niet noodzakelijk het verkeersmodel door te rekenen tot 2024 en kan gesteld worden dat de intensiteiten van 2022 en 2024 gelijk zijn.
Parkeren
De planontwikkeling moet binnen het plangebied in haar eigen opgeroepen parkeerbehoefte voorzien. Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone Schil/Overloopgebied.
Het plan voorziet als aangegeven in de realisatie van 24 PG zorgunits 51 woon/zorgappartementen en 24 huur/koop appartementen. Hiervoor gelden de volgende parkeernormen:
zorgunit (norm verzorgingstehuis) | 0,60 parkeerplaats per eenheid |
woonzorgappartement (norm woningen zeer klein <50 m2 GBO | 0,85 parkeerplaats per eenheid |
huur/koopappartement (norm woningen midden 90- 35 m2 GBO | 1,50 parkeerplaats per eenheid |
fysio/huisarts | 1,75 parkeerplaats per behandelkamer |
Tabel 6.1 Benodigde parkeerplaatsen
Gebouw | Soort woning | Aantal eenheden | Parkeernorm | Aantal parkeerpl. |
Hofgebouw | Zorgunit | 24 | 0,60 | 14,4 |
Woonzorg app. | 51 | 0,85 | 43,4 | |
Huur/koop app. | 24 | 1,50 | 36 | |
Praktijk (fysio/huisarts) | 2 | 3 | 6 | |
Totaal | 100 |
Tabel 6.2 Geplande parkeerplaatsen
Gebouw | Parkeerplaatsen |
Stallingsgarage Hofgebouw | 143 |
Parkeerplaatsen hoek Past. Wicherstraat/ Heyendaalseweg | 28 (dubbelgebruik Kerk / Hofgebouw) |
Totaal |
Voor het Hofgebouw zijn 100 parkeerplaatsen nodig. Het plan voorziet in de realisatie van 143 parkeerplaatsen in de garage waarvan 10 plaatsen gereserveerd zijn voor het gerealiseerde klooster. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de 28 reeds gerealiseerde plekken naast de kerk. Het plan voldoet hiermee aan de parkeereis. De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning definitief getoetst aan de dan geldende normen.
Fietsparkeren
De fietsenstallingen voor bewoners en werknemers moeten op eigen terrein worden opgelost. Het aantal klemmen dient te voldoende aan de hiervoor geldende CROW-richtlijnen (CROW-publicatie 291 Leidraad fietsparkeren). Vooralsnog bestaat het plan om in de parkeerkelder hiervoor ruimte te reserveren.
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De Heyendaalseweg is ingericht als 50 km/h weg evenals de Houtlaan en de Scheidingsweg. De overige wegen in de omgeving van het plangebied zijn ingericht als 30 km. Het plangebied zelf wordt ook ingericht als 30 km/h zone.
Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een (spoor)weg. Wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. In de Wgh staan voorkeurswaarden die alleen onder voorwaarden mogen worden overschreden. De voorkeurswaarde voor wegverkeer bedraagt 48 dB.
Voor railverkeer bedraagt de voorkeurswaarde 55 dB. Naast voorkeurswaarden zijn in de Wgh ook maximum toegestane geluidsbelastingen opgenomen. Als de voorkeurwaarde wordt overschreden maar de maximum toegestane geluidsbelasting niet kan onder voorwaarden een ontheffing worden verleend. In de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder” zijn deze voorwaarden opgenomen.
Om te bepalen of het plan uit oogpunt van geluidhinder aanvaardbaar is, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting.
Resultaten onderzoek
De te realiseren woningen liggen binnen de onderzoekszones van de Heyendaalseweg, de scheidingsweg en de Houtlaan. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat alleen ten gevolge van wegverkeer op de Heyendaalseweg de voorkeurswaarden worden overschreden ter plaatse van 9 appartementen. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Heyendaalseweg bedraagt maximaal 55 dB. Voor 6 appartementen is een bouwkundige afscherming aan de balkons gerealiseerd om een geluidluwe gevel te creëren. Zodoende kunnen alle woningen voldoen aan de Wet geluidhinder en de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder”.
Voor de woningen die een hogere geluidsbelasting hebben dan de voorkeurswaarde, wordt door de gemeente een hogere waarde vastgesteld. In het besluit staat onder welke voorwaarden de hogere waarden vastgesteld worden.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het nemen van projectbesluiten) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het nemen van een projectbesluit in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen. Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de regels van het Niet In Betekenende Mate besluit. Dit houdt in dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Een onderzoek naar luchtkwaliteit hoeft dan ook niet uitgevoerd te worden.
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ruim buiten het plangebied is een zuurstoftank aanwezig, maar de veiligheidscontour van deze inrichting ligt ruim buiten het plangebied en zorgt daardoor niet voor belemmeringen. Daarnaast zijn ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig. Ook buisleidingen bevinden zich niet in of in de nabijheid van het plangebied. Tot slot zijn er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied aanwezig.
Aan de hand van de beleidsnotitie "Bommen en Granaten, beleidsnotitie voor het opsporen en ruimen van explosieven in de ondergrond van Nijmegen" (2007) is gekeken of het plangebied mogelijk niet gesprongen explosieven bevat. Op basis van de beleidskaart is te zien dat de kans op het aantreffen van niet gesprongen explosieven in het plangebied zeer klein is. Er hebben in de tweede wereldoorlog namelijk in dit deel van Nijmegen geen oorlogshandelingen plaatsgevonden. Op de onderstaande kaart is het plangebied omcirkeld.
Figuur 5.1 risicokaart Bommen en Granaten
Voor de in deze omgeving gegroeide stadswijk is de basis in het begin van de twintigste eeuw gelegd door een aantal religieuze orden. De Heyendaalseweg vanaf de Houtlaan tot aan de Scheidingsweg en de groene zone tussen de Driehuizerweg en de Kanunnik Mijllinckstraat is de oudste kern van de wijk Brakkenstein. Deze kern vormt een assenkruis dat als stedenbouwkundige structuur de herinnering aan de ontstaansgeschiedenis van de wijk levend houdt.
Het plangebied omvat de westelijke arm van dat assenkruis; in de oostelijke arm, dus buiten het plangebied, heeft een aantal gebouwen de status gemeentelijk monument verworven. Hoewel de bebouwing binnen het plangebied wel dezelfde geschiedkundige waarde heeft, bezit die onvoldoende architectonische kwaliteiten om ook een beschermde status te rechtvaardigen. De massa van de kerk levert echter een stedenbouwkundig accent dat, samen met de kloostergebouwen op de hoek van de Pastoor Wichersstraat en de bebouwing aan de overzijde van de Heyendaalseweg, de ruimtelijke werking in het centrum van het assenkruis wezenlijk bepaalt.
De oostwest-as van het assenkruis wordt gekenmerkt door een groenzone met daarin vrijstaande grote gebouwen. Binnen het plangebied is de voormalige kloostertuin als groot groen element van belang voor de gehele wijk.
De voorgestelde wijziging van het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om, ook met vernieuwing van bestaande bebouwing en een enkele nieuwe toevoeging, de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van de wijk te behouden.
Ten aanzien van archeologie kan gesteld worden dat in de gemeentelijke archeologische beleidskaart het plangebied is aangeduid als Waarde 1. Dit houdt in dat er niet bekend is of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De verwachtingswaarde is laag tot middelhoog. Indien de grondwerkzaamheden kleiner zijn dan 2500 m2 hoeft er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Gezien het feit dat het plangebied groter dan 2500 m2 is, dient een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd te worden.
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).
In de bestemmingsplanregels komen de enkelvoudige bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Tuin en Verkeer voor.
Behalve bestemmingen zijn in het bestemmingsplan aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks- en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2008 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
In het bestemmingsplan Nijmegen Brakkenstein - 1 (Kloostertuin - Hofgebouw) komen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'overige zone - parkeergarage' en 'wetgevingszone - waarde archeologie - 1', de functieaanduidingen 'horeca', 'ontsluiting' en 'verblijfsgebied', bouwvlakken, de bouwaanduiding 'onderdoorgang' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' voor.
Gemengd - 1
Het overgrote deel van het gebouw heeft de bestemming Gemengd - 1. Binnen de bestemming Gemengd - 1 is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw mag worden opgericht. De bestemming Gemengd - 1 is opgenomen voor wonen met gemeenschappelijke voorzieningen en voor onzelfstandige woonvormen met gemeenschappelijke en ondersteunende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang vrij te blijven van bebouwing ten behoeve van een onderdoorgang voor langzaam verkeer.
Gemengd - 2
De bestemming Gemengd - 2 is opgenomen voor wonen, kantoren, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten (model Nijmegen). Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' zijn horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen) met bijbehorende terrassen toegestaan. De aanduiding 'verblijfsgebied' is opgenomen voor die gronden die een semi-openbare functie hebben voor voetgangers om van de Heyendaalseweg naar de kloostertuin te komen.
Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de tuinen en groenvoorzieningen behorende bij het gebouw.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. De ontsluiting van de ondergrondse parkeergarage is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
Beeldende kunst
Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter.
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Overige nutsbedrijven (zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations) met een inhoud van minder dan 50 m3 zijn niet opgenomen op de plankaart. Deze nutsbedrijven zijn op grond van de algemene regels binnen alle bestemmingen toegestaan. Op basis van de algemene bouwregel "(Bouw)werken ten algemene nutte" zijn tevens straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. binnen alle bestemmingen toegestaan. Op grond van de begripsbepaling van straatmeubilair behoren dan ook bijvoorbeeld beeldende kunst, speelvoorzieningen, afvalinzamelsystemen en reclameobjecten tot de mogelijkheden.
Ondergronds bouwen
Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven.
Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten
Bedrijven bij woningen zijn toegestaan voorzover deze vallen onder de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten.
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV.
Ondersteunende horeca
Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan. Onder ondersteunende horeca wordt niet bedoeld horeca die op grond van de bestemmingsbepalingen reeds is toegestaan.
milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
De aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater in een straal rond een waterwinningspunt. De bescherming is geregeld via een aanlegvergunningenstelsel.
overige zone - parkeergarage
Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeergarage' mag, naast hetgeen overeenkomstig de geldende bestemmingen mag worden gebouwd, tevens een ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de bovengrondse bestemmingen worden gebouwd met bijbehorende (bovengrondse) voorzieningen.
wetgevingszone - waarde archeologie - 1
De aanduiding 'wetgevingszone - waarde archeologie - 1' is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden in de bodem. Deze gronden hebben een lage tot middelhoge archeologische verwachtingsswaarde. Voor ingrepen van meer dan 2500 m2 en dieper dan 0,30 meter dient er archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.
Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid dienen twee aspecten bekeken te worden. Ten eerste dient de vraag beantwoord te worden het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Het antwoord op deze vraag is ja. De ontwikkelaar heeft in de begroting van de komende jaren budget gereserveerd om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Ten tweede dient gekeken te worden of het bestemmingsplan voorzien moet worden van een exploitatieplan. Een exploitatieplan is verplicht indien de ontwikkeling de bouw van een nieuw hoofdgebouw toestaat. Dit is inderdaad het geval. Echter middels een anterieure overeenkomst kunnen de kosten ook anderszins verzekerd worden en is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De gemeente Nijmegen en de ontwikkelaar hebben middels een overeenkomst afspraken gemaakt over de kosten. Daarmee is het kostenverhaal voldoende afgedekt en kan het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.
Voor dit bestemmingsplan is op 15 januari 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 10 april 2014 tot en met 21 mei 2014 ter visie gelegen. Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". In deze periode is er 1 zienswijze ingediend. In de reactienota "Nijmegen Brakkenstein - 1 (Kloostertuin - Hofgebouw)" is de ingekomen zienswijze opgenomen en voorzien van een gemeentelijke reactie. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijze niet gewijzigd.
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.
Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de Inspectie Leefomgeving en Transport niet noodzakelijk.
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.
Het plangebied is gelegen in grondwaterbeschermingsgebied en is conform de brief en de Wro-agenda een provinciale verantwoordelijkheid. Derhalve is vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland.
De Provincie Gelderland heeft per brief van 14 februari 2014 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven. De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat het provinciale beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden en voor oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwatervoorziening goed is verwerkt in het plan.
Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 28 januari 2014 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Het waterschap geeft aan dat het plan geen ruimtelijk relevante wateraspecten bevat die het waterschap toetst (zoals bijvoorbeeld watergangen, persleidingen, waterkeringen of compenserende waterberging). Daarom hoeft de watertoets niet verder doorlopen te worden. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.