direct naar inhoud van Artikel 3 Verkeer
Plan: Buitengebied Dorp Lent - 27 (Geluidsscherm spoorlijn)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP140W27-OH01

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' voor railverkeersvoorzieningen en daartoe benodigde gebouwen, bouwwerken, spoorwegwerken en werken waaronder kunstwerken, zoals bruggen en viaducten;
  • b. (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'brug', specifiek voor (on)gelijkvloerse kruisingen als bedoeld in lid b, waaronder bruggen, tunnels, viaducten en overkluizingen met bijbehorende voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat', voor specifiek te beschermen voorzieningen als bedoeld in lid c;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeersverbinding', tevens voor een langzaamverkeersverbinding;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kazemat', tevens voor een kazemat;
  • h. onderhoudspaden, vluchtwegen en vluchttrappen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  • k. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 11.1.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
  • c. (ondergrondse) voorzieningen voor kruisingen van water en verkeersdoeleinden, zoals tunnels, duikers en viaducten.

3.2.2 Specifieke bouwregels

De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. De totaal bebouwde oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 7,5% van het bestemmingsvlak.
  • b. De bouwhoogte van portalen voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
  • c. De bouwhoogte van draagconstructies voor de bovenleiding mag niet meer bedragen dan 15 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
  • d. De bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
  • e. Voor het bouwen van geluidwerende voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. Geluidwerende voorzieningen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 9 m van de as van het dichtstbijzijnde spoor.
    • 2. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidsscherm 1' mag niet meer bedragen dan 3,5 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
    • 3. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidsscherm 2' mag niet meer bedragen dan 2 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
  • f. De bouwhoogte van de tot de spoorwerken behorende gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.
  • g. De bouwhoogte van kunstwerken zoals bruggen en overkluizingen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in gebieden ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van rioleringen, leidingen of kabels anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).

3.3.2 Toelaatbaarheid

De hiervoor in 3.3.1 genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen, de waterhuishoudkundige functie van deze gebieden niet of slechts in geringe mate worden aangetast en de waterbeheerder daartegen geen bedenkingen heeft.