direct naar inhoud van 3.4 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Kwakkenberg 1994 - 4 (Kwakkenbergweg 62)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP13W4-OH01

3.4 Archeologie en cultuurhistorie

3.4.1 Archeologie

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geimplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones met hun waardering zijn aangegeven. Het perceel Kwakkenbergweg 62 ligt in een gebied dat op de beleidskaart staat aangeven als een terrein van zeer hoge archeologische waarde vanwege waardevolle archeologische sporen uit de Romeinse tijd. Er dient in alle gevallen waarbij de grond wordt verstoord en behoud of inpassing van de archeologische waarden niet mogelijk is, archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Het perceel tevens ligt in het in 1988 door de gemeenteraad aangewezen archeologisch aandachtsgebied. Conform het raadsbesluit d.d. 6 juli 1988 (voorstel 201/1988) zijn particulieren en partijen gehouden medewerking te verlenen aan het (laten) verrichten van archeologisch onderzoek voorafgaande aan de geplande bodemverstoring in die gebieden die als archeologisch aandachtsgebied zijn aangewezen.


Archeologische maatregel: voor het hele plangebied dient een dubbelbestemming 'terrein met zeer hoge archeologisch waarde' met aanlegvergunningenstelsel te worden opgenomen in de voorschriften. Grondwerkzaamheden dieper dan 0.30m. zijn vergunningplichting.
Verder moeten er voorschriften tav. de verlening van bouwvergunning en sloopvergunning worden opgenomen. Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen.
Wanneer de bescherming van deze waarden niet of onvoldoende mogelijk is, dient voorafgaand aan verdere planvorming een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).
 

Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan een melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.

3.4.2 Cultuurhistorie

Villa 'Heideheuvel' is in 1915 gebouwd naar ontwerp van de bouwkundige H. Scholte jr. De villa is gelegen op de hoek van de Kwakkenbergweg met de Sophiaweg en is één van de oudste villa's op de Kwakkenberg.

De villa is gebouwd in de landhuisstijl van het begin van de twintigste eeuw, die naast invloeden van de Chaletstijl ook enkele Oud-Hollandse kenmerken vertoont en waarvan de plattegrond is geïnspireerd door de Engelse Landhuisstijl. Het gaaf bewaard gebleven interieur vertoont kenmerken van de Hollandse renaissance en de Art-Deco.

In 2006 is de villa op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. De bescherming betreft zowel het exterieur als het interieur. In de redengevende omschrijving met ID-code 2440 zijn de waardevolle karakteristieken beschreven.

Een beschermde status brengt in beginsel geen directe beperkingen met zich mee voor de gebruiksmogelijkheden van een monument. Het kan echter zijn dat enkele functies of combinatie van functies voorzieningen vereisen die niet verenigbaar zijn met de monumentale kwaliteiten van het monument. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een functie die extra daglichtvoorzieningen nodig heeft terwijl de geslotenheid van het monument een beschermde karakteristiek is. In een dergelijke situatie kan mogelijk een creatieve oplossing gevonden worden die aan beide belangen tegemoet komt. In het uiterste geval kan ontheffing gegeven worden aan de specifieke gebruikseis. Als dat niet mogelijk is moet geconcludeerd worden dat het gewenste gebruik onoverkomelijk conflicteert met de cultuurhistorische belangen.

De afweging als hiervoor bedoeld vindt plaats binnen de monumentenvergunningprocedure. Het College van Burgemeester en Wethouders vraagt hiertoe advies aan de Commissie Beeldkwaliteit. De commissie beoordeelt of de aard, de omvang en de uitwerking van de voorgenomen veranderingen de monumentale kwaliteiten van het object niet in onevenredige zin aantasten en betrekt dit in haar advies.

In het geval van de voorgenomen (gedeeltelijke) bestemmingswijziging van Kwakkenbergweg 62 is in september 2008 en oktober 2008 een principeplan aan de commissie voorgelegd. Het plan dat bij het verzoek om wijziging van het bestemmingsplan is gevoegd, is de verdere uitwerking van het principeplan dat de Commissie Beeldkwaliteit bij brief van 21-10-2008 op hoofdlijnen positief heeft beoordeeld. Er is een aantal aandachtspunten genoemd dat bij de vergunningaanvraag in detail moet worden uitgewerkt.

Een belangrijk aandachtspunt bij het voorgestelde gebruik van kantoor en appartementen betreft de uitvoering van brandwerende voorzieningen van de scheidingswanden en -vloeren. Blijkens het advies van de Commissie Beeldkwaliteit is dit aspect bekend en bestaat de verwachting dat een vanuit cultuurhistorie aanvaardbare oplossing gevonden kan worden.

Een en ander overwegende, bestaan er vanuit de optiek van monumentenzorg geen bezwaren tegen verruiming van de gebruiksmogelijkheden voor villa 'Heideheuvel'.