Plan: | Nijmegen Oost - 4 (Hugo de Grootstraat 41, Basisschool de Buut) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0268.BP13004-VG01 |
De wens bestaat om op de huidige locatie basisschool de Buut te herontwikkelen. De basisschool ligt op de hoek Hugo de Grootstraat - Ten Hoetstraat in Nijmegen Oost in de nabijheid van het centrum. De Hugo de Grootstraat wordt ingeklemd tussen de Barbarossastraat en de Berg en Dalseweg. De Berg en Dalseweg is van oudsher een toegangsweg naar het centrum van de stad. De Barbarossastraat ligt op de rand van de stuwwal die de stad aan de noordzijde begrenst.
Figuur 1: Kaart met daarin opgenomen de bestaande situatie van het plangebied
Stedenbouwkundige context De locatie van de Buut maakt onderdeel uit van een door straten begrensd gebied (Dr. Claes Noorduijnstraat, Barbarossastraat, Hugo de Grootstraat en de Ten Hoetstraat) waarbinnen zich een grote variatie aan bebouwing bevindt.
Ten westen van de Buut bevindt zich nu een groot braakliggend terrein waar voorheen Verpleeghuis Margriet was gevestigd. Ten noorden van de Buut ligt een onlangs gerealiseerd bouwblok met appartementen met een sterk historiserend karakter met een oriëntatie op de Hugo de Grootstraat; op het schoolperceel en op het westelijk gelegen braakliggend terrein. Aan de noordzijde van het gebied ligt de Barbarossastraat. Daar bevindt zich een aaneengesloten bebouwing die grotendeels dateert uit de laat 19e eeuw. Incidenteel is er tussen de oude bebouwing ook bebouwing uit de laat 20e eeuw aanwezig. Ook op de hoek Dr. Claes Noorduijnstraat/ Ten Hoetstraat bevindt zich evenals aan de Barbarossastraat een hoek met bebouwing uit de laat 19e eeuw.
Het gebied waarbinnen zich onder andere de Buut en het voormalig Verpleeghuis Margriet bevinden wordt als waardevol beschouwd, omdat het tussen diverse zeer karakteristieke gebieden is gesitueerd. Tevens beschikt het algehele terrein over grote niveauverschillen die kansen bieden voor mogelijke ontwikkelingen. De omliggende karakteristieke gebieden zijn de volgende:
- Aan de west- en zuidzijde is de waardevolle en beschermde 19e eeuwse stadsuitleg. Dit gebied wordt gekenmerkt door onder andere brede straatprofielen die beschikken over een statig karakter en veelal zijn voorzien van grote bomen. De bebouwing ligt relatief dicht op het trottoir en wordt gekenmerkt door een verticaal geleding en voorziet in een rijke ornamentiek. Het aan de westzijde van de huidige basisschool gelegen braakliggende terrein voorzag voorheen in Verpleeghuis Margriet. De oorspronkelijke bebouwing daarvan maakte aanvankelijk onderdeel uit van de eerder genoemde stadsuitleg en was georiënteerd op de Dr. Claes Noorduijnstraat. Het verpleeghuis vormde de beëindiging van de Regentessestraat. De bebouwing aan de zuidzijde van de Barbarossastraat vormt de voortzetting van de bebouwing van de 19e eeuwse stadsuitleg, maar is niet meer geheel intact en voorziet tevens in bebouwing uit de tweede helft van de 20e eeuw.
- Aan de noordzijde van het benoemde gebied bevindt zich de rand van de stuwwal. Deze rand heeft een groen karakter en voorziet in enkele stevige gestapelde volumes. Tussen de volumes is er zicht op de Waal en het noordelijk gelegen gebied.
- Aan de oostzijde ligt een gebied met bebouwing uit begin 20e eeuw. Deze wordt in de Nota beeldkwaliteit aangeduid met de bouwsteen tuindorp. De authentieke tuindorparchitectuur wordt gekenmerkt door zorgvuldige detaillering en een bescheiden ornamentiek die aansluit op de kleine schaal van de straat en de woningen. De tuindorp uitbreidingen zijn de eerste aanzetten geweest voor planmatige bouw.
In de bestaande situatie is er reeds een school aanwezig aan de Hugo de Grootstraat. Het bestaande schoolgebouw is geprojecteerd op de hoek Ten Hoetstraat / Hugo de Grootstraat en heeft een langgerekte vorm die parallel ligt aan de straat. Het hoofdgebouw bestaat uit twee bouwlagen.
Tussen de hoofdmassa en het belendende perceel (aan de noordzijde) ligt een ruimte van ca. 20 meter. In deze ruimte bevindt zich een aangebouwd noodgebouw dat bestaat uit één bouwlaag. Direct daarnaast ligt nog een kleinere speelplek. Behalve deze speelplek is er aan de achterzijde van het schoolgebouw nog een groter schoolplein. Een voetbalveld voorzien van kunstgras maakt onderdeel uit van het schoolplein. Het perceel heeft een versteende uitstraling.
De Hugo de Grootstraat wordt gekenmerkt door een smal straatprofiel waar hoofdzakelijk aan gewoond wordt. Aan de noordzijde (ten noorden van de Ten Hoetstraat) zijn er kleine/ ondiepe voortuinen aanwezig. Ten zuiden van de Ten Hoetstraat staan de woningen direct op de straat. Tussen de Ten Hoetstraat en de Berg en Dalseweg voorziet de Hugo de Grootstraat in éénrichtingsverkeer. Dit heeft sterke invloed op de wijze van halen en brengen van schoolkinderen.
De Ten Hoetstraat die de zuidelijke begrenzing van het schoolterrein vormt, heeft een gevariëerd maar kleinschalig karakter. Er bevinden zich hier woningen die georiënteerd zijn op de Ten Hoetstraat, maar er zijn ook percelen die met hun achterzijden grenzen aan deze straat. Dit zijn percelen van woningen die met hun voorzijde georiënteerd zijn op de Berg en Dalseweg.
Aan de westzijde van het perceel ligt het terrein van het voormalige Verpleeghuis Margriet dat momenteel nog braak ligt. In de toekomst zullen op dit terrein zorgwoningen, appartementen en woningen worden ontwikkeld. Aan de noordrand van dit terrein wordt inmiddels gestart met de nieuwbouw van een zorgcomplex en een appartementencomplex.
Het vigerend bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Oost. Het plangebied heeft in dit plan reeds de bestemming Gemengd - 1.
Figuur 2: Vigerend bestemmingsplan Nijmegen Oost
De bestemming Gemengd - 1 staat cultuur en ontspanning, wonen, kantoor, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toe. Daarnaast zijn reeds onderwijsvoorzieningen (middels een aanduiding) en bijbehorende voorzieningen mogelijk. Ook is voor het perceel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 opgenomen. De voorgenomen ontwikkeling past qua maatvoering niet in dit plan en wordt juridisch en planologisch mogelijk gemaakt door middel van dit postzegelplan.
De nieuwe school zal evenals de huidige school bestaan uit 2 lagen en wordt georiënteerd op de Hugo de Grootstraat. Het bouwvlak wordt minder breed maar wel iets dieper, waardoor de school iets compacter lijkt te worden. Het gevolg daarvan is dat er meer ruimte rondom het gebouw ontstaat en meer zicht op het achtergelegen terrein komt. Het nieuwe schoolgebouw wordt tevens in dezelfde rooilijn gepositioneerd als het noordelijk gelegen appartementencomplex. Daardoor zal het iets dichter op de straat komen te liggen maar wordt de straatwand aangeheeld. Het spelen zal niet langer meer plaatsvinden aan de voorzijde van de school maar wordt in zijn geheel verschoven naar de zuidkant (zijkant) en de westkant (achterkant) van het perceel. Binnen het gebouw bevinden zich naast de schoolfunctie ook ruimtes die in gebruik komen van de Kion. De Kion voorziet in een kinderdagverblijf. Het is dan ook erg prettig dat er twee afzonderlijke speelpleinen gecreëerd kunnen worden zodat het spelen van school en het kinderdagverblijf gescheiden kan worden.
De hoofdentree van de school (de formele entree) ligt aan de Hugo de Grootstraat. Er is een tweede informele entree aan de achterzijde die in de praktijk meer gebruikt zal worden aangezien dit de gangbare entree is voor de (frequente) bezoekers. Deze komen veelal te voet of met de fiets.
Tussen het schoolgebouw en het noordelijk gelegen appartementen complex wordt het parkeren gerealiseerd. Dit is het parkeren ten behoeve van personeel en bezoekers van Kion Dit zullen in totaal 13 p.p. zijn. Voor de Kiss en Ride worden geen extra parkeerplaatsen gemaakt. Reden daarvoor is de huidige haal-en-breng-cultuur al naar tevredenheid is opgelost in de bestaande openbare ruimte en dat een groot deel van het halen en brengen per fiets gebeurt.
Ambitie Momenteel wordt eveneens gewerkt aan de herontwikkeling van de locatie van het voormalige verpleeghuis Margrietterrein. Er is de intentie dit terrein en het terrein van de school als een groen samenhangend geheel te ontwerpen. Op deze wijze wordt een positieve bijdrage geleverd aan de buurt en de karakteristieke omgeving.
Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch-planologisch kader te scheppen voor het bouwen en gebruiken van de nieuwbouw en bijbehorende gronden ten behoeve van basisschool De Buut.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving.
In hoofdstuk 2 en 3 van deze toelichting komt alle beschikbare informatie over het plangebied aan bod. In het tweede hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleid en in het derde hoofdstuk het sectoraal beleid besproken. In hoofdstuk 4 komt de plansystematiek aan bod.
De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en een kort hoofdstuk over het vooroverleg.
In dit hoofdstuk wordt het voor het plan relevante ruimtelijke beleid en wetgeving besproken.
Besluit ruimtelijke ordening
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Sub a (Actuele) regionale behoefte
De her te ontwikkelen locatie basisschool de Buut ligt in Nijmegen-Oost, nabij het centrum. De beschreven functie voorziet in een lokale behoefte. Het is dan ook niet zinnig deze behoefte op regionaal schaalniveau verder te onderzoeken.
Sub b Benutting van beschikbare gronden
Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Hierdoor kunnen de vestigingen Rode Buut (huidige vestiging aan de Hugo de Grootstraat) en Blauwe Buut (Molukkenstraat) worden samengevoegd. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.
Sub c Motivering locatie buiten bestaand stedelijk gebied
De gehele ontwikkelingslocatie valt binnen het bestaande stedelijke gebied van Nijmegen. Stap 3 van de duurzaamheidsladder hoeft daarmee niet te worden doorlopen.
Figuur 1: Ladder voor duurzame verstedelijking
Omgevingsvisie Gelderland
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De vaststelling door Provinciale Staten heeft op 24 september 2014 plaatsgevonden. Op 17 oktober 2014 zijn beide beleidsstukken in werking getreden. Het vormgevingsbeleid vervangt de Structuurvisie (Streekplan 2005) en de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers.
Het Groene Akkoord
Op 26 april 2013 ondertekende gemeenten, woningcorporaties en diverse marktpartijen uit de regio Arnhem- Nijmegen het Groene Akkoord, de nieuwe uitdaging in duurzaam bouwen. Het Groene Akkoord bevat geen extra eisen of regionale ambities voor duurzaam bouwen. Iedere gemeente is vrij om zelf hogere ambities voor bouwplannen of projecten te bepalen en vast te stellen.
In het Groene Akkoord staat het streven naar duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de Stadsregio Arnhem Nijmegen centraal. Het gaat er om geleidelijk aan meer duurzame woningen, kantoren en andersoortige utiliteitsbouw in de regio te realiseren, waarbij er wordt gestuurd op meer dan energiebesparing of duurzame energie. Daarnaast gaan de betrokken partijen voor minder milieubelastende materialen, een hoog comfort en een betere gebruikskwaliteit. Bij deze ontwikkeling wordt er niet alleen gekeken naar de nieuwbouw maar nog meer naar de renovatie en verbouw van bestaande gebouwen en woningen. Verder richten de partijen zich niet alleen op een beter aanbod, ook de vraag en het gebruik van de consument en gebouwgebruiker worden nadrukkelijk hierin betrokken. GPR stedenbouw en GPR gebouw worden de standaard instrumenten in de regio.
Het realiseren van een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de regio Arnhem-Nijmegen kan alleen als we met z'n allen één duidelijke taal gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren. De instrumenten die wij hierbij gaan gebruiken zijn GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. GPR staat voor gemeentelijk Praktijk Richtlijnen. Hiermee kunnen we eenvoudig en snel de huidige en gewenste duurzaamheidsprestaties van woningen, gebouwen en de omgeving waarin ze staan bepalen. In GPR zijn er vijf thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde.
GPR Gebouw
GPR Gebouw geeft inzicht in de duurzaamheid van een gebouw, gebruikmakend van de meest recente methodes en ontwikkelingen. Na invoer van de gegevens worden prestaties zichtbaar op de modules Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde.
GPR Stedenbouw
GPR Stedenbouw biedt de gebruiker inzicht in de aspecten van duurzaamheid en duurzaamheidprestaties van een gebied. Van een nieuw stedenbouwkundig plan of van herstructurering van een bestaand gebied. Het instrument is geschikt voor gemeenten, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen en anderen die zich verdiepen in de duurzaamheid van stedenbouw. GPR Stedenbouw brengt de belangrijkste thema's in beeld: Energie, Ruimtelijke inrichting, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde.
Structuurvisie Nijmegen 2013
In december 2013 heeft de Raad de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:
- Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling.
- Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven.
- Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).
Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.
De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.
Coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend De coalitie wil initiatieven van inwoners, ondernemers en organisaties aanmoedigen. Nijmegenaren krijgen de ruimte om met initiatieven te komen, de rol van de coalitie is het verbinden van initiatiefnemers en het stimuleren van partnerships. De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet om onze stad nog groener en duurzamer in te richten. Dit proces wordt voort gezet. Er is veel draagvlak en initiatief bij bewoners, grote en kleine bedrijven om duurzamer te bouwen en meer natuur en landbouw binnen onze stadsgrenzen te brengen. Wij ondersteunen deze ondersteunen deze initiatieven, geven ruimte en leggen verbindingen.
Onze ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke woon- en groeistad blijft. Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Door een goede samenwerking met partners werken we aan een evenwichtige woningvoorraad in Nijmegen. Samen met hen pakken we de bouwopgave om Nijmegen in de toekomst te kunnen laten groeien voortvarend op, met prioriteit voor de Waalsprong en Waalfront. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling van de bestaande stad tot stilstand komt. Maar we gaan scherper beoordelen wat de toegevoegde waarde is van een project op basis van de criteria die door de Raad zijn vastgesteld: strategische maatschappelijke relevantie, versterking voorzieningen, leefbaarheid, verbetering differentiatie woningaanbod, doelgroepenbeleid, stadium ontwikkeling, financieel.
Het hierboven genoemde beleid/wetgeving staat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.
In dit hoofdstuk wordt de op het plan betrekking hebbend sectoraal beleid behandeld.
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer: Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Hugo de Grootstraat. De ontsluiting geeft toegang tot de parkeerplaats naast de school. De parkeerplaatsen zijn enkel voor personeel.
Langzaam verkeer: Voor langzaam verkeer zijn er twee ontsluitingen. Voor fietsers is er een ontsluiting via de hoofdingang aan de Hugo de Grootstraat. Aan de Ten Hoetstraat komt een voetgangers ingang. Dit is overigens ook de beste locatie voor een kiss & ride.
Openbaar vervoer: Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen van de Berg en Dalseweg. Deze bevinden zich ter hoogte van de Hugo de Grootstraat.
Parkeren Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels voor de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Schil/Overloopgebied ". Voor het plan is een parkeeronderzoek uitgevoerd ('Parkeeronderzoek nieuwbouw de Buut, 22 november 2014').
9 vaste parkeerplaatsen voor personeel worden op eigen terrein opgelost. Het aandeel kiss & ride wordt volledig in de openbare ruimte opgelost. Binnen 200 meter van de school zijn er voldoende vrije parkeerplaatsen aanwezig. Om te voorkomen dat kinderen te ver moeten lopen wordt voorgesteld om aan de Ten Hoetstraat een aantal kiss & ride plekken aan te leggen. Dit kan in een later stadium opgepakt worden als dit het geval is. Verder wordt aangegeven om éénrichtingsverkeer in te stellen om opstoppingen te voorkomen. Ook dit kan in een later stadium bekeken worden. Het parkeeronderzoek geeft aan dat er voldoende parkeervoorzieningen zijn binnen een acceptabele loopafstand.
Verkeersveiligheid Aan de hand van de wegencategoriseringskaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De Hugo de Grootstraat en de Ten Hoetstraat vallen beide binnen een 30 km/h zone.
Kenmerken van het project Het betreft de verbouw van het hoofdgebouw, waarbij de meest belastende mogelijke milieuhinder van de school niet of nauwelijks van karakter verandert. Er worden geen veranderingen aangevraagd ten aanzien van het in principe potentieel meest milieuhinderlijke onderdeel van een basisschool: het schoolplein.
Locatie van het project De Buut is gelegen in een gemengde buurt, gelegen in de zone van een belangrijke doorgaande weg (Berg en Dalseweg), waaraan diverse bestemmingen als detailhandel, horeca en de grote Maria Geboortekerk zijn gelegen. In de directe omgeving van het al bestaande schoolgebouw zijn op een aantal plaatsen van woningen afwijkende bestemmingen opgenomen, zoals bij het nieuw aan te leggen zorgcomplex en kleinere bedrijfjes als de Handelsonderneming Janssen Amusement BV (Hugo de Grootstraat 98), Clubsport autotuning (Hugo de Grootstraat 94).
Het gebied kan in zijn totaliteit worden beschouwd als “gemengd gebied” in het kader van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”.
Soort en kenmerken van het potentiële effect Het betreft de verbouw van een bestaand schoolgebouw, waardoor milieuzonering feitelijk niet aan de orde is. Het bedrijf moet voldoen aan bestaande milieunormen die voortvloeien uit het Activiteitenbesluit en de later opgerichte “gevoelige objecten” in de nabijheid van de school hebben zich alleen kunnen ontwikkelen omdat in de betreffende bestemmingsplannen duidelijk is gemaakt dat deze geen belemmering vormden voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de school. De nieuwe bewoners van deze gebouwen zijn op de hoogte van de aanwezigheid van de school (ter plaatse gevestigd vanaf 1950 (vh. “De Mariaschool”)). Om toch een inschatting te kunnen maken van het milieueffect van de verbouw, kan aan de hand van de systematiek van de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering worden vastgesteld dat scholen voor basisonderwijs in de VNG-brochure worden aangewezen als zgn. type 2 bedrijvigheid. Dit betekent dat bij milieuzonering een minimale afstand van 30 meter aangehouden moet worden ten opzichte van “gevoelige objecten”, als bijvoorbeeld woonbebouwing, vanwege mogelijke geluidshinder. In “gemengd gebied” kan echter worden volstaan met een afstand van minimaal 10 meter naar “gevoelige objecten”, omdat in een dergelijk gebied het bestaande achtergrondniveau ervoor zorgt dat geluid minder snel hinderlijk wordt. Deze afstand wordt ten opzichte van het schoolplein weliswaar niet gehaald naar de dichtstbijzijnde woningen aan de Hugo de Grootstraat, maar dit betreft een bestaande, al als zodanig positief bestemde, situatie. De afstand van 10 meter wordt wel gehaald tot aan de geplande verbouw van het schoolgebouw, wat in feite de aangevraagde activiteit is.
Gelet op de flinke afstand die aangehouden moet worden in het kader van de Ruimtelijke Ordening, klinkt het paradoxaal dat basisscholen tevens moeten worden gezien als type-A inrichting in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer; de lichtste categorie, waarvoor bij veranderingen niet eens een milieu-melding hoeft te worden ingediend.
Dit verschil in weging wordt veroorzaakt door het feit dat de belangrijkste potentiële vorm van milieuhinder, het stemgeluid van (buiten) spelende kinderen bij het Activiteitenbesluit is uitgezonderd van beoordeling.
Een en ander is geregeld in art. 2.18, lid 1:
"Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, blijft buiten beschouwing:
h. het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een inrichting voor primair onderwijs, in de periode vanaf een uur voor aanvang van het onderwijs tot een uur na beëindiging van het onderwijs;
i. het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een instelling voor kinderopvang."
Deze uitzondering geldt niet voor de Ruimtelijke Ordening.
Voor nieuwe situaties (nieuwe woningen bij een schoolplein/kinderdagverblijf, een nieuwe school/kinderdagverblijf bij bestaande woningen) moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel een akoestische afweging gemaakt worden. De aangevraagde situatie (wijziging van het bouwblok) heeft echter, zoals hierboven al toegelicht, geen consequenties voor de bestaande akoestische situatie. Het betreft de wijziging van de vorm van het gebouw, wat op zichzelf als akoestisch ondergeschikte activiteit kan worden beschouwd en waarvoor de minimale afstanden uit de VNG-brochure ook worden gehaald. In eerdere bestemmingsplannen is mede aan de hand van een akoestisch rapport (Haskoning, rapportnummer 9P2101.01 van 6 januari 2004) de akoestische situatie in zijn totaliteit beoordeeld, waarbij is gebleken dat, ook bij woningen die in de nabijheid van het schoolplein werden geprojecteerd, kon worden voldaan aan de normstelling van het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer (thans: Activiteitenbesluit).
Ten aanzien van de nu aangevraagde wijzigingen treedt ten opzichte van de destijds gemodelleerde situatie geen verandering op, waardoor de conclusie kan worden getrokken dat de ontwikkeling milieutechnisch acceptabel is.
De bodemkwaliteit is getoetst n.a.v. het volgende bodemrapport: - Verkennend bodemonderzoek Hugo de Grootstraat 41, rapport nummer 14093807, 21 november 2014;
De belangrijkste conclusies uit het bodemonderzoek zijn:
Op basis van het onderzoek blijkt sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij het realiseren van het plan zal er eerst een sanering d.m.v. een BUS Melding categorie Immobiel = saneringsplan plaats moeten vinden. Omdat de verontreiniging in de ondergrond aanwezig is, verwachten we niet direct maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van de bodemverontreiniging.
Wel moet een budget voor bodemsanering worden gereserveerd omdat de saneringswijze waarschijnlijk het realiseren van een leeflaag en/of aanbrengen van een duurzame afdeklaag gaat inhouden.
Bij het gewenste gebruik als school is een sanering van de verontreiniging dus noodzakelijk.
Volgens het onderzoeksrapport is op de locatie dus een bodemverontreiniging aanwezig. Bij het realiseren van het plan verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Financieel zijn er dus ook geen saneringsrisico's te verwachten. Het onderzoek is nu gedateerd en t.z.t moet bij de Omgevingsvergunning een nieuw bodemonderzoek worden aangeleverd.
De locatie ligt in de zone van de Berg en Dalseweg (op ongeveer 90 meter). Uit indicatieve berekeningen blijkt dat vanwege deze weg als gevolg van afschermende werking van tussenliggende bebouwing geen sprake zal zijn van een overschrijding van de voorkeurswaarde. Verder ligt de locatie in een gebied waar enkel wegen liggen waar een maximale snelheid van 30 km/u geldt. In onderstaande figuur is de gecumuleerde geluidbelasting (exclusief aftrek conform art. 110g Wgh) ter hoogte van de locatie weergegeven. Hieruit blijkt dat de voorkeurswaarde niet wordt overschreden.
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken:
a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Verwacht wordt dat het onderhavige plan een verkeersaantrekkende werking zal hebben, die ruim onder bovenstaande grens blijft. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
De landelijke GGD heeft in de “GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid” het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
- liever niet binnen 300 meter van een snelweg;
- op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden;
- niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1e lijnbebouwing;
- aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze landelijke GGD-richtlijn. Het plan betreft een gevoelige bestemming t.a.v. luchtkwaliteit. De planlocatie ligt echter zodanig afgeschermd van en op afstand van drukke doorgaande wegen, dat het aspect luchtkwaliteit hier niet speelt.
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden.
Het plangebied ligt binnen het invloedgebied van de volgende risicobronnen: Het spoor Nijmegen-Den Bosch, de Waal en de route vervoer gevaarlijke stoffen.
Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR) Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, dat zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (1 slachtoffer per miljoen jaar) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en als richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Van alle risicobronnen in de omgeving van het onderhavige bestemmingsplan zijn de PR contouren geïnventariseerd. Geen van de risicobronnen heeft een PR contour over het plangebied. De PR is dus geen belemmering binnen het nieuwe bestemmingsplan.
Groepsrisicoverantwoording Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedgebied van de beschouwde risicobron. De hoogte van het groepsrisico dient verantwoord te worden. Voor de verantwoording van het groepsrisico rond bedrijven geldt een ander afwegingskader dan de verantwoording van de risico's rond transportroutes. De genoemde transportroutes voor gevaarlijke stoffen (spoor, de Waal en de transportroute gevaarlijke stoffen) liggen allen op meer dan 200 meter afstand. Alleen toxische scenario's zouden dus nog slachtoffers kunnen veroorzaken op de planlocatie. Omdat deze scenario's zeer onwaarschijnlijk zijn heeft de gemeente Nijmegen in haar beleid (Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen, 12 februari 2012) op pagina 33 hiervoor een standaard verantwoording opgenomen. Op 13 januari jl. heeft de Veiligheidsregio Gelderland Zuid advies uitgebracht over dit bestemmingsplan waarbij ze ook verwijzen naar de standaardteksten van deze beleidsvisie.
Cumulatie en domino effecten Domino effecten zijn niet te voorzien binnen het huidige bestemmingsplan. Van cumulatie is slechts in zeer geringe mate sprake omdat er diverse zeer kleine risico's op hetzelfde gebied van toepassing zijn. Alle geïdentificeerde risico's zijn echter uitermate gering waardoor de geaccumuleerde risico's (hoewel niet exact te kwantificeren) ook zeer laag en dus aanvaardbaar zullen zijn.
Conclusie Vanuit de externe veiligheid zijn er geen beperkingen voor dit plan.
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Bluswatervoorziening Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de panden in dit plangebied minimaal 60 m3 water per uur.
Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen.
Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de panden in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken; doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg of ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Op basis van het huidige plan zien wij geen beperkingen.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
Nijmegen streeft er naar om als stad energieneutraal te worden en de stad aan te passen aan klimaatveranderingen. Dit kan door energiegebruik te beperken en duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen.
Daarnaast leidt klimaatverandering tot wijzigende omstandigheden zoals extremer weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Opgaven op deze plek zijn het voorkomen van oververhitting en het realiseren van berging voor neerslag
Met andere overheden en bouwpartijen in de regio is in het Groen Akkoord afgesproken om de milieuprestatie van gebouwen met de GPR-systematiek uit te drukken en deze te publiceren. GPR scoort op vijf thema's de milieuprestatie van gebouwen en kan ingezet worden om de integrale kwaliteit van gebouwen te en verbeterpunten op te sporen. Als de ontwikkelaar nog geen licentie voor dit systeem heeft, kan de gemeente er één voor dit project ter beschikking stellen.
Voor onderwijsgebouwen is een aparte module van GPR ontwikkeld. Hiermee is het eenvoudig mogelijk om inzicht te geven in de (milieu)kwaliteit van het gebouwontwerp.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Het bestaande groen op het terrein kan hierin een goede rol spelen. Het gebouw zal een groot dakoppervlak hebben. Door dit vergroend uit te voeren wordt de omgevingskwaliteit verbeterd en de waterhuishouding ontlast.
De kernpunten liggen bij terugdringen van de CO2 uitstoot, aanpassing aan veranderde weersomstandigheden en een gezond binnenklimaat. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel klimaatbehandeling, de warmtevraag en de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
Het gebied valt binnen een risicogebied voor explosieven. Voor het plan gebied geldt een verhoogde kans op explosieven. De veiligheid ten opzichte van explosieven moet verzekerd zijn voor er grondwerk verricht wordt.
De watertoets Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
- Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) - Bestuursakkoord Water (mei 2011) - Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) - Waterplan 2010 – 2015 (WP4) - Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009) - Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
Algemeen Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Hunnerberg. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013)” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Oppervlaktewater Binnen het plangebied en directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Riolering/ hemelwater De riool technische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Hugo de Grootstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel.
Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. De gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'.
Schoon hemelwater dient in feite in de bodem te worden geïnfiltreerd. Echter omdat er vanuit archeologie niet dieper dan 1 meter beneden maaiveld mag worden afgegraven is de opgaaf om te infiltreren onmogelijk. Hemelwater mag dan ook op het openbare rioolstelsel worden aangesloten.
Het plangebied is in de huidige situatie voor 90% verhard. Aangenomen kan worden dat de hoeveelheid verharding gelijk blijft of juist gaat afnemen.
Wetgeving
Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Conclusie: Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
- Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.
Om te bepalen of de Natuurbeschermingswet aan de orde is, moet er een quick scan gedaan worden.
Conclusie: Uit de quickscan flora en fauna Hugo de Grootstraat 41 (22 oktober 2014) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
Flora en faunawet Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.
In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
Conclusie: Voor dit bestemmingsplan is een quickscan flora en fauna Hugo de Grootstraat 41 (22 oktober 2014) uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt het volgende:
Met betrekking tot de sloop van de bebouwing dient tijdig, middels aanvullend veldonderzoek, duidelijk te zijn of er sprake is van overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen van de huismus, gierzwaluw en/of vleermuizen. Indien van toepassing kunnen middels het aanvragen van een ontheffing en het tijdig treffen van de juiste maatregelen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd. De mogelijk aanwezige nest- en verblijffuncties van de betreffende beschermde soorten vormen dan ook geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.
Daarnaast kunnen overtredingen ten aanzien van broedvogels worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Verder is te allen tijde de algemene zorgplicht van kracht.
Voor aanvraag van de omgevingsvergunning is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Door middel van het aanvullend onderzoek wordt inzichtelijk welke maatregelen noodzakelijk zijn om vergunning te kunnen verlenen.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone (GNN/GO) Op 14 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. Deze visie introduceert het zogenoemde Gelders Natuurnetwerk, waarmee het begrip EHS wordt losgelaten. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 ha voor de te realiseren 5.300 ha nieuwe natuur. Buiten dit Natuurwetwerk geldt onder meer de Groene Ontwikkelingszone.
GeldersNatuurnetwerk Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
GroeneOntwikkelingszone De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Bevoegd gezag voor de GNN/GO is de provincie Gelderland.
Conclusie: Dit bestemmingsplan ligt niet in de GNN of OG van de Omgevingsvisie en is daarmee dus niet van toepassing voor dit bestemmingsplan.
Groenplan De groene draad (2007) Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.
Handboek stadsbomen (2009) Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
• Optimale inzet van middelen.
• Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
• Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
• Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.
In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
Conclusie: in dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
Conclusie mbt wenselijkheid van (wijziging) planologische bestemming Op het betreffende perceel zijn verschillende soorten bomen aanwezig. In het plaatje hieronder zijn de waardevolle bomen opgenomen. De bomen vormen een belangrijke groene drager voor het plangebied. Vanuit groen is het daarom wenselijk om deze bomen te behouden.
Ook vanuit cultuurhistorie is het gewenst de waardevolle bomen binnen het plangebied te behouden. De bestaande bomen worden binnen het inrichtingsplan ingepast. Tijdens de bouw is paragraaf 6.2.3 uit het handboek stadsbomen van toepassing.
Beleid, wet- en regelgeving
Rijksbeleid Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten.
Gemeentelijk beleid Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.
Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.
De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. In deze gebieden is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en/ of historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en/of cultuurlandschap. Bij de bebouwing die geen beschermde status heeft gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen.
Voor het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen wordt een cultuurhistorische analyse van het gebied gemaakt. Aan waardevolle elementen worden planregels en passende functies gekoppeld, zodat de karakteristieken als uitgangspunt genomen kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen en veranderingen. Kenmerken van de bebouwing, zoals hoofdvorm en omvang, worden beschouwd als onderdeel van de identiteit van een plek.
In deze gebieden zijn cultuurhistorische waarden een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van een gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken. Er is daarom veel aandacht voor cultuurhistorie bij ruimtelijke plannen in gebiedstype 3. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, maar worden afgestemd op het karakter van het gebied.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal voor het ontwerp- en ontwikkeltraject een cultuurhistorische rapportage gevraagd worden, waarin de kansen en beperkingen met betrekking tot cultuurhistorie zijn benoemd.
Figuur: Cultuurhistorische beleidskaart – het plangebied ligt binnen gebiedstype 3
Cultuurhistorische karakteristiek
Historische ontwikkeling De Hugo de Grootstraat maakt deel uit van de negentiende-eeuwse stadsuitleg. Tot die tijd lag het gebied buiten de stad, midden tussen de verdedigingswerken van de vesting. Oude stadsplattegronden laten het negentiende-eeuwse stratenpatroon en de bebouwingsstructuur zien. Op de stadsplattegrond van 1897 is te zien dat de Ten Hoetstraat met een vrij scherpe knik afbuigt naar de Hugo de Grootstraat. De verklaring voor dit beloop is dat de Ten Hoetstraat het tracé van een prestedelijke weg volgt. Bij de negentiende-eeuwse stadsuitbreiding werd deze ruimtelijke structuur in de nieuwe stedenbouwkundige opzet geïntegreerd. De Hugo de Grootweg werd aangelegd langs een oude agrarische perceelgrens. Ook de overige wegen in de omgeving - waaronder de voormalige Ten Hoetdwarsstraat - volgden de richting van de prestedelijke verkavelingsstructuur. Op de hoek van de Ten Hoetstraat en de Hugo de Grootstraat stond aaneengeschakelde bebouwing. Achter deze bebouwing bevonden zich barakken die bij het Wilhelminaziekenhuis hoorden. Op de plattegrond van 1907 is te zien dat tussen deze barakken de Ten Hoetdwarsstraat liep.
De Tweede Wereldoorlog zorgde niet alleen voor verwoestingen in de binnenstad (25 ha.) en rond het stationsplein (9 ha.), maar ook in de omgeving van de Batavierenweg (7,5 ha.). De bebouwing aan de noordzijde van de Hugo de Grootstraat werd verwoest, evenals de barakken aan de Ten Hoetdwarsstraat. De herstelwerkzaamheden betroffen niet alleen herbouw van de verwoeste bebouwing, maar ook het recht trekken van de Ten Hoetstraat. De Ten Hoetstraat buigt sindsdien niet meer met een scherpe bocht af naar de Hugo de Grootstraat, maar komt er met een flauw bochtje op uit. Daarnaast werd de Ten Hoetdwarsstraat opgeheven. Alleen aan de zijde van de Barbarossastraat ligt nog een klein stukje van dit straatje.
Op het nieuwe perceel tussen de Ten Hoetstraat en de Hugo de Grootstraat werd in 1955 naar ontwerp van architect B.W.A. Goddijn een achtklassige jongensschool van de Stichting St. Josephscholen gebouwd, de huidige Basisschool De Buut. De huidige school is nog grotendeels hetzelfde als de toen gebouwde school. Er hebben voornamelijk enkele interne wijzigingen plaatsgevonden en in 2004 zijn 2 extra lokalen aan de westzijde van de school aangebouwd.
Bouwtekening 1955
Langs de oostelijke en zuidelijke grens van het plangebied staat de oorspronkelijke erfafscheiding van het schoolplein. De afscheiding bestaat uit een laag gemetseld muurtje met ezelsrug, waarop een ijzeren spijlenhekwerk is bevestigd. De erfafscheiding verspringt om de paar meter in hoogte, waardoor het aanwezig landschappelijk reliëf wordt geaccentueerd. De drie toegangspoorten tot het terrein bestaan uit gemetselde pilaren met betonnen afdekplaten en ijzeren spijlenhekwerken. In de zuidwestelijke hoek van het plangebied staat een relatief nieuw hek en ontbreekt voorgenoemde erfafscheiding. Vanaf deze plek liep tot het derde kwart van de vorige eeuw de negentiende-eeuwse Ten Hoetdwarsstraat in noordoostelijke richting.
In 2004 is het vooroorlogs bebouwingsbeeld aan de noordzijde van de Hugo de Grootstraat deels hersteld door nieuwbouw die geïnspireerd is op de schaal en architectuur van de negentiende-eeuwse bebouwing.
Cultuurhistorische waarden In het plangebied komen geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten voor. Evenmin staat het huidige schoolgebouw met de bijbehorend erfafscheiding op de Aandachtslijst cultureel erfgoed. Het plangebied ligt nabij het rijksbeschermd stadsgezicht ´Negentiende-eeuwse schil´ en het gemeentelijk beschermd stadsbeeld ´de 19de-eeuwse stadsuitleg´. Op het terrein staan meerdere bomen die omstreeks het midden van de vorige eeuw zijn aangeplant, waaronder enkele sierkersenbomen.
Verankering van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplan Het bestaande schoolgebouw en de bijbehorende erfafscheiding zullen worden gesloopt. Hoewel hiermee bebouwing met enige cultuurhistorische waarden verloren gaat, geldt vanuit cultuurhistorisch oogpunt dat het vooral van belang wordt geacht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op deze locatie aan te sluiten bij de bestaande (historisch-) stedenbouwkundige context. De planregels in dit bestemmingsplan bieden kaders voor een zorgvuldig inpassing binnen deze context, zowel qua situering, hoofdvorm als maatvoering. Derhalve worden in dit bestemmingsplan geen specifieke planregels opgenomen die gericht zijn op het beschermen, versterken en benutten van cultuurhistorische waarden.
Opgemerkt wordt dat het terrein van Basisschool De Buut is gelegen nabij het rijksbeschermd stadsgezicht 'Negentiende-eeuwse schil' en het gemeentelijk beschermd stadsbeeld 'de 19de-eeuwse stadsuitleg'. Door zijn stedenbouwkundige aanleg en de invulling met zeer gevarieerde bebouwing uit het laatste decennium van de negentiende- en de eerste helft van de twintigste eeuw heeft deze aangrenzende zone een ondersteunende waarde voor het beschermde stadsbeeld en stadsgezicht. Vanwege deze ondersteunende waarde zullen nieuwbouwplannen door de Commissie Beeldkwaliteit in relatie tot het beschermde stadsgezicht en stadsbeeld beoordeeld worden. Het zal hierbij, ook in relatie tot de naoorlogse nieuwbouw aan de noordzijde van de Hugo de Grootstraat, voornamelijk gaan om de schaal, maat en architectonische kwaliteit van de bebouwing.
Archeologische uitgangsprincipes Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie zo op behoud is gericht. Behoud, bij voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid terug.
Archeologie geeft inzicht in de (lokale) geschiedenis, en kan een belangrijke identiteitsdrager zijn. Het streven is om cultuurhistorische waarden, waaronder archeologie, mee te nemen bij inrichtingsplannen. Gebieden met een grote cultuurhistorische waarde hebben naast een grote leefbaarheid vaak ook een hogere economische waarde.
Rijksbeleid Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Provinciaal beleid De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.
De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden.
Gemeentelijk beleid Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken.
Archeologie binnen het plangebied
Waarden en dubbelbestemming Het plangebied ligt in een gebied met een archeologische waarde 3 volgens de ABAK.
Een waarde 3-gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3-gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat. Vergunningplichtige ingrepen waarbij de bodem verstoord wordt kunnen niet zonder archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. Voor deze waarde gelden de regels uit het vorig jaar onherroepelijk geworden facetbestemmingsplan Archeologie (2014).
Gebiedsbeschrijving In het geval van de Hugo de Grootstraat is er sprake van bekende vondsten vanaf de bronstijd, uit de ijzertijd en vooral de Romeinse tijd, maar ook van daarna. De archeologische complexen die reeds zijn aangetoond zijn grafvelden en begravingen; delen van het oppidum Batavorum, een grote nederzetting die waarschijnlijk als hoofdplaats voor de Bataven gefunctioneerd heeft, de verdedigingswerken van een Romeins castellum dat tussen 10 en 20 na Chr. gedateerd wordt, met eventueel daarbij behorende grafveld(en) en bewoning buiten het fort; resten van de militaire stad (canabae legionis) die hier tussen 70 en circa 120 na Chr., gestaan heeft; een laat Romeins grafveld, akkers uit de middeleeuwen en nieuwe tijd (met vondsten afkomstig uit de stad), en sporen die dateren uit de Tweede Wereldoorlog.
Daarnaast worden sporen en vondsten verwacht die samenhangen met een of meerdere belegeringen van de stad Nijmegen (bijv. in de Tachtigjarige oorlog: 1585 en 1592, 1672, 1701 en 1794 en de daarbij behorende defensieve werken van de stad Nijmegen. De laatste daarvan dateren in de jaren 20 en 30 van de 19de eeuw.
In de Hugo de Grootstraat zijn meerdere archeologische onderzoeken uitgevoerd, waarbij de hierboven genoemde zaken al zijn aangetroffen. Het gaat daarbij om meerdere projecten, die o.a. in directe relatie staan tot de aanwezigheid van de basisschool De Buut.
Code BAMN | jaartal | toponiem | soort onderzoek |
Hg1 | 1993 | noodlokalen De Buut | begeleiding uitgraven funderingen |
Hg2 | 2003 | idem | opgraven bouwput |
Hg3 | 2004 | Academie voor Educatieve Arbeid De Kopse Hof | Waarneming sloop schoolgebouwen |
Hg4 | 2007-2008 | idem | Opgraving |
Hg5 | 2008 | Hugo de Grootstraat | Uitgraven riolering in straat |
Hg6 | 2009 | Academie voor Educatieve Arbeid De Kopse Hof | Waarneming aanleg P-plaats, als deel van Hg4. |
De uitgevoerde opgravingen zijn nadrukkelijk altijd binnen de bouwputten uitgevoerd, wat nu als gevolg heeft dat meteen buiten de oude bouwputten nog archeologie aanwezig is. Ook zijn er, zoals bij de parkeerplaats, ophogingen geweest om de aanwezige archeologie te sparen.
Uit de diverse onderzoeken is ook gebleken dat het oude maaiveld sterk in hoogte verschilt, net als de dikte van de beschermende middeleeuwse en jongere akkerlagen.
Benodigd onderzoek Afhankelijk van de plannen zullen bij de vergunningverleningen voorwaarden gesteld kunnen worden. De exacte eisen zullen pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen, bekend zijn. Bij het uitwerken van concrete plannen zal er in detail gekeken moeten worden naar de wel of niet opgegraven terreindelen, en naar gebieden waar bijvoorbeeld indertijd juist opgehoogd is om de archeologie te sparen. Het is ten zeerste aan te bevelen hier zo vroeg mogelijk rekening te houden met archeologie, omdat dit gepaard zal kunnen gaan met hoge kosten. De relevante gegevens berusten bij de gemeente Nijmegen, Bureau Archeologie en Monumenten.
Het archeologisch onderzoek zal als voorwaarde aan de vergunningverlening gekoppeld worden.
Met het indienen van het door de bevoegde overheid goedgekeurd onderzoeksrapport zal dan aan de gestelde voorwaarden op het gebied van archeologie voldaan zijn.
Voor het plan is aangesloten bij het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen, waarin de standaardvoorschriften en een standaard kaartbeeld zijn geformuleerd. Verder is voor het plan aangesloten bij de bewoordingen en opbouw van planregels conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Ten slotte voldoet het plan aan de bepalingen zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor onderhavige ontwikkeling is gekozen voor de bestemming: "Gemengd - 1 (GD-1)" "Groen (G)" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 3 (WR-A3)" en o.a. de aanduiding "onderwijs (on)".
In dit hoofdstuk worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan besproken.
Het perceel maakt deel uit van de grondexploitatie Onderwijshuisvesting, deelplan Hugo de Grootstraat, welke op 29 mei 2013 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld.
De grondexploitatie bevat in ieder geval de verkoop van enkele stroken grond en (beperkte) gemeentelijke plankosten. Het kostenverhaal van deze locatie vindt plaats door middel van het sluiten van een anterieure exploitatieovereenkomst met grondverkoop tussen schoolbestuur en gemeente. Daarin worden afspraken gemaakt over de kosten van planologische procedures (bestemmingsplan), (proces)begeleiding en aanpassing openbare ruimte. De ontwikkeling en realisatie van de nieuwbouw van De Buut vindt voor eigen rekening en risico van het schoolbestuur van De Buut plaats.
Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Via het sluiten van een anterieure overeenkomst is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Voor dit bestemmingsplan is op 13 mei 2015 een vooraankondiging gepubliceerd. Conform de inspraakverordening heeft er inspraak plaatsgevonden via de zienswijzenprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken van 18 juni tot en met 29 juli 2015 ter visie gelegen. De tervisielegging is gepubliceerd op 17 juni 2015. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Er spelen geen rijks-, provinciale en waterschapsbelangen. Er hoeft dan ook geen vooroverleg op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaats te vinden.