direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Heyendaal - 5 (omgeving Driehuizerweg 285)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP15005-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Directe aanleiding voor het nieuwe bestemmingsplan vormt een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan om in het plangebied om de functies Bed & Breakfast toe te voegen op de adressen Driehuizerweg 281 en 287 en in de noordelijke helft van de voormalige Stoeterij Brakkenstein (Driehuizerweg 283). In het zuidelijke deel van de voormalige Stoeterij Brakkenstein luidt het verzoek om een feest-/vergaderruimte mogelijk te maken.

Het plangebied ligt ten zuiden van het centrum in de nabijheid van de Radbouduniversiteit en het Radboudziekenhuis en maakt onderdeel uit van Park Brakkenstein.

1.2 Bestaande situatie

Park Brakkenstein heeft een monumentaal karakter en kent een ruitvormige plattegrond. Het park wordt voorzien van strakke laanstructuren, zowel rondom als diagonaal door het park. Tussen de lanen liggen enkele informele paadjes. Enkele delen van het park zijn open en voorzien in grasveld anderen delen kennen een dichte begroeiing. Het oostelijke deel van het park is ingericht als botanische tuin.


Ook voorziet het park in een tweetal monumentale gebouwen te weten een witte villa en een voormalige stoeterij. Daarnaast zijn er nog twee kleinere bijgebouwtjes aanwezig aan de randen van het park, die momenteel dienst doen als woning. De gebouwen tezamen vormen een cluster die gesitueerd zijn aan de zuidoostzijde van het park.


Het park kent meerdere ingangen waarvan er één de hoofdentree vormt. Deze entree is voorzien van een poort en vormt de oprijlaan richting de villa. Tevens ontsluit deze een reeks parkeerplaatsen die ten westen van de villa zijn gesitueerd. Het parkeerterrein heeft een informeel karakter en wordt afgebakend door de aanwezigheid van een hefboom over de westelijke bomenlaan. De oprijlaan is de originele entree van het voormalige landgoed waar de eerder genoemde bebouwing en het Park Brakkenstein onderdeel vanuit hebben gemaakt. De oprijlaan haakt nu aan op de kruising Kwekerijweg, D'Almarasweg en de Driehuizerweg. De overige entrees zijn ondergeschikt en later aan het Park toegevoegd. Ze zijn bedoeld voor voetgangers en fietsers.


In de villa is momenteel een restaurant gevestigd. De Stoeterij wordt deels gebruikt als woning maar staat grotendeels leeg. Het plangebied omvat alle gebouwen, het parkeerterrein, de oprijlaan en het daartussen gelegen groen.

1.2.1 Vigerend bestemmingsplan

Het gebied valt onder het bestemmingsplan Nijmegen Heijendaal uit 2007 en kent daarin de bestemming park (bestemd voor groen en natuur). De gronden zijn bestemd voor een stadspark met bijbehorende voorzieningen alsmede voor

  • a. voor bestaande woningen en bijbehorende verkeersontsluitingen;
  • b. voor het bestaande horecabedrijf, de bijbehorende verkeersontsluiting en ter plaatse van de aanduiding "parkeerplaatsen" voor parkeerplaatsen;
  • c. voor het bestaande tennispaviljoen, de bijbehorende verkeersontsluiting en ter plaatse van de aanduiding "tennisbanen" voor tennisbanen;
  • d. voor de bestaande paardenhouderij annex ruitersportcentrum en ter plaatse van de aanduiding "paardenbak" voor een paardenbak;
  • e. voor behoud, beheer, onderhoud en ontwikkeling van de Botanische Tuin en daaraan gerelateerde en ondergeschikte natuureducatieve, culturele en recreatieve activiteiten.

De voorgestelde ontwikkeling past niet in deze bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP15005-VG01_0001.jpg"

Vigerend bestemmingsplan ter plaatse van onderhavig plangebied, bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

1.3 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt het gebruik van enkele gebouwen gewijzigd. Zo krijgen de twee bijgebouwtjes aan de rand van het park, naast een woonbestemming, tevens de mogelijkheid om gebruikt te worden als Bed & Breakfast. Het gebouw van de Stoeterij wordt behouden en wordt voornamelijk intern verbouwd, de enige uitbreiding vindt plaats door middel van uitbouw (een hoekserre) in het zuidelijke deel. Het toekomstige gebruik van de Stoeterij voorziet in een beperkte horecabestemming op het zuidelijke deel (alleen een feestzaal en of een vergaderruimte) en een woon- en Bed & Breakfast functie op het noordelijke deel. Door het toevoegen van een andere functies is het noodzakelijk parkeerplaatsen aan de omgeving toe te voegen.

Aangezien het onwenselijk is om gemotoriseerd verkeer het park in te trekken is er gekozen om de extra parkeerruimte aan weerszijde van de oprijlaan te situeren. De villa en de rest van het park blijven onaangetast en beschermd. De reeds bestaande parkeerplaatsen en de nieuw aan te leggen parkeerplaatsen aan weerszijden van de oprijlaan zijn op de verbeelding aangeduid met 'parkeerterrein'. Parkeren is, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

De bestemming 'Park' zoals in het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Heyendaal' is opgenomen komt niet meer voor in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In onderhavig bestemmingsplan is daarom gekozen om de bestemming 'Groen' op te nemen voor deze gronden. Voor een duidelijke afbakening van het bestaande horecabedrijf en de woningen is gekozen om deze uit de bestemming 'Groen' te halen en deze separaat te bestemmen met een bijbehorende bestemming en bouwvlak.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt de stoeterij functie opgeheven en daarmee verdwijnt ook de paardenbak van de manege. Die had een omvang van 1200m2 (20m bij 60m) en is in het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Heyendaal' planologisch bestemd door middel van de aanduiding 'paardenbak'. In onderhavig bestemmingsplan is deze aanduiding niet meer opgenomen.

Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid

2.1 Economische zaken

De Stoeterij is een uniek gebouw op een unieke locatie wat organisatorisch gekoppeld is aan nog een unieke locatie namelijk Chalet Brakkenstein. Horeca op unieke locaties heeft vaak een bereik dat verder gaat dan alleen bewoners van de eigen wijk of zelfs de stad. Kwalitatief goede initiatieven vanuit de markt, die inspelen op unieke kansen, laten we niet voorbijgaan en worden apart beoordeeld. Dit initiatief waarbij de Stoeterij als onderdeel van Chalet Brakkenstein gaat functioneren als een vergadercentrum en waarbij de ruimtes tevens ingezet worden voor kleinschalige feesten en bijeenkomsten wordt vanuit Economische Zaken ondersteund. De mogelijkheid om te blijven overnachten na een vergadering of feestelijke bijeenkomst in een Bed & Breakfast is een aanvulling op de bestaande markt. Bed & Breakfast wordt zowel door de toeristische als de zakelijke bezoekers van de stad gebruikt en voorziet in een behoefte aan de onderkant van de hotelmarkt.

2.2 Verkeer

2.2.1 Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer:

De Stoeterij kan niet bereikt worden met gemotoriseerd verkeer. De Stoeterij ligt in Park Brakkenstein. Het park is alleen toegankelijk voor voetgangers en fietsers. Via de Driehuizerweg kan de parkeervoorziening worden bereikt die wordt aangelegd voor de functiewijziging. De parkeervoorziening wordt gerealiseerd aan de toegangsweg van Chalet Brakkenstein.


Langzaam verkeer:

Het plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden door voetgangers. Fietsers kunnen de Stoeterij bereiken via een zijweg van de d'Almarasweg.


Openbaar vervoer:

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Heyendaalseweg.

2.2.2 Expeditie

Expeditie vindt plaats nabij de Stoeterij, buiten de slagboom (voetgangersgebied).

2.2.3 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Centrum ". De volgende berekening is van toepassing op de Stoeterij.


Koetshuis 281:

Bestaande situatie: woning 1,6pp

Nieuwe situatie: 5 kamer Bed&breakfast incl. verdieping p-norm 0,75pp = 3,75pp



Restaurant 285:

Bestaand: beg. grond + 1e verd. 482m2 p-norm 9pp/100m2 = 44pp



Stoeterij 283:

Bestaand: 1 woning 1,6pp

10 boxen p-norm 0,4pp/box = 4pp

Totaal 5,6pp



Nieuwe situatie: 8 kamers Bed&breakfast excl. verdieping p-norm 0,75pp = 6pp

Restaurant 180m2 excl. verdieping p-norm 9pp/100m2 = 16pp

Totaal 22pp


Huidige situatie totaal:

In totaal zijn voor de huidige situatie 1,6 + 44 + 5,6 = 51,2pp benodigd


Nieuwe situatie totaal:

In totaal zijn voor de nieuwe situatie 3,75 + 44 + 22 = 69,75pp benodigd


Dit betekent dat uitgaande van de aangenomen uitgangspunten de extra parkeerbehoefte 69,75 - 51,2 = 19pp bedraagt.


De 19 parkeerplaatsen worden in het plangebied aangelegd.

2.2.4 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheid regime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De maximum snelheid van de omliggende straten is 30 km/h.

2.3 Milieu

2.3.1 Bedrijvigheid

In de naaste omgeving van het plan bevinden zich geen milieugevoelige bestemmingen die het Deelplan Nijmegen Heyendaal - 5 kunnen beïnvloeden.

In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering, editie 2009' is geen aparte categorie 'feestzaal' opgenomen, daartoe is aangesloten bij de richtafstanden die in de publicatie zijn opgenomen voor disco's, muziekcafé's (SBI-2008: 563; SBI-1993: 554). Hieruit volgt een grootste richtafstand van 30meter voor geluid. Met betrekking tot de omliggende geluidgevoelige bestemmingen voldoet de invulling ter plaatse.


Indirecte hinder

Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat in het openbaar gebied weinig tot geen toename van de parkeerdruk zal optreden ten gevolge van dit plan. De nieuwe invulling zal een grotere verkeers aantrekkende werking zal hebben dan de huidige invulling, maar gaat beschikken over een voldoende aantal parkeerplaatsen op en nabij het eigen terrein.


Er is, in verband een ruimtelijke procedure, een akoestisch onderzoek (zie Bijlage 1) uitgevoerd voor Stoeterij Brakkenstein te Nijmegen. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat, ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen (gevels van woningen) wordt voldaan aan de maatgevende normering (Wet milieubeheer) ten aanzien van de indirecte hinder. De voorkeursgrenswaarde voor de indirecte hinder is maximaal 50 dB(A) ter plaatse van de woningen, welke gesitueerd zijn aan de route van het aan- en afrijdend verkeer op de openbare weg. Er wordt hiermee voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).


Conclusie

Het deelplan Nijmegen Heyendaal - 5 kan als acceptabel worden aangemerkt.

2.3.2 Bodem

In de toekomstige situatie wordt het gebruik van enkele gebouwen gewijzigd. Zo krijgen de twee bijgebouwtjes aan de rand van het park, naast een woonbestemming, tevens de mogelijkheid om gebruikt te worden als Bed & Breakfast. Het gebouw van de Stoeterij wordt behouden, intern verbouwd en voorzien van onder andere een horecabestemming. Door het toevoegen van een andere functies is het noodzakelijk parkeerplaatsen aan de omgeving toe te voegen.

Aangezien het onwenselijk is om gemotoriseerd verkeer het park in te trekken is er gekozen om de extra parkeerruimte aan weerszijde van de oprijlaan te situeren. De villa en de rest van het park blijven onaangetast en beschermd. De reeds bestaande parkeerplaatsen worden op de verbeelding aangeduid.

Voor de parkeerplaatsen geldt dat zij zodanig moeten worden aangelegd dat zij voldoen aan de Provinciale Milieuverordening van de Provincie Gelderland. Het standstill-step forward principe is van toepassing. Dit principe betekent namelijk dat nieuwe bestemmingen die een groter risico opleveren voor het grondwater dan de bestaande bestemming in beginsel niet zijn toegestaan. Door de nadelige effecten te compenseren ontstaat de mogelijkheid de voorgenomen activiteit toch te realiseren. Deze compensatie moet bestaan uit een ruimtelijke maatregel. Dat betekent dat elders in het grondwaterbeschermingsgebied een bestemmingswijziging moet worden gerealiseerd die het toegenomen risico wegneemt.

In het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Heyendaal' is een aanduiding 'paardenbak' met een oppervlakte van circa 1200m2 opgenomen. In onderhavig bestemmingsplan is deze aanduiding niet meer opgenomen en is aan deze gronden de bestemming 'Groen' gegeven. Een paardenbak is in de bestemming 'Groen' niet meer toegestaan, waarmee de ruimtelijke compensatie is geregeld.

Afspoelend, schoon regenwater van daken kan via een bodempassage en filtering met daartoe geschikte beplanting moet worden geïnfiltreerd. Eventueel verontreinigende stoffen worden dan gebonden aan de humusdeeltjes en bacteriën en planten.

De nieuwe parkeerplaatsen worden aangesloten op de bestaande kolken. Bij lekkage en/of calamiteiten worden verontreinigende stoffen afgevoerd naar het riool.

Voor deze bestemmingsplanwijziging/herziening is geen bodemonderzoek nodig, omdat:

  • de functie niet gevoeliger wordt
  • én in bodeminformatiesysteem van de gemeente Nijmegen geen aanwijzing is gevonden dat er bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.


Daarom zullen er zover het de bodem betreft geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen bestaan. Voor deze bestemmingsplanwijziging geldt dat geen bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling.

2.3.3 Geluid

Algemeen

Binnen het plangebied bevinden zich geen geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting hoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder.

Conclusie

Het deelplan Nijmegen Heyendaal – 5 kan als acceptabel worden aangemerkt.

2.3.4 Luchtkwaliteit

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:


a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.


ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Verwacht wordt dat het onderhavige plan een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.


ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.

Conclusie

De geplande nieuwbouw betreft geen gevoelige bestemmingen en voldoet daarmee ook aan dit aspect.

2.3.5 Externe veiligheid

Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:


a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.


De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:

  • Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grens- en richtwaarden als toetsingswaarden aangegeven.
  • Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt beschouwd ten opzichte van oriënterende waarden.


Ad a) Inrichtingen

De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hierboven aangegeven. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een Bevi inrichting.


Ad b) vervoer van gevaarlijke stoffen

Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen wordt voor uitgegaan van de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van oktober 2013. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het "Besluit transport externe veiligheid" zal naar verwachting in 2014 van kracht worden evenals het Basisnet vervoer. Thans wordt voor vervoer van gevaarlijke stoffen nog uitgegaan van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs).

In de nabijheid van het plangebied zijn echter geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig.


Conclusie
In het bovenstaande is aangegeven dat er in de naaste en verdere omgeving van het plangebied geen relevante risicobronnen aanwezig zijn. Er zal vanuit externe veiligheid dan ook geen beïnvloeding van het bestemmingsplan Nijmegen Heyendaal - 5 plaatsvinden.

2.3.6 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:


Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.

Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.


Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.

Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.

Bluswatervoorziening

Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de betrokken panden in dit plangebied minimaal 60 m3 water per uur. Er ligt een brandkraan op 35 meter van de ingang van het pand; deze brandkraan levert tussen 30 en 60 m3. Hoewel deze brandkraan dus niet de beoogde capaciteit heeft, ligt er op 250 meter een tweede brandkraan op een andere (transport)waterleiding die ruim 60 m3 levert. De bluswatersituatie is daarmee afdoende.

Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen.


Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de woningen/gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken; doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg / ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.

Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen.

Conclusie
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

2.3.7 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.


Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.


Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.


In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.


Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.


Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.


Voor utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.


Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

2.4 Water

2.4.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.


Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2011)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterplan 2010 - 2015 (WP4)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)
  • Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
2.4.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Brakkenstein. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) " relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

2.4.3 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

2.4.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. Voor activiteiten in het grondwaterbeschermingsgebied met een risico voor grondwater, zoals het aanleggen van een infiltratievoorziening en een parkeerplaats, is de regelgeving van de Provinciale Milieuverordening Gelderland van toepassing. De wijziging heeft een direct effect op het grondwaterbeschermingsgebied door de aanleg van extra parkeerplaatsen. Volgens de Provinciale Milieu Verordening Gelderland (2009) betekent dit dat uitbreiding van verharding gecompenseerd moet worden om te voldoen aan het standpunt van het "stand still- step forward" beginsel. Doel daarvan is om het risico voor de grondwaterwinning in het stedelijk gebied ten behoeve van de drinkwaterproductie te verminderen. Enerzijds wordt dit gedaan door de regenwaterafvoer van de nieuwe parkeerplaatsen ook aan te sluiten op het riool.


Anderzijds wordt een risicovermindering ruimtelijk gerealiseerd. Dit komt voort uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland (2013). De extra verharding van de parkeerplaatsen bedraagt ca 200m2 (19 plaatsen à 10m2). In het plan wordt de stoeterij functie opgeheven en daarmee verdwijnt ook de paardenbak van de manege. Die had een omvang van circa 1200m2 en is in het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Heyendaal' planologisch bestemd door middel van de aanduiding 'paardenbak'. In onderhavig bestemmingsplan is deze aanduiding niet meer opgenomen en is aan deze gronden de bestemming 'Groen' gegeven. Een paardenbak is in de bestemming 'Groen' niet meer toegestaan, waarmee de ruimtelijke compensatie is geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP15005-VG01_0002.png"

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)


Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

2.4.5 Riolering / hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Driehuizerweg. De riolering is uitgevoerd als persriool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP15005-VG01_0003.png"

Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater.


Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.

2.5 Natuur & Landschap

2.5.1 EHS & Natuurbeschermingswet

Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Conclusie

Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.

Conclusie

Dit bestemmingsplan ligt niet in de EHS en derhalve is de EHS niet van toepassing.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')


In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.


Conclusie

De genoemde gebieden liggen op voldoende afstand van dit bestemmingsplan dat geen effecten te verwachten zijn.

2.5.2 Flora en Fauna

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.

Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.


Conclusie

Gezien de aard van het bestemmingsplan worden geen significante effecten verwacht op flora en fauna.

2.5.3 Groen

Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

Park Brakkenstein behoort tot de hoofdgroenstructuur, is rijksmonument en op stads- en wijkniveau een belangrijk park voor Nijmegen. Door de ligging naast het universiteitsterrein, de gebouwen in het park en de functie voor evenementen wordt het park goed gebruikt en gewaardeerd.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan veranderen enkele functies binnen de gebouwen in het park. Voor de groenbestemming hebben deze functiewijzigingen geen gevolgen. De extra parkeerplaatsen worden toegevoegd binnen de groenbestemming. Feitelijk blijft de groenbestemming dus even groot, maar er zullen meer auto's parkeren dan voorheen. Doordat de nieuwe parkeerplaatsen aansluitend aan de bestaande parkeerplaatsen en langs de oprit komen, is de invloed op de groenbestemming minimaal, auto's komen niet verder het park in dan voorheen. Bovendien dragen ze bij aan het in stand houden van het gebruik van het park. Dit bestemmingsplan is dan ook niet strijdig met het groenbeleid.


Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

In Park Brakkenstein staan veel bomen waarvan met name de bomen in de laanstructuren de extra status 'waardevol' of 'monumentaal' hebben gekregen. Behoud van alle bomen in het park is uiteraard uitgangspunt, mede vanwege de monumentale status van het park. Dit betekent niet dat er nooit iets kan veranderen in een park. Veranderingen dienen altijd zorgvuldig afgewogen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP15005-VG01_0004.png"

Conclusie

In het ambitiedocument uit maart 2013 zijn de uitgangspunten ten aanzien van de bomen verwoord. Uitgangspunt is dat waardevolle en monumentale bomen behouden worden. Diverse bomen en (delen van) lanen zijn ouder dan 80 jaar en in omvang en verscheidenheid bijzonder, zij hebben de monumentale status of zijn waardevol (zie kaart hierboven). De voorgenomen activiteiten mogen geen verslechtering van deze bomen veroorzaken. Voor deze bomen zal, indien ze gezond en veilig zijn, geen rooivergunning afgegeven worden.


Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan is het bestemmingsplan niet strijdig met het bomenbeleid.

2.6 Archeologie en Cultuurhistorie

2.6.1 Cultuurhistorische waarden
2.6.1.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten.

2.6.1.2 Gemeentelijk beleid

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.

Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Het betreffende bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 4 van de cultuurhistorische beleidskaart. Gebieden die tot gebiedstype 4 behoren zijn beschermde monumenten en beschermde stadsgezichten en stadsbeelden. Landgoed Brakkenstein is geheel beschermd als rijksmonument. In de Nota Cultureel Erfgoed is vastgelegd dat in beschermde gebieden cultuurhistorie de bepalende factor is bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Uitgangspunt is de bestaande situatie zoveel mogelijk te handhaven en ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken. Er is gedetailleerde aandacht voor cultuurhistorie. In bestemmingsplannen zorgen planregels en passende functies voor behoud van de cultuurhistorische waarden. Er is in deze gebieden sprake van overwegend conserverende bestemmingsplannen.

2.6.1.3 Plangebied

Landgoed Brakkenstein is beschermd als rijksmonument. Zowel het park als de afzonderlijke gebouwen zijn beschermd. Het gaat om de volgende gebouwen:

Driehuizerweg 281, schelpenhuis
Driehuizerweg 283, voormalige paardenstallen
Driehuizerweg 285, villa
Driehuizerweg 287, voormalige tuinmanswoning

Ook de waterput en de toegangspoort zijn beschermd. De beschrijving en waardering van het complex en de afzonderlijke onderdelen zijn te vinden in de redengevende omschrijving.

Het landgoed is een van de weinige nog grotendeels gaaf bewaard gebleven landgoederen in Nijmegen, die als een ring rondom de stad waren gesitueerd. Van veel van deze voormalige landgoederen in Nijmegen is vaak alleen het hoofdhuis bewaard gebleven, maar van landgoed Brakkenstein is zowel het goed zelf, met parkaanleg en sterrenbos, als verscheidene bij het landgoed horende gebouwen bewaard gebleven. De hoogwaardige kwaliteit van het landgoed, de gaafheid van de bebouwing en de historisch-ruimtelijke relatie met de groenvoorziening vormen dan ook een waardevol ensemble. De paardenstallen zijn uniek voor Nijmegen en ook voor Nederland bijzonder en zeldzaam.

2.6.1.4 Gevolgen bestemmingsplan voor cultuurhistorische waarden

De voorgestelde bestemmingen zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt goed mogelijk bij deze waardevolle monumenten. Bij eventuele aanpassingen van de gebouwen voor de betreffende functie zullen de monumentale waarden leidend zijn. Verbouwings- en wijzigingsplannen worden door de Commissie Beeldkwaliteit getoetst en ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zal, in verband met herbestemming, adviseren.

De voorgestelde locatie voor het parkeerterrein is gelet op de bescherming van het park eveneens mogelijk. De parkeerplaatsen kunnen tussen het groen geplaatst worden, waardoor er geen waardevol groen verloren gaat. De oprijlaan is een zichtlijn naar de villa. De inrichting van de parkeerplaatsen zal daarom zorgvuldig ontworpen dienen te worden en passend bij de monumentale uitstraling van het park moeten zijn. Het ontwerp zal eveneens aan de Commissie Beeldkwaliteit en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorgelegd dienen te worden.

2.6.2 Archeologie
2.6.2.1 Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

2.6.2.2 Plangebied

Het plangebied ligt in een gebied met waarde 2 op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Nijmegen. Waarde 2 staat voor een gebied met een archeologisch belang. Dat wil zeggen dat er een hoge verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische waarden in de bodem. In dit geval is dat gebaseerd op de aanwezigheid van de Romeinse weg van Nijmegen naar Mook en Cuijk. Net buiten de gemeente Nijmegen, in de bossen van Heumensoord, is de weg nog zichtbaar, als een zes meter brede verhoging met aan elke kant een bermsloot. Op gedetailleerde hoogtekaarten is deze weg nog over honderden meters te volgen.

Romeinse wegen structureren de aanwezige bebouwing, net als tegenwoordig. Langs de grote doorgaande wegen, waar dit er een van is, komen op gezette afstanden grotere en kleinere nederzettingen en grafvelden voor. In politiek en militair onrustigere tijden zijn er ook wachtposten langs gebouwd, om de weg en het verkeer te bewaken en beschermen. Een dergelijke wachtpost is eveneens in het Heumensoord aanwezig.

In de (vroege) middeleeuwen zijn Romeinse wegen vaak ook nog in gebruik, zodat ook uit die tijd langs deze weg dorpjes of losse huizen kunnen voorkomen.

In dit deel van Nijmegen kunnen ook sporen uit oudere tijden voorkomen, maar daar hebben we door het meestal kleinschalige karakter nu nog maar weinig of geen zicht op.

De voorgestelde plannen hebben voor wat betreft de voorgestelde functiewijzigingen geen directe gevolgen voor de eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische waarden. Dit wordt anders zodra er sprake is van bodemverstorende gevolgen. Deze kunnen de aanwezige archeologische waarden bedreigen. Er dient dus te worden vastgesteld of en in welke mate deze waarden worden bedreigd. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek kan het bevoegde gezag, de gemeente Nijmegen, maatregelen laten nemen die de aanwezige archeologische waarden beschermen, zie onderstaand schema.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP15005-VG01_0005.png"
In een gebied met een archeologisch belang, waarde 2, gelden ondergrenzen aan de onderzoeksverplichting. Dit is gekoppeld aan het oppervlak van het plangebied (groter dan 100 m2) en een verstoringsdiepte die dieper gaat dan 30 cm onder maaiveld. Worden deze grenzen overschreden dan geldt de genoemde onderzoeksverplichting.

Zodra het gaat om gravend archeologisch onderzoek dan is een vooraf door het bevoegd gezag, de gemeente Nijmegen, goedgekeurd Programma van Eisen vereist.

2.6.2.3 Kosten

De kosten van dit archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).

2.6.2.4 Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Minister van OC&W c/q de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Economische uitvoerbaarheid

De betreffende locatie is in particulier eigendom en opgenomen in de exploitatie G506 Driehuizen, Kwakkenberg en Heemraadstraat. De gemaakte en de te maken kosten zijn voor een deel gedekt door de verkoop van het terrein én een anterieure overeenkomst met de particuliere eigenaren.


Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 30 juli 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Conform de inspraakverordening heeft er inspraak plaatsgevonden via de zienswijzeprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn
is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingekomen.

Hoofdstuk 4 Vooroverleg

4.1 Provincie Gelderland

Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is.


Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied en is conform de brief en de Wro-agenda een provinciale verantwoordelijkheid. Derhalve is vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland.


De Provincie Gelderland heeft per brief van 11 augustus 2014 2014 in het kader van artikel 3.1.1. Bro overleg een reactie gegeven. Het bestemmingsplan geeft de provinciale afdelingen aanleiding om te adviseren ten aanzien van de volgende provinciale belangen:

  • Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied ligt binnen het grondwaterbeschermingsgebied Heumensoord. Het provinciale beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden en voor oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwatervoorziening is opgenomen in paragraaf 2.4.3 van de structuurvisie. Deze worden begrensd door de zogenaamde 25-jaarszone. Er geldt een "stand still, step forward"-beginsel, wat betekent dat nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande niet acceptabel zijn en dat uitbreiding van bestaande activiteiten geen hoger risico mag opleveren. Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's. Het beleid voor grondwaterbeschermingsgebieden en voor oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwatervoorziening is tevens opgenomen in de artikeien 16 en 17 van de ruimtelijke verordening.
De afdelingen hebben geconstateerd dat vorengenoemd beleid niet goed is verwerkt in het plan.
Het toevoegen van de nieuwe functies in de bestaande bebouwing leidt tot een extra parkeerbehoefte van 19 parkeerplaatsen. Uw constatering dat hiervoor een ontheffing van de Provinciale milieuverordening moet worden aangevraagd bij de provincie Gelderland is juist. In de toelichting refereert u terecht aan het "stand still, step forward'-principe. Echter, de betekenis hiervan is anders dan u veronderstelt. Dit principe betekent namelijk dat nieuwe bestemmingen die een groter risico opleveren voor het grondwater dan de bestaande bestemming in beginsel niet zijn toegestaan. Door de nadelige effecten te compenseren ontstaat de mogelijkheid de voorgenomen activiteit toch te realiseren. Deze compensatie moet bestaan uit een ruimtelijke maatregel. Dat betekent dat elders in het grondwaterbeschermingsgebied een bestemmingswijziging moet worden gerealiseerd die het toegenomen risico wegneemt. Dat kan bijvoorbeeld door een stuk grond met een landbouwbestemming een natuurbestemming te geven. De vuistregel is dat dit terrein twee keer zo groot moet zijn dan het terrein dat een nadeligere bestemming krijgt. Uit het voorontwerp blijkt dat hier vooralsnog geen rekening mee is gehouden. Dit dient alsnog te gebeuren.

Reactie gemeente Nijmegen

Bovenstaande opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting bij het bestemmingsplan onder paragraaf 1.3, 2.3.2 en 2.4.4.

4.2 Waterschap

Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 5 augustus 2014 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg een reactie gegeven. Het bestemmingsplan bevat geen ruimtelijk relevante wateraspecten (zoals bijvoorbeeld watergangen, persleidingen, waterkeringen of compenserende waterberging). Daarom hoeft de watertoets niet verder doorlopen te worden. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.

Bijlagen bij Toelichting