Plan: | Buitengebied Nijkerk 2017, 12e wijziging, Spochthoornseweg 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0195-0002 |
Aan de Spochthoornseweg 3 in Nijkerk is een agrarisch bedrijf aanwezig waar melkkoeien, jongvee en biologische vleesvarkens gehouden worden. Het bedrijf is voornemens de bestaande varkensstal te verlengen. In het bouwvlak is hier geen ruimte meer voor. Het voornemen is daarom om het bouwvlak te vergroten, om zo te kunnen voorzien in de gewenste uitbreiding van de varkensstal. Verder vallen een bestaande sleufsilo en een waterbassin deels buiten het bouwvlak en is een stuk grond nodig om stro voor de varkens op te slaan. Ook hiervoor dient het bouwvlak vergroot te worden.
Het perceel Spochthoornseweg 3 is gelegen in het oostelijke buitengebied van Nijkerk, op ongeveer 2,5 km afstand van het centrum van de stad. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Nijkerk, sectie C, nummer 1698.
Ligging in omgeving
Het plangebied van dit wijzigingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde perceel, voor zover het gaat om het bestaande agrarische bouwperceel en de uitbreiding daarvan.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 2. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2022. In dit plan geldt voor het plangebied de bestemming Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden. Middels een bouwvlak is voorzien in een agrarisch bouwperceel. Ter plaatse geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij'.
Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', met de nadere functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden. Er geldt een onderzoeksplicht voor bouwwerken groter dan 250 m2 en dieper dan 0,3 meter.
Tot slot is de gebiedsaanduiding 'overige zone - kampenlandschap' van toepassing.
Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd
De nieuw te bouwen stal is buiten het bouwvlak geprojecteerd. Het geldende bestemmingsplan maakt dit gebouw daardoor niet mogelijk. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van bouwvlakken van niet-grondgebonden veehouderijen. Deze wijzigingsbevoegdheid is toereikend om in het nieuwe gebouw te voorzien. In hoofdstuk 3 zal op de bijbehorende voorwaarden worden ingegaan.
Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het initiatief. In hoofdstuk 3 vindt de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden plaats. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Het plangebied is gelegen in het oostelijke buitengebied van Nijkerk, op ongeveer 2,5 km afstand van de stad Nijkerk. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Ter hoogte van het plangebied heeft het landschap een half-open karakter.
Luchtfoto omgeving in rood omkaderd het plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Spochthoornseweg. Dit is een lokale weg die in het oosten aansluit op de Deuverdenseweg en in het westen op de Wallersteeg. Het plangebied heeft een relatief lange oprit vanaf de Spochthoornseweg.
Het perceel is volledig ingericht ten behoeve van het agrarisch bedrijf. De bedrijfswoning is aan de westzijde binnen het plangebied gesitueerd. De bedrijfsbebouwing is ten oosten van de woning gegroepeerd. Langs de noordelijke grens van het plangebied is de sleufsilo aanwezig, die nu deels buiten het bouwvlak geprojecteerd is.
Luchtfoto plangebied
De afnemer van de biologische vleesvarkens, die afkomstig zijn van de veehouderij in het plangebied, heeft aangeven dat er marktruimte is voor meer afzet voor het bedrijf. De bestaande varkensstal biedt echter geen ruimte meer om in meer vleesvarkens te voorzien. Het voornemen is daarom om de varkensstal te vergroten. Praktisch is er alleen ruimte om de stal aan de achterzijde uit te breiden, en daarmee dus te verlengen. De wens is om de stal met circa 380 m2 te verlengen. Hiermee wordt ook op een logische manier aangesloten op de bestaande erfopbouw. Omdat de uitbreiding buiten het bouwvlak geprojecteerd is, is een vergroting van het bouwvlak noodzakelijk. Daarnaast dient het bouwvlak vergroot te worden voor de opslag van stro en het deel van de sleufsilo dat buiten het bouwvlak gelegen is.
Het bestaande bouwvlak heeft een omvang van circa 8726 m2, en zal met circa 1027 m2 vergroot worden tot 9753 m2. Op onderstaande afbeelding is de uitbreiding van het bouwvlak in groen gearceerd.
Qua landschappelijke inpassing ligt het erf als een 'eiland' van bebouwing en opgaande beplanting in een vrij open landschap. De omliggende perceelsrandbeplantingen zorgen voor de landschappelijke inpassing van het erf. In de nieuwe situatie worden er nieuwe knotelzen ten zuiden van het nieuwe deel van de stal aangelegd om de uitbreiding landschappelijk in te passen. Aan de noordzije worden verder nog nieuwe elzen geplant. Aan de zuidelijke perceelsgrens worden nieuwe eiken aangelegd om de bestaande rij op te vullen. De bestaande bomen rond het erf blijven gehandhaafd.
Landschappelijke inpassing neuwe situatie
Voor het vergroten van het bouwvlak is in het geldende bestemmingsplan, onder artikel 7.6.2, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de vergroting van bouwvlakken van niet-grondgebonden veehouderijen. Deze wijzigingsbevoegdheid is toereikend om te voorzien in het planvoornemen. Hieronder wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingsbevoegdheid.
7.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlakken niet-grondgebonden veehouderijen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij' te vergroten tot maximaal 1,5 ha., zulks volgens de volgende regels:
Toetsing
Dit plan voorziet alleen in de uitbreiding van de stal, aansluitend op het bestaande erf. De genoemde kwaliteiten komen niet specifiek in het plangebied voor, op de beplanting na. De uitbreiding wordt landschappelijk ingepast door de aanleg van nieuwe knotelzen.
De beoogde vergroting van het bouwvlak voldoet aan de voorwaarden van beschreven wijzigingsbevoegdheid.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Dit plan voorziet niet in nieuwe functies waarbij sprake is van een gevoeliger bodemgebruik. Het betreft enkel de uitbreiding van de varkensstal bij de bestaande veehouderij. De locatie van de uitbreiding van stal H is altijd onbebouwd geweest en kan beschouwd worden als onverdacht.
De bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderhavige ontwikkeling voorziet alleen in het veranderen van een milieubelastende functie: een veehouderij. Daarom is alleen sprake van uitwaartse zonering.
Voor het fokken en houden van varkens geldt milieucategorie 4.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter voor stof, 50 meter voor geluid en 200 meter voor geur. Voor het geuraspect volgt echter de aan te houden afstand van 50 meter uit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).
De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie is de woning aan de Kokkeveld 4. Deze woning ligt op ruim 120 meter van het plangebied. Overige milieugevoelige functies zijn op ruimere afstand gelegen.
Er is een geurberekening uitgevoerd naar de geurbelasting vanwege de varkensstal op de omliggende geurgevoelige locaties. Deze berekening is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Uit deze berekening blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de normen. De hoogst berekende geurbelasting bedraagt 2,1 ouE/m3. Dit is ruim onder de hoogst toegestane geurbelasting van 14 ouE/m3.
Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan dan ook niet in de weg.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.
Dit plan voorziet niet in de realisatie van een geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.
Het bouwplan voorziet in nieuwe bebouwing voor een toegestane en aanwezige functie. Het nieuwe gebouw leidt slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder meer gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Uitsnede risicokaart
Uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied niet gelegen is binnen de invloedsfeer van Bevi-bedrijven. Ten noordwesten (N-570-20) en zuidoosten (A-510) zijn twee buisleidingen aanwezig, die gelegen zijn op respectievelijk circa 500 en 800 meter van het plangebied.
Beide buisleidingen zijn onderzocht door adviesbureau Kragten in het kader van het bestemmingsplan Oude Telgterweg & Garderenseweg. In dit onderzoek is beschreven dat voor beide buisleidingen geen 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico berekend is. Uit het berekende groepsrisico voor de bestaande en nieuwe situatie aan de Oude Telgterweg 257 blijkt dat voor beide buisleidingen de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en het groepsrisico zelfs lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Onderhavig plan voorziet niet in een (significante) toename van de personendichtheid in het plangebied. Er wordt daarom vanuit gegaan dat deze buisleidingen de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg staan.
Verder is ten noordwesten, parallel aan de buisleiding, ook de spoorlijn Amersfoort - Zwolle aanwezig. Deze spoorlijn ligt op ruim 500 meter van het plangebied. Op deze spoorlijn worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd.
Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (14) opgenomen: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. De relevante drempelwaarden voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. liggen:
Het planvoornemen ligt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat het planvoornemen wel een activiteit (uitbreiding aantal varkens) betreft zoals genoemd in lijst D is een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.
Kenmerken van het project
Het planvoornemen bestaat uit het verlengen van de bestaande varkensstal. Het aantal biologische vleesvarkens zal met 50 stuks toenemen tot 450. Het aantal jongvee zal in de nieuwe situatie met 35 stuks afnemen tot 22. Het aantal melkkoeien blijft met 110 stuks gelijk. De wijzigingen zijn in relatie tot de drempelwaarden in lijst D relatief klein.
Plaats van het project
Het plangebied ligt aan de Spochthoornseweg 3 in Nijkerk en in een buitengebied waar het grondgebruik hoofdzakelijk agrarisch is. Gebieden die beschermd zijn op grond van de Wet natuurbescherming zijn op ruime afstand gelegen.
Kenmerken potentiële effecten
Uit de beoordelingen en onderzoeken van de omgevingsaspecten blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het planvoornemen.
Conclusie
Op basis van de voorgaande vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd, gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten, dat er geen negatieve milieugevolgen aan de orde zijn. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2022 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Op de archeologische beleids- en verwachtingskaart van de gemeente Nijkerk ligt het plangebied in een hoge archeologische verwachtingszone. Hiervoor geldt een ondergrens voor een archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van meer dan 250 m2 dieper dan 0,3 m. De varkensstal wordt met ruim 1000 m2 uitgebreid. Omdat hiermee de ondergrens van 250 m2 en dieper dan 0,3 meter overschreden wordt, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Voor dit plan is door adviesbureau ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten kort besproken.
Op basis van het bureauonderzoek werden op een intact dekzandoppervlak resten van onder meer bewoning uit de perioden Laat-Paleolithicum tot heden verwacht. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een oppervlaktekartering en een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek, dat het potentiële vondstniveau, wat zich in de oorspronkelijke A-, E- of B-horizont zou bevinden, door verploeging niet meer aanwezig is. Sporen zouden zich in de C-horizont aftekenen, maar de top van dit niveau is met uitzondering van boring 5 overal verstoord. De geringe oppervlakte van het deel met intacte top van de C-horizont gecombineerd met het feit dat een vondstniveau ontbreekt, maakt dat geconcludeerd wordt dat er in het plangebied geen archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden aanwezig zijn.
ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is altijd mogelijk dat tijdens grondwerkzaamheden onverwacht archeologische vondsten aan het licht komen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van de grondwerkzaamheden te wijzen op de plicht deze zogenoemde toevalsvondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. De melding dient behalve bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tevens plaats te vinden bij de gemeente Nijkerk.
Cultuurhistorische waarden en monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied. Monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.
Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Bevoegdheden zijn met het ingaan van deze wet overgedragen van het rijk naar de provincie. In de Algemene zorgplicht (art. 1.11) wordt voorgeschreven dat nadelige gevolgen voor flora en fauna voorkomen moet worden. Het uitgangspunt van de Algemene zorgplicht is dat het doden, verwonden, verontrusten of beschadigen van flora en fauna wordt vermeden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen. De soortenbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten (art. 3.1), Habitatrichtlijnsoorten (art. 3.5) en Andere soorten (art. 3.10). Hierin worden ook rust- en voortplantingsverblijfplaatsen en het functioneel leefgebied beschermd. Bij negatieve effecten op soorten in de specifieke soortenbescherming geldt een ontheffingsplicht. Naast de specifieke soortenbescherming kent Nederland ook gebiedsbescherming, waarbij bepaalde gebieden extra bescherming genieten. Het gaat hier hoofdzakelijk om Natura 2000- gebieden en het Natuurnetwerk Nederland en de Groene contour. In deze gebieden mogen in principe geen werkzaamheden binnen de grenzen uitgevoerd worden.
Soortenbescherming
Het plangebied betreft nu een gecultiveerd agrarisch bedrijfsperceel, gelegen in het buitengebied van Nijkerk. Onderhavig plan voorziet in de uitbreiding van de bestaande varkensstal. Hierbij zijn geen (sporen van bewoning door) beschermde soorten te verwachten noch aangetoond. De ontwikkeling zal geen negatief effect veroorzaken op beschermde soorten.
Gebiedsbescherming
Dit plan gaat over de uitbreiding van een varkensstal, ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. De nieuwe situatie leidt tot een toename van de hoeveelheid vee op het bedrijf. Het aantal varkens neemt met 50 stuks toe, maar het aantal jongvee neemt met 35 stuks. Het plangebied ligt op ruim 2,5 kilometer vanaf Natura 2000-gebied Arkemheen.
Voor dit plan is met Aerius een berekening gemaakt naar de stikstofdepositie in zowel de aanleg- als gebruiksfase. In Bijlage 3 is een toelichting opgenomen voor de gemaakte keuzes bij de berekeningen.
Aanlegfase
De berekening voor de aanlegfase is opgenomen als Bijlage 4. Uit de berekening volgt dat de nieuwe situatie niet leidt tot toenames die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar.
Gebruiksfase
Voor de nieuwe situatie is met Aerius een verschilberekening gemaakt ten opzichte van de bestaande situatie. Deze berekening is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting. Uit de berekening volgt dat de nieuwe situatie niet leidt tot toenames die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar.
Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Met dit wijzigingsplan wordt extra bebouwing opgericht in een agrarisch gebied, met relatief weinig bebouwing. Hemelwater kan en zal blijven infiltreren in de bodem. In het plangebied is geen toename van verhard oppervlak verwacht die groter is dan 1500 m2. Daarmee is er geen aanleiding om waterbergende maatregelen te treffen.
In het plangebied en de omgeving is geen grondwateroverlast bekend. De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) is hier over het algemeen slechts 20 cm onder maaiveld. De nieuwe stal krijgt geen kruipruimte. Daardoor en door bij de bouw rekening te houden met voldoende doorlegging ten opzichte van de GHG, kan grondwateroverlast eenvoudig worden voorkomen.
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Rond het plangebied zijn sloten aanwezig, die voor de afwatering zorgen. Dit betreffen C-watergangen. Deze wijziging heeft geen gevolgen op het functioneren van deze watergangen.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig wijzigingsplan voorziet niet een bouwplan in de zin van de Bro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige wijziging van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.
De wijzigingsbevoegdheden voor het vergroten van het bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderij betreft alleen het veranderen van de aanduidingen op de plankaart c.q. de verbeelding. Met dit plan wordt dan ook alleen de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 2 gewijzigd. Enkel het bouwvlak zal een andere, grotere vorm krijgen. Tevens zijn de geldende, archeologische dubbelbestemming en gebiedsaanduidingen overgenomen. Met dit wijzigingsplan wordt aangesloten bij de regels van het moederplan. De geldende regels blijven onverkort gelden.
In artikel 1 zijn drie definities opgenomen (plan, wijzigingsplan, bestemmingsplan), om dit wijzigingsplan goed te definiëren en om daarbij de juridische binding met bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 2 aan te geven. Uit de definitie voor wijzigingsplan volgt dat de plankaart van toepassing is. In artikel 2 is aangegeven dat de plankaart van dit wijzigingsgplan de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017 geheel vervangt, voorzover het gaat om de gronden die in het wijzigingsplan zijn betrokken. Verder wordt aan de regels een voorwaardelijke verplichting toegevoegd die borgt dat de nieuwe situatie wordt ingepast conform het plan voor de landschappelijke inpassing.
Wettelijk zijn voor wijzigingsplannen overgangsregels en een anti-dubbeltelbepaling voorgeschreven. Deze zijn opgenomen in de artikelen 3 en 4. Verder heeft dit plan een eigen slotregel: artikel 5.
Het concept van dit wijzigingsplan wordt niet toegezonden aan de provincie Gelderland en/of de Rijksoverheid in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met dit plan zijn geen provinciale of nationale belangen in het geding zijn. Aangezien uit paragraaf 4.4 gebleken is dat dit plan geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding is het vooroverleg met het waterschap ook achterwegen gebleven. Als het plan als ontwerp ter inzage wordt gelegd, ontvangen de provincie Gelderland en het waterschap daarvan wel een kennisgeving. Zij kunnen dan desgewenst een zienswijze indienen op het ontwerpplan.
De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.
Het ontwerp van dit wijzigingsplan heeft van 22 december 2022 tot en met 1 februari 2023 ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.