direct naar inhoud van 3.7 Milieu
Plan: Kwakkenberg 1994 - 5 (Woning aan de Bergweg)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP13W5-VG01

3.7 Milieu

3.7.1 Algemeen/Bedrijvigheid

Hoewel het plangebied oorspronkelijk als groenzone zou worden gehandhaafd kan niet gesteld worden dat de bestemming wonen detoneert in de omgeving, die in overwegende mate gekenmerkt wordt door groen en wonen.

Met betrekking tot bedrijvigheid dient rekening gehouden te worden met hindercirkels van de in de omgeving gelegen inrichtingen. Dit betreft de volgende in de onmiddellijke nabijheid gelegen inrichtingen:

Straat   nr.   Naam bedrijf   SBI Code   SBI-Omschrijving   Mil.
Cat  
Milieu-aspect  
Berg en Dalseweg   432   Garage Hengstdal   5010.4   Garagebedrijf   2   G30  
Berg en Dalseweg   432   Tinq   5050   Benzinestation zonder LPG   2   G30  
Sophiaweg   ong.   Vitens   4100   Distributie water   2   G30  

Geen van de bovenvermelde hindercirkels raakt aan de geplande bebouwingslijn. Bedrijvigheid kan daarom niet als problematisch worden aangemerkt. Ook beperking van de bestaande bedrijvigheid ten gevolge van de beoogde woningbouw is niet te verwachten.

Conclusie

Het plan kan vanuit Milieu Algemeen/Bedrijvigheid als acceptabel worden aangemerkt.

3.7.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. In de Wgh en de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” staan deze voorwaarden omschreven.

De nieuw te bouwen woning ligt binnen de zone van de Berg en Dalseweg en Sophiaweg. Voor beide wegen is akoestisch onderzoek verricht. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij de nieuw te bouwen woning de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer wordt overschreden. Dat is ten gevolge van wegverkeer op de Berg en Dalseweg. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 50 dB.

Conclusie

Een hogere waarde procedure is noodzakelijk. De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd als voor de woning een hogere waarde van 50 dB is vastgesteld. Dat is inmiddels gebeurd. Het plan voldoet aan het ontheffingscriterium “opvullen open plaats tussen aanwezige bebouwing”. De woning heeft een geluidsluwe zijde en ook de buitenruimte kan aan de geluidsluwe zijde worden gesitueerd. Verder geldt voor de woning geen indelingseis.

Bij de nieuw te bouwen woning moet worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit.

3.7.3 Bodem

Voor deze herziening van het bestemmingsplan is geen bodemonderzoek nodig, omdat:

  • Er nu nog geen bouwactiviteiten plaatsvinden.
  • In het bodeminformatiesysteem geen aanwijzing is gevonden dat er bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden op het gedeelte van het terrein waarvoor nu een bouwgelegenheid wordt gecreëerd.
  • Uit het verkennend bodemonderzoek op een deel van de locatie, dat is uitgevoerd in 2004 door Royal Haskoning met ref. nr 9P7196.01, blijkt dat de bodem niet verontreinigd is;

Conclusie

Met betrekking tot de bodem zijn er geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen. Voor deze bestemmingsplanwijziging geldt dat vooralsnog geen bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling. T.z.t. moet er wel een verkennend bodemonderzoek plaatsvinden in het kader van de Omgevingsvergunning.

3.7.4 Lucht

Algemeen

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijktijdig met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg minder dan 3% bijdraagt. Het plan op deze locatie voor 1 woning is niet in betekenende mate en hoeft daarom niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is daarom geen beperking voor het plan.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in eerstelijnsbebouwing);
  • GGD heeft het advies "niet in eerstelijnsbebouwing" aangevuld met het advies dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Het plan betreft geen gevoelige bestemmingen, zodat ook dit aspect geen belemmering voor het plan inhoudt.

Conclusie
Het plan voldoet zowel aan het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) als aan het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Ook voldoet het plan aan de "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid".

3.7.5 Externe veiligheid

Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:

  • a. Risico's ten gevolge van inrichtingen, bijvoorbeeld die welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (Bevi).
  • b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen.


Ad a
Inrichtingen en activiteiten die gevaar opleveren, bijvoorbeeld inrichtingen vallend onder het Bevi, zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.

Ad b
Zowel een route gevaarlijke stoffen als wel een hogedrukgasleiding zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.


Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming.