direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Buitengebied 2009, Klaarwaterweg 12-12a
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0090-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel Klaarwaterweg 12-12a in Nijkerkerveen is voornemens om het intensieve veehouderijbedrijf te beëindigen. In dat kader is hij van plan om de huidige opstallen te slopen en daarvoor in de plaats twee woningen te realiseren. Eén woning is een vergunde maar niet gebouwde bedrijfswoning, de tweede woning wordt gerealiseerd in het kader van functieverandering. Hiervoor worden de schuren op het perceel gesloopt. Met de hoeveelheid sloopmeters kan tevens een groter bijgebouw gebouwd worden bij de bestaande (burger)woning.

Voor het aanpassen van de agrarische bestemming naar een woonbestemming wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (art 29.2) uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'.

Het voorliggende wijzigingsplan gaat nader in op de wijzigingsbevoegdheid, alsmede op de relevante ruimtelijke en milieutechnische aspecten. In hoofdstuk 5 tenslotte wordt de wijze van regelen nader toegelicht.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Hoevelaken. Tussen de kernen van Nijkerkerveen en Zwartebroek. Het plangebied omvat het huidige erf inclusief huidige bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0001.png"

Uitsnede luchtfoto en topografische kaart met ligging plangebied Klaarwaterweg 12-12a

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0002.png"

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009’ van toepassing, zoals vastgesteld op 26 maart 2009 en onherroepelijk geworden op 10 augustus 2011.

Op het perceel Klaarwaterweg 12-12a geldt de bestemming 'Agrarisch'. Tevens ligt op het perceel een agrarisch bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Binnen het bouwvlak mag één bedrijfswoning gerealiseerd worden. Ten zuiden van het agrarische bouwvlak ligt een woonbestemming voor de woning op nr. 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0003.png"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009’

Het voorliggende wijzigingsplan maakt gebruik van de wijzigingsbevoegdheid (art 29.2) uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'. In de wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal wijzigingseisen opgenomen waaraan voldaan dient te worden. Deze wijzigingseisen zijn opgenomen in paragraaf 2.2 Gemeentelijk beleid onder het kopje toetsing aan gemeentelijke voorwaarden.

1.4 Leeswijzer

Voorliggend bestemmingsplan gaat in hoofdstuk 2 in op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 4 wordt het voornemen getoetst aan de randvoorwaarden vanuit water, milieu, ecologie, verkeer en parkeren, cultuurhistorie en kabels en leidingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een juridische toelichting gegeven op de regeling van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze opgaven zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer.

Op 24 september 2014 is de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze vervangt vigerende verordeningen, zoals de milieuverordening. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van Ruimte, Milieu en ontgrondingen, Water en Verkeer.

Het plangebied ligt binnen de kaarten Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en Milieu, Erfgoed, Luchtvaart niet binnen relevante aanduidingen.

2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030

Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.

De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0004.png"

Het plangebied is gelegen in het veenontginningslandschap. Op de integrale toekomstvisiekaart staat voor het plangebied aangegeven: 'beleefbaar en recreatief kampenlandschap met mogelijkheid tot actief beleid functieverandering / verbreding boerderijen'. Op de kaart 'wonen en voorzieningen' is het plangebied aangegeven als gebied voor 'functieverandering vrijkomende boerderijen in de landelijk gebied naar wonen mogelijk'. Op de kaart 'economie' is het plangebied aangegeven als gebied voor 'Instandhouding en ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid en het op maat toestaan van nevenactiviteiten mits ondergeschikt aan agrarische functie en passend binnen de schaal van het landschap en dienend aan de stedelijke functies (bijv. kinderdagverblijf)'.

In het voorliggende plan wordt de planologische mogelijkheid van agrarische bedrijvigheid veranderd in wonen. Tevens is aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".

Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  • 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  • 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  • 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  • 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. Het Landschapsontwikkelingsplan is als basis voor de landschappelijke inpassing gehanteerd (zie paragraaf 3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan).

Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

In artikel 29 van het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk zijn algemene wijzigingsregels opgenomen. Eén van de mogelijke wijzigingen betreft een functieverandering naar wonen (zie artikel 29.2). De voorwaarden voor een functieverandering naar wonen zijn onderstaand opgenomen:

b. de overige gronden binnen het voormalig bouwperceel houden de betreffende agrarische bestemming;

Hieraan wordt voldaan.
c. het bepaalde in artikel 19 (Wonen ) is van overeenkomstige toepassing;

Hieraan wordt voldaan
d. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwperceel te omvatten;

Hieraan wordt voldaan.
e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;

Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 4.2.1 Bedrijven en milieuzonering.

i. op geen van de gevels van de extra wooneenheid mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden 

Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 4.2.2 Geluid

m. in afwijking van het bepaalde onder f, is op de gronden binnen een voormalig bouwperceel:

-. één woongebouw met een maximale inhoud van 600 m³ toegestaan indien vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel tenminste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;

Hieraan wordt voldaan.

4. de extra woning past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

Hieraan wordt voldaan.

vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwperceel de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in artikel 19 (Wonen ), als zodanig mogen worden aangemerkt;

Hieraan wordt voldaan.
5. de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze kan plaatsvinden, aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen, en

Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan.
6. uit ecologisch onderzoek blijkt dat de voorgenomen werken, werkzaamheden, gebruik, bouwwerken en activiteiten geen significante effecten op de aangewezen Natura2000-gebieden hebben;

Hieraan wordt voldaan, zie paragraaf 4.3 Ecologie
n. ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande woning en de extra woning worden gronden tot bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 1.500 m² aangewezen met de bestemming Wonen, als bedoeld in artikel 19 (Wonen )

Hieraan wordt voldaan.
o. de bepalingen onder b, c, d, e en i;

Hieraan wordt voldaan.

Aan alle bovenstaande wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. Gemeente Nijkerk heeft darom aangegeven in principe mee te willen werken aan het wijzigingsplan en hanteert daarvoor de volgende randvoorwaarden als uitgangspunt voor de functieverandering:

  • Alle bestaande opstallen met een oppervlakte van 2.253 m², inclusief het tennisveld worden gesloopt. Het agrarisch bedrijf wordt beëindigd.
  • De vergunde maar niet gebouwde agrarische bedrijfswoning, kan worden gebouwd binnen het agrarisch bouwperceel. De tweede woning wordt gerealiseerd in het kader van functieverandering.
  • Beide nieuw te bouwen woningen hebben een maximale inhoud van 600 m³ en een bijgebouw van maximaal 70 m².
  • De woningen worden ontsloten via de bestaande oprit.
  • Door de grootte hoeveelheid aan te slopen oppervlakte, kan 160 m² ingezet worden om bij de bestaande woning aan de Klaarwaterweg 12 een groter bijgebouw te realiseren. Hierdoor kan bij deze woning, 80 m² extra aan bijgebouwen gerealiseerd worden, waardoor het totaal oppervlak aan bijgebouwen bij deze woning 150 m² wordt.

Aan voorliggende uitgangspunten wordt voldaan. Middels een voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat binnen een half jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen, de aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn. Binnen twee jaar dient de landschappelijke inpassing zoals verwoord in het inrichtingsplan te zijn gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande situatie

Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Klaarwaterweg 12-12a. Op het perceel is een intensief agrarisch bedrijf gevestigd. De oorspronkelijke langgerekte verkaveling is nog goed herkenbaar in het landschap. Het erf heeft zich binnen deze lijnen ontwikkeld. De kavelgrenzen zijn deels beplant. Het erf wordt ontsloten door een inrit aan de westzijde. Aan de zuidzijde ligt een grote open tuin. Hier bevindt zich ook de woning. Op het perceel zijn agrarische opstallen aanwezig ter grootte van 2.253 m². De tennisbaan die op de onderstaande afbeelding te zien is, is inmiddels al gesaneerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0005.png"

Uitsnede luchtfoto met ligging van het perceel Klaarwaterweg 12-12a

3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan

Het initiatief bestaat uit het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten en sloop van alle opstallen. In totaal wordt 2.253 m² aan opstallen gesloopt. Hiervoor zullen twee nieuwe burgerwoningen terug worden gebouwd. Waarvan één woning een vergunde maar niet gebouwde bedrijfswoning betreft, de tweede woning wordt gerealiseerd in het kader van functieverandering.

Door de grootte hoeveelheid aan te slopen oppervlakte aan agrarische opstallen, kan het oppervlak aan bijgebouwen, voor de bestaande woning aan de Klaarwaterweg 12 vergroot worden tot maximaal 150 m².

De beide nieuw te bouwen burgerwoningen hebben een maximale inhoud van 600 m³ met een bijgebouw per woning van 70 m². Het bestemmingsvlak met de bestemming wonen bedraagt per woning maximaal 1.500 m². De nieuwe woningen worden omsloten door de bestaande inrit aan de Klaarwaterweg.


Voor het initiatief is een landschappelijke inpassing opgesteld. Deze is opgenomen als Bijlage 1 Erfadvies Klaarwaterweg 12-12a bij deze toelichting. In het erfadvies staan randvoorwaarden voor een goede landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen woningen.


De realisering van deze landschappelijke inpassing is als een zogenaamde 'Voorwaardelijke verplichting' in de regels vastgelegd. Deze houdt in dat binnen een half jaar na verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw alle huidige aanwezige bebouwing gesloopt dient te zijn en dat twee jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw de beplanting moet zijn aangebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0006.png"

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Waterhuishouding

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.


Beoordeling

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.


Aandachtspunten

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.


Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.


Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.


Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.

Tot slot

Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater.

Het beleidskader

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.


Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.


Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.


Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.


Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).


Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe

In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   richtafstand rustige woonwijk  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  


De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.


Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Situatie plangebied

Via ruimtelijke plannen.nl is goed inzicht te krijgen in de bestaande (agrarische)bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied. Ten oosten van het plangebied ligt de Wolfsesteeg 6, hier is een loonbedrijf gevestigd met de bedrijfscategorie 3.1. De standaard richtafstand bij deze bedrijfscategorie is 50 m. Op de onderstaande afbeelding is geheel ten zuiden van het plangebied nog een bedrijfsbestemming te zien. Op dit bedrijfsperceel is een specifieke functieaanduiding opgenomen voor een aannemersbedrijf, de bedrijfscategorie is 3.1. De geplande nieuwbouw ligt buiten de milieucirkels van de bedrijven aan de Wolfsesteeg. Hiermee vormen deze bedrijven geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0007.png"

Uitsnede ruimtelijke plannen.nl ter hoogte van het plangebied

Op het perceel Klaarwaterweg 13 (ten westen van het plangebied) is een loodgietersbedrijf gevestigd. Het loodgietersbedrijf heeft een bedrijfscategorie 3.2 met een bijbehorende standaard richtafstand van 100 m. De geplande nieuwbouw ligt binnen deze standaard richtafstand. Het loodgietersbedrijf heeft een milieucategorie 3.2, doordat het bestemmingsvlak een grotere oppervlakte heeft dan 2.000 m². Feitelijk is het bedrijfsoppervlak kleiner dan 2.000 m² aangezien binnen de paarse bedrijfsbestemming ook de bedrijfswoning is gelegen. Hierdoor valt dit bedrijf binnen een lagere bedrijfscategorie, met daarbij ook een lagere standaard richtafstand, namelijk 50 m. Hierdoor ligt de geplande ontwikkeling buiten de milieucirkel van het perceel Klaarwaterweg 13.

Het bedrijf aan de Klaarwaterweg 13 dient tevens te voldoen aan de geluidsnormen conform het activiteitenbesluit. Hierin staat (conform art. 2.17) aangegeven dat de geluidsbelasting maximaal 50 dB(A) mag zijn op omliggende geluidgevoelige functies. Op een afstand van 20 m ten noorden van het perceel Klaarwaterweg 13 ligt een geluidgevoelige functie. Het bedrijf dient te voldoen aan de geluidsnormen. Hierdoor kan de geplande ontwikkeling, die op een afstand ligt van 50 m, doorgang vinden. Hiermee vormt de milieucirkel van het bedrijf Klaarwaterweg 13 geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.2.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Situatie plangebied

Voor het plangebied is in 2014 een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van de te realiseren nieuwe woningen op het perceel aan de Klaarwaterweg 12-12a. Het geluidsonderzoek is opgenomen in Akoestisch onderzoek. In het onderzoek zijn de wegen Klaarwaterweg, Wolfsesteeg en Veenwal/Veenwalburgerweg betrokken. Uit het onderzoek komt naar voren dat als de nieuwe woningen op een minimale afstand van 20 m vanaf de Klaarwaterweg gerealiseerd worden, voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien de woningen binnen de zone van 20 m vanaf de Klaarwaterweg gerealiseerd worden, dient hogere waarden te worden vastgesteld. De voorgenomen ontwikkeling gaat ervan uit dat de nieuwe woningen buiten de 20 m zone van de Klaarwaterweg gerealiseerd worden, hierdoor vormt het aspect verkeerslawaai geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.

4.2.3 Bodem

Op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit mag niet worden gebouwd op verontreinigde grond.

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moet vaak een bodemonderzoek worden geleverd. Dit is een verplichting uit de Woningwet om de gezondheid en veiligheid te garanderen van mensen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd.

Een bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer:

  • nog geen gegevens betreffende de bodemgesteldheid bekend zijn (dit betekent dus ook dat als er een bodemkwaliteitskaart is, er geen bodemonderzoek meer hoeft te komen);
  • er meer dan twee uur per dag mensen in verblijven;
  • als het bouwwerk de grond raakt en;
  • als er na sloop wordt herbouwd.

Situatie plangebied

Voor het plangebied is een Verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek en een Asbestinventarisatie uitgevoerd. De asbestinventarisatie is specifiek uitgevoerd voor de te slopen opstallen op het perceel. In dit onderzoek wordt geen nader onderzoek aanbevolen.

In het verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek komt naar voren dat ter plaatse van de locaties van de voormalige bovengrondse brandstoftanks, de interventiewaarde wordt overschreden. Nader onderzoek is noodzakelijk om de aard, mate en omvang en oorzaken van de verhoogde gehalten te onderzoeken.

Dit nadere onderzoek wordt momenteel uitgevoerd. Zodra het onderzoek gereed is, worden de resultaten hier opgenomen.

4.2.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.

Situatie plangebied

Op basis van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat zich in de nabijheid van het plangebied geen bedrijven met risicovolle activiteiten bevinden. Transport van gevaarlijke stoffen via weg, water, spoor, buisleiding vindt niet plaats in de nabijheid van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0090-0001_0008.png"

Uitsnede Risicokaart Professionele gebruiker

4.2.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project „niet in betekende mate. bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Situatie plangebied

Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.

4.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Situatie plangebied

Voor de voorliggende ontwikkeling is in het voorjaar van 2014 een Quickscan FF-wet uitgevoerd. In het onderzoek is naar voren gekomen dat nader onderzoek voor de beschermde soorten huismus en vleermuis noodzakelijk is. Daarom is een Nader onderzoek beschermde soorten uitgevoerd. De conclusies en adviezen uit dat onderzoek zijn onderstaand weergegeven.

Conclusies

  • Door de ingreep vindt verstoring plaats van naar schatting 30 nesten (vaste verblijfplaatsen) van de Huismus; voor het verstoren van deze nesten is een ontheffing ingevolge de FF-wet nodig.
  • De bosschages ten noorden van schuur 6 zijn belangrijk als kwetterplek van de Huismus en moeten gezien worden als een vaste verblijfplaats; voor het verstoren daarvan is een ontheffing ingevolge de FF-wet nodig.
  • Er zijn twee vaste verblijfplaatsen van de Gewone dwergvleermuis aanwezig op de planlocatie (schuur 4 en schuur 6); voor het verstoren daarvan is een ontheffing ingevolge de FF-wet nodig.
  • Afhankelijk van het seizoen waarin de ingreep plaatsvindt kunnen broedgevallen van vogels aanwezig zijn. broedgevallen zijn streng beschermde en mogen niet verstoord worden. Een ontheffing wordt niet verleend bij ‘ruimtelijke ontwikkelingen’.

Adviezen

  • Alvorens verstorende activiteiten op de streng beschermde soorten (Huismus en Gewone dwergvleermuis) plaatsvinden, wordt een ontheffing ingevolge de FF-wet aangevraagd en verkregen, via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) van het ministerie van EZ4). In de ontheffingsaanvraag (het activiteitenplan) wordt aangegeven op welke wijze de streng beschermde natuurwaarden worden gemitigeerd en gecompenseerd, opdat zowel tijdens als na de ingreep de functionaliteit inzake de streng beschermde natuurwaarden is gewaarborgd.
  • Indien de werkzaamheden plaatsvinden in de periode dat zich broedgevallen (van bijvoorbeeld Merel) kunnen voordoen, dan wordt zo kort mogelijk tevoren door een deskundige een broedvogelcheck uitgevoerd. Een andere optie is, dat wordt voorkómen dat zich broedgevallen ontwikkelen door de mogelijke broedplaatsen te verwijderen in een periode dat geen broedgevallen aanwezig zijn (december januari); dit geldt niet voor jaarrond beschermde nesten, zoals die van Huismussen!
  • Het ontmantelen van de groene elementen, zoals de houtsingels, gebeurt kleinschalig en vanaf één zijde, zodat de aanwezige kleine fauna, waaronder Konijnen, een veilig heenkomen kan vinden.
  • Geadviseerd wordt om een ecologisch werkprotocol op te (laten) stellen, gekoppeld aan het bij de ontheffingaanvraag behorend activiteitenplan. In het ecologisch werkprotocol is op uitvoeringsniveau aangegeven op welke wijze met de aanwezige -al dan niet beschermde- planten en dieren wordt omgegaan tijdens de ingreep.

4.4 Verkeer en parkeren

Het plangebied zal worden ontsloten via de bestaande toegangsweg van de Klaarwaterweg 12-12a. Momenteel biedt het bestemmingsplan ruimte voor een agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning en een burgerwoning. In de nieuwe situatie zijn drie burgerwoningen mogelijk op de locatie Klaarwaterweg 12-12a. Door het wegvallen van de agrarische functie zal het plangebied minder verkeer aantrekken.

In de nota Parkeernormen van de gemeente wordt aangegeven dat voor een vrijstaande woning in het buitengebied wordt uitgegaan van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Het parkeren zal plaatsvinden op eigen erf, hier is voldoende ruimte voor aanwezig om aan de parkeernorm te voldoen.

4.5 Cultuurhistorie

De beleidsnota cultuurhistorie van de gemeente Nijkerk heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.

4.5.1 Archeologie

Het plangebied kent een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 0,4 m en groter dan 250 m² dient archeologisch onderzoek plaats te vinden. Voor de voorliggende ontwikkeling is daarom een Archeologisch onderzoek uitgevoerd, in de vorm van een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de bodem is verstoord tot op een diepte die varieert van 65 tot 110 cm -mv. Er zijn tijdens het onderzoek geen archeologisch waardevolle vondsten gedaan. Hierdoor wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect archeologie vormt hiermee geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

Indien bij de (graaf)werkzaamheden vondsten worden gedaan (scherven, fundamenten, opvallende verkleuringen in het gele zand etc.) waarvan het vermoeden bestaat dat zij van archeologische betekenis zijn, dient hier onmiddellijk melding van te worden gemaakt bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Monumentenwet 1988 artikel 53 en 54). In aanvulling daarop wordt verzocht ook melding te doen bij de Gemeente Nijkerk, afdeling Publiekswinkel, team Bouwen, Wonen en Vergunningen.

4.5.2 Monumenten

Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig

4.6 Kabels en leidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig die voor een belemmering kunnen zorgen.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

5.1 Algemeen

Het onderhavige plan betreft een plan van wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'. Op grond van het overgangsrecht van het Bro (artikel 8.1.2) kan het wijzigingsplan nog volgens de wijze waarop dit bij het moederplan is gebeurd, worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld, waardoor de digitaliseringsplicht niet voor dit plan geldt. In dit plan vindt een verwijzing plaats naar de vigerende voorschriften van het bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009'.

5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

Ten aanzien van de in de wijziging begrepen grond geldt dat de voorschriften gegeven in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nijkerk 2009’ vastgesteld bij besluit door de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk op 26 maart 2009 en onherroepelijk geworden op 10 augustus 2011 van toepassing zijn. Voor de duidelijkheid zijn artikel 1 (Begripsbepalingen), artikel 2 (Wijze van meten/toepassen), artikel 3 (Agrarisch), artikel 21 (Wonen) en de algemene bepalingen (artikel 24 tot en met 33) als bijlagen aan deze toelichting toegevoegd.


De voorschriften van het plan van wijziging zijn als volgt opgebouwd:

- in artikel 1 zijn de noodzakelijke begrippen opgenomen;

- in artikel 2 is het ter zake gestelde in de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Nijkerk 2009' van toepassing verklaard;

Ten oosten van het plangebied (de Wolfsesteeg 6) waar een loonbedrijf is gevestigd met de bedrijfscategorie 3.1. De standaard richtafstand bij deze bedrijfscategorie is 50 m. Aan de regels van het bestemmingsplan is daarom de eis toegevoegd dat de afstand van de uiterste situering van de gevel van de woningen tot de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat (de bedrijfsbestemming) minimaal 50 meter bedraagt.

Middels een voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat binnen een half jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen, de overtollige bedrijfsgebouwen gesloopt dienen te zijn. Binnen twee jaar dient de landschappelijke inpassing zoals verwoord in het Erfadvies te zijn gerealiseerd.

- in artikel 3 is de slotbepaling opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waardoor de kosten van grondexploitatie anderszins zijn verzekerd.


In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld, dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel is in het kader van de economische uitvoerbaarheid met de verzoeker in de bovengenoemde anterieure overeenkomst een bepaling opgenomen als bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Dit deel van de overeenkomst strekt ertoe dat eventuele schade door aanvrager wordt betaald. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan wordt afgezien van inspraak.

Het ontwerp wijzigingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.