direct naar inhoud van 10.2 Toekomstige ontwikkelingen
Plan: Nijmegen West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP11000-VG02

10.2 Toekomstige ontwikkelingen

Naast de vergunde en in sommige gevallen al uitgevoerde ontwikkelingen, zijn er in het plangebied een aantal ontwikkelingen die nog niet zijn vergund en waarvoor (eerst) een planologische procedure moet worden doorlopen. Het gaat om de ontwikkeling van de Praktijkschool (sportpark De Dennen), woningbouw aan de Kaaplandstraat (Heseveld) en een woningbouwontwikkeling aan de Dorpsstraat (Neerbosch-Oost). Deze ontwikkelingen zijn meegenomen in dit bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt per ontwikkeling onderbouwd waarom de ontwikkeling, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, wenselijk en aanvaardbaar is.

10.2.1 Binnensportaccommodatie sportpark De Dennen

In het ontwerpbestemmingsplan was, naast de bovengenoemde ontwikkelingen, ook de ontwikkeling van een binnensportaccomodatie op sportpark De Dennen opgenomen. Deze ontwikkeling wordt echter niet meegenomen in dit bestemmingsplan omdat behoefte bestaat aan een bestemmingsplan "op maat". Ten behoeve van de ontwikkeling wordt een aparte (postzegel)bestemmingsplanprocedure doorlopen.

De voor de accomodatie benodigde ontsluiting aan de Rosa de Limastraat wordt wel alvast meegenomen in dit bestemmingsplan. De ontsluiting van het complex vindt plaats via de Rosa de Limastraat (zowel voor inkomend als voor uitgaand verkeer). Er zijn diverse varianten doorberekend op geluidsbelasting (naar de omgeving). Gekozen is voor variant 2 (zie schetsplan hieronder).

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0007.jpg"

Deze variant is opgenomen op de plankaart van dit bestemmingsplan. Om de sportaccomodatie in de toekomst te ontsluiten is de verkeersbestemming ten opzichte van het ontwerpplan iets verruimd zodat er een strook in het midden van de weg geplaatst kan worden om het verkeer naar de sportaccomodatie te kunnen laten afslaan zonder het andere (rechtdoorgaande) verkeer op de Rosa de Limastraat te hinderen.

10.2.2 Praktijkschool Dennenstraat
10.2.2.1 Inleiding

De omni sportvereniging Quick 1888 moet het aantal en de indeling van de eigen sportvelden herzien (inkrimpen). Op het sportpark De Dennen aan de Dennenstraat bevinden zich voetbalvelden, cricketvelden, tennisvelden en een sporthal in eigendom en beheer bij Quick 1888. De sporthal heeft ook een belangrijke wijkfunctie in het kader van naschoolse opvang en jeugdwerk voor de wijken Heseveld en Neerbosch Oost. De ondergrond is eigendom van de gemeente. In de zomer is het sportpark in gebruik als vierdaagse camping.

Door de krimp van het aantal leden moet de club terug in het aantal velden. Om de herinrichting financieel mogelijk te maken heeft de club samenwerking gezocht met diverse scholen om naast sport ook onderwijs op het terrein mogelijk te maken. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt de vestiging van de Praktijkschool op het terrein nader onderbouwd.

10.2.2.2 Beschrijving ontwikkeling

Praktijkonderwijs is een vorm van voortgezet onderwijs die speciaal bedoeld is voor jongeren die moeite hebben met leren. Vaak kunnen deze leerlingen zich niet zo goed concentreren. Ze bereiken de beste resultaten in de praktijk. Het praktijkonderwijs speelt daarop in. Het praktijkonderwijs biedt elke leerling een programma op maat. Er is veel aandacht voor het leren in de praktijk. Het praktijkonderwijs eindigt in het schooljaar waarin de leerling 18 jaar wordt. De leerlingen krijgen een groot aantal praktische vakken, waarbij ze leren door doen. Er wordt ook veel aandacht besteed aan sociale redzaamheid.

De ontwikkeling vindt plaats op het Quickterrein. Het is de bedoeling om de Praktijkschool naast de bestaande bebouwing, aan de zijde van de Graafseweg, te ontwikkelen, waar nu de oefenvelden zijn gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0008.jpg"Op bovenstaande afbeelding zijn de uitgangspunten van de toekomstige situatie op de sportvelden aangegeven met de bouw van de Praktijkschool (gezien vanaf de Dennenstraat). In het roze/paars is de kavel van de Praktijkschool weergegeven (8100m2), geel is voor het clubgebouw (bestaand) en het parkeerterrein van het sportpark en (lichtgroen) voor het kunstgrasveld (nieuw).

Op de afbeelding bedraagt de oppervlakte van het bouwvlak 2500m2. Omdat nog niet duidelijk is of de school in 2 of 3 bouwlagen gebouwd zal worden, wordt in deze ruimtelijke onderbouwing uitgegaan van een bouwvlak van 2700m2 zodat, indien de school in 2 bouwlagen gebouwd wordt, er voldoende ruimte is om het gebouw (incl. gymzaal) te realiseren. De (max) goot-en bouwhoogte bedragen 15m zodat het daarnaast mogelijk blijft om 3 bouwlagen te realiseren.

In het programma van eisen (PvE) zijn voor de oppervlakte van het gebouw 3 varianten opgenomen:

  • bij 3 bouwlagen: footprint (bouwvlak) 1700 m2 excl. losse gymzaal;
  • bij 3 bouwlagen, incl. gymzaal: 2200m2;
  • bij 2 bouwlagen: 2640m2.

Het bestemmingsplan moet voldoende flexibiliteit bieden voor de realisatie van alle mogelijke varianten van het gebouw. Uiteraard wordt slechts 1 van de varianten uiteindelijk gerealiseerd.

De buitenruimte (de rest van de kavel buiten het bouwvlak) wordt ingericht als tuin + schoolplein. Daarnaast moet op het terrein een kas met onderwijsvoorzieningen worden ingepast van 250m2. Ook moet er voldoende ruimte zijn voor fietsenstallingen voor de leerlingen en medewerkers.

10.2.2.3 (vigerend) Planologisch regime

Op het gebied is van toepassing het bestemmingsplan Hees-Heseveld. In dit bestemmingsplan zijn de sportvelden bestemd voor Recreatieve doeleinden (sportvelden) met bijbehorende voorzieningen. Op de gronden met deze bestemming zijn uitsluitend voorzieningen ten behoeve van de sportuitoefening zoals sport-en speelvelden, speelgelegenheden, kleedruimten, kantine, afrasteringen, lichtmasten, onoverkapte tribunes e.d. alsmede bijbehorende groenvoorzieningen en waterpartijen, toegestaan. De ontwikkeling van de Praktijkschool past niet in het toegestane gebruik. Daarnaast is de bouw van de Praktijkschool niet voorzien in het vigerende plan.

De ontwikkeling van de Praktijkschool wordt mogelijk gemaakt door een herziening van het bestemmingsplan (artikel 3.1 e.v Wet ruimtelijke ordening). De ontwikkeling van de Praktijkschool is meegenomen in dit (actualisatie)bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0009.jpg"

uitsnede plankaart

10.2.2.4 Ruimtelijk beleid

De ontwikkeling van de Praktijkschool is getoetst aan het Rijks- (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, voorheen Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: de Amvb Ruimte), het Provinciale- (Algemene structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland en Ruimtelijke verordening Gelderland), het Regionale- (Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen en Verstedelijkingsvisie) en het Gemeentelijke (Structuurvisie Nijmegen en het Coalitieakkoord 2010-2014) ruimtelijk beleid.

De ontwikkeling van de Praktijkschool op de oefenvelden van het sportterrein is geen grootschalige ontwikkeling en past, dan wel is niet in strijd met het bovengenoemde beleid. Er behoeft dan ook niet van dit beleid te worden afgeweken dan wel nader te worden gemotiveerd waarom aan deze ontwikkeling medewerking kan worden verleend.

10.2.2.5 Sectoraal beleid en omgevingsaspecten

Economie

Er spelen geen economische aspecten bij deze ontwikkeling. Indien er detailhandelsonderwijs wordt gegeven op de school, bestaat de mogelijkheid om een praktijkwinkel te openen zoals ook is toegestaan bij het ROC bij het Centraal Station.

In een school is ondersteunend aan de hoofdacticviteit ook de mogelijkheid voor het nuttigen van een hapje en een drankje maar dit valt niet onder de noemer ondersteunende horeca. De kantine van de school is immers niet voor derden toegankelijk maar alleen bedoeld voor de leerlingen en medewerkers van de school.

Bij de gymzaal/sporthal bij de school is ook geen sprake van ondersteunende horeca omdat de gymzaal wordt gerealiseerd ten behoeve van de school en dus ook niet voor derden toegankelijk is. Bovendien wordt er geen zelfstandige kantine in de gymzaal gerealiseerd.

De ontwikkeling van de Praktijkschool is niet in strijd met het economische beleid (op het gebied van detailhandel en horeca).

Maatschappelijke voorzieningen

De Praktijkschool is de enige aanbieder van praktijkonderwijs in Nijmegen. De gemeente streeft naar een compleet aanbod onderwijsvoorzieningen binnen haar grenzen en vindt het belangrijk dat het praktijkonderwijs in Nijmegen wordt gehandhaafd. Deze specifieke vorm van voortgezet onderwijs richt zich op leerlingen, die niet in staat zijn het reguliere Vmbo beroepsgericht of hoger te volgen maar ook niet zijn aangewezen op het speciaal onderwijs.In 2012 krijgt het onderwijs te maken met de invoering van Passend Onderwijs, dat betekent dat de leerlingen met leer- of gedragsproblemen zoveel mogelijk moeten worden opgevangen binnnen het reguliere onderwijs. Het ministerie heeft voor het praktijkonderwijs echter uitdrukkelijk bepaald dat deze voorziening op het huidige aantal leerlingen kan worden gehandhaafd. Dat betekent dat er in toekomst behoefte blijft aan huisvesting voor het Praktijkonderwijs in Nijmegen. Als gevolg van de nieuwbouwplanen worden twee praktijkscholen (De Zonnegaard en Johannesschool) samengevoegd in een accommodatie voor ca. 300 leerlingen.

De leerlingen van de Praktijkschool komen uit Nijmegen en uit de regio vooral uit Beuningen en Groesbeek. Op basis van de nieuwste onderwijsinzichten kan een nieuwe school worden ontworpen en ingericht op de nieuwe locatie aan de Dennenstraat. Deze nieuwe school is goed bereikbaar voor de leerlingen uit de regio.

Milieu en klimaaat

Bedijven en milieuzonering

Opgemerkt dient te worden dat de toekomstige school gelegen zal zijn naast een van de drukst bereden Nijmeegse toegangswegen, de Graafseweg, een (opgewaardeerd) sportpark en in de onmiddellijke omgeving een rustige woonwijk met daaraan gekoppeld enige detailhandel. De omgeving van de toekomstige school kan daardoor omschreven worden als gemengd gebied. Daardoor kan uitgegaan worden van de Staat van Bedrijfsactiviteiten – Functiemenging van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009.
Een dergelijk type inrichting wordt in deze Staat aangeduid als een Categorie B inrichting
Categorie B houdt in: “activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden”.

In de naaste omgeving van het plan bevinden zich geen bedrijven waarvan de hindercirkel zich tot over het plangebied uitstrekt. Wel zal hinder kunnen worden ondervonden van het naastgelegen en op te waarderen sportcomplex. Voor dergelijke velden wordt een hindercirkel aangehouden van 50 meter in verband met geluid en onder meer avond-veldverlichting. Daaraan voldoet het plan niet. In het bijzonder geluid geeft hier een hindercirkel van de sportvelden van tenminste 50 meter bij een geluidsinstallatie en 30 meter bij een sportveld zonder geluidsinstallatie. Aan beide eisen kan de planinvulling niet op voorhand voldoen, gegeven het feit dat een school een geluidsgevoelige functie betreft. Een nader akoestisch onderzoek zal moeten aantonen in hoeverre al dan niet versterkt stemgeluid van invloed is op het lesklimaat, en wat de mogelijke maatregelen ter minimalisering op dit punt zijn.

Voorts kan eventuele veldverlichting nog een hindercomponent zijn.Gesteld kan worden dat veldverlichting alleen in de winterperiode gedurende de nog als dag aan te merken randperioden invloed kan hebben op de school omdat de lestijden in zijn algemeenheid niet 's avonds zullen zijn maar in de dagperiode. Als bij het ontwerp van de school met dit gegeven rekening kan worden gehouden zal een mogelijke lichthinder de vestiging van de praktijkschool niet hoeven te hinderen. Bij deze afweging speelt mee dat een in bedrijf zijnd lesinstituut niet op voorhand een lichtgevoelig object hoeft te zijn in verband met de afwezigheid van een slaapfunctie.

Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat op het schoolterrein in het openbaar gebied in principe genoeg parkeerruimte dient te worden gerealiseerd. Op zich zal het overgrote deel van de leerlingen niet met eigen gemotoriseerd verkeer naar school gaan. Voorkomen moet echter worden dat de parkeerdruk in de naaste omgeving onaanvaardbaar zal worden verhoogd.

Externe veiligheid

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.

  • I. Inrichtingen/bedrijven

Een inrichting waarop het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen) van toepassing zou zijn, is binnen het plangebied niet aanwezig. Er zijn ook buiten het plangebied geen inrichtingen gelegen waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.

  • II. Vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen

In de omgeving van het plangebied liggen de volgende vervoersassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan:

a. Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch

b. Graafseweg/Neerbosscheweg

c. Maas-Waalkanaal

Ad a. Spoorlijn Nijmegen-'s Hertogenbosch

Op ongeveer 300 meter van het plangebied ligt de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats.

Plaatsgebonden risico

Tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor de spoorlijn geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour te bepalen, het plaatsgebonden risico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt daarvoor niet hoog genoeg. Het plaatsgebonden risico is daarom niet relevant voor de planontwikkeling. Op het plaatsgebonden risico van de spoorlijn wordt in deze verantwoording dan ook niet verder ingegaan

Groepsrisico

Het bouwplan ligt buiten het afwegingsgebied (tot 200 meter), maar binnen het invloedsgebied (tot 1500 meter) van de spoorlijn en dit bouwplan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantal aanwezigen. Gezien de afstand tot de spoorlijn zal deze invloed niet relevant zijn.Aangezien de oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt overschreden en het plan bovendien zorgt voor een beperkte toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een vloeistof-of plasbrand of BLEVE (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie) reiken niet tot het plangebied.

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen onderwerp van discussie. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen inhoudelijke invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Hoewel de oriënterende waarde van het groepsrisico in het plangebied wordt overschreden met betrekking tot het vervoer per spoor, is externe veiligheid, rekening houdend met bovenaangegeven afweging, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.

Ad b. Graafseweg/Neerbosscheweg

Op ongeveer 150 meter van het plangebied ligt de kruising Graafseweg/Neerbosscheweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Het betreft hier een provinciale/gemeentelijke route gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor Graafseweg/Neerbosscheweg geen 10-6 plaatsgebonden risico te berekenen, het plaatsgebonden risico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt daarvoor niet hoog genoeg. Het plaatsgebonden risico is daarom niet relevant voor de planontwikkeling. Op het plaatsgebonden risico van de Graafseweg/Neerbosscheweg wordt in deze verantwoording dan ook niet verder ingegaan.

Groepsrisico

Het bouwplan ligt binnen het afwegingsgebied (tot 200 meter) en het invloedsgebied (tot 1500 meter) van de route gevaarlijke stoffen en dit bouwplan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantal aanwezigen. Gezien de afstand tot de route gevaarlijke stoffen (150 meter) zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet wordt overschreden. Omdat het bouwplan zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied van provinciale/gemeentelijke wegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen en het daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico's over deze wegen is relatief laag. De wegen worden in hoofdzaak gebruikt ter bevoorrading van langs de wegen gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter.

Het groepsrisico van de wegen ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde.Omdat de ontwikkeling op meer dan 30 meter van de Graafseweg/Neerbosscheweg ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand (maatgevend scenario) niet tot het plangebied. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal dus niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft).

Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Gezien het beperkt risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.

Hoewel het groepsrisico in het plangebied een (zeer) beperkte toename te zien zal geven, is externe veiligheid, rekening houdend met bovenaangegeven afweging, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.

Ad c. Maas-Waalkanaal

Het plangebied ligt op tenminste 1050 meter uit de oevers van het Maas-Waalkanaal. Daarmee ligt het plangebied net buiten het invloedsgebied (1000 meter) van het Maas-Waalkanaal. Daardoor hoeft voor het onderhavige plan zowel het plaatsgebonden als wel het groepsrisico niet te worden verantwoord. Externe veiligheid is geen obstakel voor de realisering van de Praktijkschool aan de Dennenstraat.

Geluid

Een school is ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als een geluidgevoelige bestemming. Onderzocht dient te worden of de geluidsbelasting op de school als gevolg van verkeer over de weg, water en spoor en/of van nabijgelegen gezoneerde industrieterreinen niet te hoog is.

In en rond het gebied van de ontwikkeling zijn de Dennenstraat, de Neerbosscheweg en de Graafseweg aan te merken als gezoneerde geluidsbronnen (vanwege wegverkeer). De geluidsbelasting op de school vanuit deze wegen mag maximaal 63 dB bedragen. De voorkeurswaarde voor wegverkeer bedraagt 48 dB.

Uit akoestische berekeningen (zie bijlage) blijkt dat de geluidsbelasting vanuit de Dennenstraat en de Neerbosscheweg blijft binnen de voorkeurswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting vanuit de Graafseweg bedraagt 56 dB. Dit is dus boven de voorkeurswaarde maar binnen de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeurswaarde mag worden overschreden indien maatregelen niet doelmatig of ongewenst zijn. Een geluidsscherm of geluidsreducerend asfalt zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt respectievelijk kwaliteitsbeheer niet gewenst.

Een geluidscherm langs de Graafseweg ontneemt het zicht op het gebouw in een gebied met weinig oriëntatiepunten (mede door de scheiding van rijbanen en rijrichtingen van de omliggende wegen) waardoor er geen herkenningspunten zijn voor passanten, omwonenden en de leerlingen van de school. Daarnaast zal het scherm de school afsluiten van de omgeving wat de toegankelijkheid van de school beperkt. Een scherm zal tevens de functionaliteit van de aangrenzende tuin door schaduwwerking en afscherming beperken.

De Graafseweg is een hoofdweg en het wegdek van de hoofdwegen wordt jaarlijks geïnspecteerd. Op het betreffende gedeelte is het wegdek nog in zeer goede staat. Het asfalt op dit gedeelte van de Graafseweg staat dan ook niet op de planning om op korte termijn vervangen te worden. Het betreffende wegvak is ca. 270 m lang. Op een afstand van 50 m van een kruispunt (met de Dennenstraat en met de Neerbosscheweg) kan in ieder geval geen geluidreducerend asfalt neergelegd worden. Er blijft dan slechts een stuk van 170 m over. Het is niet wenselijk om hier geluidsreducerend asfalt neer te leggen omdat geluidreducerend asfalt een veel kortere levensduur heeft dan traditioneel asfalt. Een deklaag van traditioneel asfalt gaat 15 jaar of langer mee. Een deklaag van geluidreducerend asfalt verliest de functionele eigenschappen na 7 á 8 jaar en de akoestische eigenschappen vaak nog veel eerder. Daarnaast zijn de aanleg- en onderhoudskosten van geluidreducerend asfalt hoger dan traditioneel asfalt. In de toekomst kan de deklaag op dit gedeelte van de Graafsweg eventueel vervangen worden door een SMA met een geluidreductie van 1 á 2 dB. SMA heeft een lange levensduur en geeft een (beperkte) geluidsreductie, maar behoudt deze reductie wel langer.

Als de voorkeurswaarde wordt overschreden en maatregelen niet doelmatig en/of ongewenst zijn, kan een geluidgevoelige bestemming alleen worden gerealiseerd indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een hogere waarde vaststeld. Het ontwerpbesluit Hogere Waarde is tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd. Tegen dit ontwerp-besluit zijn geen zienswijzen ingediend.

Om te voorkomen dat zich in de toekomst binnen de bestemming Maatschappelijk, andere geluidgevoelige functies vestigen, is in het bestemmingsvlak de aanduiding "onderwijsgebouw" opgenomen. Voor andere geluidgevoelige functies kan namelijk een andere voorkeurswaarde en/of maximale geluidsbelasting gelden. Aangezien de hogere waarde procedure alleen geldt voor een onderwijsgebouw, wordt de bestemming door middel van de aanduiding ook tot dit gebruik beperkt.

Lucht

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:

  • het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
  • het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit maximaal 3 %, of:
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of:
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beiden moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of:
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de luchtkwaliteit in het plangebied van de ontwikkeling zijn naast de heersende achtergrondconcentraties, de volgende wegen in het plangebied van belang: Graafseweg en Neerbosscheweg. Overigens zijn de bestaande verkeersstromen opgenomen in het rekenmodel in de heersende achtergrondconcentratie. Alleen bij ontwikkellocaties die extra verkeersbewegingen opleveren is een nadere toets nodig. Als er sprake is van gevoelige bestemmingen zal daar ook een nadere toets voor nodig zijn.

Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.

De landelijke GGD heeft in de “GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid” het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • liever niet binnen 300 meter van een snelweg,
  • op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden,
  • niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1e lijnsbebouwing,
  • aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

De gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze landelijke GGD-richtlijn. Voor de Praktijkschool betekent dit dat een afstand van minstens 50m van de Graafseweg en Neerbosscheweg in acht gehouden moet worden. Deze afstand wordt (ruim) in acht genomen.

Bodem

De planlocatie is tot 1960 in gebruik geweest voor agrarische doeleinden. In 1960 is gestart met de bouw van een clubgebouw en zijn de sportvelden aangelegd. Ter plaatse van het clubgebouw is in 1989 een ondergrondse olietank gereinigd en afgevuld met zand.

Gezien het voormalig gebruik van het terrein worden hier geen ernstige bodemverontreinigingen verwacht. Voor het realiseren van de geplande ontwikkelingen is een bodemonderzoek noodzakelijk. Het onderzoek moet worden uitgevoerd volgens NEN-5740/NEN-5707. Tijdens het onderzoek dient men alert te zijn op asbest, verhardingen en de gebruikte materialen zoals gravel. Het hergebruiken en opbrengen van grond op de planlocatie is gebonden aan regels. Het Besluit bodemkwaliteit is hier van toepassing. Ook geldt de Bodemkwaliteitskaart/ Bodembeheerplan (actief bodembeheer) voor de gemeente Nijmegen. Voor het gebruik en eventueel hergebruik van steenachtige bouwstoffen is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.

De initiatiefnemer moet het bodemonderzoek (op eigen kosten) laten uitvoeren. Uit het onderzoek zal blijken of de bodemkwaliteit is voor de gewenste ontwikkeling of dat er een bodemsanering nodig is. In het laatste geval dient de initiatiefnemer een saneringsplan of BUS-melding (Besluit uniforme saneringen) in te dienen. De kosten van een eventuele sanering moeten ook worden meegenomen in de exploitatieopzet.

Klimaat

Vanwege klimaatverandering zullen er heftigere regenbuien en meer warme dagen zijn. Ook zullen droogteperoden en regenperioden elkaar afwisselen. Om die reden moet in het plangebied een groter percentage aan open bodem voor vegetatie en opvang van regenwater gereserveerd worden. Toepassing van bomen, vaste planten in combinatie met gevelgroen werkt goed op microklimaat niveau = daar waar mensen verblijven. Dit voorkomt namelijk opwarming van stenige ruimten. Mogelijk dat een aanpassing in het ontwerp met (half)verhardingsmateriaal of bijvoorbeeld open betonelementen die met gras kunnen begroeien, gecombineerd met grotere bomen (meer verdamping en daardoor koeling) en/of het opnemen van groene daken/muren, compenserend werkt.

Het plangebied is op zich geschikt voor Koude-Warmte opslag. Wel moet in het oog worden gehouden dat op relatief korte afstand zich een grondwaterverontreiniging met nikkel bevindt. Op grotere afstand is een sterke verontreiniging met VOCL (Vanadiumoxytrichloride).in het grondwater aanwezig. Het is nog niet duidelijk of sprake zal zijn van onacceptabele verplaatsing van het verontreinigde grondwater. Daarom wordt geadviseerd om hydraulogische berekeningen uit te voeren indien wordt gekozen voor Koude-Warmte opslag. Naast een collectief systeem kan eventueel ook worden ingezet op individuele warmtepompen in combinatie met zonnecollectoren.

Mobiliteit

Verkeer

Het plangebied maakt onderdeel uit van het sportterrein dat wordt omsloten door de Dennenstraat, Graafseweg, Neerbosscheweg en Rosa de Limastraat. De Graafseweg en Neerbosscheweg zijn gebiedsontsluitingswegen type A en de Rosa de Limastraat is een gebiedsontsluitingsweg type B. De maximum snelheid voor de gebiedsontsluitingswegen bedraagt 50km/uur. De Dennenstraat maakt onderdeel uit van een 30km-uur/zone en is voorzien van verkeersremmende maatregelen. De Dennenstraat vervult daarnaast een belangrijke fietsroute en wordt binnenkort omgevormd tot een snelfietsroute tussen Beuningen en Goffert – Heijendaal. De Dennenstraat wordt hiervoor geconstrueerd tot een fietsstraat.

De geplande Praktijkschool en bijbehorende parkeervoorzieningen wordt voor het gemotoriseerde verkeer vanaf de Dennenstraat ontsloten. Hiervoor wordt een nieuwe inrit aangelegd. De ontsluiting voor fietsers en voetgangers vindt plaats vanaf de Dennenstraat en Graafseweg.

Parkeren

Voor de te ontwikkelen school worden binnen het plangebied de noodzakelijk vereiste parkeervoorzieningen aangelegd. Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de vastgestelde Parkeernota en de Nota Parkeernormen.

Openbaar Vervoer

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Graafseweg en deze bevinden zich direct ter hoogte van het plangebied. De loopafstand naar het geplande Station Goffert bedraagt 600 meter.

Verkeersveiligheid

Het plangebied ligt in de wijk Heseveld. De wijk is ingericht en aangewezen als 30km-zone. In het kader van deze bestemmingsplanprocedure is het niet noodzakelijk hier wijzigingen in aan te brengen.

Groen en water

Groen

Op onderstaande kaart is met blauw het gebied weergegeven dat onderdeel uitmaakt van de groenstructuur op wijkniveau. Het gaat om de randen van het sportpark en de groene rand tussen het hoofdveld en de bijvelden en de toegang aan de Dennenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0010.jpg"

Het terrein wordt aan alle zijden omgeven door de hoofdbomenstructuur van Nijmegen:

  • de Graafseweg (primaire hoofdbomenstructuur)
  • de Neerbosscheweg (primaire hoofdbomenstructuur;
  • de Rosa de Limastraat (primaire hoofdbomenstructuur)
  • de Dennenstraat (secundaire hoofdbomenstructuur)

Deze hoofdbomenstructuur moet behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0011.jpg"

Op het Quickterrein zelf staan Haagbeuken en Platanen. Gezien de maat moeten de bomen zo mogelijk worden ingepast. Alle te behouden en in te passen bomen moeten tijdens de uitvoering afdoende beschermd worden. Wanneer er toch bomen moeten verdwijnen dan dient hiervoor een rooivergunning te worden aangevraagd.

Flora en Fauna

In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving voor de bouw van een praktijkschool, gymzaal en inrichting van de buitenruimte als tuin en schoolplein op een deel van het sportpark De Dennen (zie bijlage).

In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2 en 3-soorten uit de Flora en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Daarnaast zijn de verbodsbepalingen uit de Flora-en faunawet weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0012.png"

Aangezien er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt, luidt de conclusie uit het rapport van Tauw als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0013.png"

Water

Bij de aanvraag omgevingsvergunning dient, in overleg met de Waterbeheerder (Waterschap Rivierenland) een riolerings-en waterhuishoudkundig plan te worden ingediend. In de Dennenstraat en elders onder de sportvelden ligt een grote riooltransportleiding. Boven deze leidingen en in een zone van 6 meter aan weerszijden van deze leidingen mag niet gebouwd worden. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de terreininrichting.

Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied valt in waarde-archeologie 1 (lage verwachtingswaarde). De ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie.

Cultuurhistorie

Het terrein ligt niet binnen een van rijkswege Beschermd Stadsgezicht en ook niet binnen een van gemeentewege Beschermd Stadsbeeld. Op het terrein zelf en in de directe omgeving ervan komen geen beschermde monumenten voor. De bouw van een school heeft daarom geen gevolgen voor beschermde cultuurhistorische waarden.

Het sportveldencomplex is ontstaan als onderdeel van de stadsuitbreidingen in de tweede helft van de 20ste eeuw. In cultuurhistorische zin is de bouw van de Praktijkschool een verdere ontwikkeling van die stadsuitbreiding.

10.2.2.6 Uitvoerbaarheid

Financieel-economisch

Om de ontwikkeling financieel-economisch mogelijk te maken is met de ontwikkelaar een anterieure overeenkomst gesloten. De ontwikkeling betreft een project zoals genoemd in art. 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zodat de Grondexploitatiewet (art.6.12 ev Wro) van toepassing. Voor de realisatie van een dergelijk project moet door de gemeenteraad een exploitatieplan worden vastgesteld tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het verhaal van kosten is anderszins verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst.

Maatschappelijk

Het ontwerpbestemmingsplan is ter visie gelegd. Specifiek tegen de ontwikkeling van de Praktijkschool zijn geen zienswijzen ingediend. Door Dorpsbelang Hees is wel aangegeven dat achter de uitspraken over milieu-en geluidsoverlast met betrekking tot de ontwikkelingen op Sportpark De Dennen, onvoldoende inzichtelijke overwegingen en keuzes.zitten. Deze overwegingen zijn belangrijk om goed zicht te krijgen in de verhouding tussen het welzijn van de bewoners/gebruikers (verlagen van de geluidsbelasting, milieudruk en overlast) en de kosten van de gekozen oplossingen (overschrijding voorkeurswaarden, niet gebruiken geluidsarm asfalt, het presenteren van 3 onafhankelijke veranderingen, negeren GGD-richtlijn);

De beoordeling van deze zienswijze is opgenomen in de zienswijzennota (onder nr. 1) die deel uitmaakt van deze toelichting.

10.2.3 Woningbouw Kaaplandstraat
10.2.3.1 Inleiding

Er bestaan al langere tijd (vanaf 2006) plannen om het gebied tussen de Kaaplandstraat, de Graafseweg en de Dennenstraat te (her)ontwikkelen. In april 2008 is een document Randvoorwaarden en Aanbevelingen (R&A) opgesteld ten behoeve van de realisatie van 68 woningen, waarvan een aantal grondgebonden en een aantal appartementen. In deze R&A zijn de randvoorwaarden en aanbevelingen, zowel voor wat betreft de ambitie voor het gebied als ten aanzien van het relevante beleid en omgevingsfactoren, beschreven. Inmiddels zijn de ambities, mede gelet op de ontwikkelingen in de markt, bijgesteld. Er ligt nu een plan om op deze locatie 24 (grondgebonden) woningen te ontwikkelen.

10.2.3.2 Beschrijving ontwikkeling

Situering

De bouwlokatie Kaaplandstraat is gesitueerd op een terrein in de wijk Heseveld, die onderdeel uitmaakt van stadsdeel West. Het terrein wordt ingeklemd tussen de Kaaplandstraat en de Graafseweg. De Graafseweg ligt op de stuwwal en het terrein ligt grotendeels onder aan de stuwwal evenals de Kaaplandstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0014.jpg" luchtfoto van het plangebied.

Huidige situatie

De wijk Heseveld is een zeer gedifferentieerde wijk. De architectuur is zeer divers evenals de voorkomende stijlperiodes. Dit is op een lager schaalnivo ook terug te zien in de Kaaplandstraat. Er zijn in de directe nabijheid uit diverse opeenvolgende decennia bouwstijlen te vinden. De Kaaplandstraat vormt een eenrichtingsweg in westelijke richting.

De projectlokatie bestaat deels uit een braakliggend terrein en deels uit een terrein dat in beslag wordt genomen door de bebouwing van een voormalige school. De school is al geruime tijd gesloten en het gebouw en bijbehorende terrein is in verval geraakt. Tussen deze twee delen en haaks op de Kaaplandstraat, ligt een weg. Deze weg vormt de inrit naar een redelijk nieuwe bebouwing die in de stuwwal is geprojecteerd. Het betreft een kleinschalige woonunit van een welzijnsorganisatie waarin verschillende kleine wooneenheden zijn gesitueerd. Deze unit bestaat uit twee volumes in vier lagen die door een plint, de begane grond, met elkaar verbonden zijn. Deze bebouwing is georiënteerd op de bouwlokatie en ligt met zijn rug naar de Graafseweg.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie is de school gesloopt en krijgt de lokatie een opwaardering door de toevoeging van 24 grondgebonden woningen. Er worden drie blokken met rijenwoningen geprojecteerd aan de zijde van de Kaaplandstraat. Het achtergebied aan de zijde van de stuwwal blijft ongemoeid. Eén van deze blokken staat haaks op de Kaaplandstraat en voorziet in 9 woningen. Voorts worden er nog twee blokken rug aan rug parallel aan de Kaaplandstraat gesitueerd. Het blok georiënteerd op de Kaaplandstraat voorziet in 7 woningen en het blok aan de achterzijde in 8 woningen. De blokken parallel aan de straat versterken de bestaande straatwand van de Kaaplandstraat en het haakse blok kondigt een entree aan om het terrein op te rijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0015.jpg"

verkavelingsschets

Het blok dat georiënteerd is op het achterterrein gaat een verbinding aan met de bestaande woonunit in de stuwwal. Ten zuidwesten van de nieuwe blokken en de bestaande woonunit ontstaat een open groene ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0016.jpg"

gevelschets

De bestaande weg op het terrein wordt grotendeels verlegd in westelijke richting. Ten gevolge van deze verschuiving zullen twee bestaande bomen in de as van de weg komen te liggen en ontstaat er zicht op de stuwwal. Het zicht op de bestaande woonunit verdwijnt.
Het parkeren ten behoeve van de woningen wordt verdeeld over het plangebied. Langsparkeren aan de Kaaplandstraat zoals dat ook in de huidige situatie gebeurt en haaksparkeren binnen het plangebied.

10.2.3.3 (vigerend) Planologisch regime

Op het gebied is van toepassing het bestemmingsplan Hees-Heseveld. In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor “bijzondere doeleinden”. (zelfstandige) Woningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

De woningbouw wordt mogelijk gemaakt door een herziening van het bestemmingsplan (artikel 3.1 e.v Wet ruimtelijke ordening) Deze herziening is meegenomen in dit (actualisatie)bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0017.jpg"

uitsnede plankaart (4) ontwerp-bestemmingsplan

10.2.3.4 Ruimtelijk beleid

De ontwikkeling van de woningbouw op deze locatie is getoetst aan het Rijks- (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, voorheen Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: de Amvb Ruimte), het Provinciale- (Algemene structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland en Ruimtelijke verordening Gelderland), het Regionale- (Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen en Verstedelijkingsvisie) en het Gemeentelijke (Structuurvisie Nijmegen en het Coalitieakkoord 2010-2014) ruimtelijk beleid.

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat gemeenten voorzien in een aanbod van woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen moeten passen in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP) voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

De ontwikkeling vindt plaats binnen de Provinciaal bepaalde contouren voor nieuwbouw.

De nieuwbouw van grondgebonden woningen aan de Kaaplandstraat past bij de ambitie uit de gemeentelijke Structuurvisie om in de wijken minder sterk in te zetten op bouw van appartementen.

De ontwikkeling van de woningbouw op deze locatie is geen grootschalige ontwikkeling en past, dan wel is niet in strijd met het bovengenoemde beleid. Er behoeft dan ook niet van dit beleid te worden afgeweken dan wel nader te worden gemotiveerd waarom aan deze ontwikkeling medewerking kan worden verleend.

10.2.3.5 Sectoraal beleid en omgevingsaspecten

Wonen

Het woonmilieu van de wijk Heseveld waarvan het gebied een onderdeel is, beantwoordt aan de kenmerken van een tuinstad (corporatie). Dit betekent dat het accent ligt op huurwoningen en dat de woningen zich voornamelijk in de goedkope prijscategorie bevinden. Op dit moment is in de wijk het aandeel laagbouwwoningen 56% en het aandeel huurwoningen is 44%. Het is wenselijk dat deze wijk zich ontwikkelt richting een meer gedifferentieerd tuindorp. Dit betekent dat het accent ligt op laagbouw met incidenteel hoog en middelhoogbouw. Het aandeel koopwoningen is bij dit woonmilieu aanzienlijk hoger met 50-90%. Daarnaast is een kenmerk een gevarieerde opbouw qua prijsklassen, dus zowel goedkoop, middelduur als duur.

Ontwikkelingen moeten met name zijn gericht op laagbouw, op koopwoningen en duurdere huurwoningen, met de nadruk op middelduur. Aangezien er middeldure (koop)woningen worden gerealiseerd past de ontwikkeling in het woonbeleid.

De volgende prijscategorieen worden onderscheiden (Prijspeil KAN 1 juli 2007):

Goedkope koop tot € 172.000 Goedkope huur tot € 491,64

Middeldure koop tot € 225.000 Middeldure huur tot € 621,78

Dure koop tot € 292.000 Dure huur tot € 621,78

Top vanaf € 292.000

Economie

De ontwikkeling voorziet in de bouw van (middeldure) koopwoningen. Op grond van de algemene regels van het (ontwerp)bestemmingsplan is het, onder voorwaarden, toegestaan om binnen de woonbestemming een beroep-bedrijf aan huis te realiseren.

Maatschappelijke voorzieningen

In de nabijheid van de woningbouw zijn een aantal maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd. Deze voorzieningen hebben in beginsel geen relatie met de nieuwbouwplannen.

Gelet op de beperkte groei van het aantal woningen is er geen reden om (extra) ruimte voor speelvoorzieningen te claimen.

Milieu en Klimaat

Bedrijvigheid
In de omgeving van het plangebied bevindt zich op krap 100 meter afstand een timmer- en meubelfabriek. Een dergelijk inrichting wordt in het kader van de Wet milieubeheer ingedeeld in hindercategorie 3.2, met een hindercirkel van 100 meter voor in het bijzonder geluidsoverlast naar geluidgevoelige bestemmingen toe. Daarmee raakt deze hindercirkel net aan het plangebied.Echter, rekening houdend met de afschermende werking van ondermeer de woningen gelegen aan de Transvaalstraat, valt overlast van deze inrichting naar de nieuwbouwwoningen toe niet te verwachten. Een nader akoestisch onderzoek hoeft dan ook niet te worden uitgevoerd.

Indirecte hinder
Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat hierin binnen de plangrenzen is voorzien, voornamelijk door het realiseren van parkeervoorzieningen in de openbare ruimte. Daarmee zal de parkeerdruk op de omliggende woonstraten niet of nauwelijks toenemen ten gevolge van dit plan.

Externe veiligheid

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.

  • I. Inrichtingen/bedrijven

Een inrichting waarop het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen) van toepassing zou zijn, is binnen het plangebied niet aanwezig. Er zijn ook buiten het plangebied geen inrichtingen gelegen waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.

  • II. Vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen

In de omgeving van het plangebied liggen de volgende vervoersassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan:

a. Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch

b. Graafseweg/Neerbosscheweg

Ad a. Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch

Op ongeveer 300 meter van het plangebied ligt de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats.

Plaatsgebonden Risico

Tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor de spoorlijn geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour te bepalen, het plaatsgebonden risico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt daarvoor niet hoog genoeg. Het plaatsgebonden risico is daarom niet relevant voor de planontwikkeling. Op het plaatsgebonden risico van de spoorlijn wordt in deze verantwoording dan ook niet verder ingegaan

Groepsrisico

Het bouwplan ligt buiten het afwegingsgebied (tot 200 meter), maar binnen het invloedsgebied (tot 1500 meter) van de spoorlijn en dit bouwplan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantal aanwezigen. Gezien de afstand tot de spoorlijn zal deze invloed niet relevant zijn.

Aangezien de oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt overschreden en het plan bovendien zorgt voor een beperkte toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLÈVE reiken niet tot het plangebied.

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen onderwerp van discussie. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen inhoudelijke invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin de nieuw te bouwen woningen afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat eventueel aanwezige luchtbehandeling-installaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Conclusie

Hoewel de oriënterende waarde van het groepsrisico binnen het afwegingsgebied (tot 200 meter van de spoorlijn) wordt overschreden met betrekking tot het vervoer per spoor, en door de planvorming een niet significante verhoging van het groepsrisico kan optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied, is externe veiligheid, rekening houdend met de afstand van ruim 300 meter tot de spoorlijn, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.

Ad b. Graafseweg/Neerbosscheweg

Op ongeveer 400 meter van het plangebied ligt de kruising Graafseweg/Neerbosscheweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Het betreft hier een provinciale/gemeentelijke route gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden Risico

Tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor Graafseweg/Neerbosscheweg geen 10-6 plaatsgebonden risico te berekenen, het plaatsgebonden risico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt daarvoor niet hoog genoeg. Het plaatsgebonden risico is daarom niet relevant voor de planontwikkeling. Op dit plaatsgebonden risico van de Graafseweg/Neerbosscheweg wordt in deze verantwoording dan ook niet verder ingegaan.

Groepsrisico

Het bouwplan ligt buiten het afwegingsgebied (tot 200 meter) en binnen het invloedsgebied (tot 1500 meter) van de route gevaarlijke stoffen en dit bouwplan veroorzaakt een verdichting van de binnen het invloedsgebied aantal aanwezigen. Gezien de afstand tot de route gevaarlijke stoffen (400 meter) zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico ter plaatse wordt niet wordt overschreden. Omdat het bouwplan zorgt voor een beperkte toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLÈVE reiken niet tot het plangebied.

Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen onderwerp van discussie. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen inhoudelijke invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin de nieuw te bouwen woningen afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat eventueel aanwezige luchtbehandeling-installaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Conclusie

De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt binnen het afwegingsgebied (tot 200 meter van de Neerbosscheweg/Graafseweg) niet overschreden, wel kan door de planvorming een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied.

Externe veiligheid is echter, rekening houdend met de afstand van ruim 400 meter tot de Neerbosscheweg/Graafseweg, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.

Lucht

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:

  • het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
  • het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit maximaal 3 %, of:
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of:
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beiden moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of:
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (NIBM) van belang. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal.

Het plan Kaaplandstraat betreft 24 woningen en valt daarmee ruim binnen de criteria voor NIBM. Het plan hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.

Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden. Het plan bevat geen van de bovengenoemde gevoelige bestemmingen en behoeft derhalve niet verder te worden getoetst aan de AMvB dan wel het gemeentelijk beleid (GGD-richtlijn) op dit gebied.

Geluid

In verband met wegverkeerslawaai is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie Kaaplandstraat (zie bijlage). De Kaaplandstraat en Dennenstraat zijn wegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur en formeel niet onderzoeksplichtig. Hierdoor, en omdat de Kaaplandstraat een weg is met een geringe verkeersintensiteit, zullen de geluidsbelastingen, veroorzaakt door deze weg, nihil zijn. Verder ligt de Dennenstraat op een behoorlijke afstand van de locatie en ook staat er afschermende bebouwing tussen de weg en de woningen, waardoor ook vanwege wegverkeer op deze weg de geluidsbelastingen nihil zullen zijn. Hierdoor is vanwege het wegverkeer op de Kaaplandstraat en Dennenstraat geen inzicht verschaft in de geluidsbelastingen. Het akoestisch onderzoek heeft wel inzicht verschaft in de geluidsbelastingen vanwege wegverkeer op de Graafseweg.

Vanwege wegverkeer op de Graafseweg wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de Graafseweg bedraagt 52 dB. In de Wet geluidhinder staat dat de maximum toegestane geluidsbelasting voor woningen 63 dB mag bedragen. De hoogst berekende geluidsbelasting blijft dus onder de maximum toegestane geluidsbelasting. De voorkeurswaarde mag worden overschreden indien maatregelen (bijvoorbeeld een geluidsscherm en/of geluidsreducerend asfalt) niet doelmatig of ongewenst zijn. In dit geval zijn deze maatregelen vanwege stedenbouwkundige en financiële redenen ongewenst.

Als de voorkeurswaarde wordt overschreden en maatregelen niet doelmatig en/of ongewenst zijn, kan een geluidgevoelige bestemming alleen worden gerealiseerd indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een hogere waarde vaststeld. Een hogere waare wordt alleen verleend indien wordt voldaan aan de beleidsregels Hogere Waarde. Aan deze beleidsregels wordt voldaan:

- het ontheffingscriterium "opvullen van een open plek tussen bestaande bebouwing";

- elke woning heeft minimaal één geluidsluwe zijde;

- de buitenruimte ligt aan de geluidsluwe zijde of aan een zijde waar het op de begane grond geluidsluw is.

Middels het doorlopen van een hogere waarde procedure kunnen voor meerdere woningen hogere waarden worden vastgesteld. In het (ontwerp)besluit hogere waarde zijn de afwegingen en aantallen vastgestelde hogere waarden te vinden.

Het ontwerpbesluit Hogere Waarde is tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd. Tegen dit ontwerp-HW-besluit zijn geen zienswijzen ingediend.

Bodem

Aangezien er binnen het plangebied woningen met tuin bijkomen is bodemonderzoek nodig.

In het Bodeminformatiesysteem van de gemeente Nijmegen blijkt dat in 1993 een ondergrondse voorraadtank is verwijderd en in 1997 bodemonderzoek heeft plaatsgevonden op een deel van het terrein.

Gezien het voormalig gebruik van het terrein worden hier geen ernstige bodemverontreinigingen verwacht. Voor het realiseren van de geplande ontwikkelingen is een bodemonderzoek noodzakelijk. Het onderzoek moet worden uitgevoerd volgens NEN-5740/NEN-5707. Tijdens het onderzoek dient men alert te zijn op asbest, verhardingen en de gebruikte materialen zoals gravel. Het hergebruiken en opbrengen van grond op de planlocatie is gebonden aan regels. Het Besluit bodemkwaliteit is hier van toepassing. Ook geldt de Bodemkwaliteitskaart/ Bodembeheerplan (actief bodembeheer) voor de gemeente Nijmegen. Voor het gebruik en eventueel hergebruik van steenachtige bouwstoffen is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.

De initiatiefnemer moet dit onderzoek uit laten voeren. Uit het bodemonderzoek zal blijken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen of dat er een bodemsanering nodig is. Is het laatste het geval dan dient de initiatiefnemer een saneringsplan of BUS-melding (Besluit uniforme saneringen) in te dienen. Hierin worden ook de kosten van een eventuele sanering moeten worden meegenomen in de exploitatieopzet.

Klimaat

De herziening van het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van kleinschalige woningbouw. Het is een ontwikkeling die naar verwachting geen al te grote impact heeft op de leefomgeving. Eventuele aanplant van meer bomen zou een positieve invloed op het klimaat hebben vanwege luchtfiltering en verdamping en daardoor koeling. Verder is het belangrijk dat de voortuinen groen blijven en niet worden betegeld.

Toepassing van een open Koude Warmte Systeem (KWO) is in een kleinschalige ontwikkeling vaak niet haalbaar. Wel kan worden ingezet op gesloten kleinere KWO systemen, eventueel aangevuld met warmtepompen (die de warmte uit de lucht halen) en zonnecollectoren.

Aangezien er groene ruimte weggaat en meer stenige ruimte bijkomt, wordt gepleit voor meer ruimte en aanplant van bomen.

Mobiliteit

Autoverkeer

Omdat het laatste deel van de Kaaplandstraat (richting Dennenstraat) éénrichtingsverkeer is, dient de ontsluiting in de heenrichting plaats te vinden via de Paul Krugerstraat - Daniëlsweg en terug via de Kaaplandstraat – Dennenstraat.

Het plangebied moet worden ingericht als een 30 km/h zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0018.jpg"

Openbaar vervoer

OV-reizigers kunnen gebruik maken van de bus die op de Paul Krugerstraat rijdt of van de trein en de bus vanaf het toekomstige station Goffert. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van deze haltes.

Langzaam verkeer

Langs de Graafseweg ligt de snelfietsroute van Nijmegen naar Wijchen. Via de Dennenstraat wordt op korte termijn een nieuwe snelfietsroute Beuningen – Goffert – Heyendaal gerealiseerd. In de R&A heeft de gemeente aangegeven dat het plangebied voor het langzaam verkeer op een veilige manier naar beide zijden (Graafseweg en Kaaplandstraat) moet worden ontsloten. Dat is een opgave voor de projectontwikkelaar.

Parkeren

In 2012 is de Parkeernota en de Nota Parkeernormen vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota is gebaseerd op de CROW-kencijfers. In de Nota Parkeernormen staat ook het beleid beschreven ten aanzien van dubbelgebruik, afwijkingen en ontheffings- mogelijkheden. Deze ontwikkeling moet voldoen aan deze Nota Parkeernormen.

Uitgaande van de bestaande normen komt het aantal te realiseren parkeerplaatsen op 41 uit, waarvan 34 vast en 7 voor bezoekers. Parkeren moet op eigen terrein worden opgelost.

De nieuwe Nota Parkeernormen rekent niet meer met prijsklassen maar met het aantal m2. De uiteindelijke parkeernorm wordt vastgelegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning.

Groen en Water

Groen

Flora- en Faunawet

In opdracht van Hoog Nimwegen B.V (de ontwikkelaar) heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving voor dit project (zie bijlage).

In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2 en 3 soorten uit de Flora en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Daarnaast zijn de eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora en faunawet weergegeven.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0019.png"Aangezien er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt, luidt de conclusie uit het rapport van Tauw als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0020.png"

Handboek Stadsbomen

De Kaaplandstraat, Dennenstraat en Graafseweg behoren tot de hoofdbomenstructuur. Zie de gestreepte lijnen in onderstaande kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0021.jpg"

In 2011 zijn de waardevolle en monumentale bomen in Nijmegen in kaart gebracht. In onderstaande luchtfoto is de situatie voor de locatie Kaaplandstraat te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0022.jpg"

De bomen die zijn aangeduid op onderstaande afbeelding, dienen in ieder geval behouden te blijven. Twee van de drie bomen op deze afbeelding vallen in het plangebied. Om de bomen zo goed mogelijk te beschermen zijn deze opgenomen binnen de bestemming Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0023.jpg"

Water

De bouw van 24 woningen leidt tot een relevante toename van het verhard oppervlak. (dakoppervlak en de verharding van terreinen en paden) Op basis van de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (herziene versie april 2010) en het Bouwbesluit moet de hemelwaterafvoer op eigen terrein verwerkt worden via een infiltratievoorziening. De eisen aan de benodigde voorziening staan in de afkoppelnota beschreven.

Voor deze ontwikkeling moet de digitale watertoets doorlopen worden bij de waterbeheerder (Waterschap Rivierenland). Daar zal uitkomen dat er geen waterbelangen in het geding zijn.

Bij indiening van de bouwaanvraag zal een riolerings- en waterhuishoudkundig plan moeten worden aangeleverd.

In de Kaaplandweg ligt openbare riolering. De vuilwaterafvoer van de nieuwbouw kan aangesloten worden op deze riolering. Hiervoor dient wel tijdig een aanvraag ingediend te worden bij de afdeling Kwaliteitsbeheer Riolering van de gemeente.

De herziening van het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van 24 woningen aan de Kaaplandstraat. Het is geen grootschalige ontwikkeling en de ontwikkeling is mogelijk binnen het beleid en de wetgeving op het gebied van water.

Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied ligt in een zone van archeologisch belang (waarde 2). Er is een hoge verwachting voor het aantreffen van het tracé van de Romeinse weg van Nijmegen naar Wijchen. Langs het tracé van deze weg geldt tevens een hoge verwachting voor het aantreffen van begravingen/grafvelden uit de Romeinse Tijd.

In verband met deze verwachting kan aan het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische voorwaarden verbonden worden.

Het terrein krijgt de dubbelbestemming: waarde-archeologie 2 met bijbehorende voorschriften, waarbij een vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek tot een diepte van 0.50 meter onder maaiveld wordt opgenomen.

Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming zullen bouw- en sloopvergunningen voor het betreffende gebied eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. Blijkt dat de bescherming van de verwachte waarden niet of onvoldoende mogelijk is dan dient voorafgaand aan verdere planvorming een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Cultuurhistorie

Het terrein ligt niet binnen een van rijkswege beschermd Stadsgezicht en ook niet binnen een van gemeentewege beschermd Stadsbeeld. Dennenstraat 10, in de zuidoosthoek van het plangebied, is een cultuurhistorisch waardevol pand.

De geplande woningbouw betreft de invulling van alleen het noordelijke deel van het terrein. Het gaat om een kleinschalige invulling met grondgebonden woningen en de ontsluiting zal plaatsvinden vanaf de Kaaplandstraat. De inrichting van het zuidelijke deel van het terrein zal onwijzigd blijven. In cultuurhistorisch opzicht is dit een bescheiden hedendaagse invulling die aansluit op de bebouwing in de omgeving.

Vanuit cultuurhistorie wordt de voorgestelde invulling van dit deel van het terrein positief ondersteund.

10.2.3.6 Uitvoerbaarheid

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan is ter visie gelegd. Tegen het ontwerp, inclusief de daarin opgenomen ontwikkelingen, zijn diverse zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Financieel-economische uitvoerbaarheid

Om de ontwikkeling financieel-economisch mogelijk te maken is met de ontwikkelaar een anterieure overeenkomst gesloten. De ontwikkeling betreft een project zoals genoemd in art. 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zodat de Grondexploitatiewet (art.6.12 ev Wro) van toepassing. Voor de realisatie van een dergelijk project moet door de Raad een exploitatieplan worden vastgesteld tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het verhaal van kosten kan anderszins worden verzekerd door het sluiten van een anterieure overeenkomst.

10.2.4 Woningbouw Dorpsstraat (Neerbosch-Oost)
10.2.4.1 Inleiding

Er zijn plannen om het gebied ten noorden van de Dorpsstraat (Neerbosch-Oost) te ontwikkelen. Het gebied is in eigendom van de gemeente Nijmegen en wordt begrensd door de Dorpsstraat, de Neerbosscheweg en het Maas-Waalkanaal.

Voor de ontwikkeling van woningbouw aan de Dorpsstraat is in juni 2010 een Quickscan opgesteld. Dit is een advies vanuit de beleidsafdelingen waarin een reactie wordt gegeven op het initiatief. Het is een eerste indruk over de haalbaarheid, c.q de wenselijkheid van een mogelijke ontwikkeling. Voor deze quickscan is met name input gegeven vanuit de beleidsdiciplines: stedenbouw, milieu, groen, openbare ruimte, mobiliteit, water, economische zaken en wonen.

Aangezien beleid, wet-en regelgeving voortdurend in ontwikkeling zijn is de Quickscan slechts een momentopname met beperkte houdbaarheid. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt onderzocht in hoeverre de planontwikkeling nog steeds haalbaar cq. wenselijk is.

10.2.4.2 Beschrijving ontwikkeling

Plangebied

De Quickscan betrof een groter gebied dan het gebied dat nu wordt onderzocht. In de Quickscan was ook het gehele gebied dat nu is bestemd als Agrarisch-Glastuinbouw (A-GT) meegenomen alsmede de bestaande percelen aan de Dorpsstraat die zouden worden ingepast in het plan. Nu wordt alleen gekeken naar het gebied dat is bestemd als Woongebied (WG. Daarnaast wordt er een woning toegevoegd aan de Dorpsstraat (tussen de huisnrs 108 en 104).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0024.jpg"

uitsnede plankaart (incl. kerkje en woning aan de Dorpsstraat)

Stedenbouwkundige analyse

Het gebied ten noorden van de Dorpsstraat kent een grote tegenstelling tot de wijk Neerbosch. De wijk wordt gekenmerkt door de strakke stempel van de C.I.A.M.(de "geplande stad", waarbij functies als wonen, werken en recreatie van elkaar gescheiden zijn). en maakt een stenige indruk. Het plangebied kent juist een groen karakter met een dorpse uitstraling. De Dorpsstraat kent waardevolle bomen die tot de hoofdbomenstructuur behoren en enkele cultuurhistorische waardevolle panden zoals het witte kerkje, dat uit 1400 stamt en op de gemeentelijke monumentenlijst staat. Daarnaast zijn er nog enkele 18e eeuwse boerderijen en is er het landhuis Boschlust. De Dorpsstraat kent een lommerrijke uitstraling met hoge eikenbomen en karakteristieke vrijstaande bebouwing. Het plangebied bestaat uit een groot onbebouwd achterterrein, richting Maas-waalkanaal. Het gebied heeft een landelijk karakter. Er zijn enkele kleinschalige activiteiten die het gebied een eigen sfeer geven: een muizenfokkerij, een kwekerij en volkstuinen. Ook zijn er ecologische waardevolle bomen aanwezig. Aan de oostzijde grenst het gebied aan het Bosje van de Baron. Dit is een bosperceel dat ruim 100 jaar oud is en een restant van de tuin behorend bij het kasteel aan de Neerbosscheweg. Door de geïsoleerde ligging is het gebied vrij gebleven van stedelijke ontwikkelingen. Wel zijn er in de loop der tijd verschillende initiatieven geweest die uiteindelijk niet hebben geleid tot (her)ontwikkeling.

Stedenbouwkundige visie

Bij een ontwikkeling leent het gebied zich voor een extensieve invulling waarbij het karakter van het gebied in stand blijft. Een intensieve invulling met bijvoorbeeld woningen of kantoren in hoge dichtheid zijn vanwege de geïsoleerde ligging en de minimale ontsluitingsmogelijkheden niet voor de hand liggend. De wijk Neerbosch-Oost en dus ook het gebied kan alleen via de OC-Huismanstraat ontsloten worden.

De Neerbosscheweg kent een geluidscontour die voor een groot deel over het noordelijk deel van het plangebied valt. Bij aanleg van een geluidsscherm langs de Neerbosscheweg (in het kader van de uitvoering van het bestemmingsplan Stadsbrug en Energieweg tussen Neerbossscheweg en Industrieplein), wordt de geluidcontour kleiner.

Naast deze externe beperkende factor zijn er andere redenen om het gebied extensief in te vullen. De groene entree van de Neerbosscheweg is een belangrijke te behouden kwaliteit. Om deze kwaliteit te behouden gaat de voorkeur voor de te plaatsen geluidsschermen uit naar een ontwerp dat zicht op deze groene entree mogelijk houdt, bijvoorbeeld doorzichtige schermen. Daarnaast is het belangrijk om het groene karakter van het gebied met waardevolle bomen langs de Dorpsstraat (hoofdbomenstructuur) te behouden dan wel zoveel mogelijk in te passen. Dit geldt met name voor de bomen in het gebied richting Maas en Waalkanaal. Ook is het gewenst dat de “luchtigheid” van de Dorpstraat behouden blijft. De straat kent nu enkele bebouwde percelen maar ook nog open plekken. Dit geeft de straat een open karakter. Het opvullen van de lege plekken met bijvoorbeeld villa's of andersoortige woningen is wel mogelijk maar het is niet de bedoeling dat het oude dorpslint volledig dichtslibt.

Tot slot wordt belang gehecht aan de groene zoom van het kanaal. Het is een belangrijk uitloopgebied van inwoners van Neerbosch-Oost en kent een specifieke groene kwaliteit. Het is ook het terrein van “het ommetje van Neerbosch”, wat loopt tot het Bosje van de Baron. Een wens is om dit ommetje uit te breiden door het bosje.

De bestaande wegen in het gebied kunnen voor de ontsluiting van nieuwe functies worden gebruikt. Deze bestaande wegen (o.a. Palenplantsoen) volgen de oude ontginningswegen van Neerbosch, die richting Kinderdorp doorliepen.

In de visie Kanaalzone tenslotte wordt voorgesteld om de oude verbindingsweg Dorpsstraat/St. Agnetenweg, die door de aanleg van het Maas-waalkanaal is doorsneden, door middel van een kunstwerk en betere zichtlijnen enigszins in ere te herstellen.

Zowel vanuit het bijzondere ruimtelijke karakter van het gebied, de afgelegen situering en de technische beperkingen die er gelden leent het gebied zich alleen voor een extensieve ontwikkeling in een niet standaard verkaveling.

Gewenste ontwikkeling

Te denken valt aan maximaal 12 woningen variërend van vrijstaande woningen, “twee onder een kap” of korte rijtjes van maximaal vier woningen. De woningen zijn maximaal 2 lagen hoog met een kap. Hierdoor komt de bebouwing niet te massaal over. Een "standaard"- verkaveling van een straat met woningen met een garage of berging op een kavel met een voortuintje en privé- achterterrein is voor dit gebied niet geschikt. Gedacht moet worden aan woningen in een losse stedenbouwkundige setting, verspreid over het gebied in een groene, natuurlijke omgeving. Hierbij passen ook geen standaard- oplossingen voor parkeren en achtertuinen met erfafsceheidingen. Dit zou de ruimtelijke kwaliteit, de eigenheid en de woonkwaliteit van het gebied te veel aantasten. Eerder moet worden gedacht aan een natuurlijk ogend gebied, waar bebouwing verspreid is gesitueerd. Een vereniging van eigenaren kan voorzien in een collectieve oplossing voor parkeren, tuinen en de groene inrichting. De kavels van de woningen zijn niet veel groter dat de footprint van de woning. De woningen maken onderdeel uit van de natuurlijke omgeving. Door deze afwijkende invulling blijft de eigenheid van het gebied behouden.

In het ontwerpplan werd nog gesproken over (maximaal) 11 woningen. Stedenbouwkundig bestaan er echer geen bezwaren tegen een extra woning omdat dit de gewenste stedenbouwkundige inpassing nog steeds mogelijk maakt. Ook vanuit de overige ruimtelijke aspecten (groen, water, milieu en mobiliteit) bestaan er geen bezwaren tegen een extra woning. Het toevoegen van een extra woning komt de financieel-economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling bovendien ten goede.

10.2.4.3 (vigerend) Planologisch regime

Op het gebied is van toepassing het bestemmingsplan Neerbosch-Oost (1983). In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor: Manege en Bijzondere doeleinden. (zelfstandige) woningen zijn binnen deze bestemmingen niet toegestaan. Woningbouw is niet voorzien in het vigerende plan en past ook niet in het toegestane gebruik.

De woningbouw wordt mogelijk gemaakt door een herziening van het bestemmingsplan (artikel 3.1 e.v Wet ruimtelijke ordening). Deze herziening wordt meegenomen in dit (actualisatie)bestemmingsplan.

10.2.4.4 Ruimtelijk beleid

De ontwikkeling van het gebied is getoetst aan het Rijks- (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, voorheen Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: de Amvb Ruimte), het Provinciale- (Algemene structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland en Ruimtelijke verordening Gelderland), het Regionale- (Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen en Verstedelijkingsvisie) en het Gemeentelijke (Structuurvisie Nijmegen en het Coalitieakkoord 2010-2014) ruimtelijk beleid.

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat gemeenten voorzien in een aanbod van woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen moeten passen in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP) voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

Met betrekking tot cultuurhistorie zijn behoud van ondergronds en bovengronds erfgoed, het karakter van de omgeving en de versterking van de historische identiteit van de stad belangrijke aandachtspunten. Bij nieuwe ontwikkelingen dient het bodemarchief zoveel mogelijk te worden ontzien of wordt voorafgaand aan bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. Tevens wordt in de (gemeentelijke) Structuurvisie ingezet op het behouden van de aanwezige groengebieden in de stad, waaronder het groen in oude dorpskernen als Neerbosch-Oost.

De ontwikkeling van het gebied is geen grootschalige ontwikkeling en past, dan wel is niet in strijd met het bovengenoemde beleid. Er behoeft dan ook niet van dit beleid te worden afgeweken dan wel nader te worden gemotiveerd waarom aan deze ontwikkeling medewerking kan worden verleend.

10.2.4.5 Sectoraal beleid en omgevingsaspecten

Economie

Het terrein aan de Dorpsstraat ligt tegenover het bedrijventerrein Oost-en Noordkanaalhavens (Energieweg). Een invulling met bedrijvigheid lijkt logisch maar de ontsluiting richting Energieweg is niet gewenst. Daarom is de locatie ook niet geschikt voor bedrijven en kantoren.

Op dit moment zijn een tiental bedrijfjes aan de Dorpsstraat gevestigd waarvan 6 aan de zijde van het betreffende terrein. In aansluiting hierop kan gedacht worden aan kleinschalige economische activiteiten in de wijk. Hierbij gaat het vooral om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. De aard en de omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht kan worden aan ambacht, nijverheid, financiele en zakelijke dienstverlening. Ruimtelijk kan dit zich uiten in ondernemen in/aan huis (met een maxium van 50m2 oppervlakte).

Wonen

Neerbosch- Oost heeft een woonmilieu dat omschreven kan worden als “stedelijk compact huur”. De kenmerken van dit stedelijk compact huur milieu zijn: weinig functiemenging, een bebouwingsdichtheid van > 20 won/ha. Het aandeel stapeling ligt op minstens 40%. In Neerbosch is het aandeel gestapelde woningbouw 56%. Wat betreft de zakelijk gerechtigden van de woningen ligt het accent op huur (69%).

Toevoeging in dit woonmilieu zal niet vragen om verdichting van het gebied. In de Woningmarktverkenning Nijmegen 2010-2020 staat ook aangegeven dat in deze wijk toevoegingen eigenlijk ongewenst zijn.

In het woonprogramma voor Nieuw West (waar Neerbosch onderdeel van uitmaakt) wordt weinig laagbouw toegevoegd. In de woonvisie is aangegeven dat bij nieuwe locaties ingezet moet worden op laagbouw, grondgebonden woningbouw. Vanuit de Structuurvisie is meegegeven dat ongeveer 20% tot 30% van de toe te voegen woningen in een “stedelijk compact huur” woonmilieu als betaalbare huurwoning toegevoegd moeten worden.

Strikt genomen past de ontwikkeling niet in de Woningmarktverkenning Nijmegen 2010-2020 voor zover het gaat om het toevoegen van woningen, en daarmee een (verdere) verdichting, van het gebied.

Uit de stedenbouwkundige analyse blijkt echter dat het gebied juist een grote tegenstelling kent tot de wijk Neerbosch. De wijk Neerbosch wordt gekenmerkt door de strakke stempel van de C.I.A.M. en maakt een stenige indruk. Het plangebied kent juist een groen karakter met een dorpse uitstraling. Door de geïsoleerde ligging is het gebied vrij gebleven van stedelijke ontwikkelingen. De ontwikkeling gaat uit van een extensieve invulling met behoud van het karakter van het gebied. Een intensieve invulling is alleen al vanwege de geïsoleerde ligging en de minimale ontsluitingsmogelijkheden van het gebied niet aan de orde.

Aangezien bij dit plan maximaal 12 grondgebonden woningen worden toevoegd, is het toevoegen van alleen huur- of allemaal koopwoningen meer voor de hand liggend in plaats van de realisatie van het voorgeschreven percentage betaalbare huurwoningen in de Structuurvisie. In de ontwikkeling wordt expliciet rekening gehouden met de realisatie van woon-werkpanden.

Maatschappelijke voorzieningen

De blokhut van Scouting Numaga aan de Dorpsstraat is al enige tijd geleden door brand onbruikbaar geworden. De scoutinggroep is inmiddels opgeheven in verband met het beperkte ledenaantal. In Lindenholt zijn twee scoutinggroepen gevestigd die de jongeren uit Neerbosch-Oost kunnen opvangen. Voor de scoutinggroep/blokhut behoeft dan ook geen ruimte te worden gereserveerd in het gebied.

Daarnaast behoeft in het gebied geen ruimte te worden gereserveerd voor de combinatie wonen en zorg.

Milieu-en klimaat

Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

De ontwikkeling beoogt het mogelijk maken van wonen op noordwestelijk gedeelte van het ten noorden van de Dorpsstraat in Neerbosch-Oost tegen het Maas-Waalkanaal gelegen terrein. De gewenste invulling kan als passend binnen de naaste omgeving worden aangemerkt, waar buiten de overwegende woonfunctie ook lichte bedrijvigheid van diverse aard is aan te treffen

Bedrijvigheid

Binnen het plangebied en in de naaste omgeving daarvan zijn twee inrichtingen aanwezig:

Straat   Huisnr   Naam   SBI Code   Activiteit   Milieu-
categorie  
 
Dorpsstraat   92   Firma Engelen   5262.1   opslag markthandel   2   G-GE30  
Dorpsstraat   100   Revo Knaagdieren   0125   muizen
kwekerij  
2   GE30  

Met betrekking tot de inrichting Dorpsstraat 100 kan opgemerkt worden dat zij binnen het plangebied ligt en na realisering van het plan niet meer aanwezig zal zijn. De inrichting Dorpsstraat 92 betreft een opslag voor de ambulante markthandel AGF. De bebouwingsgrens van het plan ligt op ongeveer 20 meter van de opslagvoorziening

De overlastgevende zijde van deze opslagvoorziening ligt echter gericht naar de Dorpsstraat (geluid van aan- en afvoer) toe. De afstand hiervan tot de bebouwingsgrenzen van het plan bedraagt ongeveer 40 meter. Hiermee rekening houdend kan opgemerkt worden dat deze opslag de beoogde nieuwbouw niet in onaanvaardbare mate zal hinderen.

Indirecte Hinder

Met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking van het plan kan opgemerkt worden dat gezien het relatief kleine aantal woningen met ook parkeren op eigen erf, geen toename van de indirecte hinder valt te verwachten in de naaste omgeving van de Dorpsstraat en in de wijk Neerbosch-Oost als geheel.

Externe veiligheid

Algemeen
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen, in dit geval de ontwikkellocatie aan de Dorpsstraat in Neerbosch-Oost (hierna: de ontwikkellocatie). In deze afweging is het van belang de risico's te beoordelen die ontstaan door de aanwezigheid van externe risicobronnen in de nabijheid/invloedsgebied van de ontwikkellocatie.

De kans dat er een zwaar ongeval bij de aanwezige risicobronnen plaatsvindt, is zeer klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter zeer groot zijn. Met betrekking tot de ontwikkellocatie moet van deze kans op een zwaar ongeval rekenschap worden gegeven: de verantwoording van het risico.

Criteria bij de invulling van de verantwoordingsplicht

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen, de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit Externe veiligheid inrichtingen zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft daarnaast een “Beleidsvisie externe veiligheid” (april 2012) waarin is vastgelegd op welke wijze het (groeps)risico wordt verantwoord. Bij de onderstaande verantwoordingen groepsrisico is van deze Beleidsvisie uitgegaan.

Externe risico's bestemmingsplan Dorpsstraat Neerbosch-Oost met betrekking tot de realisering van woningbouw.

Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:

  • a. risico's ten gevolge van inrichtingen en activiteiten die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen;
  • b. risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • c. risico's ten gevolge van hogedrukaardgastransportleidingen

Ad a. met betrekking tot inrichtingen die gevaar opleveren, vallend onder het Bevi, is in de omgeving één inrichting aanwezig: TWO Chemical Logistics BV. Dit bedrijf is gelegen aan De Vlotkampweg 67 en heeft een invloedsgebied van 4.250 meter. De ontwikkellocatie ligt op ongeveer 1.250 meter van de inrichting.

Ad b. het plandeelgebied ligt op ongeveer: 950 meter uit het hart van het dichtstbijgelegen spoor van de spoorlijn 's-Hertogenbosch – Nijmegen 75 meter uit het hart van de dichtstbijgelegen rijbaan van de Neerbosscheweg/Energieweg en (tenminste) 30 meter uit de waterlijn van het Maas-Waalkanaal de bovenstaande vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter.

Ad c. direct aan de zuidzijde van de ontwikkellocatie (op 5m afstand) ligt een hogedrukaardgastransportleiding;

In de nabijheid/invloedsgebied van de ontwikkellocatie bevinden zich dus de volgende risicobronnen die vanuit externe veiligheid beoordeeld moeten worden:

  • 1. een hogedrukaardgastransportleiding;
  • 2. een gemeentelijk route gevaarlijke stoffen (Neerbosscheweg/Energieweg);
  • 3. het Maas-Waalkanaal;
  • 4. de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch
  • 5. TWO Chemical Logistics BV (De Vlotkampweg 67 Nijmegen).

De risico's worden voor wat betreft externe veiligheid verdeeld naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR). Bovendien dient er gekeken te worden naar de cumulatie van risico's omdat de ontwikkellocatie ligt binnen de risicocontouren van meerdere risicobronnen.

Plaatsgebonden risico (PR)
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de bron.

Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van zogenaamde oriënterende waarden. Van deze oriënterende waarde kan in voorkomende gevallen worden afgeweken. Hieraan dient wel een collegebesluit ten grondslag te liggen waarin de afwijking is onderbouwd (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico.

Cumulatie

Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's omdat binnen de ontwikkellocatie de bovenomschreven risicocontouren elkaar overlappen.

Hieronder worden de onderscheiden risico's voor de genoemde risicobronnen nader verantwoord. In de eerste plaats vindt er een verantwoording plaats van het plaatsgebonden risico (PR), vervolgens wordt het groepsrisio verantwoord waarbij mbt de hogedrukaardgastransportleiding, voor een aantal onderdelen (zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid), wordt ingegaan op het advies van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid. Vervolgens wordt er een verantwoording gegeven ten aanzien van de cumulatie van de groepsrisico's en tot slot wordt er op basis van de diverse verantwoordingen, een conclusie getrokken over de aanvaardbaarheid van de ontwikkeling vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

Verantwoording plaatsgebonden risico (PR)

Hogedrukaardgastransportleiding

De hogedrukaardgastransportleiding betreft een 12” 40 bar leiding met een invloedsgebied van 140 meter ter weerszijden van de leiding. Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de leiding kan opgemerkt worden dat de PR-contour zich bevindt binnen het tracé van de leiding zelf. De leiding beschikt over een zakelijk rechtstrook van 4 meter ter weerszijden van de leiding, waarbinnen onder andere geen woningbouw, dieper gaande werkzaamheden en zwaar wortelende bomen mogen voorkomen, en waarbinnen ook de PR-contour is gelegen. Met het PR van de hogedrukaardgas transportleiding hoeft daarom geen rekening te worden gehouden.

Route gevaarlijke stoffen (Neerbosscheweg/Energieweg)

Voor deze gemeentelijke route gevaarlijke stoffen kan geen PR 10-6 contour worden bepaald, het PR is daarvoor te laag.

Maas-Waalkanaal

Voor het Maas-Waalkanaal geldt een risicocontour van PR 10-6.. Deze ligt op de waterlijn van het kanaal zelf, en reikt niet tot aan de ontwikkellocatie.

De spoorlijn 's-Hertogenbosch – Nijmegen

De 10-6 contour van de spoorlijn bevindt zich binnen het baanlichaam van de spoorlijn en heeft dus geen invloed op de ontwikkellocatie.

TWO Chemical Logistics BV

De ontwikkellocatie bevindt zich op ongeveer 1.250 meter van deze inrichting, gelegen op het industrieterrein Westkanaaldijk. De ontwikkellocatie ligt daarmee wel binnen het invloedsgebied van 4.250 meter van de inrichting, maar buiten de 10-6 contour en daarmee buiten het PR gebied. Met het PR hoeft daarom geen rekening te worden gehouden.

Conclusie

De conclusie is dat het plaatsgebonden risico van geen van de bovenstaande risicobronnen de planvorming kan beïnvloeden.

Verantwoording groepsrisico GR

Voor de risicobronnen zijn in de “Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen” drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:

Figuur 3.2: zone indeling

  Zone 1   Zone 2   Zone 3  
Rijks- en spoorwegen,
provinciale- en gemeentelijke wegen  
30 meter
(invloedsgebied plasbrand)  
200 meter
(aandachtsgebied BLEVE)  
1500 meter
(invloedsgebied toxisch)  
Vaarwegen   25 meter
(invloedsgebied plasbrand)  
90 meter
(invloedsgebied BLEVE)  
1500 meter
(invloedsgebied toxisch)  
Aardgastransportleidingen   PR 10-6 contour   100% Letaalgrens   1% letaalgrens  
LPG tankstations   PR 10-6 contour   150 meter (invloedsgebied)   -  
LNG tankstations
 
PR 10-6 contour   300 meter
(invloedsgebied)  
-
 
Overige Bevi-inrichtingen
 
PR 10-6 contour   PR 10-8 contour   Invloedsgebied  

Uit het bovenstaande overzicht met de bijbehorende zone-afstanden blijkt dat de ontwikkellocatie zich voor wat betreft de hogedrukaardgas-transportleiding, de Neerbosscheweg/Energieweg en het Maas-Waalkanaal in zone 2 bevindt, voor wat betreft het bedrijf TWO Chemical Logistics BV en de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch in zone 3

Hogedrukaardgastransportleiding

Uitgangspunten:

A. Algemene beschouwing

  • Beschouwen van personendichtheid binnen invloedsgebied
  • De hoogte van het huidige en toekomstige groepsrisico en de ligging daarvan ten opzichte van de oriëntatie waarde
  • De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
  • De aanwezigheid van beperkt zelfredzame groepen

B. Noodzaak

  • Noodzaak van de ontwikkeling op deze risicovolle locatie moet worden aangetoond.
  • Voor- en nadelen van veiliger alternatieven worden inzichtelijk gemaakt.

C. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen

  • Mogelijkheid beperking ontwikkeling beschouwen
  • Mogelijkheden om afstand tot risicobron vergroten beschouwen
  • Beschouwen oriëntatie van de bebouwing ten opzichte van risicobron
  • Minimaal twee van de risicobron afgerichte externe vluchtwegen.

D. Bronmaatregelen

  • Beschouwen mogelijke veiligheidsmaatregelen aan de bron.

E. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen

  • Beschouwen mogelijkheden bouwtechnische veiligheidsmaatregelen.
  • Beschouwen mogelijkheden intern ontruimingsplan afstemmen op externe veiligheid
  • Beschouwen interne vluchtwegen en ten opzichte van de risicobron.
  • Beschouwen mogelijkheden ter verbetering van alarmering.
  • Beschouwen mogelijkheden tot het houden van rampoefeningen
  • Beschouwen mogelijkheden tot centraal afsluitbaar ventilatiesysteem

F. Zelfredzaamheid

  • Advies van veiligheidsregio met betrekking tot zelfredzaamheid inwinnen en beoordelen

G. Bestrijdbaarheid

  • Advies van veiligheidsregio met betrekking tot bestrijdbaarheid inwinnen en beoordelen

Ad A. Algemene beschouwing

  • Met betrekking tot de personendichtheid binnen het plangebied, moet opgemerkt worden dat deze tengevolge van de ontwikkellocatie stijgt van ongeveer 12 pers./ha naar ongeveer 32 pers./ha. Hierbij is rekening gehouden met de sloop van een inrichting en een woning en de nieuwbouw van 11 woningen. Hierbij is rekening gehouden met een gemiddelde bezetting van 2.4 bewoners per woning.
  • Bij de onderstaande verantwoording GR is gebruik gemaakt van de QRA “Externe veiligheid Nijmegen West, ontwikkellocatie Dorpsstraat, projectnummer 249848. Versie01, 16 oktober 2012 (Oranjewoud). Uit deze QRA blijkt het volgende:
  • De nieuwe invulling van de locatie veroorzaakt een dermate kleine verhoging van het groepsrisico dat dit cijfermatig nauwelijks nog en in de Fn-curve al helemaal niet is terug te vinden. Het groepsrisico van de hogedrukaardgastransportleiding is zowel in de oude als de nieuwe situatie beduidend lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. De reden dat er bijna geen verschil tussen de huidige en toekomstige situatie is, is dat de geprojecteerde ontwikkelingen een relatief lage toename van personendichtheid tot gevolg hebben binnen het invloedsgebied van de leiding (dit strekt zich ook uit over de gebieden die niet tot het plangebied behoren).Aangezien naar de toekomst toe het gebruik van de leiding niet zal wijzigen en tengevolge van deze ontwikkellocatie ook geen uitbreidingen van de aantallen verblijvenden/aanwezigen zijn te verwachten, gekozen is hier expliciet voor een extensieve planinvulling, zal naar de toekomst toe het groepsrisico niet meer wijzigen, in 2022 wordt daarom dezelfde uitkomst verwacht.
  • Met betrekking tot de te nemen maatregelen zijn vooral die voortvloeiende uit Besluit externe veiligheid buisleidingen en het handhaven van de zakelijk rechtstrook van belang. Hier zijn vooral regelingen als de grondroerdersregeling aan de orde. Het falen van een hogedrukaardgastransportleiding wordt in overwegende mate door beschadigingen door derden veroorzaakt.Opgemerkt dient wel te worden dat een juist beheer van de leidingen echter niet behoort tot de competentie van de gemeente Nijmegen maar tot die van de Gasunie, de eigenaar van de leiding.
  • De invulling van de ontwikkellocatie betreft (gezins)woningen, wat aangemerkt kan worden als een kwetsbare bestemming. Verblijfsruimten voor beperkt zelfredzame personen, welke worden aangemerkt als zeer kwetsbare objecten, zijn binnen de ontwikkellocatie niet aanwezig.

Ad B. Noodzaak

  • De locatie kan als geschikt worden aangemerkt onder meer rekening houdend met:de potentie van het gebied: het terrein is gelegen op een bijzondere locatie, verscholen in de wijk Neerbosch, onder de hogergelegen Neerbosscheweg en achter de kavels aan de Dorpsstraat. Door deze geisoleerde ligging doet het terein nu niet echt “mee” in de wijk. Het terrein grenst echter aan het kanaal en maakt daarmee onderdeel uit van de recreatieve en groene kanaalzone. De ontwikkeling maakt de locatie (en daarmee de recreatieve mogelijkheden nabij het kanaal) meer zichtbaar in en voor de wijk;
  • in de huidige situatie maakt het terrein een rommelige en verwaarloosde indruk;
  • De Dorpsstraat is een waardevol historisch lint met een monumentale kerk en bebouwing, ruime kavels en een mooie bomenlaan. Het vormt een waardevol ruimtelijk element in het monotone Neerbosch- Oost;
  • Door een ontwikkeling op het achterterrein mogelijk te maken ontstaat de kans om een waardvol woonmilieu aan Neerbosch- Oost toe te voegen. Dit is een welkome aanvulling op de eenzijdige woningvoorraad in de wijk. Het gebied wordt toegankelijk en ontsloten, waardoor het bestaande recreatieve ommetje van de wijk bovendien interessanter en sociaal veiliger wordt;

Alternatieven

  • Er zijn weinig alternatieven binnen de gemeente Nijmegen aanwezig die een dergelijke kleinschalige en extensieve woonfunctie vanuit stedenbouwkundige optiek toestaan.
    Weliswaar zijn er binnen de gemeente Nijmegen plekken aan te wijzen die de inpassing van een dergelijk gering aantal woningen toestaan, echter dit betreffen toch al snel gebieden die een beduidend intensievere bebouwing hebben en aanmerkelijk meer verstedelijkt zijn.
    Dit gebied, wat thans een enigszins rommelig en verwaarloosd karakter heeft, zal juist door een verstedelijking in de beperkte en extensieve mate als hier beoogd, een kwaliteitssprong opleveren voor het noordelijk deel van Neerbosch-Oost. Kwalitatief gelijkwaardige alternatieven zullen binnen de gemeente Nijmegen dan ook niet zo snel te vinden zijn.

Ad C. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen

  • De ontwikkeling betreft een woonfunctie waar oorspronkelijk een bestemming Manege en Bijzondere doeleinden aanwezig waren.
    Het hieruit resulterend aantal aanwezigen is ten gevolge van dit plan hoger dan de oorspronkelijke invulling met bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning.
    Een beperking op het bouwplan is echter niet goed mogelijk gelet op de aspecten, buiten die van externe veiligheid, die bij de planontwikkeling een rol spelen. Hierbij spelen met name de aspecten die betrekking hebben op de ruimtelijke-/planologische- en financiële invulling van het plan, een belangrijke rol. Bovendien dient in dit kader opgemerkt te worden dat het plan slechts leidt tot een geringe verhoging van het aantal verblijvende/aanwezigen in het plangebied.
  • De ontwikkellocatie biedt de mogelijkheid om het bouwplan op een wat grotere afstand van de hogedrukaardgastransportleiding te situeren. Het verplaatsen van het bouwvlak kan echter weer nadeliger uitpakken ten aanzien van de risicobronnen Maas-Waalkanaal en de Neerbosschweg/Energieweg.
  • Overdrachtsbeperkende maatregelen zijn binnen het overdrachtsgebied ten behoeve van deze locatie gezien de beperkte ruimte, niet op een zinvolle manier te treffen.
  • De personen binnen de ontwikkellocatie moeten in het geval van een calamiteit in staat zijn om weg te vluchten van de bron. De geprojecteerde woningen zijn niet bedoeld voor het verblijf van beperkt zelfredzame groepen. Ook zijn er geen hoge personendichtheden geprojecteerd en wordt de ontwikkellocatie voorzien van een nieuwe wegenstructuur. De benodigde vluchtwegen zijn daarmee verzekerd.

Ad D. Bronmaatregelen

  • De kans op een calamiteit van een hogedrukaardgastransportleiding wordt voornamelijk bepaald door het risico dat derden bij graafwerkzaamheden de leiding beschadigen. De materiaalsoort van de leiding en de diepteligging zijn daarom bepalende factoren voor het risico van de hogedrukaardgastransportleiding.
  • Verschillende maatregelen kunnen worden genomen om externe beschadiging te voorkomen, zoals het ophogen van gronddekking en het aanbrengen van waarschuwingselementen (zoals betonplaten, staalkaders, waarschuwingsbordjes of waarschuwingslinten op de leiding). Gezien de al aanwezige gronddekking wordt deze laatste maatregel niet aanbevolen.

Ad E. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen

  • Met betrekking tot bouwtechnische maatregelen kan worden opgemerkt dat hier vooralsnog geen wettelijke mogelijkheden bestaan om die af te dwingen. Veiligheidsmaatregelen aan de risico-ontvangende objecten kunnen de veiligheid verbeteren. Mogelijke objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen zijn: bouwtechnische veiligheidsmaatregelen; interne vluchtwegen afstemmen op externe veiligheid; alarmering verbeteren; rampoefeningen houden; centraal afsluitbare ventilatiesystemen aanbrengen. Ten aanzien van genoemde veiligheidsmaatregelen geldt dat de meeste maatregelen dusdanig complex en/of kostbaar zijn dat deze gezien het lage risico niet realistisch zijn. Uitzondering hierop is de maatregel de mechanische ventilatiesystemen in de woningen te voorzien van een calamiteitenschakelaar. Aanbevolen wordt met ontwikkelaars overeen te komen om deze te plaatsen.
  • Binnen het plangebied wordt uitsluitend een kwetsbare bestemming gerealiseerd. Actieve risicocommunicatie naar de bewoners toe levert naar verwachting een positieve bijdrage aan het maken van een juiste gevaarinschatting door verblijvenden/aanwezigen op de planlocatie. Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van deze personen.
    Met betrekking tot het plan zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit bij het de hogedrukaardgastransportleiding en over hoe te handelen in geval van een incident bij deze hogedrukaardgastransportleiding. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is daartoe in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam “Gelderland-Zuid denkt vooruit” zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Bewoners van het nieuwbouwplan zullen standaard een folder ontvangen. Verder zal in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd worden door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van de gemeente Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Wettelijk adviseur

Ondanks dat nu en in de toekomst de oriënterende waarde nergens wordt overschreden, maakt een advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), als wettelijk adviseur, onderdeel uit van de besluitvorming.

Op de volgende wegingspunten wordt ingegaan op basis van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland- Zuid:

F. Zelfredzaamheid

G. Bestrijdbaarheid

Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid mbt de hogedrukaardgastransportleiding

Op woensdag 17 augustus hebben wij, door tussenkomst van het Bureau Bedrijven, uw verzoek om advies ontvangen over de herziening van het bestemmingsplan Nijmegen West met betrekking tot Dorpsstraat (Neerbosch-Oost) te Nijmegen. Dit bestemmingsplan kent een grotendeels conserverend karakter; ten noorden van de Dorpsstraat wordt echter aanvullende woningbouw mogelijk gemaakt op het terrein dat voorheen de bestemming 'Manege en Bijzondere Doeleinden' had. Het betreft maximaal 11 extra woningen.

Dit specifieke deel van het plangebied ligt in het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over het Maas-Waalkanaal en de Neerbosscheweg en een hoge druk aardgastransportleiding. Gezien de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen kan de zeer beperkte toename van het groepsrisico vanwege de woningbouw in de omgeving van het Maas-Waalkanaal en de Neerbosscheweg met een beperkte verantwoording onderbouwd worden. De toename van het groepsrisico door het toevoegen van de woningen (deels) binnen de 100%-letaliteitszone van de hoge druk aardgasleiding is ook zeer gering, maar de beleidvisie vraagt hier (vanwege de keuze om dermate dicht op deze risicobron te bouwen) om een meer uitgebreide verantwoording.

Via deze brief informeren wij u dat wij in dit specifieke geval geen gebruik zullen maken van ons adviesrecht in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. De reden daarvoor is dat de herziening van het bestemmingsplan vanwege het merendeels conserverende karakter zeer minimale gevolgen voor het risico zal hebben. Wij achten het dan ook niet opportuun om hiervoor een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen.

In overleg met onze collega's van Brandweer Nijmegen willen wij u desalniettemin wijzen op de specifieke problemen voor de rampenbestrijding bij een calamiteit bij buisleidingen.

Incidentbestrijding door de hulpdiensten zal zich met name richten op het bestrijden van secundaire branden en het afvoeren van gewonden (de bluswatervoorziening en bereikbaarheid voor bestrijding van dergelijke incidenten en de materiële capaciteit van de hulpdiensten zijn hiervoor afdoende); de (gas)fakkelbrand zelf kan enkel bestreden worden door afsluiting van de gasstroom. Afhankelijk van de exacte incidentlocatie is redding van personen uit woningen in de directe nabijheid van de gasleiding wellicht onmogelijk.

Wij adviseren u deze beperkingen te beschouwen in het kader van de verantwoording van het groepsrisico.

Gemeentelijke Reactie op het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Uit het bovenstaande blijkt dat de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) geen inhoudelijk advies met betrekking tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geeft. Echter noemt zij als aandachtspunt wel de bestrijdbaarheid in verband met de in de huidige situatie slechte bereikbaarheid van de ontwikkellocatie in verband met de bestrijdbaarheid van een calamiteit.

Wij gaan hieronder kort in op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

F. Zelfredzaamheid

  • Het creëren van schuilmogelijkheden: beïnvloeding van de planinrichting ten behoeve van de vermindering van de effecten van een calamiteit en de daaruit mogelijk voortvloeiende verbetering van de zelfredzaamheid van verblijvenden/aanwezigen onder meer door het creëren van schuilmogelijkheden ter zake een fakkelbrand, kan in bepaalde mate worden beïnvloed door de gemeente Nijmegen. De inrichting en uitvoering van de panden staan in principe niet ter beoordeling van de gemeente, maar dient een onderdeel te zijn van de interne indeling van de woningen. Uiteraard zal hier bij de ontwikkeling van het bouwplan op worden gewezen.
  • Burgers actief voorlichten over de risico's van de hogedrukaardgastransportleiding: het op een adequate wijze inlichten van de bewoners is een gangbare methode om de zelfredzaamheid van verblijvenden/aanwezigen in aanzienlijke mate te vergroten en zal daarom worden opgepakt bij ingebruikname van de woningen.
  • Ontvluchtingsmogelijkheden: er zijn in der naaste omgeving voldoende ontvluchtingsmogelijkheden aanwezig
  • Alarmering: het landelijk sirenenetwerk is aangelegd om op grote schaal burgers te alarmeren. De verwachting is dat waarschuwing via dit sirenenetwerk op deze locatie voldoende hoorbaar zal zijn voor personen die buiten verblijven. Daarnaast is vanaf eind 2012 alarmering van burgers via mobiele telefoons mogelijk door het operationeel worden van NL-alert.

G. Bestrijdbaarheid

  • De bereikbaarheid van het plangebied is op dit moment niet voldoende.
    De VRGZ merkt hierover in zijn advies op: “Incidentbestrijding door de hulpdiensten zal zich met name richten op het bestrijden van secundaire branden en het afvoeren van gewonden (de bluswatervoorziening enbereikbaarheid voor bestrijding van dergelijke incidenten en de materiële capaciteit van de hulpdiensten zijn hiervoor afdoende); de (gas)fakkelbrand zelf kan enkel bestreden worden door afsluiting van de gasstroom. Afhankelijk van de exacte incidentlocatie is redding van personen uit woningen in de directe nabijheid van de gasleiding wellicht onmogelijk.Bij de nader invulling van het plangebied zal hier de nodige zorg aan dienen te worden besteed in overleg met de gemeentelijke Brandweer Nijmegen”.
  • Het plan zal wat bluswatervoorziening en bereikbaarheid binnen het plangebied betreft dienen te voldoen aan de notitie “Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater en bereikbaarheid van Brandweer Nijmegen”.
  • De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) heeft er in voorgaande adviezen met betrekking tot hogedrukaardgastransportleidingen op gewezen dat de rampenbestrijding- en hulpverleningscapaciteit binnen de gemeente Nijmegen tekort schieten bij het berekende rampscenario. Dit scenario gaat uit van een externe beschadiging van de gasleiding met als gevolg een breuk en het ontstaan van een fakkelbrand. Dit heeft ondermeer te maken met een mogelijk slechte bereikbaarheid van de calamiteit. Opgemerkt kan hierover worden dat de bereikbaarheid van de planlocatie in belangrijke mate zal verbeteren ten gevolge van de realisering van het plan. Bovendien betreft het hier een verhoudingsgewijs kleine populatie.

Conclusie

Op basis van het berekende groepsrisico ter plaatse, dat als zeer laag kan worden ingeschat en dat bovendien niet significant stijgt ten gevolge van de planinvulling en bovendien de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid verbeterd zullen worden naar aanleiding van de realisering van dit plan, kan de conclusie worden getrokken dat met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleidingen het risico aanvaardbaar is.

Neerbosscheweg/Energieweg, de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch en TWO Chemical Logistics BV

Het plangebied ligt ook binnen het invloedsgebied van de Neerbosscheweg/Energieweg, de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch en TWO Chemical Logistics BV. Met betrekking tot al deze risicobronnen is alleen het zogenaamde toxisch scenario van belang. Dit houdt tevens in dat voor deze risicobronnen de verantwoording dezelfde kan zijn. Daarom wordt deze verantwoording onderstaand gecombineerd uitgevoerd. Opgemerkt dient hierbij wel te worden dat het plangebied in zone 2 van het groepsrisico van de Neerbosscheweg/Energieweg ligt, echter gezien het geringe vervoer van gevaarlijk stoffen over deze weg toch conform het gestelde in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen is uitgegaan van een standaardverantwoording toxisch scenario voor zone 3.

Verantwoording GR

De ontwikkellocatie en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied van de Neerbosscheweg/Energieweg, de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch, het en TWO Chemical Logistics BV.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de wegen en de spoorlijn zijn op deze locatie relatief laag. Dat van TWO Chemical Logistics BV eveneens. Voor wat betreft de spoorlijn en TWO Chemical Logistics BV vanwege de afstand tot de risicobron en voor wat betreft de Neerbosscheweg/Energieweg voor wat betreft het algehele risico in verband met het beperkt gebruik van de weg.

Het groepsrisico

Het groepsrisico van de wegen, de spoorlijn en TWO Chemical Logistics BV liggen ruim beneden de oriëntatiewaarde (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). Het maatgevend scenario voor alle drie risicobronnen betreft een toxisch scenario. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom ook nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat binnen het plangebied uitgegaan wordt van een toxisch scenario en niet van een plasbrand. Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in het plangebied vele malen kleiner dan 1/1.000.000. (10-6). Gezien de zeer beperkte risico's van de risicobronnen zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin de bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken, waar mensen aanwezig kunnen zijn, als bijvoorbeeld woonvoorzieningen en dergelijke, zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Maas-Waalkanaal

Het plangebied grenst aan één zijde aan het Maas-Waalkanaal. Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, blijkt dat het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor het Maas-Waalkanaal gesteld op 2.710 schepen brandbaar gas/jaar.

De vaarweg heeft geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt. Het invloedsgebied van de vaarwegen is 1.500 meter. Groepsrisicoberekening- en verantwoording zijn alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoen de vaarweg niet, zodat een verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is.

De vaarweg heeft tevens een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter vanaf de waterlijn. De waterlijn is gedefinieerd als waar het water bij de meest voorkomende waterstand de oever raakt. Binnen dit plasbrandaandachtsgebied worden via het Bouwbesluit aanzienlijke brandveiligheidseisen aan nieuwe bebouwing gesteld. Dit is voor de ontwikkellocatie niet aan de orde gezien het feit dat de woningen op tenminste 30 meter uit de waterlijn worden gerealiseerd.

Verantwoording cumulatie Groepsrisico's

Het plangebied ligt binnen de elkaar overlappende risicocontouren van een hogedrukaardgastransportleiding, het Maas-Waalkanaal, de Neerbosscheweg/Energieweg, de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch en TWO Chemical Logistics BV. De cumulatie van deze vijf risico's wordt hieronder verantwoord.

Domino effecten ontstaan wanneer het falen van de ene risicobron leidt tot het falen van een (van de) ander(en). Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen.

Voor zowel domino-effecten als cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van domino-effecten en cumulatie is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, worden beide aspecten in de verantwoording kwalitatief beschouwd bij de interpretatie van fN-curves. Gelet op de hogedrukaardgastransportleiding, het Maas-Waalkanaal, de Neerbosscheweg/Energieweg, de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch en TWO Chemical Logistics BV., waarbij drie risicobronnen op grote afstand liggen, een risicobron zich niet leent voor een groepsrisicoverantwoording en de overblijvende risicobron een zeer marginaal berekend groepsrisico heeft, kan opgemerkt worden dat al deze risicobronnen kwantitatief in feite weinig tot niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is op deze locatie het toegevoegde risico van domino-effecten evenals die van cumulatie zeer beperkt. Beide aspecten werken daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording.

Conclusie

In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten met betrekking tot alle vijf risicobronnen opgevoerd. Het plan levert met alle vijf beschouwde risicobronnen op geen enkele wijze een significante verhoging op van het thans ter plaatse aanwezige groepsrisico, dat nagenoeg nihil is in de huidige situatie. Dat blijft dat in de toekomstige situatie ook het geval.De planinvulling Dorpsstraat Neerbosch-Oost is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:

  • 1. het plan heeft slechts een zeer beperkte verhogende invloed op het groepsrisico, en blijft als zodanig (zeer) ruim onder de oriënterende waarde GR;
  • 2. het plangebied ligt weliswaar geheel binnen het invloedsgebied van vijf risicobronnen, geen van die bronnen is echter als relevant aan te merken;
  • 3. het bestemmingsplan heeft geen betrekking op beperkt redzame personen.

Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vastlegging van de ontwikkellocatie Dorpsstraat Neerbosch-Oost.

Gelet op het gegeven dat er een risico bestaat voor wat betreft externe veiligheid en ondanks dat de adviezen van de Veiligheidsregio Gelderland–Zuid (VRGZ) zoveel mogelijk binnen de ontwikkellocatie zullen worden uitgevoerd, kan dit echter niet kwantitatief in berekeningen worden vervat en leidt dit bovendien niet tot een risico zijnde nul (0) zodat er een zogenaamd restrisico overblijft.

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en achten het groepsrisico, dat tengevolge van de onderhavige planinvulling Dorpsstraat Neerbosch-Oost weliswaar kwantitatief gezien in absolute zin stijgt maar in wezen nauwelijks toeneemt en daarmee (zeer) ruim beneden de oriënterende waarde groepsrisico blijft, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar.

Het restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.

Lucht

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:

  • het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
  • het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

Plannen worden getoetst aan de regelgeving voor luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgaan, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit maximaal 3 %, of:
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of:
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert. De verbetering en verslechtering zullen beiden moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of:
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL, of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de luchtkwaliteit in het plangebied van de ontwikkeling is naast de heersende achtergrondconcentraties, de Neerbosscheweg van belang.

Overigens zijn de bestaande verkeersstromen opgenomen in het rekenmodel in de heersende achtergrondconcentratie. Alleen bij ontwikkellocaties die extra verkeersbewegingen opleveren is een nadere toets nodig. Nieuwbouw van woningen en andere bestemmingen veroorzaken extra verkeer. Maar de hoeveelheid extra verkeer zal zodanig gering zijn, dat het plan als NIBM beschouwd mag worden ("niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit"). Het plan voldoet daarmee aan de regelgeving.

Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel: het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen, verpleeg- huizen en bejaardentehuizen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.

Aangezien de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bestemming Woongebied (WG) en binnen deze bestemming geen gevoelige bestemmingen zijn toegestaan zoals bedoeld in de voornoemde AMvB, is het plan geen te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit en behoeven er in dit opzicht geen nadere maatregelen te worden getroffen.

Geluid

Algemeen

Woningen zijn ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidgevoelige objecten. Onderzocht dient te worden of de geluidsbelasting op de woningen als gevolg van verkeer over de weg, water en spoor en/of van nabijgeleggen gezoneerde industrieterreinen niet te hoog is.

In en rond het gebied van de ontwikkeling zijn de Neerbosscheweg en de Energieweg aan te merken als gezoneerde geluidsbronnen (vanwege wegverkeer). De geluidsbelasting op de woningen vanuit deze wegen mag maximaal 63 dB bedragen. De voorkeurswaarde voor wegverkeer bedraagt 48 dB. De voorkeurswaarde mag worden overschreden indien maatregelen niet doelmatig of ongewenst zijn.

Als de voorkeurswaarde wordt overschreden en maatregelen niet doelmatig en/of ongewenst zijn, kan een geluidgevoelige bestemming alleen worden gerealiseerd indien het college van burgemeester en wethouders hiervoor een hogere waarde vaststeld. Het ontwerpbesluit Hogere Waarde is tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd.Tegen dit ontwerp-besluit zijn geen zienswijzen ingediend.

Geluidszone gezoneerd industrieterrein Nijmegen West Weurt

De geluidszone van dit industrieterrein, ten noorden van de Neerbosscheweg en ten westen van de Energieweg, valt deels over het plangebied heen. Binnen deze geluidszone kunnen geen geluidgevoelige functies worden opgericht omdat niet aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai wordt voldaan en omdat dit mogelijk tot beperkingen kan leiden voor de bedrijvigheid op het gezoneerde industrieterrein.

Scheepvaart

Voor geluid en trillingen van scheepvaart is nog geen beleid geformuleerd. Verder zijn er geen klachten bekend van mensen die aan het Maas-Waalkanaal wonen. Geadviseerd wordt om bij de geluidsisolatie van de woningen extra aandacht te besteden aan de lage tonen vanwege scheepvaart en dus uit te gaan van een betere geluidsisolatie dan volgens het Bouwbesluit is vereist.

Bodem

Op een groot deel van het plangebied is in het verleden een boomgaard aanwezig geweest. De locatie is daarmee voor een groot deel verdacht van bodemverontreiniging.

Ter plaatse van Dorpsstraat 94-98 en Dorpsstraat 100 zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd (zie ook de afbeelding):

  • Verkennend bodemonderzoek Dorpsstraat 94 - 98 te Nijmegen, Grontmij, kenmerk 20147, d.d. 7 november 2006;
  • Verkennend bodemonderzoek Dorpstraat 100 in Nijmegen, Lankelma Ingenieursbureau, kenmerk 4485/RHA/VN-75093, d.d. 1 mei 2009;
  • Nader bodemonderzoek Dorpsstraat 100 in Nijmegen, Envita Nijmegen BV, rapportnummer 100552-11/R01, d.d. 1 februari 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0025.jpg"

Contouren uitgevoerde bodemonderzoeken (in groen)

Uit de onderzoeken blijkt dat de bodem over het algemeen licht verontreinigd is.

Op één plaats binnen het plangebied is ernstige bodemverontreiniging aangetoond. Op het oostelijk terreindeel, ten zuiden van Dorpsstraat 94-98, is in de toplaag ernstige bodemverontreiniging met PAK en matige verontreiniging met koper aangetoond. Onder de sterk verontreinigde grond is een verontreinigde puinlaag aanwezig. Bij graafwerkzaamheden in dit deel van het plangebied is bodemsanering nodig.

Tussen de loodsen ter plaatse van Dorpsstraat 100 is een puinverharding aanwezig. Deze puinverharding is sterk verontreinigd met minerale olie en asbest en mag daarom niet worden hergebruikt op de locatie. Deze laag moet bij herontwikkeling worden verwijderd. De afvoer van het puin (ca. 160 m³) zal extra kosten met zich meebrengen. De verontreinigde puinlaag valt niet onder de Wet bodembescherming omdat het geen grond betreft.

Op een deel van het plangebied is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Bij herontwikkeling van het gebied is daarom aanvullend bodemonderzoek nodig. Er wordt, op basis van de bekende gegevens, geen grootschalige ernstige bodemverontreinging op het nog niet onderzochte gebiedsdeel verwacht. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming worden zodoende geen maatschappelijke- en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

Klimaat

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en groen oppervlak en de relatie tussen de bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp met voldoende groene structuren zoals grotere bomen, toepassen van heesters in groenstructuren helpen oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Ook kunnen verantwoord materiaalgebruik, beperking van de energievraag en een verstandige positionering van functies bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Voor de utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij het terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel is dat dit leidt tot lagere exploitatielasten en een gezondere, comfortabelere leefomgeving. Om de mogelijkheden per gebouw in beeld te brengen kan een energiescan worden uitgevoerd. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van de gebouwen aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

Het plangebied is op zich geschikt voor Koude-Warmte opslag. Wel moet in het oog gehouden worden dat op enkele kilometers afstand een sterke verontreiniging met VOCL in het grondwater aanwezig. Deze is afkomstig van de Dr. De Blecourtstraat en stroomt in noordwestelijke richting. Daarom wordt aanbevolen om hydraulogische berekeningen uit te voeren als men Koude Warmte Opslag wil toepassen.

Naast een collectief systeem zou eventueel ook ingezet kunnen worden op individuele warmtepompen in combinatie met zonnecollectoren.

Mobiliteit

Hierbij moet met name gekeken worden naar een (veilige) ontsluiting van het plangebied op de Dorpsstraat.

Parkeren

Het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost. Parkeren voor bezoekers moet openbaar toegankelijk zijn. De ontwikkeling moet voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen.

Fietsparkeren bij nieuwbouw moet in bergingen worden gerealiseerd. Dit is volgens het Bouwbesluit.

Openbaar Vervoer

Buslijn 6 heeft nu een eindpunt op de keerlus bij de kruising Polkastraat-Rapsodiestraat-Symfoniestraat, verder heeft de buslijn enkele haltes aan de O.C. Huismanstraat. Hiermee wordt de huidige wijk goed bediend. Een nieuwe ontwikkeling aan de Dorpsstraat leidt tot een loopafstand van 500-600m, wat meer is dan de gewenste 400m. Gekeken moet worden of de halteafstand, in overleg met de Stadsregio en de vervoerder, aangepast kan worden.

Langzaam verkeer

Op de fiets moet het plangebied goed bereikbaar blijven via de Dorpsstraat. Ook voor recreatie verkeer is deze route belangrijk.

(brandweer) Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van het plangebied is niet optimaal. Er is een ontsluitingsweg, de O.C. Huismanstraat. De overige wegen in Neerbosch-Oost zijn 30 km/uur wegen. Een ontwikkeling van grote verkeersaantrekkende functies is uitgesloten.

De brandweer Nijmegen hanteert als beoordelingskader de notitie Randvoorwaarden en Richtlijnen Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid. Belangrijke punten uit deze notitie zijn:

  • de bereikbaarheid voor brandweervoertuigen tot op 10m van de toegang van geplande panden (met bijbehorende maatvoeringen)
  • voorwaarden om te komen tot een adequate bluswatervoorziening.

Groen en Water

Groen

Beschrijving gebied

Het gebied heeft een aparte karakteristiek binnen Nijmegen; een groene sfeer gelijkend op het landelijk gebied. Het is belangrijk om nieuwe ontwikkelingen op deze sfeer te laten aansluiten waarbij het groene karakter behouden blijft.

Ecologische waarden plangebied

Uit inventarisatiegegevens van 2007 is naar voren gekomen dat in de directe omgeving (Bosje van de Baron) de gewone grootoorvleermuis, de rosse vleermuis en de gewone dwergvleermuis voorkomen. Het is aannemelijk dat deze soorten het plangebied ook gebruiken als fourageergebied of als rust-, paar-of verblijfsgebied. Vanwege de verouderde gegevens van dit onderzoek zal een nieuw onderzoek gedaan moeten worden in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing. Daarbij zal het gebied zelf en de omgeving bekeken moeten worden vanwege de genoemde relaties.

De Groene Draad

De Dorpsstraat met de lintbebouwing en de oude kerk en het Bosje van de Baron zijn enkele intact gebleven historische elementen die sterk beeldbepalend zijn. Deze gebieden vertegenwoordigen een hoge ecologische waarde en zijn vooral voor vleermuizen erg belangrijk.

In de Kanaalzone liggen kansen om de recreatieve en ecologische waarde te vergroten. Dit betekent dat er ook meer verbindingen met de kanaalzone moten komen. Daarnaast biedt de kanaalzone mogelijkheden om de ecologische waarde van het daar aanwezige groen te vergroten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0026.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0027.jpg"

Handboek Stadsbomen

De boomstructuur langs het Maas-Waalkanaal maakt deel uit van de primaire hoofdbomenstructuur en de Dorpsstraat maakt deel uit van de secundaire hoofdbomenstructuur (zie kaart). Voor bomen in de hoofdbomenstructuur geldt een strikt beleid ten aanzien van kappen (“nee-tenzij principe” en 1-op-1 compensatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0028.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0029.jpg"

In 2011 zijn zowel de gemeentelijke als de particuliere monumentale en waardevolle bomen in Nijmegen in kaart gebracht. In onderstaande afbeelding staan de monumentale en waardevolle bomen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0030.jpg"

Water

Het bestaande gebied is vrijwel geheel onverhard. In de nieuwe situatie wordt verhard oppervlak toegevoegd. Dit nieuwe verharde oppervlak moet worden aangesloten op het openbare riool.

Hemelwater van daken moet op eigen terrein worden verwerkt. Ontheffing is mogelijk als er bijvoorbeeld te weinig onbebouwde ruimte voor infiltratie beschikbaar is.

Hemelwater kan naar een plek worden afgevoerd om daar in de bodem te infiltreren. Oppervlakkige afvoer naar het aanwezige oppervlaktewater is na (eventuele) zuivering misschien ook mogelijk omdat de watergang van het waterschap vlak langs het gebied loopt, parallel aan het kanaal. In overleg met het Waterschap moet worden bepaald of er nog capaciteit over is.

De manier waarop het hemelwater wordt geinfiltreerd hangt af van de lokale bodemgesteldheid en de grondwaterstanden. De bodem bestaat uit spoelzanden van de stuwwal en heeft dus een redelijke infiltratiecapaciteit. Wel moet dit altijd ter plekke worden gecontroleerd. De grondwaterstand varieert hier van 0 tot 3m (Milieuatlas Nijmegen). Het gebied staat onder invloed van zowel de Maas via het Maas-Waalkanaal, als waarschijnlijk ook nog van de Waal. Dat betekent dat bij hoogwater de grondwaterstand incidenteel hoog kan zijn.

De berekende maximale stand (gemiddelde) van het grondwater na peilopzet van het kanaal ligt voor deze rand van Neerbosch-Oost op 1,7m tot 2m onder het maaiveld. Dicht bij het kanaal (bij de kinderboerderij) is de gemiddelde grondwaterstand 7,50 NAP.

Rioolwater

Er dient een riolering-waterhuishoudingplan te worden gemaakt waarin locatie, aard en omvang van de waterhuishoudkundige voorzieningen is aangegeven. Hiervoor is onderzoek naar de bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig.

Het afvalwater moet worden aangesloten op het openbare riool.

Archeologie en Cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied ligt in een gebied van hoge archeologische waarde. Op dit terrein ligt de kern van het dorp Neerbosch. In de dorpskern van het voormalige dorp Neerbosch is de ontwikkeling van het dorp goed zichtbaar. Niet alleen staan er nog enkele panden die uit verschillende perioden stammen maar moeten er nog veel resten van niet meer bestaande huizen of van vroegere fasen van huizen in de bodem bewaard gebleven. Over de plattegrond van deze oorspronkelijke huizen is vrijwel niets bekend.Het is dan ook van belang om bij bodemwerkzaamheden de restanten van huizen en van het stratenplan vast te kunnen leggen. Zo kan de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp door de eeuwen heen gevolgd worden.

Als er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied dient er archeologisch onderzoek gedaan te worden. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportages) komen ten laste van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder-betaalt principe).

In het plangebied geldt Waarde-archeologie 2 (dubbelbestemming).

Cultuurhistorie

De huidige kadastrale grenzen in het gebied tussen Dorpstraat en kanaal gaan, evenals de Dorpsstraat zelf met haar zijwegen, terug op de middeleeuwse ontginning.

In een erfpachtverdrag van 20 november 1300 regelde de graaf van Gelre de ontginning van het Honingholt dat ten westen van het oudere dorp Hees lag (afb. 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0031.jpg"

Afb. 1 uit Gorissen (fig.13)

Daarin was de Dorpsstraat, met in haar verlengde de huidige St. Agnetenweg, een belangrijke doorgaande weg. Haaks daarop waren de toegangswegen naar de boerderijen geprojecteerd.

Later is bij de kerk het dorp Neerbosch ontstaan en de weg is Dorpsstraat genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP11000-VG02_0032.jpg"

Afb. 2 de situatie in 1915 

Op afb. 2 uit 1915 is de oorspronkelijke middeleeuwse verkaveling nog goed zichtbaar. Alle wegen en de ligging van de gebouwen zijn op dit stramien gebaseerd. Dat de middeleeuwse kerk dit stramien doorbreekt heeft te maken met de destijds gangbare oost-west oriëntatie van kerkgebouwen en het feit dat rondom de kerk begraven werd.

De Dorpsstraat wordt nog niet doorsneden door het Maas-Waalkanaal dat kort daarna aangelegd is.

Links van de dorpskerk staat de pastorie waarlangs de lange toegangsweg naar de Weesinrichting (Kinderdorp Neerbosch) begint.

Deze middeleeuwse structuur is tot in de huidige tijd bewaard gebleven; zelfs de hoofdrichtingen van de nieuwe stadsuitbreidingen van Neerbosch zijn er op gebaseerd.

De kerk met begraafplaats en de oude bebouwing langs de noordwestzijde van de Dorpsstraat hebben ook na de stadsuitbreidingen hun dorpse karakter weten te behouden.

Het plangebied ligt ingeklemd tussen twee historische structuren. Aan de zuidwestzijde is dat het restant van de toegangsweg naar de voormalige weesinrichting Kinderdorp Neerbosch en rechts is dat de toegangsweg naar de boerderij Dorpsstraat 94-98.

Ook de bouwrichting van de boerderij is, evenals de bouwrichting van de 19e eeuwse gebouwen van de weesinrichting, gebaseerd op het patroon van de middeleeuwse verkaveling.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt wordt er daarom op aangedrongen om die historische gegevens in de nieuwe invulling leidend te laten zijn.

De voorgestelde bouwhoogtes, samen met het bebouwingspercentage, zijn bedoeld om in dit stukje Neerbosch een invulling te realiseren waarbij het dorpse karakter en de groene setting behouden en versterkt kunnen worden.

10.2.4.6 Uitvoerbaarheid

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan is ter visie gelegd. Tegen deze ontwikkeling is geen zienswijze ingediend.

Financieel-economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een project zoals genoemd in art. 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zodat de Grondexploitatiewet (art.6.12 ev Wro) van toepassing. Voor de realisatie van een dergelijk project moet door de gemeenteraad een exploitatieplan worden vastgesteld tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Omdat het een gemeentelijke ontwikkeling betreft (en de gronden ook in eigendom zijn van de gemeente) is het verhaal van kosten niet aan de orde. In dit geval behoeft dus geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

10.2.5 Uitbreiding clubgebouw Quick (sportpark De Dennen)

Sportclub Quick heeft, mede gelet op de voorgenomen ontwikkelingen op het sportpark (Binnensportaccommodatie en Praktijkschool), tevens verzocht haar clubgebouw op het terrein te mogen uitbreiden. Om aan deze wens tegemoet te komen, is (binnen het huidige bouwvlak) de mogelijkheid opgenomen om in twee bouwlagen te bouwen (maximale hoogte: 8/10m). Het bouwvlak mag voor (maximaal) 70% worden bebouwd. Door het opnemen van deze bouwmogelijkheid in het bestemmingsplan kan het bestaande clubgebouw worden vervangen en wordt het mogelijk om meer kleedruimten e.d. in het gebouw te realiseren.Het clubgebouw bestaat nu uit een (langgerekt) gebouw van met alleen een begane grond laag. Door ook een verdieping toe te staan, kan het gebouw efficienter worden benut. Bovendien sluit het gebouw hierdoor beter aan op de voorgenomen (nieuw)bouw in de omgeving.

Aangezien het clubgebouw nu ook wordt gebruikt als KDV/BSO moet het (op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) worden aangemerkt als een '' te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit".

Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Ondanks toetsing aan het Besluit blijven gezondheidsrisico's langs snelwegen, provinciale wegen en drukke gemeentelijke wegen aanwezig. Er blijven dus situaties die vanuit oogpunt van goede ruimtelijke ordening (luchtkwaliteit/ gezondheidsschade) minder wenselijk zijn. In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/ etmaal):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” is later aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

Gemeente Nijmegen probeert zich zo veel mogelijk te conformeren aan deze landelijke GGD-richtlijn. Geadviseerd wordt om, conform de GGD-richtlijn, de nieuwbouw van het clubgebouw op minstens 50 meter van de rand van de Graafseweg en de Neerbosscheweg te plaatsen.

10.2.6 Kerkje Dorpsstraat

De eigenaar van het kerkje aan de Dorpsstraat (Rijksmonument) heeft verzocht om het perceel in het nieuwe bestemmingsplan ruimer te bestemmen. Van oudsher was het kerkje in gebruik ten behoeve van godsdienstige doeleinden en dus bestemd voor Bijzondere doeleinden. Het kerkje wordt echter al lang niet meer als zodanig gebruikt en wordt al enige tijd gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten (o.a. het maken van priestergewaden). Het kerkje staat te koop (met uitzondering van de toren want dat is gemeentelijk eigendom). Met een wat ruimere bestemming, waaronder een woonbestemming, is het gemakkelijker om een koper voor het kerkje te vinden en tevens om het kerkje (blijvend) te gebruiken en te behouden.

Een woning is een geluidsgevoelige functie zodat is onderzocht of deze bestemming, op grond van de vereisten uit de Wet geluidhinder (Wgh) wel op deze locatie kan worden gerealiseerd.

De voorkeurswaarde voor geluid (vanwege het wegverkeer op de Neerbosscheweg) wordt overschreden. Om een woonfunctie in het kerkje mogelijk te maken moet er derhalve een Hogere Waarde worden vastgesteld. Het ontwerp-besluit Hogere Waarde is tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd. Tegen het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingediend.

In het ontwerpbestemmingsplan wordt het kerkje bestemd als Gemengd. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: wonen, kantoor, dienstverlening en een bedrijf. Maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan omdat binnen deze bestemming ook andere geluidsgevoelige functies zijn toegestaan en voor deze functies geen Hogere Waarde is verleend. De toegestane functies binnen de bestemming Gemengd zijn onderling uitwisselbaar. Daarnaast is een combinatie van functies mogelijk. Indien er een woning wordt gerealiseerd in het kerkje moet de primaire buitenruimte (tuin/terras) aan de zuidzijde (geluidsluwe zijde) van het gebouw worden gerealiseerd.

10.2.7 Huize Rosa

Op de hoek van de Rosa de Limastraat en de Dennenstraat zijn plannen voor de sloop van het bestaande verzorgingshuis, dat niet meer aan de huidige eisen kan voldoen en de nieuwbouw van een nieuw verzorgings- en verpleeghuis. Er bestaan plannen voor de bouw van 57 appartementen bestemd voor intramurale zorg (verzorgingshuiszorg) en 6 groepswoningen voor dementerende ouderen. Verder zullen er ruimten specifieke ruimten voor de congregatie (o.a. een kapel) worden gerealiseerd.

Het postzegelbestemmingsplan voor deze locatie is inmiddels onherroepelijk geworden zodat de ontwikkeling integraal is opgenomen in dit bestemmingplan.

10.2.8 Augustijnenklooster

Er zijn plannen om het bedrijfsverzamelgebouw/Augustijnenklooster aan de Graafseweg (nr 274) uit te breiden en ook een woonfunctie binnen de bouwmassa mogelijk te maken. Het postzegelbestemmingsplan voor deze ontwikkeling is inmiddels onherroepelijk geworden zodat de ontwikkeling integraal is opgenomen in dit bestemmingsplan.

10.2.9 Overige ontwikkelingen

Naast de genoemde ontwikkelingen zijn er ook plannen voor een aantal andere ontwikkelingen. Deze plannen zijn echter nog niet voldoende uitgewerkt om te kunnen worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Indien deze plannen verder worden uitgewerkt dient hiervoor een aparte bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen.

  • Samenvoeging basisscholen (Neerbosch-Oost)

De basisschool Het Octaaf is nu gevestigd op twee locaties (Fanfarestraat en Symfoniestraat). Er zijn plannen om de twee gebouwen te centreren op één locatie, namelijk de Symfoniestraat 208. Het gebouw is gedateerd en voldoet niet meer aan de huidige kwaliteitseisen. De start van de bouw is gepland rond 2016/2017. De school op de hoek Symfoniestraat/Rapsodiestraat ligt binnen een gebied met wegen waarop een 30 km/uur regime van toepassing is. Voor deze ontwikkeling zijn geen milieuzones van toepassing.

  • St. Jozefklooster (Kerkstraat 65)

De gemeente is in gesprek met Waalboog over uitbreiding van het St. Jozefklooster. Voor een deel gaat het om vervanging van het te slopen gebouw achter het hoofdgebouw van het oude klooster. De bestaande kapel blijft gehandhaafd. In een gebogen vorm worden op het achterterrein groepswoningen en appartementen gebouwd in 2 tot 4 bouwlagen. De gebogen vorm speelt in op de groenstructuur van de kloostertuin. In het hoofdgebouw komen eveneens (zorg-) appartementen. Deze ontwikkeling wordt pas op de langere termijn voorzien.

In het ontwerpplan werden ook nog de locaties aan de Wolkuilseweg 173 (Kapucijnerklooster), Graafseweg 250 en Graafseweg 385 genoemd. Ten aanzien van deze locaties kan het volgende worden gemeld:

  • Kapucijnenklooster (Wolfskuilseweg 173)

Het pand is opgekocht door de RIBW. Voor zover bekend willen zij gebruik maken van de bestaande bebouwing en zijn er geen plannen om de bebouwing uit te breiden en/of nieuw te bouwen. In het (ontwerp)plan is geen aanduiding opgenomen voor gestapelde bouw. De maximale goot-en bouwhoogte bedraagt 8m. Het perceel bestaat uit meerdere kadastrale percelen. Alleen het perceel met kadastraal nummer 05128 (en 05133) is in eigendom van het RIBW. Het naastgelegen kadastrale perceel (05134) heeft een andere eigenaar.

  • Graafseweg 385: 8 laagbouwwoningen, koop, (middel)duur

Ten aanzien van dit perceel is een zienswijze ingediend (zie zienswijzennnota onder nr. 14). De bestemming van het perceel wordt op basis van dit bestemmingsplan aangepast naar Gemengd (was wonen) zodat er meedere functies mogelijk worden. Daarnaast moet in overleg met de eigenaar/gebruiker bekeken welke uitbreidingsmogelijkheden noodzakelijk en/of gewenst zijn.

  • Graafseweg 250: max. 24 etagewoningen, koop, goedkoop

Ook voor dit perceel is een zienswijze ingediend (zie zienswijzennota onder nr. 3). Op grond van dit bestemmingsplan is het perceel bestemd als Gemengd zodat er meerdere functies mogelijk zijn (incl. wonen).

  • Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)

In het Masterplan OV van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen staat de verbinding Nijmegen CS - Dukenburg via de Graafseweg aangegeven als gewenste lijn voor HOV. Dit houdt in dat van buslijn 2 een HOV-lijn gemaakt zou kunnen worden met zoveel mogelijk vrije busbanen. Deze HOV-lijn zal waarschijnlijk pas tussen 2015 en 2020 gerealiseerd worden.

  • Snelfietsroute

In het komende jaar wordt de snelfietsroute Nijmegen-Beuningen-Goffert -Heyendaal verder uitgewerkt. Het trace van deze snelfietsroute loopt via de Dennenstraat/Muntmeesterlaan en past (bijna) geheel in het bestemmingsplan. Op de kruising Muntmeesterlaan/Graafseweg is, ter hoogte van de Muldersweg, een kleine aanpassing nodig.

  • Riolering

Naar verwachting gaat de komende jaren in Heseveld grootschalige rioolvervanging plaatsvinden. Hiervoor wordt een meerjarenprogramma rioolvernieuwing opgesteld. Waar mogelijk zou het afvoerend verhard oppervlak omgezet moeten worden in onverhard oppervlak, dat geen regenwater afvoert naar de riolering. Nieuw verhard oppervlak (bijvoorbeeld van eventuele extra parkeerruimte in de Venusstraat, Plutostraat en Neptunusstraat) mag niet leiden tot extra afvoer van afvoerend regenwater naar de riolering door bijvoorbeeld de extra verharding te laten afstromen naar een voorziening in het groen.

Bij de rioolvervanging wordt gestreefd naar een combinatie met het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Het gemeentelijke rioleringsplan geeft de financiële en technische kaders hiervoor. Het is nu nog niet duidelijk of er bovengrondse afkoppelvoorzieningen in de wijken Hees en Heseveld komen, die apart bestemd zouden moeten worden. Het meerjarenprogramma rioolvernieuwing voor Heseveld zal ook een eerste fasering van die maatregelen geven. Daarbij is het van belang dat er al zoveel mogelijk wordt afgestemd met overige grootschalige ontwikkelingen binnen de wijk.