Plan: | Slichtenhorsterweg 14 en Slichtenhorsterweg ten noordwesten van nummer 14 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0177-0001 |
Door dit bestemmingsplan wordt de realisatie van een tweetal initiatieven mogelijk gemaakt op het perceel Slichtenhorsterweg 14 en het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14.
Het perceel ten noordwesten van nummer 14
Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van een woning op het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14. De gemeente wil medewerking verlenen aan de realisatie van deze woning omdat hiermee in belangrijke mate wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe woonwijk Het Spaanse Leger.
Op 18 april 2019 besloot de gemeenteraad over het voorstel 'Tweede kaderstelling Spaanse Leger, Nijkerk'. Met dit besluit verzocht de gemeenteraad het college om te handelen naar de uitkomst van de gesprekken met de eigenaar van de percelen Jan Plassensteeg 18a en 18b te Nijkerk, in het licht van de ontwikkeling van Het Spaanse Leger in Nijkerk. Uitkomst van de gesprekken was een verplaatsing van de op Jan Plassensteeg 18 gevestigde onderneming naar een locatie op bedrijventerrein De Flier, een herontwikkeling van de bestaande bedrijfslocatie in het Spaanse Leger tot woonerf en de nieuwbouw van een woning ten behoeve van de bewoner van Jan Plassensteeg 18 op het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14, kadastraal bekend NKK01 sectie M 744.
Het perceel Slichtenhorsterweg 14
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van de bedrijfsbestemming die dit perceel heeft, naar een woonbestemming (omdat de eigenaar zijn elektrotechnische bedrijf gaat beëindigen), inclusief het omzetten van de bedrijfswoning naar een reguliere woning, en het toevoegen van een extra woning op het perceel Slichtenhorsterweg 14. De extra woning is enerzijds mogelijk door de inzet van gesloopte vierkante meters bedrijfsbebouwing en anderzijds ter compensatie van de toevoeging van een woonperceel (ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14) naast het eigen perceel.
Op verzoek van de initiatiefnemer van Slichtenhorsterweg 14 laat dit bestemmingsplan ook ruimte voor een tijdelijke preventieve mantelzorgwoning (in een nog te bouwen bijgebouw) achter de huidige bedrijfswoning. Voor de realisatie van deze preventieve mantelzorgwoning zal op termijn een omgevingsprocedure (kruimelgeval) worden doorlopen.
Samenhang tussen het perceel ten noordwesten van nummer 14 en het perceel
Slichtenhorsterweg 14
Mede vanwege het fysieke en milieukundige raakvlak tussen de beide initiatieven is ervoor gekozen om beide betrokken op te nemen in één bestemmingsplan.
Noodzaak herziening
De percelen liggen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017', partieel herzien door middel van het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1'. In dit bestemmingsplan is ter plaatse de realisatie van bovenstaande ontwikkeling niet mogelijk. Om deze reden is een herziening van het bestemmingsplan voor de percelen Slichtenhorsterweg 14 en ten noordwesten van nummer 14 noodzakelijk.
Het plangebied ligt aan de zuidkant van de kern Nijkerk in het agrarisch gebied. Aan de zuidzijde wordt het plangebied omsloten door de Slichtenhorsterweg. Aan de noordzijde wordt het plangebied omsloten door de provinciale weg N301. Aan de overzijde van deze weg bevinden zich de woonwijken van de kern Nijkerk.
Het plangebied bestaat uit het perceel Slichtenhorsterweg 14 met de daarop gelegen bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning, en het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14. Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Ligging plangebied Slichtenhorsterweg 14
Begrenzing plangebied Slichtenhorsterweg 14
Het perceel Slichtenhorsterweg 14 en het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14 liggen binnen het bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1".
Het perceel Slichtenhorsterweg 14 heeft hierin de bestemming "bedrijf – Niet agrarisch" met de dubbelbestemming "waarde – archeologie" en de gebiedsaanduiding "overige zone – veenontginningslandschap". De achterzijde van het perceel heeft de bestemming "agrarisch" met dezelfde dubbelbestemming en gebiedsaanduiding. Hier is ook de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch – paardenbak" aangegeven.
Het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14 (NKK01 sectie M 744) heeft in het bestemmingsplan enkel de bestemming "Agrarisch" met de dubbelbestemming "waarde – archeologie" en de gebiedsaanduiding "overige zone – veenontginningslandschap".
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de voorgenomen ontwikkelingen nader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de milieutechnische en andere randvoorwaarden beschreven. Hoofdstuk 5 voorziet in een toelichting op de planregels. Tot slot worden de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven in hoofdstuk 6.
Op het perceel Slichtenhorsterweg 14 staan op het moment verschillende gebouwen. Op het perceel is circa 350 m2 bedrijfsbebouwing aanwezig. Het overgrote deel van deze gebouwen heeft een functie voor het elektrotechnische installatiebedrijf wat op het perceel aanwezig is. Op het perceel is één grote loods aanwezig waarin het merendeel van de werkzaamheden voor het bedrijf plaatsvinden.
De grond aan de achterzijde van het bedrijf en het perceel aan de noordwestzijde van het bedrijf hebben op het moment een agrarische functie.
Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele beelden van het plangebied weergegeven.
Huidige situatie
Bedrijfswoning Slichtenhorsterweg 14
Perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14
Voornemen
Voor het perceel Slichtenhorsterweg 14 geldt dat de bestaande bedrijfsbestemming en bedrijfsgebouwen komen te vervallen. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning en er komt één nieuwe woning bij. Op het perceel is circa 350 m2 bedrijfsbebouwing aanwezig. Dit is formeel niet voldoende om de bouw van een woning te verantwoorden. Echter, in dit geval verdwijnt er tevens een niet-agrarisch bedrijf uit het buitengebied en kunnen de plannen in ruimtelijke samenhang worden gezien met het naastgelegen perceel, waardoor maatwerk kan worden toegepast. Er ontstaat ter plaatse van het plangebied zowel een ruimtelijke als milieutechnische verbetering.
Zoals in de aanleiding is aangegeven geldt dat voor het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14 dat het bouwen van een woning van 1.000 m³ en bijgebouwen van in totaal 240 m² op het perceel, gezien moet worden in het licht van de ontwikkeling van het gebied het Spaanse Leger in Nijkerk.
Locatieuitwerking
De locatie ligt weliswaar vlak in de buurt van de rand van de stad Nijkerk. De zuidzijde van de Slichtenhorsterweg kijkt uit over het open landschap richting Nijkerkerveen. De kavels waar gebouwd gaat worden aan de noordzijde van de weg liggen met hun achterkanten aan tegen de zuidelijke rondweg rond Nijkerk (N 301, Barneveldseweg).
De Slichtenhorsterweg beschikt over veel mooie voorbeelden van klassieke agrarische erven en diverse monumentale boerderijen. Het geeft om deze reden veel waarde om de beide kavels in te richten op een in het buitengebied gebruikelijke wijze. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de richtlijnen van het beeldkwaliteitsplan bebouwing buitengebied. Hieronder volgt een opsomming met de voor dit plan relevante voorwaarden:
Massa en situering
Architectuur
Kleuren en materialen
Op basis van deze richtlijnen is gekomen tot een gezamenlijke erfopzet, waarbij rekening is gehouden met de specifieke landschappelijke kenmerken van het gebied. Op onderstaande afbeelding is een plattegrond van de toekomstige situatie weergegeven. Het volledige plan met landschappelijke inpassing is opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3.
Toekomstige situatie Slichtenhorsterweg 14 en Slichtenhorsterweg 14 ten noordwesten van nummer 14
Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.
Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
Conclusie
De NOVI vormt geen verdere belemmering voor dit initiatief.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Conclusie
Het Barro vormt geen verdere belemmering voor dit initiatief.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze verplichte toetsing is verder vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Ladder houdt in dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting. Per 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden.
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als er sprake is van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Als een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met een goede ruimtelijke onderbouwing, voorziet in nieuwe planologische bouwmogelijkheden, dan kwalificeren deze bouwmogelijkheden in beginsel als een "stedelijke ontwikkeling" als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder i Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het moet wel gaan om bouwmogelijkheden van enige omvang. Zeer kleinschalige bebouwingsmogelijkheden of functiewijzigingen "sec" die niet voorzien in een toename van het ruimtebeslag kwalificeren niet als een stedelijke ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van twee nieuwe woningen. Woningen zijn als een stedelijke functie aangemerkt. Om deze reden dient een toetsing aan de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' plaats te vinden.
1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
In de eerste plaats dient onderzocht te worden of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Met betrekking tot woningen is er sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer er 12 of meer woningen gebouwd worden. Dit initiatief voorziet in de realisatie/ bestemming van totaal twee nieuwe burgerwoningen. Een verdere toetsing aan de hand van de ladder is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het initiatief is getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Een uitgebreide toetsing is niet noodzakelijk. De ladder vormt geen verdere belemmering voor het initiatief.
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
In de Omgevingsvisie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik geïntroduceerd. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat deze Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Binnen bestaand stedelijk gebied heeft hergebruik, transformatie en revitalisering van de bestaande voorraad aan gebouwen prioriteit boven het benutten van nog open plekken in stedelijk gebied. De locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient volgens de ladder aan de hand van drie stappen te worden gemotiveerd
Dit initiatief is reeds getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in paragraaf 3.1.3.
Conclusie
Geconcludeerd is dat er aan de ladder wordt voldaan. Het initiatief is voor het overige in overeenstemming met de Omgevingsvisie van Gelderland.
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Gelderland. Op 31 maart 2021 is de laatste actualisatie vastgesteld.
De omgevingsverordening is een uitwerking van de omgevingsvisie. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de verordening aan de orde komen en waarvoor regels opgenomen zijn, zijn: wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap, energie, gebruik gesloten stortplaatsen, grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, bodem, geluidhinder, vaarwegen, regionaal waterplan, handelingen in watersystemen, wegen, vervoer gevaarlijke stoffen en luchtvaart.
Ter plaatse van het plangebied zijn enkel regels van toepassing met betrekking tot de vestiging van glastuinbouwbedrijven en agrarische bedrijven. De regels hebben geen betrekking op dit initiatief. Voor het overige zijn er geen regels van toepassing op dit initiatief.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in lijn is met de Omgevingsverordening Gelderland. Het provinciale beleid staat het initiatief niet in de weg.
Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.
Toekomstvisiekaart Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 (Bron: Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030, juni 2011)
Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'Beleefbaar open landschap veenontginningen'. Hier is een verkaveling van rechte lange percelen. Het landschap is kleinschalig, sloten scheiden de percelen en lange rechte wegen met wegbeplanting kenmerken het gebied. Het gemeentelijk beleid is gericht op het tegengaan van verrommeling en het herstel van de weg- en perceelsbeplanting.
Voorliggende ontwikkeling voorziet in de ingebruikname van het monumentale bijgebouw als B&B, de volledige ingebruikname van de boerderij, het verleggen van een sloot en het verplaatsen van de hooiberg. Het plan is voorzien van een goede landschappelijke inpassing, zie Bijlage 2 en Bijlage 3. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie.
Op 23 maart 2017 is door de gemeenteraad het geactualiseerde regionale functieveranderingsbeleid vastgesteld. Dit betreft een actualisatie van het bestaande functieveranderingsbeleid van de Regio FoodValley. Regionaal is namelijk geconstateerd dat het beleid enigszins gedateerd is geraakt en er is inmiddels ruime praktijkervaring met functieverandering opgedaan. Dit was aanleiding voor een actualisatie. Het beleidsdocument “Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016” is primair geen nieuw beleid, maar een samenvoeging en actualisering van de bestaande beleidsdocumenten.
Het functieveranderingsbeleid heeft betrekking op nieuwe woon- en/of werkfuncties in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, nevenfuncties op agrarische bedrijven, uitbreidingsmogelijkheden voor niet-agrarische bedrijven en verbrede mogelijkheden voor bestaande woon- en/of werkfuncties. De nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan kwaliteitseisen: zo moet de beeldkwaliteit verbeteren door onder meer het slopen van overtollige stallen of het zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing. Voor de gemeente zijn de volgende doelen van belang voor functieverandering:
Daarnaast nemen de gemeenten binnen de Regio FoodValley onder andere nog de volgende criteria mee bij de beoordeling van mogelijkheden voor functieverandering:
Voor het perceel Slichtenhorsterweg 14 geldt in beginsel dit beleid. Voor dit plandeel is, naast de bedrijfswoning, circa 350 m² aan bedrijfsbebouwing aanwezig. Voor het omzetten van de sloopmeters naar ‘inzetbare sloopmeters’ wordt daarnaast een korting toegepast,
afhankelijk van de grootte van de slooplocatie. Rekening houdend met de vereenvoudiging, trends en ontwikkelingen is een korting als volgt opgezet, waarbij een grotere beschikbaarheid van sloopmeters een relatief lagere beschikbaarheid betekent van inzetbare sloopmeters.
Na toepassing van deze berekening op het perceel Slichtenhorsterweg 14 blijft een oppervlakte over van 350 m² aan inzetbare sloopmeters.
De initiatiefnemer wil op het perceel een deel van de inzetbare sloopmeters gebruiken om een nieuwe woning van 600 m³ te realiseren. Functieverandering naar wonen is mogelijk volgens de onderstaande regeling. Het systeem is opgezet volgens een basis, het ‘woningrecht’, aangevuld met compensatie van sloopmeters voor de gevraagde inhoud per m³ van de woning.
Hiervoor geldt dat voor de nieuwbouw van één woning 1.200 m² aan sloopmeters dient te worden ingeleverd. Dit is formeel niet voldoende om de bouw van een woning te verantwoorden. Echter, in dit geval verdwijnt er tevens een niet-agrarisch bedrijf uit het buitengebied en kunnen de plannen in ruimtelijke samenhang worden gezien met het naastgelegen perceel, waardoor maatwerk kan worden toegepast. De functiewijziging valt daarmee te verantwoorden gelet op de eisen die gesteld worden vanuit het functieveranderingsbeleid.
In 2018 heeft de gemeente Nijkerk een nieuw landschapsontwikkelingsplan vastgesteld. De gemeente heeft als doel voor het landschap het behouden en versterken van de kwaliteit van de aanwezige landschappen en bufferzones. Het landschapsontwikkelingsplan voorziet een uitwerking van dit doel. Om dit hoofddoel te bereiken zijn er in het landschapsontwikkelingsplan drie subdoelen uitgewerkt:
Het plangebied ligt in het slagenlandschap, deelgebied Slichtenhorst en Hoevelaken. Hiervoor zijn specifieke ontwerprichtlijnen opgenomen in het LOP. Vanuit de landschappelijke kenmerken worden richtlijnen voor inrichting van het landschap opgesteld. De richtlijnen zijn als volgt:
Landschappelijke identiteit behouden en structuren versterken:
Het erfinrichtingsplan is vormgegeven aan de hand van de richtlijnen van het landschapsontwikkelingsplan. In de erfinrichtingsplannen (Bijlage 2 en Bijlage 3) is te zien dat wordt ingezet op het behouden en versterken van beplantingsstructuren zoals de knotwilgen, hagen en bomen(rijen).
Conclusie
Voorliggend plan is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is op 20 maart 2019 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Het resultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 1. Daarnaast is het plan voorgelegd aan het waterschap ter beoordeling.
Op 20 maart 2019 is voor het plangebied de watertoets ingevuld via www.dewatertoets.nl. Door middel van de watertoets kon niet eenduidig geconcludeerd worden dat er geen waterbelangen in het plangebied zijn aangezien er aan de noordzijde van het plangebied watergangen met een beschermingszone lopen. Na nader overleg met het waterschap is gebleken dat er geen waterbelangen bij dit project spelen.
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van nieuwe woningen mogelijk. Het plangebied is gelegen tegenover een agrarisch bedrijf, gelegen aan de Slichtenhorsterweg 45/45a. Op dit agrarische bedrijf wordt rundvee gehouden. De nieuwe woningen worden op minimaal 50 meter vanaf het dichtstbij gelegen punt op de perceelsgrens van de veehouderij aan de Slichtenhorsterweg 45/45a gerealiseerd. Dit is op grond van de Wet Geurhinder en Veehouderij de minimaal vereiste afstand.
Het initiatief voorziet tevens in de realisatie van een paardenbak. De paardenbak wordt op voldoende afstand van de dichtstbijzijnde woning gerealiseerd (>30 m) en vormt geen verdere belemmering.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies, namelijk woningen. Voor deze woningen is een akoestisch onderzoek vereist omdat het plangebied is gelegen aan een doorgaande weg waar een hogere snelheidslimiet dan 30 km/uur geldt.
De afstand tot de A28 is groter dan de huidige zonnebreedte (meer dan 400 m) waardoor toetsing achterwege kan blijven. Ook de spoorlijn ligt op meer dan 300 m en valt daarmee buiten de beoordeling. Voor de omliggende wegen is geen nader onderzoek nodig.
Onderzoek
Perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14
Het onderzoek voor het perceel ten noordwesten van 14 is opgenomen in Bijlage 3. De woning ten noordwesten van 14 zal een hogere grenswaarde van 52 dB ondervinden. De woning wordt voldoende geïsoleerd waardoor aan binnenniveaus voldaan wordt. Aan de buitenzijde zijn geluidluwe gevels en een geluidluwe buitenruimte aanwezig. Daarmee past de aanvraag binnen de wettelijke kaders.
Slichtenhorsterweg 14
Het onderzoek voor perceel Slichtenhorsterweg 14 is opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai en dat daarmee sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. De Wet geluidhinder (Wgh) verzet zich derhalve niet tegen de komst van de woning. Voor de bestaande bedrijfswoning die omgezet wordt in een burgerwoning geldt dat onderzoek in het kader van de Wgh niet noodzakelijk is. Gelet op de resultaten van het onderzoek voor de nieuwe woning ten noordwesten van dit perceel kan in redelijkheid gesteld worden dat ook hier sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het initiatief.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Situatie plangebied
Perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14
Het onderzoek voor het perceel ten noordwesten van 14 is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat er geen onoverkomelijke verontreinigingen aangetroffen. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek uit te voeren.
Slichtenhorsterweg 14
Het onderzoek voor dit perceel is in uitvoering. De resultaten worden indien beschikbaar toegevoegd aan deze paragraaf. Op basis van de bevindingen van het reeds uitgevoerde onderzoek op het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14 kan worden gesteld dat de bodem geschikt of geschikt te maken is voor het beoogde gebruik.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het initiatief.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Om deze reden is de risicokaart geraadpleegd.
Situatie plangebied
De onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.
Uitsnede risicokaart (plangebied groen omlijnd), bron: www.risicokaart.nl
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele hoofdtransportleidingen voor aardgas. Deze leiding bevindt zich op redelijk grote afstand van het plangebied, namelijk op circa 540 m. De gasleiding vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van rijksweg A28 en A1 (wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd). Beide wegen liggen op meer dan 500 m afstand van het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van spoorwegen.
Gevaarlijke stoffen bij inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen die een risicocontour hebben.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die „niet in betekenende mate. (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Met behulp van deze nibm rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Hierbij is uitgegaan van een toename met twee woningen met in totaal 16 extra voertuigbewegingen. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m³ NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Nibm rekentool
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Situatie plangebied
Flora en fauna
De voorgenomen werkzaamheden betreffen het bouwen van twee woningen met bijgebouwen. Door deze werkzaamheden kunnen leefgebieden van beschermde diersoorten worden aangetast. In dit kader is voor beide percelen een natuurtoets uitgevoerd.
Voor het perceel ten noordwesten van 14 is ecologische onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5). Uit het onderzoek is een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Een ontheffing van de Wnb voor beschermde soorten is niet nodig. Wel dient bij uitvoering van het plan rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels.
Voor het perceel Slichtenhorsterweg 14 is onderzoek in uitvoering. De resultaten worden indien beschikbaar toegevoegd aan deze paragraaf.
Gebiedsbescherming
Voor de woning ten noordwesten van het perceel Slichtenhorsterweg 14 is een stikstofberekening met het programma Aerius uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Uit de berekening blijkt dat het initiatief niet zorgt voor extra stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Het aspect gebiedsbescherming vormt geen verdere belemmering voor dit project. Gelet op de afstand en aard en omvang van de plannen voor het Slichtenhorsterweg 14 kan ook deze conclusie voor dit perceel getrokken worden.
Conclusie
Het aspect ecologie levert geen belemmering op voor dit initiatief.
In deze paragraaf wordt getoetst of er geen onevenredige belasting plaatsvindt op de omliggende infrastructuur van het plangebied.
Parkeren
De nieuw te bouwen woningen brengen een extra parkeerbehoefte met zich mee. In de inrichtingsplannen is rekening gehouden met voldoende parkeerplaatsen voor de woningen. Alle parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd.
Verkeer
De te realiseren woningen voorzien in circa 16 extra verkeersbewegingen per dag. Deze toename in verkeersbewegingen voorziet niet in een onevenredig grote druk op de omliggende wegen. De ontsluiting van de woningen wordt gerealiseerd aan de Slichtenhorsterweg.
Conclusie
Parkeren wordt op eigen terrein opgelost. De bestaande infrastructuur kan de extra verkeersbewegingen goed verwerken.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Situatie plangebied
Archeologie
Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan aangemerkt met een archeologische dubbelbestemming en de specifieke waarde - 4. Op basis hiervan dient bij ontwikkelingen van 250 m2 of meer en met een diepte van 0,4 meter onder maaiveld archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Voor beide percelen is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14
Voor het perceel het noordwesten van Slichtenhorsterweg 14 wordt geadviseerd (zie Bijlage 6) om een verkennend booronderzoek op het perceel uit te voeren om de bodemopbouw ter plekke te onderzoeken. Doel van het booronderzoek is inzicht te krijgen in de bodemopbouw van het plangebied, met name de aanwezigheid van een dekzandkop en de intactheid hiervan. Daarnaast kan gekeken worden naar mogelijkheden voor bewoning vanaf de Middeleeuwen. Dit onderzoek is in uitvoering.
Slichtenhorsterweg 14
Voor het perceel Slichtenhorsterweg 14 is onderzoek reeds in uitvoering.
Op basis van de bevindingen van het reeds uitgevoerde onderzoek op het perceel ten noordwesten van Slichtenhorsterweg 14 kan worden gesteld dat de bodem met betrekking tot het al dan niet voorkomen van archeologische waarden geschikt of geschikt te maken is voor het beoogde gebruik. De onderzoeken die nodig zijn in het kader van de uitvoering van de bouwplannen zijn reeds in uitvoering. Dit is ook als zodanig geborgd in dit bestemmingsplan door opname van een archeologische dubbelbestemming.
Cultuurhistorie
Het perceel Slichtenhorsterweg 14 en het noordwestelijk gelegen perceel zijn aangemerkt als 'overige zone - veenontginningslandschap'. Deze gebiedsaanduiding regelt het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse. Voor dit initiatief zijn inrichtingsplannen opgesteld (Bijlage 2 en Bijlage 3). Dit plan zorgt voor een versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden ter plaatse. Dit plan is tevens verankerd in de regels. De cultuurhistorische waarden ter plaatse zijn op deze manier gewaarborgd.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.
De opzet van de bestemming(en) is in hoofdlijnen dezelfde als in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
Inleidende regels
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.
Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bestemming Agrarisch
Het gedeelte van het perceel dat om de woningen heen ligt krijgt de bestemming ‘Agrarisch’ zoals opgenomen in artikel 3, zonder bouwvlak. Deze grond is bestemd voor onder andere agrarische bedrijvigheid en het weiden van vee, met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, erfontsluitingswegen en -paden en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.
Bestemming Wonen
Het gedeelte van het gebied waar de woningen zich mogen bevinden worden bestemd als 'Wonen'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor wonen, al dan niet met eventuele bijbehorende functie zoals de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf en een bed and breakfast. Ook zijn bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, parkeergelegenheid en wegen, paden en verhardingen toegestaan. De bestemming 'Wonen' van dit bestemmingsplan sluit hiermee aan bij de bestemming 'Wonen' van het nu geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1' (met identificatienummer NL.IMRO.0267.BP0135-0003).
Bestemming Waarde - Archeologie
Voor het plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 4' en 'specifieke vorm van waarde - 10' aangegeven vanaf welke oppervlakten en dieptes bij bodemingrepen een archeologisch onderzoek benodigd is.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.
De initiatiefnemers en de gemeente Nijkerk gaan een anterieure overeenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe en aan de provincie Gelderland.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In deze termijn kan een ieder een zienswijze op het plan indienen.