Plan: | Voorzieningencluster Nijkerkerveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0125-0002 |
Het dorpshart van Nijkerkerveen zal de komende jaren ingrijpend veranderen. Een van de onderdelen daarvan is de bouw van een voorzieningencluster waarin onder meer de Johannes Calvijnschool, de C.J. van Rootselaarschool, een kinderdagverblijf, de bibliotheek en het dorpshuis worden gehuisvest. Medio november 2017 hebben de schoolbesturen HSN (Hervormde Schoolvereniging te Nijkerk) en de Stichting PCO Gelderse Vallei (Protestants Christelijk Onderwijs) medio november op initiatief van PCO Gelderse Vallei hebben gesproken over een onderzoek naar de mogelijkheid tot fusie van de C.J. van Rootselaarschool en de Calvijnschool. Voor deze fusie bestaat draagvlak. Omdat de definitieve besluitvorming echter nog enige tijd in beslag zal nemen, en het niet gewenst is dat de bouw van het voorzieningencluster vertraging oploopt, heeft de gemeenteraad van Nijkerk op 22 februari 2018 het onderhavige bestemmingsplan vastgesteld.
Afbeelding 1: Ligging plangebied.
Het gebouw komt te staan op de locatie van de huidige Calvijnschool. Met het realiseren van dit voorzieningencluster wil de gemeente met de deelnemende partners een inhoudelijke samenwerking en synergie tussen de verschillende functies binnen het gebouw bewerkstelligen. Door de clustering van de verschillende functies onder één dak kunnen de ruimtes in het gebouw multifunctioneel worden gebruikt waardoor meer mogelijkheden ontstaan binnen het beschikbare aantal vierkante meters en is een efficiëntere exploitatie mogelijk.
Het voorliggende bestemmingsplan Voorzieningencluster Nijkerkerveen biedt het planologisch-juridisch kader voor de ontwikkeling van het voorzieningencluster. Het bestemmingsplan biedt een rechtstreekse bouwtitel voor de realisatie van het voorzieningencluster in het plangebied.
Het plangebied ligt tussen de Winkelmanstraat en de Van Noortstraat in Nijkerkerveen.
Afbeelding 2: Fragment vigerende bestemmingsplan.
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Nijkerkerveen en Holkerveen dat op 30 oktober 2014 door de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk is vastgesteld. In dat bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen "Maatschappelijk", "Wonen, en "Tuin". Door middel van bouwvlakken is aangegeven waar gebouwen gerealiseerd mogen worden. De stedenbouwkundige opzet gaat uit van een andere verkaveling. Derhalve past het voorzieningencluster niet het geldende bestemmingsplan.
Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Voor het grootste deel van het plangebied geldt hierbij de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 6, zodat er een onderzoeksplicht geldt vanaf 1.000 m² en een ontgravingsdiepte van 0,3 m. Op een smalle strook grond langs de Van Noortstraat is de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2' aangegeven met een onderzoeksplicht bij bodemingrepen vanaf: 250 m² en 0,4 m). Op grond van deze dubbelbestemming is archeologisch onderzoek voor de locatie noodzakelijk.
Deze toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt een planbeschrijving gegeven. Hoofdstuk 4 gaat in op het uitgevoerde onderzoek en de randvoorwaarden van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens ingegaan op de opzet van het plan en de wijze van bestemmen. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is in het voorjaar van 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het 'decentraal, tenzij'-principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien: een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt; over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan; een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:
Omdat de Ladder voor duurzame verstedelijking door de provincie Gelderland is doorvertaald in de Omgevingsvisie Gelderland (zie paragraaf 2.2.1), is in die paragraaf verantwoord dat de ontwikkeling van het Voorzieningencluster Nijkerkerveen past binnen de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is eind december 2011 met uitzondering van enkele onderdelen in werking getreden. Het Barro omvat regels waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen voor alle ruimtelijke rijksbelangen die een juridische vertaling dienen te krijgen in bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
In het Barro zijn geen rijksbelangen genoemd die betrekking hebben op het onderhavige plangebied.
De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor het Voorzieningencluster Nijkerkerveen. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan (zie paragraaf 4.1) wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei en Veluwe zijn in de watertoets meegenomen.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is op 8 juli 2015 geactualiseerd. In die Omgevingsvisie zijn het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen herzien en samengebracht. Op 1 maart 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie gewijzigd. De wijzigingen hebben enkel betrekking op het aanpassen van de terminologie in de omgevingsvisie op de Wet natuurbescherming (Wnb) die op 1 januari 2017 in werking is getreden. Inmiddels is het Ontwerp actualisatieplan Omgevingsvisie ter visie gelegd. Dit plan, dat betrekking heeft op onderwerpen (regionale afspraken bedrijventerreinen / ontgassen binnenvaart) die niet relevant zijn voor het onderhavige plangebied, wordt naar verwachting medio 2017 vastgesteld.
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Vanuit de invalshoeken Dynamisch, Divers en Mooi Gelderland zijn ambities opgenomen om de doelen in de praktijk waar te maken. De strategie van de provincie om deze doelen te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat daarom voor:
In de Omgevingsvisie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik geïntroduceerd. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat deze Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Binnen bestaand stedelijk gebied heeft hergebruik, transformatie en revitalisering van de bestaande voorraad aan gebouwen prioriteit boven het benutten van nog open plekken in stedelijk gebied. De locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient volgens de ladder aan de hand van drie stappen te worden gemotiveerd (zie afbeelding 3).
Afbeelding 3: Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor wat betreft trede 1, het bepalen van de actuele regionale behoefte, is van belang dat de te onderzoeken regio bepaald dient te worden aan de hand van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Voor zowel de basisschool als de bibliotheek en het dorpshuis geldt dat het verzorgingsgebied bestaat uit de dorpskern van Nijkerkerveen en het omliggende buitengebied. Alle voorzieningen worden in de huidige situatie intensief gebruikt. Mede op basis van de groei die Nijkerkerveen momenteel doormaakt, is gebleken dat er behoefte is aan de instandhouding en versterking van het voorzieningenniveau van het dorp. De vrijkomende locaties worden benut voor woningbouw. Deze woningen passen binnen de regionale behoefte zoals die door de Regio FoodValley is geformuleerd. Daardoor treedt er geen leegstand op. De realisatie van het voorzieningencluster in Nijkerkerveen past daarmee -gelet op het hierboven gedefinieerde verzorgingsgebied- binnen de regionale behoefte. Daarmee wordt voldaan aan trede 1.
Het bestaand stedelijk gebied wordt in het Besluit omgevingsrecht gedefinieerd als: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Het plangebied voor het voorzieningencluster ligt centraal in de bebouwde kom van Nijkerkerveen en is daarmee onderdeel van het bestaand stedelijk gebied. Daarmee past de ontwikkeling in trede 2 en behoeft tree 3 niet meer te worden doorlopen.
De Omgevingsverordening Gelderland die op 24 september 2014 door Provinciale Staten is vastgesteld, is op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Op 1 maart 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland voor het laatst gewijzigd vastgesteld. Zo wordt er onder meer een paragraaf 'natuur' toegevoegd waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van soorten, de faunabeheereenheid, wildbeheereenheden, faunabeheerplannen, houtopstanden en beweiden en bemesten. Er is een volgende actualisatie in voorbereiding, die naar verwachting medio 2017 wordt vastgesteld. Deze actualisatie heeft geen betrekking op onderwerpen die relevant zijn voor het onderhavige plangebied.
In de omgevingsverordening is de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ruimtelijk vastgelegd en gaat het in Gelderland verder onder een andere naam. Voor de EHS komen twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). Het onderhavige plangebied maakt geen onderdeel uit van het GNN en de GO.
Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
Op de integrale toekomstvisiekaart is de locatie Voorzieningencluster Nijkerkerveen aangegeven als 'kern' en heeft deze verder de aanduiding 'ontwikkeling / versterken voorzieningencluster'. Voor de identiteit van Nijkerkerveen is het van wezenlijk belang dat het huidige basisniveau van detailhandelsvoorzieningen overeind blijft. Deze zorgen er met elkaar voor dat bewoners voor dagelijkse boodschappen niet per se het dorp hoeven te verlaten. Minstens zo belangrijk voor de identiteit van het dorp -te meer omdat Nijkerkveen geen echt centrum heeft- is dat het naast de sportverenigingen en de kerken ook de plekken zijn waar Nijkerkerveners elkaar ontmoeten en een praatje maken. De uitbreiding van Nijkerkerveen met nieuwe woningen draagt ertoe bij bestaande winkelvoorzieningen overeind te houden en levert draagvlak voor de ontwikkeling van de huidige buurtsuper. Het oprichten van het voorzieningencluster is onderdeel van de ontwikkeling van een nieuw dorpscentrum waar meerdere dorpsvoorzieningen bij elkaar worden gebracht.
Afbeelding 4: Integrale toekomstvisiekaart structuurvisie.
De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving.
Inbreiding gaat voor uitbreiding waarbij transformatie kansen biedt voor wonen in combinatie met andere functies als voorzieningen, detailhandel en cultuurhistorie. De locatie Voorzieningencluster Nijkerkerveen past uiteraard binnen het inbreidingsconcept.
Op het gebied van verkeer en vervoer wordt het behoud van de bereikbaarheid van de drie kernen nagestreefd. Zowel voor het doorgaande als het bestemmingsverkeer moeten meer logische routes gemaakt worden.
Op basis van het bovenstaande is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.
Met ingang van 1 januari 2014 is de nieuwe welstandsnota in werking getreden. In de welstandsnota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. De nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel.
Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende welstandsregimes:
De welstandskaart geeft een overzicht waar welk welstandsregime van toepassing is. In afbeelding 5 is een fragment van de welstandskaart weergegeven. Op grond van de welstandskaart heeft het overgrote deel van Nijkerkerveen, waaronder het plangebied voor het voorzieningencluster, een regulier welstandsregime. Gelet op de verandering van de ruimtelijke en functionele structuur is -gezien bovenstaande uitgangspunten- een nadere toelichting op de voorgestelde stedenbouwkundige opzet opgenomen in paragraaf 3.3.
Afbeelding 5: Fragment welstandskaart.
Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.
De ambitie van de gemeente is om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving. Daarbij moet de doorstroming op het lokale hoofdwegennet verbeterd en het sluipverkeer voorkomen worden. De kernen blijven ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden en nieuwe ontwikkelingen worden goed en duurzaam ontsloten op het (lokale) hoofdwegennet. Nijkerk zet in op het reduceren van het aantal korte ritten met de auto. Door te investeren in de fiets en in flankerend beleid ten aanzien van openbaar vervoer wil Nijkerk het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer bevorderen en (subjectief) onveilige locaties aanpakken.
Het plangebied ligt in het dorpshart van Nijkerkerveen. Ten tijde van de totstandkoming van het GVVP werd uitgegaan van de realisatie van circa 600 woningen rondom Nijkerkerveen tussen 2010 en 2025. Inmiddels is dat uitgangspunt gewijzigd. In het GVVP wordt geen aandacht besteed aan de interne ontsluiting van het dorpshart van Nijkerkerveen waarin het Voorzieningencluster is gesitueerd. Op de ontsluiting van het plangebied wordt nader ingegaan in paragraaf 4.4 van deze toelichting.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart (vastgesteld bij raadsbesluit van 17 februari 2011) vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Beleidskaart heeft het plangebied een lage verwachtingswaarde. De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.
In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de juridische kant van de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden. Omdat het nooit met zekerheid is uit te sluiten dat toch enkele archeologische waarden aanwezig zal de gemeente Nijkerk bij het verlenen van omgevingsvergunningen de vergunninghouder wijzen op haar plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Nijkerk.
Voor het plangebied is archeologisch advies uitgebracht. Uit paragraaf 4.5.1 van deze toelichting blijkt dat geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Nijkerkerveen ligt tussen Nijkerk en Amersfoort. Over de vroege geschiedenis is niet veel bekend, behalve dat het is ontstaan te midden van veenontginningen. Vroeger werd het dorp de Vodbuurt of 't Veen genoemd maar vanaf ongeveer 1900 is de officiële naam Nijkerkerveen, een naam die overigens pas vanaf 1953 op topografische kaarten voorkomt.
Afbeelding 6: Historische topografie.
Het gebied rond Nijkerkerveen, tussen de Vrouwenweg en de Laakweg, wordt gekenmerkt door een langgerekte verkavelingstructuur die is ontstaan in de tijd van de veenontginningen. Lange kavels met kavelsloten en singelbeplanting haaks op de twee wegen zorgen voor lange vergezichten in de ene richting en een meer coulisseachtig beeld in de andere richting. In het rechtlijnige gebied tussen Vrouwenweg en Laakweg slingert van oudsher een drietal wegen, de Nieuwe Kerkstraat (voorheen Vodsteeg), de Van Dijkhuizenstraat en de Schoolstraat. Vanaf de wegen in en rond het gebied lopen doodlopende paden langs de langgerekte kavels ter ontsluiting van in het gebied liggende woningen. Deze paden worden vaak begeleid door lange bomenrijen. Op de plek waar de drie slingerende wegen bij elkaar komen is het dorp Nijkerkerveen vanaf circa 1900 ontwikkeld.
Langs deze wegen is ook de oudste bebouwing te vinden die naar mate je het dorp nadert steeds dichter op elkaar is gebouwd. Kenmerkend is dat dit met name vrijstaande woningen of per twee, maximaal drie, geschakelde woningen zijn. Het profiel van deze zogenaamde dorpsstraten is vrij smal en sober, een rijbaan met twee trottoirs zonder openbaar groen of openbaar parkeren.
In de gebieden tussen deze historische straten is in de jaren 50-70, de jaren 80 en de jaren 90 van de vorige eeuw een aantal woonbuurten gebouwd. In die periode is in 1967 ook de Johannes Calvijnschool met daarbij een schoolwoning gebouwd. In de buurten die in die periode zijn bebouwd met grotendeels wat langere bouwblokken met rijwoningen, vindt het parkeren op openbaar gebied plaats langs de straten of op centrale parkeerpleintjes. Ook is in deze buurten meer openbaar groen aanwezig in de vorm van bomen in de trottoirs, groen ingerichte perken of groene bermen, al dan niet in combinatie met water. In tegenstelling tot de grote variatie in beeld van de woningen langs de slingerende straten, vertoont de bebouwing in de buurten een veel grotere mate van samenhang.
Het plangebied ligt centraal in de kern van Nijkerkerveen. De Johannes Calvijnschool staat aan de Winkelmanstraat. Het perceel van de school is grotendeels bebouwd en verhard. Vooral langs de randen van het perceel is enige beplanting aanwezig. Het schoolgebouw bestaat uit een aantal geschakelde bouwdelen, die bestaan uit één bouwlaag en die grotendeels zijn voorzien van een kap. Rondom het schoolgebouw ligt het schoolplein.
Aan de zuidoostkant van de school staat aan de Van Noortstraat 36 de voormalige schoolwoning. Deze woning bestaat uit één bouwlaag met een kap en heeft een ruime groen ingerichte tuin.
De planontwikkeling kent een lange voorbereidingsgeschiedenis. De gemeente Nijkerk heeft, samen met de partners die worden gehuisvest in het voorzieningencluster en de Kerngroep Nijkerkerveen, de ontwikkeling verkend. De Kerngroep Nijkerkerveen bestaat uit een groep inwoners die zich tot taak heeft gesteld er zorg voor te dragen dat de gezamenlijke belangen van Nijkerkerveen worden verwoord richting het gemeentebestuur van Nijkerk.
Medio november 2017 hebben de schoolbesturen HSN (Hervormde Schoolvereniging te Nijkerk) en de Stichting PCO Gelderse Vallei (Protestants Christelijk Onderwijs) medio november op initiatief van PCO Gelderse Vallei hebben gesproken over een onderzoek naar de mogelijkheid tot fusie van de C.J. van Rootselaarschool en de Calvijnschool. Naar verwachting zullen de fusiebesprekingen in 2018 worden afgerond. In deze toelichting wordt ervan uitgegaan dat deze fusie tot stand komt en wordt daarom gesproken over één basisschool. In overleg tussen betrokken partijen en de architect van het voorzieningencluster bezien wat de gevolgen voor het ontwerp van het Voorzieningencluster Nijkerkerveen zijn als de fusie doorgaat. De belangrijkste conclusies zijn:
Het voorzieningencluster komt te staan op de plaats van de huidige Calvijnschool en de voormalige schoolwoning. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de wens van de Kerngroep Nijkerkerveen om de kern van het dorp nieuw leven in te blazen door middel van een complex, grenzend aan het dorpsplein.
Afbeelding 7: Indicatieve stedenbouwkundige hoofdopzet.
Afbeelding 8: Indicatieve plattegronden.
Het nieuwe voorzieningencluster zal bestaan uit drie geschakelde bouwdelen, waarin in de basisschool, een kinderdagverblijf, de bibliotheek en het dorpshuis worden gevestigd. Het voorzieningencluster is met de voorzijden georiënteerd op de Winkelmanstraat en de Van Noortstraat. De oostgevel vormt daarbij een pleinwand langs het dorpsplein. Door de massaopbouw en de schakeling van de bouwdelen, die ieder een eigen kleur hebben, wordt het gebouw minder massaal. Het kleurgebruik draagt eveneens bij aan de herkenning van de domeinen van de verschillende gebruikers. De maximale bouwhoogte van het gebouw van 10 meter maakt eveneens dat het gebouw past in de dorpse omgeving en goed aansluit bij de bouwhoogte van de woningen aan de overzijde van de Winkelmanstraat.
Het centrale deel, op de hoek van de Winkelmanstraat en de Van Noortstraat zal het nieuwe dorpshuis en de bibliotheek huisvesten. In dit verbindende gebouwdeel met de centrale hal zijn de gemeenschappelijk te gebruiken ruimten zijn gesitueerd. In die centrale hal kunnen de gebruikers van het Voorzieningencluster elkaar ontmoeten.
De entree van de school zal aan de Van Noortstraat worden gesitueerd. Op de begane grond zal één van de lokalen in gebruik worden genomen door een kinderopvangcentrum. Het schoolplein ligt achter het gebouw. Vanuit het complex is er toezicht op het schoolplein mogelijk.
Afbeelding 9: Aanzicht vanaf Winkelmanstraat (indicatief).
Het gebouw omvat 12 lokalen. In de keuze van het aantal lokalen is geanticipeerd op de groei van het dorp.
Afbeelding 10: Aanzicht vanaf Van Rootselaarstraat (indicatief).
De meerwaarde van het gebouw en de terreininrichting voor Nijkerkerveen zijn de gezamenlijk te gebruiken binnen- en buitenruimtes, zoals de centrale hal en het schoolplein. Zo zal de centrale hal ook voor activiteiten in het dorpshuis kunnen worden gebruikt, doordat de verschillende activiteiten van de gebruikers op aparte tijdstippen plaatsvinden.
Afbeelding 11: Artist impression.
Het openbaar gebied rondom het plangebied, dat geen onderdeel vormt van de planontwikkeling, zal worden heringericht. Een van de uitgangspunten bij de herinrichting van het dorpsplein is de aanleg van voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van het voorzieningencluster en de andere nieuwe en bestaande functies rondom het plein. In de berekening van de parkeerbehoefte wordt daarbij rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, omdat de parkeerplaatsen die overdag voor de school worden gebruikt, 's avond en in de weekenden voor andere functies kunnen worden gebruikt.
Afbeelding 12: Vogelvlucht schoolplein (indicatief).
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe. Dit waterschap is in dit gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht bij ruimtelijke plannen. Ten behoeve van de planontwikkeling voor onderhavige herontwikkeling is het aspect water nauwkeurig verkend. Ten aanzien van de procesgang hebben er een tweetal gespreken plaatsgevonden met het waterschap en de gemeente. In deze gesprekken zijn de uitgangspunten van het toekomstige watersysteem uitgebreid besproken. De gehanteerde uitgangspunten liggen ten grondslag aan deze waterparagraaf.
Bij het tot stand komen van een ruimtelijke ontwikkeling wordt het waterschap betrokken voor advisering ten aanzien van de waterhuishouding. Voor bestemmingsplannen is dit wettelijk vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en resulteert het overleg met het waterschap in een wateradvies. Dit wateradvies wordt schriftelijk weergegeven in de waterparagraaf van het bestemmingsplan. Het plangebied Voorzieningencluster Nijkerkerveen ligt binnen het waterschap Vallei en Veluwe. In het kader van het uitvoeren van een watertoets ten aanzien van stedelijke uitbreiding heeft het waterschap de Uitgangspuntennotitie (Beleidskaders bij stedelijke uitbreiding). opgesteld Daarnaast zijn de volgende beleidsstukken van belang:
Het waterschap schrijft voor dat bij een toename van 2.500 m² verharding er 8-10% aan oppervlaktewater gecompenseerd dient te worden. Door de planontwikkeling is er geen sprake van een noemenswaardige toename van de verharding. Extra watercompensatie is daarom niet nodig. Het voorzieningencluster zal worden aangesloten op de bestaande riolering.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Afbeelding 13: Omgevingstype.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 meter | 0 meter |
2 | 30 meter | 10 meter |
3.1 | 50 meter | 30 meter |
3.2 | 100 meter | 50 meter |
4.1 | 200 meter | 100 meter |
4.2 | 300 meter | 200 meter |
5.1 | 500 meter | 300 meter |
5.2 | 700 meter | 500 meter |
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Het dorpshart van Nijkerkerveen is te kenschetsen als een gemengd gebied. De voorzieningen in het Voorzieningencluster zijn zelf geen gevoelige functies. Een basisschool behoort tot milieucategorie 2. Ook de bibliotheek en het dorpshuis, dat in de bedrijvenlijst uit de VNG-brochure wordt aangeduid als buurt-/ clubhuis behoren tot milieucategorie 2. Bedrijfsactiviteiten in mlieucategorie 2 hebben in een gemengd gebied een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde woningen aan de Van Noortstraat en de Zonnehof staan op respectievelijk 6 en 7 meter vanaf het schoolplein. Die afstand is overigens even groot als in de bestaande situatie. Omdat er in dit geval sprake is van een inbreidingslocatie, is uit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik er voor gekozen om hierin geen verandering aan te brengen. Een basisschool is immers een functie die midden in de samenleving thuishoort. Om te bepalen of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omwonenden wordt akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden te zijner tijd in deze toelichting samengevat.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen. Scholen zijn artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder als 'ander geluidsgevoelig gebouw' aangewezen.
In de nabijheid van het Voorzieningencluster Nijkerkerveen is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig. Het onderhavig plangebied ligt evenmin in de geluidszone van een spoorlijn.
Volgens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het nodig akoestisch onderzoek te verrichten naar andere geluidsgevoelige gebouwen die in een geluidszone vallen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van:
Alle wegen in de dorpskern zijn onderdeel van een 30 km/uur-gebied. Derhalve is ook geen akoestisch onderzoek in verband met wegverkeerslawaai noodzakelijk. Uit het oogpunt van geluidhinder zijn er geen belemmering voor de planontwikkeling van het Voorzieningencluster.
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van het bestemmingsplan aandacht besteed te worden aan de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Derhalve is verkennend bodemonderzoek1 uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De opzet van het bodemonderzoek is gebaseerd op de onderzoeksstrategie voor een onverdachte niet-lijnvormige locatie (ONV-NL).
Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. Enkele parameters zijn aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Het onderzoek is onder Kwalibo (een onderdeel van het Besluit bodemkwaliteit) uitgevoerd. Het betreft echter geen partijkeuring. Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan er sprake zijn van verwerkingskosten. Door derden kan, ongeacht de resultaten van dit bodemonderzoek, een keuring van de af te voeren partij verlangd worden.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Derhalve zijn de externe veiligheidsrisico's ten gevolge van activiteiten in de directe omgeving geïnventariseerd met behulp van de risicokaart.
Transport over water
Externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het water zijn niet relevant voor de planvorming.
Afbeelding 14: Fragment risicokaart.
Transport over de weg
Gelet op de grote afstand tussen het plangebied en de wegen waarover structureel gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtgebied geen aandachtspunt voor de ontwikkeling van het plangebied. Daarnaast bevinden die wegen zich op meer dan 200 meter afstand van het plangebied, waardoor de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico niet kwantitatief inzichtelijk gemaakt hoeven te worden.
Transport over spoor
Gelet op de grote afstand tussen het plangebied en de spoorlijnen waarover structureel gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtgebied geen aandachtspunt voor de ontwikkeling van het plangebied.
Buisleidingen
Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat het plangebied niet binnen de inventarisatieafstand van een hoge druk aardgasleiding ligt.
Inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen relevante inrichtingen aanwezig waarbij externe veiligheid een rol speelt.
Conclusie
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen om het Voorzieningencluster te realiseren.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht werden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (onder andere woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het woningbouw in het plangebied te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Op 16 januari 2009 is het Besluit Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Binnen een straal van 300 meter van een snelweg en 50 meter van een provinciale weg (gemeten vanaf de rand van de weg) geldt een onderzoeksplicht naar de luchtkwaliteit. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van dit besluit extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden. Het Voorzieningencluster ligt niet binnen bovengenoemde afstanden van de snelwegen of provinciale wegen.
Er wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 ìg/m³ NO2 jaargemiddelde concentratie. Ook PM10 voldoet aan de grenswaarde van 40 ìg/m³ jaargemiddelde concentratie en aan de grenswaarde van 35 overschrijdingsdagen van de 24-uurgemiddelde concentratie. Er treden geen overschrijdingen op. Hiermee wordt voor PM10 en NO2 ruim voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.
In Nederland zijn de stoffen NO2 en PM10 maatgevend bij de toetsing aan de wettelijke grenswaarden. Overschrijdingen van de andere stoffen (zwaveldioxide, lood, benzenen koolmonoxide) komen in Nederland nagenoeg niet meer voor. Gezien de geconstateerde ruime onderschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zal er geen sprake zijn van overschrijding van de grenswaarden van de andere stoffen. Het onderzoeken van de overige stoffen is daarom achterwege gelaten.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen.
Omdat in het plangebied alleen functies worden gealloceerd die al in het dorpshart van Nijkerkerveen zijn gevestigd en de vrijkomende locaties voor woningbouw worden benut, kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van het 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
Per 1 januari 2017 is de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). De natuur in Nederland wordt door de Wnb beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. In de Wnb blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komt te vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan de Ecologische hoofdstructuur (EHS) / het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap. Onder de Wet natuurbescherming vervallen de voormalige tabellen 1, 2 en 3 (Flora- en faunawet) waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kunnen voor de soorten die zijn opgenomen in het 'beschermingsregime andere soorten' vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
In verband met de herontwikkeling van het plangebied is een quick scan en een aanvullend onderzoek naar huismus en vleermuizen2 uitgevoerd.
Gebiedsbescherming
De bescherming van het Nationaal natuurnetwerk (NNN; de voormalige EHS) is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro: Stb 2016 nr. 351) en uitgewerkt in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen. Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".
Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Vogelrichtlijngebied Arkemheen, ligt op een afstand van circa 4 kilometer ten noordwesten van het plangebied. De Veluwe ligt op een afstand van circa 10 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Gezien deze afstand, de tussenliggende infrastructuur en bebouwing en de aard van de ingreep (het slopen van bebouwing en rooien van beplanting) zijn geen negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden te verwachten. De planontwikkeling voor het voorzieningencluster heeft geen invloed op een eventuele toename van de stikstofdepositie, omdat als gevolg van het voorzieningencluster er uitsluitend bestaande functies op een andere locatie in het dorpshart worden gesitueerd.
Uit de interactieve kaarten van Gelderland blijkt dat het plangebied geen deel uit maakt van een NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op circa 1,5 kilometer afstand ten oosten van het plangebied. De Provincie Gelderland kent geen externe werking. De provinciale regels van Gelderland over het NNN gelden alleen voor gronden binnen het NNN (Provincie Gelderland 2015, Provincie Gelderland 2017). Er is geen sprake van een bestemmingsplanwijzigingsprocedure waardoor vervolgstappen in het kader van het NNN zijn derhalve niet aan de orde.
Soortenbescherming
Het plangebied is onderzocht op het voorkomen van beschermde flora en fauna. Daarbij zijn op de locatie Calvijnschool potentiële verblijfplaatsen vastgesteld in zowel het schoolgebouw als het woonhuis. Geschikte verblijfplaatsen zijn aanwezig in de vorm van via open stootvoegen toegankelijke spouwmuren en ruimtes tussen de boeiborden/dakbeschot en, buitenmuur en onder dakpannen. Dergelijke ruimtes worden veelal gebruik door vleermuissoorten als Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger. Tijdens het aanvullend onderzoek zijn in de Calvijnschool geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Derhalve is voor vleermuizen geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
Door aanwezigheid van plantsoen en bosschages rond de bebouwing wordt het plangebied mogelijk gebruikt als foerageergebied door Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Ruige dwergvleermuis (NDFF 2017). Als gevolg van het voornemen gaat mogelijk foerageergebied voor vleermuizen verloren. In de omgeving blijven echter voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. Bovendien wordt bij de nieuwbouw ook voorzien in aanleg van plantsoenen. Vervolgstappen voor foerageergebied van vleermuizen zijn niet aan de orde. In het plangebied zijn geen opgaande lijnvormige structuren (zoals bomenlanen) aanwezig. Schade aan vliegroutes is dan ook uitgesloten. Vervolgstappen voor vliegroutes van vleermuizen zijn niet aan de orde.
De bebouwing in het plangebied wordt mogelijk gebruikt als nestplaats door Huismus. Door de sloop van bebouwing gaan deze potentiele geschikte nestplaatsen verloren. Tijdens het aanvullend onderzoek zijn in de Calvijnschool geen nesten van de huismus aangetroffen. Derhalve is voor huismussen geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
Overige jaarrond beschermde nesten van broedvogels ontbreken. In het plangebied zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels van bebouwing en struweel aangetroffen en of te verwachten. Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of nesten of eieren van broedvogels worden beschadigd of vernield, ongeacht de datum.
In het plangebied zijn geen flora, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten die bescherming genieten binnen de provincie Gelderland.
Zowel het autoverkeer als het langzaam verkeer zal gebruik maken van de bestaande woonstraten in Nijkerkerveen.
Met betrekking tot het parkeren zal de Nota Parkeernormen (2014) van de gemeente Nijkerk worden toegepast waarin voor verschillende functies een parkeernorm vastgelegd. Hiermee kan worden bepaald hoeveel parkeerplaatsen per functie nodig zijn om te voldoen aan de parkeervraag. Daarnaast staat beschreven onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van de gestelde parkeereis.
Er zijn verschillende gebieden gedefinieerd met elk aparte parkeernormen: centrum Nijkerk, rest bebouwde kom Nijkerk, bebouwde kom van Hoevelaken en de buitengebieden en andere dorpskernen, waaronder Nijkerkerveen.
De hoogte van de gemeentelijke parkeernormen is gekoppeld aan de kencijfers parkeernormering die door het CROW zijn opgesteld.
Het plangebied voor het voorzieningencluster valt in de categorie 'rest bebouwde kom' en is matig stedelijk. Derhalve is de parkeernormering uit afbeelding 15 van toepassing.
Afbeelding 15: Parkeernormering.
Functie | norm |
Basisonderwijs (excl. kiss & ride) | 1,0 pp per leslokaal |
Kinderdagverblijf (excl. kiss & ride) | 1,5 pp 100 m² BVO |
Bibliotheek | 1,4 pp 100 m² BVO |
Dorpshuis* | 3,0 pp 100 m² BVO |
* Een dorpshuis wordt in de Nota Parkeernormen 2015 niet genoemd. De norm is ontleend aan het CROW |
Uit een indicatieve herinrichtingstekening voor het dorpsplein blijkt dat er op het dorpsplein op basis van de parkeernormering voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van het Voorzieningencluster Nijkerkerveen kunnen worden aangelegd. Bij de definitieve planuitwerking dient aan deze parkeernormering te worden voldaan.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Het Verdrag van Malta regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in 1992. Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening.
Derhalve is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek3 uitgevoerd.
Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit volgt dat in het plangebied archeologische resten uit met name het Paleo- en Mesolithicum, en mogelijk uit het Neolithicum aanwezig kunnen zijn. Het plangebied ligt naar verwachting in een gebied met dekzandwelvingen. In dergelijke gebieden vond wel enige bewoning plaats, hoewel de dekzandruggen en –koppen de voorkeur hadden. Vanaf het Neolithicum vernatte het gebied. Dit resulteerde in grootschalige veengroei binnen de Gelderse Vallei, waarbij hoogstwaarschijnlijk ook het plangebied met veen bedekt raakte. Naar verwachting was het onderzoeksgebied te nat voor bewoning. Pas in de Late Middeleeuwen, toen het gebied op grote schaal ontgonnen werd, vond opnieuw bewoning plaats. In de omgeving van het plangebied ontstond vanaf de Late Middeleeuwen een agrarisch gebied met verspreide boerderijen. Op basis van het 19e- en 20e-eeuwse kaartmateriaal was het plangebied halverwege de 20e eeuw onbebouwd en in gebruik als akker- en weiland. De verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd is daarom laag, mede omdat het plangebied niet langs een oude weg ligt. Archeologische resten uit alle hierboven beschreven perioden worden verwacht vanaf het maaiveld of eventueel onder een (restant van een) akkerdek. Eventuele archeologische resten zullen deels verstoord zijn door graafwerkzaamheden tijdens de realisatie van de huidige bebouwing en verharding.
Teneinde deze verwachting te toetsen en waar nodig aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij is in de ondergrond lichtgrijs dekzand met grindbijmenging, enkele plantenresten en leembrokjes aangetroffen. Geconcludeerd is dat het hierbij om verspoeld dekzand (Laagpakket van Wierden binnen de Formatie van Boxtel) gaat. Verspoeld dekzand vormt een aanwijzing dat het plangebied in een relatief laaggelegen gebied heeft gelegen. Bovendien is dit dekzand geheel gereduceerd, wat eveneens een kenmerk is van laaggelegen gebieden met een hoge grondwaterspiegel. Verder blijkt uit de aanwezigheid van een circa 100 cm dikke omgewerkte laag met recent puin dat de bodem tot in de C-horizont is verstoord. De oorspronkelijk top van het dekzand en een eventueel daarboven gelegen oude bodem zijn niet meer intact aanwezig. Archeologische resten worden om deze redenen niet meer verwacht in het plangebied.
Derhalve wordt geadviseerd om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verplicht.
In het plangebied zijn geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt in artikel 3.1.1, onder f dat inzicht dient te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Bovendien dien het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit (tot vaststelling van het bestemmingsplan) de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene Wet Bestuursrecht).
Voorheen kon worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r.-(beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De realisatie van woningen betreft een activiteit die genoemd staat in onderdeel D van het Besluit-m.e.r: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (categorie D12). Conform het Besluit-m.e.r. is de activiteit m.e.r.-beoordelingsplichtig indien de activiteit betrekking heeft op de volgende gevallen:
De voorgenomen activiteit omvat geen activiteiten die groter is dan de drempelwaarden. Doordat in het plangebied bestaande functies worden gehuisvest, die nu al ter plaatse en in de directe omgeving zijn gehuisvest en een oppervlak van het totale plangebied van het bestemmingsplan Voorzieningencluster Nijkerkerveen van circa 0,3 hectare, valt de voorgenomen activiteit onder de genoemde drempelwaarde voor m.e.r.-beoordelingsplicht. Wel geldt de verplichting tot een vormvrije-m.e.r.-beoordeling: voor alle activiteiten die genoemd staan in onderdeel D moet een beoordeling plaatsvinden om na te gaan of er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen. Indien er daarnaast vanuit de Wet natuurbescherming een passende beoordeling opgesteld dient te worden (omdat significante effecten op Natura 2000 gebieden niet zijn uit te sluiten), geldt ook de verplichting tot het opstellen van een MER. Hier is echter binnen dit project geen sprake van.
Effect op gevoelige gebieden
De realisatie van de nieuwe woningen leidt, indien wordt voldaan aan de adviezen uit het natuuronderzoek (zie paragraaf 4.3), niet tot wezenlijk negatieve effecten op beschermde natuurgebieden (Natura2000, EHS) en/of beschermde soorten. Er is geen sprake van aantasting van de archeologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden.
Relatie met bestaande of autonome ontwikkelingen
Er is geen sprake van cumulatie van effecten met andere projecten in de omgeving.
Conclusie: geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu
De herontwikkeling van Voorzieningencluster Nijkerkerveen leidt, onder genoemde voorwaarden, niet tot 'belangrijk negatieve milieueffecten'. Er bestaat daarom geen noodzaak tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn op 1 juli 2008 in werking getreden. Voor wat betreft de terminologie en de opbouw van het plan is op de nieuwe wet aangesloten. Als voorbeeld hiervan kan worden genoemd dat de voorschriften nu regels heten en dat vrijstellingen nu afwijking worden genoemd. Daarnaast zijn de algemene gebruiksbepalingen en de zogenaamde toverformule niet meer noodzakelijk, omdat in de wet is bepaald dat gronden niet in strijd met hun bestemming mogen worden gebruikt.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is er voor gekozen de planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk aan te sluiten (met inachtneming van de Wro) bij recente bestemmingsplannen van de gemeente Nijkerk. Het onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de meest recente versie van het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012-v1.3.1).
Het digitale bestemmingsplan Voorzieningencluster Nijkerkerveen is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0267.BP0125-0002) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.
Het digitale bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. De verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0267-15-P01). Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
Het plangebied krijgt een flexibele plansystematiek maar heeft een rechtstreekse bouwtitel. In de regels zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen die de bebouwings-, gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van het plangebied inkaderen. In het plan is zodoende niet meer geregeld te worden dan noodzakelijk is voor het functioneren van het gebied. Dit betekent een flexibele regeling die enerzijds de individuele vrijheid van burgers waarborgt en er anderzijds voor zorgt dat algemene belangen, als de ruimtelijke kwaliteit, niet worden aangetast. Hierdoor wordt het aantal afwijkingen beperkt en wordt het ambtelijk apparaat in de toekomst ontlast.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
Inleidende regels
In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1) en worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2).
Bestemmingsregels
De Bestemmingsregels bevatten één enkelbestemming en één dubbelbestemming: "Maatschappelijk" (artikel 3) en "Waarde - Archeologie" (artikel 4).
Binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn de gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In de begrippen zijn maatschappelijke voorzieningen gedefinieerd als educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Kinderopvang wordt ook gezien als een maatschappelijke voorziening. In de begripsbepalingen is dit opgenomen in de omschrijving van 'maatschappelijke voorziening'. Wonen is niet toegestaan. Door middel van een bouwvlak is aangegeven waar het hoofdgebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan.
De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden in het plangebied is daarom in verband met de te beschermen archeologische verwachtingswaarde de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.
Algemene regels
In artikel 5 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van bouwvergunningen, niet nogmaals meegeteld kunnen worden.
De Algemene bouwregels (artikel 6) biedt de mogelijkheid om een nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de sociale veiligheid en de externe veiligheid.
Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. De algemene gebruiksregels in artikel 7 omvatten een aantal verboden om gronden en bouwwerken voor diverse activiteiten te gebruiken die niet wenselijk zijn in een woongebied. Daarnaast zijn op grond van dit artikel alleen functies toegestaan indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
De algemene afwijkingsregels (artikel 8) hebben betrekking op afwijkingen ten aanzien van de maatvoering, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, van de grens of richting van wegen, paden en waterlopen, de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, enzovoort. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.
In de algemene wijzigingsregels (artikel 9) is de mogelijkheid opgenomen bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding te wijzigen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is opgenomen in artikel 10.
Overgangs- en slotregels
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 11). Tenslotte bevat het plan een slotregel (artikel 12).
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
Het voorzieningencluster wordt gerealiseerd met (grotendeels) gemeentelijke financiële middelen. De nieuwbouw van de school wordt bekostigd uit het Integraal Huisvestingsplan (IHP) van de gemeente. De beschikbare financiële middelen betreffen een taakstellend budget. Naar verwachting gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan zal de gemeenteraad worden voorgesteld te besluiten over het ter beschikking stellen van de nog benodigde kredieten voor het dorpshuis en de bibliotheek. De basis hiervoor vormt een overeenkomst die de partners bij het voorzieningencluster met elkaar sluiten. Het is niet nodig bij het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Zoals in deze toelichting beschreven zijn de belangen van Rijk, provincie en het Waterschap niet in het geding.
De Kerngroep Nijkerkerveen is in het voortraject uitvoerig betrokken bij de totstandkoming van de planontwikkeling voor het voorzieningencluster. Die betrokkenheid heeft mede geleid tot het stedenbouwkundig ontwerp dat ten grondslag ligt aan het onderhavige bestemmingsplan Voorzieningencluster Nijkerkerveen. Omwonenden en andere belangstellenden zijn begin 2017 geïnformeerd over de voorgenomen plannen op een inloopbijeenkomst in de C.J. van Rootselaarschool. Op 14 maart 2017 is de planontwikkeling besproken in het Platform Nijkerkerveen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 22 juni 2017 tot en met 2 augustus 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen kenbaar te maken. Van het ter inzage leggen is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk' en de Staatscourant, evenals op de gemeentelijke website http://www.nijkerk.eu/. Tegen het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ingediend, die echter na overleg tussen indiener en gemeente is ingetrokken.
Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.