direct naar inhoud van 3.8 Milieubeleid
Plan: Buitengebied Bemmel 1978 - 5 (Stationsstraat 82)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP145W5-OH01

3.8 Milieubeleid

3.8.1 Algemene milieuregelgeving
3.8.1.1 Europese en Landelijke regelgeving

De Nederlandse milieuwetgeving is gebaseerd op de IPPC-richtlijn van de Europese Gemeenschap. Voor zover deze richtlijn nog niet is verwerkt is in de Nederlandse wetgeving heeft deze richtlijn rechtstreekse werking. De bescherming van het milieu is voor een groot deel geregeld in de Wet Milieubeheer. Deze wet is uitgewerkt in een groot aantal AMvB's, regelingen, richtlijnen en circulaires.

3.8.1.2 Provinciaal beleid

Provinciaal milieubeleidsplan en de Provinciale milieuverordening

Provincie Gelderland heeft een milieubeleidsplan en een milieuverordening vastgesteld waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen voor milieubeschermingsgebieden zoals, grondwater- en bodembeschermingsgebieden en stiltegebieden.

3.8.1.3 Gemeentelijk beleid

Coalitieakkoord 2006-2010 Samen sterk

Het college wil de komende jaren bijzondere aandacht besteden aan een gezond leefmilieu, met name gericht op het verbeteren van de luchtkwaliteit en de kwaliteit van het groen. De stad moet bereikbaar blijven, daarom wordt het gebruik van fiets en (hoogwaardig) openbaar vervoer gestimuleerd. De aanleg van transferium Ressen krijgt daarom voorrang.

Actualisatie Milieubeleidsplan gemeente nijmegen 2007-2010

Dit plan is een actualisatie van het Milieubeleidsplan 2002-2005. Daarnaast speelt het in op enkele actuele en indringende thema's. Het klimaatbeleid zal vooruitlopend op een nieuw convenant met het Rijk geïntensiveerd worden.

Milieu-uitvoeringsprogramma 2009

Dit uitvoeringsprogramma is een uitwerking van de gemeentelijke doelen en ambities op het gebied van milieu. Het is een jaarlijkse, voortschrijdende programmering. Het programma is gebaseerd op de doelstellingen en beleidsvoornemens in de “Actualisatie Milieubeleidsplan Gemeente Nijmegen 2007-2010”, het Coalitieakkoord 2006-2010 en de Perspectiefnota's 2008 en 2009. In dit uitvoeringsprogramma zijn alleen die activiteiten opgenomen die een tijdelijk, projectmatig karakter dragen.

Algemeen Plaatselijke Verordening (APV)

De APV bevat bepalingen voor diverse milieu-aspecten o.a. geluid, afval, externe veiligheid, bodem en stank.

3.8.2 Bodem
3.8.2.1 Wet bodembescherming

Deze wet bevat bepalingen gericht op preventie en sanering van bodemverontreiniging. De wet is uitgewerkt in een groot aantal AMvB's, regelingen, richtlijnen en circulaires. Op grond van deze wet moet grond die binnen de Waalsprong wordt toegepast, worden onderzocht.

3.8.2.2 Besluit Bodemkwaliteit

Dit besluit stelt eisen aan het gebruik van bouwstoffen op of in de bodem, bijvoorbeeld bij hergebruik van grond in een geluidswal of puin als verhardingslaag.

3.8.2.3 Nota Bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan in Nijmegen

Deze nota (januari 2004) beschrijft 1) de totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart, 2) het bodembeheerplan voor het hergebruik van licht verontreinigde grond in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet en 3) de saneringsgrenzen van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In de Waalsprong zijn we extra alert op bestrijdingsmiddelen omdat deze regelmatig worden aangetroffen in de bodem.

3.8.2.4 Beleidsnota Bodem

Deze nota is door de provincie Gelderland en de gemeenten Nijmegen en Arnhem vastgesteld. In deze nota geven de bevoegde gezagen aan hoe zij omgaan met het hun bevoegdheden op grond van de Wet bodembescherming ten aanzien van bodemsanering. Het College van B&W van Nijmegen is bevoegd gezag voor landbodems op het grondgebied van Nijmegen. Het college van GS van Gelderland is bevoegd gezag voor regionale waterbodems. Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor waterbodems van Rijkswater, waaronder de Waal.

3.8.2.5 Gemeentelijke verordening bodembescherming

Deze verordening bevat voornamelijk procedurele bepalingen in verband met bodemsaneringen en stelt voorwaarde aan de daartoe in te dienen stukken (saneringsplan e.d.).

3.8.2.6 Wet milieubeheer, woningwet en gemeentelijke bouwverordening

De Wet milieubeheer bevat bepalingen ten aanzien van de bodem. De woningwet en de daartoe vastgestelde gemeentelijke bouwverordening bevatten bepalingen ten aanzien van bodemonderzoek en bodemverontreiniging in verband met aanvragen voor bouwvergunningen.

3.8.3 Geluid
3.8.3.1 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder stelt grenzen aan de geluidsbelastingen bij geluidsgevoelige bestemmingen veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en bedrijven op gezoneerde industrieterreinen. Geluidsoverlast moet zo veel mogelijk worden beperkt door eerst maatregelen aan de geluidsbron te treffen, daarna te kijken of er overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld een geluidsscherm, afstand tussen bron en gehinderde vergroten) kunnen worden getroffen. Het isoleren van woningen is de laatste optie.

Alle woningbouwlocaties in de Waalsprong liggen geheel of gedeeltelijk binnen de invloedsgebieden van een weg of spoorweg. Voor nieuw aan te leggen wegen en de Prins Mauritssingel is afgesproken om stille wegdekken toe te passen. Ondanks deze maatregel zullen overschrijdingen van de voorkeurswaarden blijven voorkomen.

Per 1 januari 2007 is een deel van EU-richtlijn “omgevingslawaai” verwerkt in de Wet geluidhinder. Dit heeft onder andere geleid tot nieuwe dosismaten voor weg- en railverkeerslawaai. De Wet geluidhinder is uitgewerkt in een groot aantal AMvB's, regelingen, richtlijnen en circulaires.

3.8.3.2 Huidig Nijmeegs geluidsbeleid

Nijmegen wil geluidsoverlast door weg- en railverkeer en gezoneerde industrieterreinen zo veel mogelijk beperken en de leefomgeving beschermen. Wij doen dit door hoge geluidsbelasting beperkt toe te staan en daarbij eisen te stellen aan de situering van een gebouw en de indeling van woningen.

3.8.3.3 Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder

Deze beleidsregels van maart 2007 geven een kader waarbinnen nieuwbouw op geluidsbelaste locaties mogelijk wordt gemaakt.

3.8.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriele regelingen.

Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteitseisen van Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer maakt onderscheid tussen plannen die "in betekenende mate" invloed op de luchtkwaliteit hebben en plannen die dit niet hebben. Voor woningbouw en kantoorlocaties ligt de "in betekenende mate-grens" momenteel op 1500 woningen resp. 100.000m2 bruto vloeroppervlak voor kantoren. Voor andere of gemengde bestemmingen moet met berekeningen worden aangetoond dat ze geen relevante bijdrage leveren aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Overigens moeten plannen in elkaars nabijheid (straal 1 km én gezamenlijke ontsluitingsinfrastructuur) die binnen de periode 2009 tot 2015 gerealiseerd worden, gezamenlijk beoordeeld moeten worden (zgn. cumulatieregel).

3.8.4.1 Het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. De kern van het besluit is dat in zones luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mogen geen 'gevoelige bestemmingen' geplaatst worden. Uitbreiding van bestaande gevoelige bestemmingen is éénmalig toegestaan met maximaal 10% van de blootgestelden. Is er geen normoverschrijding, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen.

3.8.5 VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Bij de inrichting van de Waalsprong moeten milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen op elkaar worden afgestemd. In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering staan de afstanden waarmee rekening gehouden dient te worden. Hier kan in voorkomende gevallen gemotiveerd van worden afgeweken.

3.8.6 Afval

Plan van aanpak afvalbeleid en –inzameling huishoudelijk afval 2005-2008. Afval moet gescheiden worden aangeboden en ingezameld. Voor Glas en textiel moeten ondergronds containers worden ingezet. Restafval en Gft moeten juist bovengronds worden ingezameld en opgeslagen. Het tegengaan van zwerfafval is een belangrijk uitgangspunt.

3.8.7 Duurzaam bouwen
3.8.7.1 KAN convenant duurzaam bouwen 2000

De overheden uit het KAN-gebied, bouwpartijen en ontwikkelaars hebben het minimum kwaliteitsniveau van duurzaam bouwen in de KAN-regio vastgelegd.

3.8.7.2 Afspraken duurzaam bouwen in de Waalsprong 2005

Tussen GEM-partijen zijn afspraken gemaakt over het basispakket duurzaam bouwen in de Waalsprong.

3.8.7.3 FSC convenant

Als uitwerking van het duurzaam bouwen beleid heeft Nijmegen het landelijke FSC-convenant ondertekend. Hierin is onder andere vastgelegd dat voor alle toepassingen in de openbare ruimte FSC-hout moet worden toegepast. Gemeente Nijmegen spreekt de intentie uit FSC hout en producten te gebruiken en het gebruik hiervan te stimuleren.

3.8.8 Energie en Klimaat
3.8.8.1 Wetten en besluiten

Er is een aantal wetten en besluiten waarin de energievoorziening en de daaraan te stellen regels is geregeld:

  • Electriciteitswet/ Gaswet met het daarop gebaseerde Besluit Aanleg Energie Infrastructuur (BAEI)
  • Besluit voorzieningen en installaties
  • Bouwbesluit
  • Warmtewet (aangenomen door de Tweede Kamer 3 juli 2008)

3.8.8.2 Raadsbesluiten
  • Raadsbesluit Energievoorziening Land over de Waal; 14-5-1997
  • Milieuparagraaf SOK GEM Waalsprong, 1997
  • Principe overeenkomst Energievoorziening Waalsprong; 16-3-2000
  • Raadsbesluit Masterplan Energievoorziening Waalsprong 10-5-2000
  • MER Waalsprong 2003 (bijlage windenergie + bijlage energie)
  • Klimaatplan Gemeente Nijmegen 2004-2007
  • Bouwverordening Gemeente Nijmegen
  • Kadernotitie Klimaat 2008-2011 (vastgesteld op 23-01-08)

3.8.8.3 kadernotitie klimaat

De kadernota klimaat heeft de volgende doelstellingen:

3.8.8.3.1 Algemeen
  • De uitstoot van broeikasgassen - met name CO2 - in 2020 met 30% verminderen vergeleken met 1990.
  • Het aandeel duurzame energie verhogen van 2% nu tot 20% in 2020.
  • Een energiebesparing realiseren van 3% netto per jaar.

3.8.8.3.2 Bouwen en Wonen

De gemeente realiseert in de gebouwde omgeving een forse energiebesparing. Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen met meer dan 50% is verlaagd.

3.8.8.3.3 Mobiliteit

In 2032 vindt 62% van de vervoersbewegingen plaats per voet, fiets of openbaar vervoer. Dit is gelijk aan het huidige percentage.

3.8.8.3.4 Energieproductie

De gemeente streeft naar het vergroten van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. De gemeente streeft naar een verdubbeling van energie gewonnen door windturbines in 2011.

3.8.8.3.5 Adaptatie (voorbereiden op extreme weersomstandigheden)

Realiseren naar voldoende waterberging (watertoetsprocedure). Voorkomen van hitte-eilanden (bijvoorbeeld door vergroenen van daken en gevels, beschaduwen en ondergronds parkeren).

3.8.9 Externe veiligheid

Voor externe veiligheid zijn diverse wetten, besluiten en regelingen van toepassing. Voor zowel bepaalde categorieën stationaire inrichtingen (bedrijven) als niet-stationaire inrichtingen (spoor-, vaarwegen, wegen en buisleidingen) gelden regels voor externe veiligheid. Met name het vervoer van gevaarlijke stoffen over daarvoor aangewezen routes speelt hierbij een belangrijke rol. Ook bepaalde bedrijven (bijv. LPG-tankstations) hebben een ruimtelijke impact vanwege vrijwaringszones voor externe veiligheid. Bij zowel stationaire als niet-stationaire inrichtingen dient rekening te worden gehouden met het plaatsgebonden risico (PR) als het groepsrisico (GR).

Voor het plaatsgebonden risico gelden ten aanzien van transportroutes of inrichtingen wettelijke afstandsnormen of risicocontouren waarbinnen niet gebouwd mag worden.

Voor het groepsrisico geldt een wettelijke verantwoordingsplicht ten opzichte van de oriënterende waarde voor het groepsrisico bij overschrijding van deze oriënterende waarde of bij significante toename. De oriënterende waarde voor het GR geldt binnen het invloedsgebied van het object of binnen een zone van 300 meter langs een transportas en geeft het aantal personen aan dat maximaal binnen deze zone aanwezig mag zijn zonder dat de oriënterende waarde wordt overschreden. Hiervan mag alleen gemotiveerd worden afgeweken.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Dit besluit heeft tot doel om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Met het oog op deze waarborgfunctie strekt dit besluit er onder andere toe de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen te betrekken bij de besluitvorming op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening ten aanzien van risicovolle inrichtingen.

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

Deze regeling bevat regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.