Plan: | Hoevelakenseweg 1, Nijkerkerveen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0138-0001 |
Op het perceel aan Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen worden twee soorten bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd. De eigenaar heeft hier een paardenhouderij en een loonbedrijf. Het is gewenst om deze bedrijfsactiviteiten juridisch-planologisch te splitsen.
De paardenhouderij wordt bestemd als 'Agrarisch - Paardenhouderij' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rijhal' en het loonbedrijf behoudt de bestemming 'Bedrijf - Landelijk'. Voor deze aanpassing is een herziening van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017' noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het perceel aan Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen ligt circa 800 meter ten noordoosten van de kern Hoevelaken en circa 500 meter ten zuidoosten van de kern Nijkerkerveen. Het plangebied bestaat uit het huidige erf, inclusief bebouwing en een uitbreiding aan de noordzijde van het perceel. Op onderstaande luchtfoto's is de ligging en situering van het plangebied aangegeven.
Ligging Hoevelakenseweg 1 te Nijkerkerveen (rode cursator), bron: Google Maps
Perceel Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen (rood omlijnd), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Het perceel aan Hoevelakenseweg 1 en 1a ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2017', zoals dat is vastgesteld op 30 mei 2017. Voor het perceel geldt de bestemming 'Bedrijf - Landelijk'. De nadere bestemming voor dit adres is een loonbedrijf van milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 8' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - veenontginningslandschap'. In de onderstaande uitsnede van de verbeelding is dit weergegeven.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017, perceel Hoevelakenseweg 1 en 1a (rood omlijnd), bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van het rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 gaat nader in op het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische en andere randvoorwaarden die aan de orde zijn bij dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planregels. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.
Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.
Het plangebied ligt binnen de kaarten Regio Foodvalley, Glastuinbouw in overige gebieden, Plussenbeleid, Grote zonneparken mogelijk, Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen en Intrekgebieden.
Regio Foodvalley
FoodValley is een belangrijke voedingsbodem voor de Nederlandse economie en een inspirerende kennisregio in Europa. Karakteristiek voor FoodValley zijn de toonaangevende innovatie en vakkennis op het gebied van agrofood, het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de groene leefomgeving. Het landelijk gebied in de FoodValley heeft dynamiek nodig om zijn economische waarde te behouden. Het landschap vormt als het ware de drager van nieuwe ontwikkelingen. De regio ziet het landschap als een collectief bouwwerk. Verder bouwen aan het landschap moet bijdragen aan duurzaamheid, versterking van de natuur, klimaatadaptatie en waar mogelijk (ja, mits) aan dynamiek en ontwikkeling. Hiervoor gaat de regio een 'menukaart' ontwikkelen.
Glastuinbouw in overige gebieden
Voor de glastuinbouw in overige gebieden biedt de provincie mogelijkheden voor eenmalige uitbreiding tot 20%.
Plussenbeleid
In dit gebied heeft de provincie als doel de randvoorwaarden te creëren voor duurzame niet-grondgebonden landbouw. Daarbij gaat het om maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Grote zonneparken mogelijk
Dit zijn gebieden waar de gebiedskwaliteiten geen obstakel vormen voor de ontwikkeling van grote zonneparken. De gemeente heeft de uiteindelijke bevoegdheid om hier een groot zonnepark toe te staan.
Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen
De plaatsing van windturbines in deze gebieden is niet toegestaan. De provincie zal niet meewerken aan ruimtelijke planvorming hiervoor.
Intrekgebieden
De provincie Gelderland streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie onder andere gebruik van regelgeving en vergunningverlening. De provincie wil niet dat fossiele energie (aardgas, aardolie, schaliegas of steenkoolgas) gewonnen wordt in de intrekgebieden voor de drinkwatervoorziening.
Voorliggend plan betreft de splitsing van de bedrijfsactiviteiten voor het loonbedrijf en de paardenhouderij, er is geen sprake van nieuwvestiging van een agrarische instelling. De aanduidingen zijn niet relevant voor voorgenomen ontwikkeling. Daarmee voldoet het plan aan het beleidskader en de regels die in de omgevingsvisie en omgevingsverordening worden gegeven.
Conclusie
Voorliggend plan is in overeenstemming met provinciaal beleid.
Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.
Toekomst
visiekaart Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030
Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'Beleefbaar open landschap veenontginningen'. Hier is een verkaveling van rechte lange percelen. Het landschap is kleinschalig, sloten scheiden de percelen en lange rechte wegen met wegbeplanting kenmerken het gebied. Het gemeentelijk beleid is gericht op het tegengaan van verrommeling en het herstel van de weg- en perceelsbeplanting. Voorliggende ontwikkeling betreft de splitsing van de bedrijfsactiviteiten voor het loonbedrijf en de paardenhouderij. Daarnaast wordt 1.242 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt en 1.814 m2 bijgebouwd. Het plan is voorzien van een goede landschappelijke inpassing, zie Bijlage 1 Erfinrichtingsplan. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.
Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".
Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:
Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. Het Landschapsontwikkelingsplan is als basis voor de erfinrichting gehanteerd (zie paragraaf 3.2.2).
Conclusie
Voorliggend plan is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.
Voorliggen wijzigingsplan heeft betrekking op de percelen behorende bij de Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen. Op deze percelen is een paardenhouderij en een loonbedrijf gevestigd. De percelen waarop de ontwikkeling plaats heeft zijn kadastraal bekend als: gemeente Nijkerk, sectie G, nummers 2151, 5007, 5673, 5674, 5703, 5705, 5706, 6196, 6336, 6377, 6577 en 6578. In totaal is op het perceel 2.661 m2 bedrijfsbebouwing aanwezig. De bedrijfsbebouwing bestaat uit:
Foto perceel Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen, genomen vanaf de Hoevelakenseweg, bron: Google Streetview
Op de percelen aan Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen worden de bedrijfsactiviteiten van de paardenhouderij en het loonbedrijf juridisch-planologisch gesplitst. Het zuidelijke gedeelte, behorende bij Hoevelakenseweg 1a, van het perceel met een oppervlakte van 3.835 m2 wordt bestemd als loonbedrijf, het noordelijke gedeelte, behorende bij Hoevelakenseweg 1, van het perceel met een oppervlakte van 8.682 m2 wordt bestemd als paardenhouderij. De bedrijfsactiviteiten vallen onder milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
Veel bestaande bedrijfsgebouwen hebben asbest op het dakbeschot of golfplaten. Op het perceel wordt al het asbest verwijderd en 1.242 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt. Op het perceel blijft 1.111 m2 bedrijfsbebouwing voor het loonbedrijf over.
Ten behoeve van de paardenhouderij wordt nieuwe bedrijfsbebouwing gebouwd: een rijhal, boxen voor het plaatsen van 30 paarden, een meterkast en een stapmolen. Deze bedrijfsbebouwing heeft een oppervlakte van 1.814 m2. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie bebouwing weergegeven.
Nieuwe situatie bebouwing Hoevelakenseweg 1 en 1a te Nijkerkerveen, bron: Omgevingsdienst De Vallei
De locatie ligt in een het veenontginningslandschap, hier zijn een aantal cultuurhistorische- en landschappelijke waarden voor geformuleerd:
Bij de landschappelijke inpassing van het planvoornemen is het van belang dat het veenontginningslandschap met streekeigen beplanting wordt versterkt.
In het erfinrichtingsplan, zie Bijlage 1, is de inrichting en landschappelijke inpassing van het plan inzichtelijk gemaakt. Hierbij is uitgegaan van de volgende inrichtingssuggesties:
Conclusie
Het erfinrichtingsplan voldoet aan de genoemde eisen en er is aantoonbaar sprake van een verbetering van de kwaliteit van het veenontginningslandschap.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Situatie plangebied
Voor de voorliggende ontwikkeling is de digitale watertoets doorlopen, zie Bijlage 2. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Waterschap Vallei en Veluwe adviseert positief over dit plan.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Situatie plangebied
Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor het splitsen van de bedrijfsactiviteiten van het loonbedrijf en de paardenhouderij op het perceel aan Hoevelakenseweg 1 te Nijkerkerveen. Op het perceel wordt 1.242 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt en 1.814 m2 bedrijfsbebouwing ten behoeve van de paardenhouderij gebouwd.
Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017 bestemd voor het agrarisch loonwerkbedrijf, met milieucategorie 3.1. Vanuit het oogpunt van milieuzonering zal er in nieuwe situatie sprake zijn van een loonwerkbedrijf (sbi-code 2008: 016, nummer 1) met milieucategorie 3.1 en een paardenhouderij / -fokkerij (sbi-code 2008: 0143, nummer 1). In de nieuwe situatie is er sprake van een uitbreiding binnen de bestaande agrarische vergunning waarvoor een melding op grond van het Activiteitenbesluit moet worden is ingediend. Deze melding is goedgekeurd door Omgevingsdienst de Vallei op 11-12-2017 onder kenmerk 2017M0342.
Agrarische zonering
Op de planlocatie geldt een bestemming 'Bedrijf'. Het noordelijke deel van het plangebied wordt bestemd als paardenhouderij. Er komen 30 boxen in de nieuwe rijhal, er kunnen 30 paarden aanwezig zijn. Voor paarden geldt een vaste afstandsnorm van 50 meter tot aan een woning in het buitengebied. Op onderstaande afbeelding is door middel van een rode cirkel de afstand tot de nabijgelegen woningen aangegeven. Ten opzichte van Hoevelakenseweg 6 moet de stal buiten de cirkel komen. Dit geldt ook voor de Schoolstraat 67.
Hoevelakenseweg 6 te Nijkerkerveen
Schoolstraat 67 te Nijkerkerveen
Bedrijven en milieuzonering
Kijkend naar de activiteiten dient voor deze locatie (buitengebied) een richtafstand van 50 meter te worden aangehouden tot de gevoelige objecten en zijn met name de aspecten 'Geur' en 'Geluid' bepalend.
Op bovenstaande afbeeldingen (onder 'Agrarische zonering') is met rode cirkels een afstand van 50 m vanaf gevoelige objecten in de omgeving aangegeven. De plangrens, en daarmee de beoogde bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij', valt buiten deze cirkels. Daarmee wordt gewaarborgd dat er voldaan wordt aan de gestelde richtafstanden.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering onderhavig bestemmingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Het nieuwe bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluid-gevoelige functies. Het bestemmingsplan zal niet leiden tot geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai.
Conclusie
De uitvoering van het plan zal niet worden belemmerd door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Situatie plangebied
In juni 2018 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 3. Op basis van de resultaten van vooronderzoek wordt niet verwacht dat op de locatie sprake zal zijn van aanwezigheid van bodemverontreiniging. Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' stand houdt.
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek uit te voeren.
Conclusie
Het aspect bodem levert geen belemmering op voor onderhavig bestemmingsplan.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Derhalve is de risicokaart geraadpleegd.
Situatie plangebied
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.
Uitsnede risicokaart (plangebied groene cirkel), bron: www.risicokaart.nl
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van buisleidingen. Op een afstand van 900 meter van het plangebied ligt een aardgastransportleiding.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van rijksweg A28 en A1 (wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd). Beide wegen liggen op meer dan 2 km afstand van het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorwegen
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van spoorwegen. Het dichtstbijzijnde spoor Amersfoort-Zwolle ligt op meer dan 2 km afstand van het plangebied.
Vervoer naar, be- en verwerking en opslag van gevaarlijke stoffen in Bevi bedrijven, LPG tankstations en propaantanks
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi bedrijven, LPG tankstations en propaantanks aanwezig.
Conclusie
Op de risicokaart zijn geen belemmeringen in het kader van de externe veiligheid in het plangebied of directe omgeving gelegen. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht werden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (onder andere woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het woningbouw in het plangebied te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Op 16 januari 2009 is het Besluit Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Binnen een straal van 300 meter van een snelweg en 50 meter van een provinciale weg (gemeten vanaf de rand van de weg) geldt een onderzoeksplicht naar de luchtkwaliteit. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van dit besluit extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden. Woningbouw wordt in het kader van dit besluit echter niet als gevoelige bestemming gezien.
Er wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 ìg/m³ NO2 jaargemiddelde concentratie. Ook PM10 voldoet aan de grenswaarde van 40 ìg/m³ jaargemiddelde concentratie en aan de grenswaarde van 35 overschrijdingsdagen van de 24-uurgemiddelde concentratie. Er treden geen overschrijdingen op. Hiermee wordt voor PM10 en NO2 ruim voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.
In Nederland zijn de stoffen NO2 en PM10 maatgevend bij de toetsing aan de wettelijke grenswaarden. Overschrijdingen van de andere stoffen (zwaveldioxide, lood, benzenen koolmonoxide) komen in Nederland nagenoeg niet meer voor. Gezien de geconstateerde ruime onderschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zal er geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarden van de andere stoffen. Het onderzoeken van de overige stoffen is daarom achterwege gelaten.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging (nibm project), hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2.
Situatie plangebied
Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor het splitsen van de bedrijfsactiviteiten van het loonbedrijf en de paardenhouderij op het perceel aan Hoevelakenseweg 1 te Nijkerkerveen. Op het perceel wordt 1.272 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt en 1.814 m2 bedrijfsbebouwing ten behoeve van de paardenhouderij gebouwd.
De voorgenomen ingreep brengt geen structurele toename van verkeersbewegingen met zich mee. Het voorgestelde plan kan worden gezien als een nibm project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op voor onderhavig bestemmingsplan.
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Situatie plangebied
Het plangebied ligt buiten beschermde gebieden. De opstallen die gesloopt gaan worden en het gebied wat herontwikkeld gaat worden moet voor het opstellen van het bestemmingsplan onderzocht worden op beschermde soorten. Hiervoor is een quick scan flora en fauna uitgevoerd, in volledigheid na te lezen in Bijlage 4.
Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat het project niet resulteert in het opheffen van vaste rust en verblijfplaatsen en geen wezenlijke invloed zal hebben op de gunstige instandhouding van beschermde soorten.
De voorgenomen werkzaamheden betreft het slopen van een woning en enkele opstallen binnen de projectlocatie kunnen zonder voorafgaande maatregelen plaatsvinden. Wel dienen de werkzaamheden te worden afgestemd op de broedtijd van algemeen beschermde broedvogels. Tevens blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij calamiteiten zal opnieuw moeten worden beoordeeld welke maatregelen passend zijn.
Conclusie
Het aspect ecologie levert geen belemmering op voor onderhavige ontwikkeling.
Door de juridisch-planologische splitsing van de bedrijfsactiviteiten op het perceel wordt de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig vergroot. Op het eigen terrein wordt voorzien in parkeerplaatsen. De ontsluiting van de percelen aan Hoevelakenseweg 1 en 1a vindt plaats via de bestaande in-/uitrit aan de Hoevelakenseweg
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Het plangebied ligt in een zone met een lage archeologische waarde. De gronden in het plangebied hebben in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en zijn aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - 8'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij bodemingrepen met een oppervlakte >10.000 m2 en dieper dan 30 cm. Daarvan is in dit geval geen sprake. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Sinds 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat bij het maken van ruimtelijke plannen rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn.
In het plangebied zijn geen (gebouwde) monumenten aanwezig. Nader onderzoek naar dit aspect is om die reden achterwege gelaten. In paragraaf 3.2.2 is ingegaan op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmering op voor onderhavig bestemmingsplan.
Het plangebied wordt in noord-zuidelijke richting doorkruist door een waterleiding, zie onderstaande afbeelding. Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de ligging van de waterleiding. Voorafgaand dient overleg plaats te vinden over de geplande werkzaamheden met eigenaar/beheerder van de leiding in kwestie.
Bovenstaande afbeelding geeft een deel van het plangebied weer. Centraal is met zwarte rand en zwarte stippen is de ligging van de waterleiding aangeduid (opgenomen als dubbelbestemming: 'Leiding - Water'.) Bron: ruimtelijkeplannen.nl
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. Daarnaast wordt op het perceel 1.242 m2 bedrijfsbebouwing gesloopt en 1.814 m2 bedrijfsbebouwing ten behoeve van de paardenhouderij gebouwd.
De opzet van de bestemming(en) is in hoofdlijnen dezelfde als in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2017.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
Inleidende regels
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel.
Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bestemming Agrarisch
Het zuidelijke gedeelte van het perceel waar sloop van bestaande bouwwerken plaats vindt, wordt bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak. Op het perceel is agrarische bedrijvigheid toegestaan.
Bestemming Agrarisch - Paardenhouderij
De percelen behorende bij Hoevelakenseweg 1 te Nijkerkerveen worden bestemd als 'Agrarisch - Paardenhouderij'. De rijhal is conform het geldende plan aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - rijhal'. Op het perceel is 1 bedrijfswoning toegestaan.
Bestemming Bedrijf - Landelijk
Het linker gedeelte van het perceel wordt bestemd als 'Bedrijf - Landelijk'. Op het adres aan Hoevelakenseweg 1a te Nijkerkerveen is een loonbedrijf toegestaan (milieucategorie 3.1). De toegestane oppervlakte gebouwen en overkappingen op het perceel bedraagt maximaal 1.008 m2. Op het perceel is 1 bedrijfswoning toegestaan.
Bestemming Waarde - Archeologie
Voor het plangebied is de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - 8' aangegeven vanaf welke oppervlakten en dieptes bij bodemingrepen een archeologisch onderzoek benodigd is.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige plan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.
De initiatiefnemer en de gemeente Nijkerk gaan een anterieure overeenkomst aan waarin het verplichte kostenverhaal wordt geregeld. Degene die meent schade te lijden door het vaststellen van het bestemmingsplan, kan een verzoek indienen om een tegemoetkoming van de schade (Artikel 6.1 Wro). Eventuele kosten voortkomend uit de planschade zijn in eerdergenoemde overeenkomst meegenomen.
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe en aan de provincie Gelderland.
Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van 6 wweken voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder zienswijzen indienen.