direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied 2017, herziening Slichtenhorsterweg 65 Nijkerk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0152-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Slichtenhorsterweg 65-65a te Nijkerk ligt een erf met voormalig agrarische bebouwing, een zgn. VAB-locatie. Aangezien de agrarische activiteiten gestaakt zijn wil de eigenaar een functieverandering van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Met gebruik van sloopmeters (middels sloop van voormalige agrarische bebouwing) bestaat het voornemen één extra woning te realiseren.

In februari 2018 heeft de gemeente Nijkerk besloten in principe planologische medewerking te verlenen aan de functieverandering met toevoeging van één extra woning. Hierbij zou gebruik gemaakt worden van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017'. Echter is in de tussentijd het 'Bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1' vastgesteld (op 23 mei 2019).

In het voornoemde veegplan is het functieveranderingsbeleid geactualiseerd en is het Functieveranderingsbeleid regio FoodValley 2016 opgenomen. Het voorliggende plan is echter nog voorbereid en uitgewerkt op basis van het voorgaande functieveranderingsbeleid. Op basis van dit beleid is eerder ook al een principebesluit genomen in het kader van de functieverandering op deze locatie. Voor deze locatie is zodoende nog uitgegaan van de uitgangspunten van het eerdere functieveranderingsbeleid.

De gemeente Nijkerk wil nog steeds planologische medewerking verlenen aan voorliggend voornemen. Dit wordt middels een partiële herziening op het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel aan de Slichtenhorsterweg 65-65a te Nijkerk ligt circa 600 meter ten zuiden van Nijkerk. Het plangebied bestaat uit het bouwvlak in het vigerende bestemmingsplan. Op onderstaande afbeeldingen is de situering ten opzichte van Nijkerk, en begrenzing van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0001.png" Afbeeldinge n: plangebied (rood kader) t.o.v. Nijkerk (links) en begrenzing op luchtfoto (rechts)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het perceel Slichtenhorsterweg 65-65a ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017', zoals dat is vastgesteld op 30 mei 2017, en Bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1' zoals vastgesteld op 23 mei 2019. Voor het perceel geldt de bestemming 'agrarisch met waarden - landschappelijke waarden'.

Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Het noordelijke deel van het perceel is aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - 10' en het zuidelijke deel als 'specifieke vorm van waarde - 4'. Daarnaast is het perceel aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - veenontginningslandschap'.

Het perceel is aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit'. Op het perceel is opslag met een maximale oppervlakte van 350 m2 toegestaan en caravanstalling.

Het bakhuis heeft de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine tweede bedrijfswoning'.

In de onderstaande uitsnede van de verbeelding is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0002.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, perceel Slichtenhorsterweg 65-65a (rood omlijnd), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van het rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 gaat nader in op het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische en andere randvoorwaarden die aan de orde zijn bij dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planregels. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het bestaande erf bestaat uit een bedrijfswoning (boerderij, nummer 65) en een tweede kleine bedrijfswoning (bakhuis, nummer 65a), beide gemeentelijk monument. Op het achtererf staan vier stallen/bedrijfsgebouwen.

Het erf is toegankelijke via een oprit aan de oostzijde van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0003.png"

Afbeelding: foto van de twee bestaande bedrijfswoningen, gezien vanaf de Slichtenhorsterweg (bron: Google Streetview)

2.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan

2.2.1 Ruimtelijke beschrijving van het plan

Onderstaande afbeelding geeft een beeld van de beoogde inrichting van het plangebied. Alle bestaande bebouwing op het erf, met uitzondering van de boerderij en het bakhuis, wordt gesloopt. De te slopen bebouwing heeft een gezamenlijke oppervlakte van 1.208 m2. Echter kunnen niet al deze vierkante meters ingezet worden ten behoeve van de realisatie van een nieuwe woning. De bestaande rechten voor bijgebouwen van de twee voormalige bedijfsgebouwen blijven in stand. Dit betreft 35 m2 voor het bakhuis en 70 m2 voor de boerderij.

Van de 1.208 m2 gesloopte bebouwing blijft daarmee 1.103 m2 over aan te gebruiken sloopmeters. Inzet van 1.000m² sloopmeters geeft recht op realisatie van een woning van 600m³. Met inzet van aanvullende sloopmeters wordt de inhoud van de te realiseren woning verder vergroot naar 652m³.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0004.png"

Afbeelding: huidige situatie (links) en toekomstige situatie (rechts)

Zoals in bovenstaande afbeelding te zien is, wordt de nieuwe woning achter de bestaande woningen gerealiseerd. Dit in verband met het behoud van de zichtlijn vanaf de Slichtenhorsterweg naar de achtergelegen agrarische percelen. Het beoogde bijgebouw van de nieuwe woning wordt achter de bestaande bebouwing gerealiseerd. Het erf is toegankelijk via een nieuwe oprit aan de westzijde van het perceel, deze blijft onverhard.

2.2.2 Landschappelijke inrichting

De locatie ligt in een het veenontginningslandschap, hier zijn een aantal cultuurhistorische- en landschappelijke waarden voor geformuleerd. Voor de inrichting van percelen resulteren de waarden in ontwerpsuggesties, zoals:

  • Accentueren van de lange verkavelingsrichting langs sloten en wegen met elzen en wilgen.
  • Langs rijbak en paddocks hagen van meidoorn of veldesdoorn.
  • Verharding tot het hoogstnodige beperken.
  • Boomgaard aan de weg bij woonhuis is ook een optie.
  • Eiken en berken op kavelgrenzen en op het achtererf.

Zoals te zien in het erfinrichtingsplan worden de bestaande elzensingels aan de rand van het perceel versterkt. Tussen de bestaande en nieuwe woning wordt een kleine boomgaard van zomereik gerealiseerd.

De nieuwe inrit aan de westzijde van het perceel volgt de elzensingel en blijft onverhard.

Conclusie

Het erfinrichtingsplan voldoet aan de genoemde eisen en er is aantoonbaar sprake van een verbetering van de kwaliteit van het veenontginningslandschap.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.

Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld, en reeds enkele keren geactualiseerd. Meest recentelijk op 19 december 2018. Deze vervangt vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.

Het plangebied ligt binnen de kaarten Regio Foodvalley, Glastuinbouw in overige gebieden, Plussenbeleid, Grote zonneparken mogelijk, Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen en Intrekgebieden.

Regio Foodvalley

FoodValley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Karakteristiek voor FoodValley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving. Het landelijk gebied in de FoodValley heeft dynamiek nodig om zijn economische waarde te behouden. Het landschap vormt als het ware de drager van nieuwe ontwikkelingen. De regio ziet het landschap als een collectief bouwwerk. Verder bouwen aan het landschap moet bijdragen aan duurzaamheid, versterking van de natuur, klimaatadaptatie en waar mogelijk (ja, mits) aan dynamiek en ontwikkeling. Hiervoor gaat de regio een 'menukaart' ontwikkelen.

Glastuinbouw in overige gebieden

Voor de glastuinbouw in overige gebieden biedt de provincie mogelijkheden voor eenmalige uitbreiding tot 20%.

Plussenbeleid

In dit gebied heeft de provincie als doel de randvoorwaarden te creëren voor duurzame niet-grondgebonden landbouw. Daarbij gaat het om maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Grote zonneparken mogelijk

Dit zijn gebieden waar de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen voor de ontwikkeling van grote zonneparken. De gemeente heeft de uiteindelijke bevoegdheid om hier een groot zonnepark toe te staan.

Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen

De plaatsing van windturbines in deze gebieden is niet toegestaan. De provincie zal niet meewerken aan ruimtelijke planvorming hiervoor.

Intrekgebieden

De provincie Gelderland streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie onder andere gebruik van regelgeving en vergunningverlening. De provincie wil niet dat fossiele energie (aardgas, aardolie, schaliegas of steenkoolgas) gewonnen wordt in de intrekgebieden voor de drinkwatervoorziening.

Voorliggend plan betreft de sloop van voormalige agrarische bebouwing en de nieuwbouw van één woning. De aanduidingen zijn niet relevant voor voorgenomen ontwikkeling. Daarmee voldoet het plan aan het beleidskader en de regels die in de omgevingsvisie en omgevingsverordening worden gegeven.

Conclusie

Voorliggend plan is in overeenstemming met provinciaal beleid.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030

Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.

De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0005.jpg"

Afbeelding: Toekomstvisiekaart Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030

Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'Beleefbaar open landschap veenontginningen'. Hier is een verkaveling van rechte lange percelen. Het landschap is kleinschalig, sloten scheiden de percelen en lange rechte wegen met wegbeplanting kenmerken het gebied. Het gemeentelijk beleid is gericht op het tegengaan van verrommeling en het herstel van de weg- en perceelsbeplanting.

Voorliggende ontwikkeling betreft de sanering van 1.208 m2 aan agrarische (bedrijfs)bebouwing. De zogenoemde sloopmeters worden ingezet ten behoeve van het realiseren van één nieuwe woning met bijgebouw, en bijgebouwen voor de bestaande woningen. Het plan is voorzien van een goede landschappelijke inpassing, zie Bijlage 1. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.

3.2.2 Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2018)

Het plangebied ligt in het slagenlandschap, deelgebied Slichtenhorst en Hoevelaken. Hiervoor zijn specifieke ontwerprichtlijnen opgenomen in het LOP. Vanuit de landschappelijke kenmerken worden richtlijnen voor inrichting van het landschap opgesteld. De richtlijnen zijn als volgt:

Landschappelijke identiteit behouden en structuren versterken:

  • Behoud en versterken van de boomsingels langs sloten
  • Behoud van de relatief smalle kavelbreedte
  • Beken in de dalvormige laagten herkenbaar maken
  • Behoud en versterking van de kleinschaligheid door landschappelijke elementen op erf- en perceelsgrenzen en aansluiten op al bestaande groenstructuren:
    • 1. Boomsingels
    • 2. Smalle bospercelen en hakhout
    • 3. Rijen knotbomen
  • Behoud en versterking van laanbeplanting langs wegen
  • Aandacht voor bermen, zoom- en slootvegetaties
  • Inrichting van kleinschalige biotopen (kleine plas-drasgebieden, inheemse bessenstruiken en wilde fruitbomen voor bijen en vogels, natuurvriendelijke oevers langs sloten, bloem- en kruidenrijke perceelsranden door extensief beheer).

In het erfinrichtingsplan (Bijlage 1) is te zien met name wordt ingezet op het versterken van de boomsingels aan de perceelsrand en de westelijke sloot met elzensingels.

Bij functieverandering naar wonen is het bestaande erf uitgangspunt, waarbij nieuwe en bestaande bebouwing één compact ensemble vormen, volgens het "één erf principe":

  • 1. De bebouwing (bestaand en nieuw) vormt een samenhangend nieuw erf
  • 2. De hoofdwoning is de bestaande beeldbepalende / monumentale boerderij
  • 3. Één enkele toegang tot het hart (hofje) van het erf. Een splitsing van de ontsluiting of dubbele ontsluiting zijn ongewenst
  • 4. Een gemeenschappelijke landschappelijk inrichting / inpassing
  • 5. Het ‘nieuwe’ erf behoud een landelijke uitstraling

Vanwege de ligging van de bestaande woning en bakhuis was het realiseren van de nieuwe woning aan een gezamenlijk erf geen haalbare optie. Er is daarom gekozen om de nieuwe woning achter de bestaande bebouwing te plaatsen waardoor het alsnog een compact ensemble vormt. Daarbij blijft de bestaande monumentale boerderij en bakhuis herkenbaar als hoofdgebouwen van het erf. Door gebruik te maken van de bestaande, onverharde tweede oprit is de nieuwe woning bereikbaar. Deze oprit blijft onverhard, waardoor het een landelijke uitstraling behoudt. Er is voor het gehele plangebied een gemeenschappelijke landschappelijke inpassing opgesteld (zie paragraaf 2.2.2).

Conclusie

Voorliggend plan is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

Het plangebied ligt in een zone met een lage archeologische waarde. De gronden in het plangebied hebben in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en zijn aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - 10' en 'specifieke vorm van waarde - 4'.

Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij bodemingrepen met een oppervlakte >100 m2 en dieper dan 30 cm, op basis van 'specifieke vorm van waarde - 10'. In de archeologische beleidskaart (onderstaand), is deze aangeduid als 'overige historische kernen; hoog voor de periode Late Middeleeuwen tot en met Nieuwe Tijd'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0006.jpg"

Uitsnede Archeologische beleidskaart, kaartbijlage 2, blad 1.

De beoogde ontwikkeling is groter dan de gestelde randvoorwaarden. In dat kader is verkennend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. In het onderzoeksrapport wordt als volgt geconcludeerd:

In het plangebied is sprake van twee verwachtingen op het aantreffen van intacte archeologische waarden. De voorgenomen ingrepen in het plangebied zullen plaatsvinden in de zone waarbinnen sprake is van een lage verwachting. Zij zullen daarom naar verwachting niet zorgen voor een verstoring van archeologische waarden in de ondergrond. Aanvullende onderzoeksstappen worden niet noodzakelijk geacht.

Het onderzoek is in volledigheid terug te lezen in Bijlage 6.

4.1.2 Cultuurhistorie

Sinds 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat bij het maken van ruimtelijke plannen rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn.

Het plangebied is aangeduid als 'gemeentelijk monument', de gemeentelijke monumenten betreffen de twee meest noordelijke gebouwen in het plangebied die als erf samenhang hebben.

Het betreft het bakhuis en de boerderij, te zien in onderstaande afbeelding. Het planvoornemen bevat geen ingrepen op, of in de directe nabijheid van, de gemeentelijke monumenten. De aanduiding 'gemeentelijk monument' wordt echter wel herbegrensd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0007.png"

Afbeelding: het gemeentelijk monument (bakhuis) links, met de boerderij rechts.

4.1.3 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmering op voor onderhavig bestemmingsplan.

4.2 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Situatie plangebied

Voor de voorliggende ontwikkeling is de digitale watertoets doorlopen, zie Bijlage 5. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Waterschap Vallei en Veluwe adviseert positief over dit plan.

4.3 Milieuaspecten

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Situatie plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied, waar nog meerdere agrarische bedrijven in functie zijn. De locaties met effect op het plangebied betreffen de agrarische bedrijven aan de Slichtenhorsterweg 59-61 en Slichtenhorsterweg 67.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0008.png"

Uitsnede planschets

Op bovenstaande afbeeldingen is met de rode stippellijn een afstand van 50 m vanaf milieubelastende activiteiten in de omgeving aangegeven. De nieuw te realiseren woning valt buiten deze begrenzing. Daarmee wordt gewaarborgd dat er voldaan wordt aan de gestelde richtafstanden.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering onderhavig bestemmingsplan.

4.3.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Voor het planvoornemen is akoestisch onderzoek uitgevoerd, deze is in volledigheid te lezen in Bijlage 7.

Situatie plangebied

De nieuwe woning ligt buiten de bebouwde kom, in de geluidzone van de Slichtenhorsterweg. De overige wegen liggen op grotere afstand van het plangebied en/of de verkeersintensiteit is er dusdanig gering, dat deze wegen niet relevant zijn met betrekking tot de geluidbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwe woning een geluidbelasting zal ondervinden van maximaal 42 dB, na 5 dB aftrek overeenkomstig art. 110g van de Wet geluidhinder. Dit is ruim lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB, overeenkomstig de Wet geluidhinder. Deze wet vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de nieuwe woning. Ook wordt er voldaan aan het gemeentelijke geluidbeleid.

Conclusie

De uitvoering van het plan zal niet worden belemmerd door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai.

4.3.3 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. In december 2018 is verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd, na te lezen in Bijlage 3.

Bodem

Met betrekking tot het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de hypothese 'verdachte locatie' ter plaatse van de deellocaties A en B (beide voormalige tanklocaties) geen stand houdt. In de bovengrond en het grondwater zijn geen van de onderzochte parameters namelijk aangetoond in een gehalte boven de streef-/achtergrondwaarde.

Asbest

In een eerder stadium is een asbestinventarisatie uitgevoerd (Bijlage 2). Hierin werd geconcludeerd dat op de vijf te slopen schuren asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Deze inventarisatie is gebruikt ten behoeve van de hypothese voor het asbestonderzoek.

Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘verdachte locatie’ stand houdt voor het verkennend asbest in grondonderzoek voor enkele deelgebieden. Boringen en locaties zijn nader gespecificeerd in Bijlage 3. Op basis van de bevindingen zijn maatregelen met betrekking tot het asbest noodzakelijk (verwijderen of afdekken). Formeel is nader asbest in puinonderzoek noodzakelijk. Gezien de beperkte overschrijding van de grenswaarde en de noodzaak tot saneren wordt voorgesteld middels de controlemonsters tijdens de sanering uit te sluiten dat een groter deel van de puinverharding verontreiniging is.

Voorafgaande aan de sanering dient een saneringsplan te worden opgesteld. In het saneringsplan wordt een uitvoeringsmethode omschreven om de verhardingslaag op een zo efficiënt mogelijke wijze te saneren. Het saneringsplan dient goedgekeurd te zijn door het bevoegd gezag.

Conclusie

Het aspect bodem levert geen belemmering op voor onderhavig bestemmingsplan.

4.3.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Derhalve is de risicokaart geraadpleegd.

Situatie plangebied

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0152-0001_0009.png"

Uitsnede risicokaart (plangebied groene cirkel), bron: www.risicokaart.nl

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van buisleidingen. Op een afstand van 280 meter van het plangebied ligt een aardgastransportleiding.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van rijksweg A28 en A1 (wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd). Beide wegen liggen op meer dan 2 km afstand van het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorwegen

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van spoorwegen. Het dichtstbijzijnde spoor Amersfoort-Zwolle ligt op circa 1,5 km afstand van het plangebied.

Vervoer naar, be- en verwerking en opslag van gevaarlijke stoffen in Bevi bedrijven, LPG tankstations en propaantanks

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi bedrijven, LPG tankstations en propaantanks aanwezig.

Conclusie

Op de risicokaart zijn geen belemmeringen in het kader van de externe veiligheid in het plangebied of directe omgeving gelegen. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.3.5 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Situatie plangebied

Op het perceel wordt 1.208 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt en één nieuwe vrijstaande woning gerealiseerd. De voorgenomen ingreep brengt geen structurele toename van verkeersbewegingen met zich mee. Het voorgestelde plan kan worden gezien als een nibm project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Voor het planvoornemen is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is in volledigheid na te lezen in Bijlage 4. Onderstaand een samenvatting van de bevindingen.

Situatie plangebied

De beoogde ontwikkeling; het slopen van agrarische opstallen, realiseren van een vrijstaande woning en drie bijgebouwen leidt niet tot aantasting van beschermde gebieden en beschermde natuurwaarden. Voor Habitatrichtlijn-, Vogelrichtlijn-, en overige soorten geldt dat, op basis van het voorliggende onderzoek, er geen effecten worden verwacht ten aanzien van vaste rust- en verblijfplaatsen alsmede functioneel leefgebied. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en de aanwezigheid van algemene broed- en weidevogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wnb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde bestemmingsplanwijziging (vrijstellingsbesluit).

Conclusie

De beoogde ontwikkeling (functiewisseling, slopen van agrarische opstallen, realiseren van een vrijstaande woning en drie bijgebouwen) is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).

Het aspect ecologie levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.

4.5 Verkeer en parkeren

Met nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de impact op verkeersstromen en parkeervoorzieningen. Het planvoornemen bestaat uit het toevoegen van een vrijstaande woning in het buitengebied van Nijkerk. Hiervoor wordt agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. In het kader van verkeersaantrekkende werking kan gesteld worden dat het planvoornemen geen significant verschil ontstaat in verkeersbewegingen. Met betrekking tot de inrichting vindt er een wijziging plaats. Er wordt aan we westzijde van het plangebied een lange onverharde oprit gerealiseerd. De gemeente heeft geoordeeld dat dit geen negatieve gevolgen heeft op de verkeersituatie.

Voor het onderdeel parkeren is gekeken naar de Nota Parkeernormen Nijkerk (verder Nota). De gemeente Nijkerk heeft normen van de CROW (publicatie 317) als uitgangspunt genomen, en verder gespecificeerd. Hiervoor is de gemeente in vier deelgebieden opgedeeld.

Het plangebied ligt in de zone 'Buitengebied' en wordt als matig stedelijk gezien. Voor een vrijstaande woning in het Buitengebied worden 2,2 parkeerplaatsen, met 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers per woning als norm gehanteerd. Dit maakt dat er minimaal 2,5 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden, hiervoor wordt eerst gekeken naar het eigen terrein. De Nota heeft een tabel opgenomen voor de berekening van het parkeren op eigen terrein. Het planvoornemen bevat een lange oprit zonder garage. Volgens de Nota biedt dit een theoretisch aantal van 2 parkeerplaatsen. De minimale matvoering voor een 'lange oprit' is 10 m lang en 2,5 m breed. De oprit uit het planvoornemen is circa 75 m lang. Deze afmeting biedt meer ruimte dan het parkeerbehoefte van 2,5 voor de nieuw te realiseren woning kan worden gerealiseerd op eigen terrein.

De aspecten verkeer en parkeren leveren geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

5.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van wonen binnen het plangebied. Daarnaast wordt op het perceel 1.208 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt.

De opzet van de bestemming(en) is in hoofdlijnen dezelfde als in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

Inleidende regels

Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden.

Algemene regels

Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.

Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

Bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden'

De agrarische gronden rondom het woonperceel zijn bestemd tot agrarisch gebied met landschapswaarden. Het kan daarbij gaan om visuele openheid, reliëf van de bodem, houtwallenlandschap alsmede waardevolle verkavelingspatronen. Op de agrarisch gronden is geen bouwvlak aanwezig.

Bestemming 'Wonen'

Op de verbeelding is voor zowel de twee bestaande voormalige bedrijfswoningen, als de nieuw te bouwen woning een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' opgenomen. De verplichte sloop van 1.208 m2 bedrijfsbebouwing en de inrichting van het perceel conform het erfinrichtingsplan zijn in een voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

De bouwregels zijn grotendeels overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, veegplan 1. Door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het maximaal aantal toegestane woningen per bestemmingsvlak vastgelegd. De voormalige kleine tweede bedrijfswoning is aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - kleine woning' en is inbegrepen bij het aangegeven aantal toegestane woningen. Voor deze woning geldt een afwijkende inhoudsmaat. Voor kleine woningen geldt, dat deze mogen groeien naar max 350 m³ indien ze nu kleiner zijn.

De gezamenlijke oppervlakte bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen, hooibergen, en overkappingen bedraagt 70 m2, met uitzondering van de kleine woning, waarvan de oppervlakte maximaal 35 m2 mag bedragen. Op de verbeelding zijn de toegestane oppervlaktes opgenomen door middel van de aanduidingen 'maximum oppervlakte voormalige bedrijfswoning (m2)' en 'maximum oppervlakte (m2)'. Vanuit landschappelijk oogpunt kan ervoor worden gekozen om de bebouwingsmogelijkheden van de voormalige bedrijfswoningen te combineren in één volume. Bij de bedrijfswoningen is dan één bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 105 m2.

Bestemming 'Waarde - Archeologie'

Voor het plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van waarde - 4' en 'specifieke vorm van waarde - 10' aangegeven vanaf welke oppervlakten en dieptes bij bodemingrepen een archeologisch onderzoek benodigd is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.

De initiatiefnemer en de gemeente Nijkerk gaan een anterieure overeenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe en aan de provincie Gelderland. Het ontwerpbestemmingsplan zal voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd worden.