Plan: | Buitengebied Dorp Lent - 35 (Smitjesland 7) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP140W35-VG01 |
Hoewel de vigerende bestemming nog steeds agrarische doeleinden is, zijn alle bedrijven/activiteiten in de naaste omgeving beëindigd, dan wel zullen op korte termijn worden beëindigd.
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:
Uit deze bodemonderzoeken blijkt:
Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als woonfunctie.
Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
De locatie ligt niet in een (geluid)zone van een weg. De Wet geluidhinder is op dit plan niet van toepassing.
Bij een ruimtelijk plan dat getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Het plan betreft het wijzigen van het gebruik van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Het zal duidelijk zijn dat een plan met slechts 1 woning een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve niet in betekenende mate (NIBM) en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Specifiek woningen worden niet genoemd.
Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Omdat woningen niet genoemd zijn, voldoet het plan aan het gestelde in het besluit. Overigens wordt bij de geplande woning geen grenswaarde voor stikstofdioxide en/of fijn stof overschreden.
Conclusie
de regelgeving voor luchtkwaliteit verzet zich niet tegen het plan.
In de naaste omgeving van de locatie Smitjesland 7 bevinden zich geen bedrijven/inrichtingen waarvan de gevarencirkels reiken tot aan het plangebied.
In de directe nabijheid van de locatie Smitjesland 7 zijn geen modaliteiten aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen geen beperkingen worden geconstateerd.
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij geen bijzondere beperkingen ten aanzien van de situering van gebouwen onderling.
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient minimaal 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw mag maximaal 40 meter bedragen. Om aan deze afstandsvereiste te voldoen zal er een brandkraan in het plangebied bijgeplaatst moeten worden.
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en/brandweertoegangen van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat (al dan niet op particulier terrein) tot deze brandweertoegang, mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig gemaakt te worden. Het voorgelegde plan voldoet aan deze voorwaarden.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. Het advies van de brandweer is dus positief.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.