1.1 Aanleiding
Voor het plangebied gelegen aan de Gildenstraat 15 (15a, 15b en 15c) is de gemeente Nijkerk met de eigenaren van de aanwezige opstallen al enige tijd in gesprek over een passende bestemming. Onderwerp van gesprek is in hoofdzaak hoe de loods aan de Gildenstraat 15 (15a, 15b en 15c) gebruikt kan worden. Deze loods heeft zijn industriële functie enkele jaren geleden deels verloren. Op dit moment wordt een klein gedeelte van de loods gebruikt door GMP kartonnage (15b). In het deel 15c vinden activiteiten plaats in relatie met Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk. Deel 15a staat momenteel leeg.
Recentelijk (juni 2014) zijn alle betrokken belanghebbenden tot overeenstemming gekomen voor een passende bestemming. Als gevolg hiervan is het bestemmingsplan Nijkerk 2014,2, welke als ontwerp ter inzage heeft gelegen, uit de verdere besluitvorming gelaten. Ter vervanging hiervan is een nieuw ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Concreet betekend dit dat het eerdere ontwerp bestemmingsplan, alsmede de zienswijze van reclamanten (initiatiefnemers voor De Loods), zullen worden ingetrokken zodra formeel besloten is tot het ter visie leggen van het nieuwe ontwerp bestemmingsplan.
Het nieuwe ontwerp bestemmingsplan bestemt de gronden deels opnieuw overeenkomstig de nu geldende bestemmingen. Voor de loods aan de Gildenstraat 15 (15a, 15b en 15c) is een passende regeling opgenomen waarmee de nu geldende bedrijfsbestemming gecontiniueerd wordt maar ook invulling wordt gegeven aan een ruimere bestemming welke recht doet aan de bedrijfsactiviteiten welke nu in synergie met het Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk worden uitgeoefend.
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied betreft een gedeelte in het zuidoosten van het bedrijventerrein Arkervaart in de gemeente Nijkerk. Het plangebied wordt globaal gezien begrensd door de Hemmelerweg aan de noordzijde, de Berencamperweg aan de oostzijde, een woonwijk aan de zuidzijde en de Gildenstraat aan de westzijde. De volgende afbeelding toont de begrenzing van het plangebied.
1.3 Geldend bestemmingsplan
De gronden van het plangebied vallen binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 1'. Dit bestemmingsplan is op 28 juni 2012 door de raad van de gemeente Nijkerk vastgesteld. De volgende afbeelding toont een fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Voorliggende toelichting van het bestemmingsplan 'Gemeente Nijkerk 2014, 2.1' bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid opgenomen. Hoofdstuk 4 gaat in op de haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens ingegaan op de opzet van het plan en de wijze van bestemmen. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij onder andere de uitkomsten van de inspraak- en overlegmomenten zijn opgenomen.
2.1 Huidige situatie
De Loods aan de Gildenstraat 15 (15a, 15b, 15c) is gelegen op bedrijventerrein Arkervaart. Het terrein is goed ontsloten gezien haar ligging in directe nabijheid van een op/afrit naar de A28. Binnen het plangebied zijn vier gebouwen gelegen, te weten De Loods, Hart van Holland, Hotel Ampt van Nijkerk en het Forum kantoor. Voor de drie laatst genoemde panden voorziet dit bestemmingsplan, in belangrijke mate, niet in een nieuwe planologische regeling.
De Loods betreft een industrieel pand met een oppervlakte van circa 10.000 m2. Het pand bestaat uit drie individueel van elkaar te gebruiken delen, die echter ook goed te combineren zijn tot een geheel. Dan ontstaat een ruimte van in totaal 10.000 m2 in een lege industriële loods. Aan de voorzijde van het pand is representatieve kantoorruimte beschikbaar. Momenteel is deze kantoorruimte verhuurd en functioneert deze kantoorruimte als een zelfstandig kantoor.
Onderstaande foto's geven een beeld van de locatie en de gebouwen.
aanblik op de kantoorruimte
aanblik op de loods
2.2 Toekomstige situatie
Met Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk heeft Nijkerk een goed functionerende locatie voor beurzen, congressen en evenementen in Midden Nederland. Direct grenzend aan het terrein van Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk ligt locatie De Loods (Gildenstraat 15 a, b, c). Door het toevoegen van De Loods aan de formule van Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk kunnen ook grotere beurzen, congressen en evenementen hier een plek vinden. De kracht zit in het combineren van deze grote beschikbare ruimte met de horeca en catering van Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk. De combinatie van Loods en Hart van Holland/ Ampt van Nijkerk kan zich dan profileren als goed bereikbare beurs- en evenementenvloer voor midden Nederland. Om dit mogelijk te maken is in planologisch opzicht een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van de Loods noodzakelijk. Daarnaast blijft voor de Loods de mogelijkheid bestaan de opstallen aan te wenden voor een regulier bedrijfsmatig gebruik. Voor een deel van de loods, Gildenstraat 15b, geldt dat hier nog steeds het regulier bedrijfsmatig gebruik plaatsvindt. Door naast het nu reeds toegestane bedrijfsmatige gebruik ook een functieveruiming door te voeren wordt het mogelijk de bestaande bedrijfsopstallen in te zetten voor een duurzame en economische rendabele bedrijfsvoering.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is in het voorjaar van 2012 vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het 'decentraal, tenzij..' principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien: een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt; over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan; een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:
- eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
- vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
- mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Het plangebied betreft bestaand stedelijk gebied, waarin een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Derhalve is het plan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking:
- De 'nieuwe ontwikkeling' is deels het regelen van een gebruik welke al enige tijd plaats vindt. De vraag, maar ook de bedrijfseconomische haalbaarheid, is daarmee aangetoond.
- Het plangebied is gelegen in binnenstedelijk gebied. De bestaande bedrijfsopstallen worden gebruikt voor deze nieuwe functie. Hiermee wordt voldaan aan de tweede trede.
- In casu vindt er geen nieuwbouw plaats. Toetsing aan de derde trede kan dan ook achterwege gelaten worden. Vorenstaande laat onverlet dat opgemerkt moet worden dat de locatie goed bereikbaar is gezien de ligging nabij de afslag/oprit A28.
Gezien het bovenstaande voldoet de beoogde ontwikkeling aan de eisen van de ladder voor duurzame verstedelijking. Derhalve vormt dit onderdeel van het rijksbeleid geen belemmering op de beoogde ontwikkeling.
Waterbeleid
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
In de waterparagraaf van voorliggend bestemmingsplan wordt op het aspect water nader ingegaan.
3.2 Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland (2005)
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:
- sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
- versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
- bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
- de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
- de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
- de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
- een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
- met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
- bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.
De verdeling van de ruimte in de provincie Gelderland wordt weergegeven op de beleidskaart ruimtelijke structuur. De volgende afbeelding toont een fragment van deze kaart.
Beleidskaart ruimtelijke structuur provincie Gelderland
Het plangebied is op de beleidskaart aangewezen 'Regionaal centrum'. Daarnaast valt Nijkerk onder de regio Vallei. Nijkerk is met de aansluiting op de rijksweg A28 een knooppuntlocatie voor de ontwikkeling van wonen, werken en voorzieningen. Nijkerk heeft volgens het Streekplan Gelderland 2005 een regionale functie ten aanzien van werken en wonen. Eén van de hoofddoelstellingen van het ruimtelijke provinciebeleid is het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra.
De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan de regionale functie ten aanzien van werken en de daarbij behorende regonale congres en evenementen voorzieningen.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 stelden Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vast. Omdat de RVG aangepast moest worden aan de Spoedwet Wro stelden Gedeputeerde Staten op 27 juni 2012 de eerste herziening van de RVG vast. Met de RVG stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De voorschriften in de RVG zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.
De regels in de RVG kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de RVG aan de orde komen en waarvoor regels in opgenomen, zijn: verstedelijking, wonen, bedrijventerreinen, recreatiewoningen en -parken, glastuinbouw, waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, oppervlakte ten behoeve van drinkwatervoorziening, ecologische hoofdstructuur, waardevol open gebied, nationaal landschap, molenbiotoop, detailhandel.
Het plangebied valt binnen het gebied aangemerkt als bestaand bebouwd gebied. De provincie stimuleert dat bestaande bebouwing gebruikt wordt voor nieuwe passende functies, De beoogde functieverruiming sluit hierop aan. Dit vormt derhalve geen belemmering op de beoogde ontwikkeling. Meer specifiek geldt dat de functieverruiming op een bedrijvent terrein is toegestaan indien deze verruiming van bedrijven en bedrijfsfuncties een ondersteunende functie vervullen voor de bedrijven op het bedrijventerrein. Hiervan is in casu sprake. De Loods is prima inzetbaar, en wordt ook ingezet, voor grootschalige bedrijfspresentaties.
bedrijfspresentatie Tele2
Concept omgevingsvisie
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. Om flexibeler in te spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen is de omgevingsvisie via cocreatie tot stand gekomen. Op 14 januari 2014 is door Gedeputeerde Staten de concept versie vastgelegd. In de verwachtingslijn ligt dat het medio 2014 door Provinciale Staten wordt vastgesteld. De visie kent twee hoofdoelen waar de Provincie naar streeft:
- Sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken.
- Een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.
Deze hoofdoelen zijn gesplitst in drie provinciale ambities
Dynamisch
duidt op de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit
Mooi
verwijst onder meer naar Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.
Divers
duidt op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.
In de op handen zijnde omgevingsvisie wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Kwalitatief goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. De provincie wil en durft te variëren in het maken van de goede keuzes. Soms is een toevoeging aan het landelijk gebied een plus die gewenst is. Dit kan zijn op het gebied van kleinschalig wonen, werken, vrijetijdseconomie, mobiliteit etc. Het uitgangspunt is wel dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden. De ladder kent zes treden:
- Voorziet de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele lokale of regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met beleidskaders en -programma's?
- Kan de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen?
- Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a. stedenbouwkundige, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten?
- Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie van gebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend ontsloten? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
- Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
- Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
Voorliggend bestemmingsplan is deels een conserverend bestemmingsplan en voorziet deels in een functieverruiming. De binnenstedelijke ligging van de planlocatie is in lijn met het gestelde in de op handen zijnde omgevingsvisie.
Conform de provinciale woonvisie voorziet de ontwikkeling in een actuele, regionale behoefte. Een behoefte waaraan nu reeds uitvoering wordt gegeven. De aangetoonde behoefte wordt binnenstedelijk gebied opgevangen. De behoefte wordt opgevangen binnen bestaande bebouwing. Het is mogelijk de behoefte op te vangen op de planlocatie. Uit de plantoelichting blijkt dat het beoogde nieuwe gebruik inpasbaar is in de directe omgeving.
Bovenstaand is de Gelderse ladder beantwoord en vormt de omgevingsvisie geen belemmering bij de beoogde ontwikkeling.
3.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
Op 30 juni 2011 is de structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk. Deze structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030.
In de structuurvisie is op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.
In 2030 vormt de gemeente de groene overgang van de Randstad naar de Veluwe. De kernen hebben zich gericht op de eigen behoefte op het vlak van wonen, werken en voorzieningen. De woningvoorraad is meegegroeid met de vraag vanuit de eigen bevolking en er zijn nieuwe, onderscheidende woonmilieus ontstaan in Nijkerk, terwijl de kernen van Nijkerkerveen en Hoevelaken zijn afgerond op een wijze passend bij het omliggende landschap.
In 2030 profileert Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:
- Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
- Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
- Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.
In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:
- Drie kernen met eigen cultuur en samenleving;
- Landbouw en Landschap gaan samen;
- Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen;
- Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en De Driehoek wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.
- Aandachtsgebieden, gebieden waar juist geen grote plannen of ingrepen worden voorgesteld (de Holk, de Veenwallen, Slichtenhorst, Beulekamp);
- Sleutelgebieden, gebieden waar nieuwe ontwikkelingen zijn gepland met specifieke opgaven die met extra aandacht en inzet richting kunnen geven aan de ambities van de gemeente.
Op de volgende afbeelding is een fragment van de integrale toekomstvisiekaart van de gemeente opgenomen.
Toekomstvisie - Structuurvisie Nijkerk
Het plangebied ligt nabij de afslag van de A28 en is aangewezen als bedrijfs-/kantorenlocatie. Gezien de ligging maakt het gebied onderdeel uit van de zogenaamde dynamische poort van Nijkerk. De functieverruiming van de Loods en het daarmee samenhangende synergievoordeel met Hart van Holland en het Ampt van Nijkerk versterkt deze dynamische poort. Hiermee is het plan in overeenstemming met de structuurvisie.
Welstandsnota (2014)
Met ingang van 1 januari 2014 is de nieuwe welstandsnota in werking getreden. In de welstandsnota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. De nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel.
Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende welstandsregimes:
- Welstandsvrij: voor deze gebieden geldt geen beoordeling (meer) door de commissie Ruimtelijke kwaliteit;
- Beperkt welstandsregime: het gebouw of het object wordt beoordeeld in relatie tot haar omgeving (de stedenbouwkundige benadering);
- Regulier welstandsregime: het gebouw of het object wordt beoordeeld in relatie tot haar omgeving, maar ook als zelfstandig object (de architectonische benadering);
- Bijzonder welstandsregime: het gebouw of het object wordt beoordeeld in relatie tot haar omgeving, als zelfstandig object en voor wat betreft de details van het gebouw (de esthetische benadering).
Het plangebied is in de welstandsnota aangemerkt als een zogenaamd Welstandsvrij gebied.
Beleidsregel Detailhandel op bedrijventerreinen
Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de Gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locaties echter vrijwel nooit toe. Echter er zijn verschillende vormen van detailhandel die niet passen binnen de bestaande winkelstructuur en die juist op bedrijventerreinen thuishoren.
Om meer duidelijkheid te geven over wanneer de gemeente wel of geen medewerking verleend aan detailhandel op bedrijventerreinen is de beleidsregel "Detailhandel op bedrijventerreinen" opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt in de volgende vormen van detailhandel:
- detailhandel in volumineuze goederen;
- grootschalige detailhandel;
- internetdetailhandel;
- ondergeschikte detailhandel.
In het bestemmingsplan is de beleidsregel doorvertaald middels een afwijkingsregeling welke geldt voor de bestemming Gemengd-2.
4.1 Watertoets
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Beschrijving watersysteem
Het oppervlaktewater op het bedrijventerrein Arkervaart West wordt bemalen door het gemaal Watergoor. Gemaal Watergoor pompt het regenwater naar de Arkervaart. Het bedrijventerrein Arkervaart West is gescheiden gerioleerd en heeft (relatief) weinig waterberging. Het bedrijventerrein Arkervaart Oost staat in open verbinding met de Arkervaart en heeft ook (relatief) weinig waterberging. Het bedrijventerrein Arkervaart Oost is deels gemengd en deels gescheiden gerioleerd.
Watertoetsproces
De gemeente Nijkerk heeft met het Waterschap Vallei & Eem in het kader van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 de volgende werkafspraken gemaakt:
- Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
- Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
- Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
- Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
- Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbij behorende drainagevoorzieningen.
Onderhavig bestemmingsplan ziet deels op het opnieuw bestemmen van de gronden conform de bestemmingen zoals opgenomen in bestemmingsplan Bedrijventerrein 1. Daarnaast ziet het plan op een functieverruiming. Het bestemmingsplan biedt in planologisch opzicht geen nieuwe bouwmogelijkheden. Daarmee blijven de uitgangspunten zoals deze aan de orde zijn geweest in het watertoetsproces zoals doorlopen in het kader van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 onverkort van kracht.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | richtafstand rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Planspecifiek
Voorliggend bestemmingsplan betreft deels een conserverend bestemmingsplan en deels ziet het bestemmingsplan op een functieverruiming. Alle objecten en gebruiksfuncties welke binnen het gebied aanwezig zijn, zijn niet aan te merken als gevoelige objecten in het kader van de Wet milieubeheer. De objecten en gebruiksfuncties zijn allen aan te merken als inrichtingen het kader van de Wet milieubeheer en hebben een externe werking. De ruimtelijke aanvaardbaarheid hiervan is getoetst in het kader van bestemmingsplan Bedrijventerrein 1. In dit bestemmingsplan is op basis van de VNG uitgave 'bedrijven en milieuzonering' een zonering opgenomen. Met deze zonering wordt planologisch een scheiding aangebracht tussen functies welke zich niet met elkaar verhouden. In het kader van de Wet milieubeheer kunnen meer op maat voorwaarden en eisen worden gesteld.
In dit bestemmingsplan wordt de zonering vanuit het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 overgenomen. De beoogde functieverruiming voor De Loods is inpasbaar binnen deze zonering, immers het nu geldende bestemmingsplan laat bedrijven tot en met bedrijfscategorie 3.2 toe. Congressgebouwen en evenementenhallen zijn, op grond van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' aan te merken als categorie 2 inrichtingen. Dit type inrichting laat zich, gezien de afstand tot maatgevende objecten, prima inpassen in de omgeving.
4.2.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
- woningen;
- geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen, ligplaatsen voor woonschepen);
- andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Geen van de objecten welke gelegen zijn binnen het plangebied zijn aan te merken als geluidsgevoelige objecten. Het bestemmingsplan is deels conserverend van aard en ziet voor een klein deel op functieverruiming. Deze functieverruiming heeft niet tot gevolg dat de geluidsemissie toeneemt.
4.2.3 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is of geschikt te maken is voor de nieuwe bestemming. Middels een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde bestemming van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek
In casu betret het in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. Op korte termijn wordt ook geen nieuwbouw verwacht. In beginsel is geen bodemonderzoek noodzakelijk, als een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en voorziet in een functieverruiming voor de Loods. De verwachte bodemgesteldheid is niet van dien aard dat deze in de weg staat aan de beoogde functieverruiming.
4.2.4 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er verschillende ontwikkelingen gaande. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen en wordt er gewerkt aan een Structuurvisie buisleidingen. Deze Structuurvisie wordt de opvolger van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). In de circulaire Rnvgs is dit beleid nader uitgewerkt. In de nota en circulaire Rnvgs staan normen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor. Deze normen hebben echter geen wettelijke status.
Het voornemen van het kabinet is een aantal categorieën van routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en bijbehorende plafonds aan te wijzen. Dit moet leiden tot een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit Basisnet geeft de relatie aan tussen de ruimtelijke ordening en de vervoersrisico’s. Zo wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in een gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur. Om het Basisnet wettelijke grondslag te geven zal bestaande wetgeving aangepast en nieuwe wetgeving ontwikkeld moeten worden. Derhalve wordt een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) opgesteld om de regels voor de ruimtelijke ordening van het Basisnet vast te leggen: het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Vanuit het Btev moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) opgenomen worden en moet een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Planspecifiek
Het plan bestaat om De Loods (Gildenstraat 15 a,b en c) in Nijkerk te gebruiken voor evenementen. In de memo van september 2013 (briefrapportage 264 704 130699 - HE94, dd. 26 september 2013) zijn de resultaten van de groepsrisico berekeningen getoond bij een drietal verschillende varianten (verschillende aantallen aanwezige personen). Hieruit blijkt dat de gewenste plannen niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Op grond hiervan zou een groepsrisicoverantwoording zelfs achterwege kunnen blijven. Gelet op de ligging van een Brzo bedrijf, Robogas op circa 300 meter van de locatie acht de Veiligheidsregio Gelderland Midden (vggm) het wel wenselijk om via onderstaand advies toch aandacht te besteden aan het aspect externe veiligheid.
Voor de locatie is door bureau Save onderzocht in hoeverre de plannen consequenties hebben op de externe veiligheidssituatie ter plaatse (briefrapportage 264 704 130699 - HE94, dd. 26 september 2013). De loodsen aan de Gildenstraat 15 liggen namelijk binnen het invloedsgebied van het bedrijf Robo-Gas, Gildenstraat 18/18a.
In de QRA van Save (project nr 238485 120033 - DI60) d.d. 17 januari 2012 is een maximale effectafstand van 518 meter berekend voor de opslagtank. Omdat de opslagtank ingeterpt is, is de kans op een (direct) incident met deze tank zeer klein. Als maatgevend scenario hanteert de brandweer dan ook een (dreigende) BLEVE van een LPG-tankwagen. De effectafstand van een BLEVE van de grootste tankwagen bedraagt 312 meter. De locatie Gildenstraat 15a ligt dus net binnen deze effectafstand. Bovendien is uit de qra van Save van januari 2012 af te leiden dat de orienterende waarde van het groepsrisico 8 bedraagt; dit is een ruime overschrijding van de norm van 1,0. Dit betekent dat toekomstige aanvragen voor uitbreiding van de productiecapaciteit van Robogascentrale zeer kritisch moeten worden beoordeeld door het bevoegde gezag (is de provincie vanwege BRZO-inrichting) en wellicht qua externe veiligheidsrisico moeten worden geweigerd. Immers de orienterende waarde zou hierdoor weer gaan toenemen. De invloed van meer personen in het invloedsgebied (waaronder die in de Loods) blijkt daarentegen niet tot nauwelijks invloed te hebben op de grootte van het groepsrisico.
Om een maximum te stellen aan (de toename van) het groepsrisico is in dit bestemmingsplan vastgelegd dat in het gehele plangebied, dus in alle 3 locaties gezamenlijk (nl Hart van Holland, Ampt van Nijkerk en De Loods) maximaal 3.245 personen aanwezig mogen zijn. In de verbeelding van dit bestemmingsplan is dit weergegeven door middel van een arcering rondom de grens van het plangebied met als aanduiding "veiligheidszone-Bevi". Ook zal via een gebruiksvergunning dit maximaal aantal personen worden vastgelegd op 3.245 personen; tevens zullen in deze gebruiksvergunning de eisen worden vastgelegd waaraan moet worden voldaan qua bestrijdbaarheid (ondermeer onderzoek en voorzieningen brandveiligheid locaties) en qua zelfredzaamheid (b.v. voldoende begeleiding aanwezig, met als richtlijn 1 volwassene per 20 bezoekers in geval van jong publiek (jonger dan 16 jaar) en bij publiek/bezoekers met een lichamelijke of geestelijke beperking (dit kunnen dus ook ouden van dagen zijn), moet het noodzakelijke aantal begeleiders per bezoeker aanwezig zijn.
Bestrijdbaarheid
Vanwege het snel voltrekken van een (dreigende) BLEVE (is grote steekvlam met explosie door lek in gasleiding) is het voor de brandweer haast onmogelijk om een dergelijk scenario succesvol te kunnen bestrijden. De gevolgen van een BLEVE overstijgen in principe altijd de mogelijkheden voor de hulpverlening vanwege het potentieel grote aantal slachtoffers en het schadebeeld.
Zelfredzaamheid
Het ligt weliswaar in de verwachting dat de aanwezige mensen aan De Loods voldoende zelfredzaam zijn om zichzelf in veiligheid te kunnen brengen, maar door de (potentieel) grote aantallen aanwezige personen wordt snel en veilig vluchten belemmerd. Wel kan via de Berencamperweg in de goede richting, dus van de bron Robogascentrale af, worden gevlucht.
Omdat het een bestemmingsplanwijziging betreft t.a.v. de locatie de Loods, Hart van Holland en Ampt van Nijkerk zijn er geen (nadere) maatregelen voor te schrijven aan de risicobronzijde, namelijk Robogascentrale. De veiligheidssituatie is wel te optimaliseren door de Loods te voorzien van goede nooduitgangen, een ontruimingsplan en een opgeleide en getrainde BHV-organisatie. Ook zijn er al goede afspraken gemaakt door de lokale brandweer t.a.v. brandbeveiliging in de Loods.
4.2.5 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m
3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
- scholen;
- kinderdagverblijven;
- verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
Planspecifiek
Uit de onderstaande afbeelding is te herleiden de de luchtkwaliteit ter plaatse van een matige kwaliteit is. Wel wordt voldaan aan de wettelijke normen zoals opgenomen in de Wet milieubeheer. De huidige luchtkwaliteit laat dan ook de beoogde functieverruiming toe. In de nieuwe situatie zal als gevolg van de functieverruiming er een toename zijn van het autoverkeer. Bij een toename van circa 1.400 motorvoertuigen (weekdaggemiddelde) is er sprake van een ontwikkeling waarvoor, blijkens de NIBM rekentool, sprake kan zijn van een situatie waarbij het autoverkeer mogelijk van in betekende mate kan zijn. Voor het plangebied geldt dat het bezoekersaantal vanuit het aspect externe veiligheid gemaximeerd is op 3.245 bezoekers. Er van uitgaande dat deze bezoekers deels de auto delen en ook deels gebruikmaken van openbaar vervoer is de verwachting dat de toename van het weekdaggemiddelde als gevolg van de functieverruiming lager uitvalt dan de genoemde 1.400 motorvoertuigen.
4.3 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- beschermde Natuurmonumenten;
- wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
- verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
- verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied. Er liggen geen natuurbeschermingsgebieden in de directe omgeving van het plangebied. Het onderdeel gebiedsbescherming vormt derhalve geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan legt de bestaande bebouwde situatie. In de huidige situatie is het plangebied hoofdzakelijk verhard en bebouwd. De gronden en opstallen worden intensief gebruikt. De aanwezigheid van beschermde plant- of diersoorten wordt dan ook niet verwacht.
4.4 Verkeer en parkeren
Parkeren
Zoals uit de onderstaande afbeelding blijkt is er binnen het plangebied een behoorlijke parkeervoorziening aanwezig (circa 1.000 parkeerplaatsen). Deze parkeerplaatsen worden gebruikt door het Hart van Holland, Ampt van Nijkerk en voor de reeds aanwezige bedrijfsactiviteiten van De Loods. Tot op heden is gebleken dat met de huidige parkeervoorzieningen voorzien kan worden in de behoefte. Daarnaast is er nog de mogelijkheid binnen het plangebied te voorzien in extra parkeergelegenheid. De aanleg van deze extra parkeervoorzieningen worden planologisch met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Omdat in het kader van externe veiligheid het maximale bezoekersaantal in het plangebied is vastgelegd is er als gevolg van de voorgenomen functieverruiming geen forse toename van het aantal bezoekers te verwachten.
Parkeerplaatsen
Verkeer
De planlocatie is ontsloten via de Berencamperweg en daarmee ook nagenoeg direct aangesloten op het rijkswegennet. De extra verkeersgeneratie als gevolg van de functieverruiming van De Loods zal via de Berencamperweg ontsloten moeten worden. Op deze wijze worden onnodige verkeersstromen over het bedrijventerrein zoveel als mogelijk te voorkomen.
4.5 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet en de Wet op Archeologie en Monumentenzorg. Op basis van deze wetten zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De archeologische beleidskaart is tezamen met de beleidsuitgangspunten op 17 februari 2011 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijkerk. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van de gemeente Nijkerk.
Het plangebied kent een verwachtingswaarde op grond van de gemeentelijke beleidskaart. In het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 is deze verwachtingswaarde doorvertaald naar een juridische regeling. Deze regeling wordt in dit vbestemmingsplan een op een overgenomen. In beleidsmatig opzicht treedt er dan ook geen verandering op.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan legt in hoofdzaak de betaande bebouwde situatie vast. Werkzaamheden welke eventueel archeoligsche sporen verstoord wordt dan ook niet verwacht. Indien deze worden uitgevoerd zal op basis van de opgenomen regeling hiervoor een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden.
5 Verklaring van de regels
5.1 Algemeen
De planregels geven inhoud aan de, op de plankaart aangegeven, bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden.
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1, inleidende regels voor het hele plangebied;
- Hoofdstuk 2, bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3, algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden;
- Hoofdstuk 4, overgangs- en slotbepalingen.
In het tweede hoofdstuk, de bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De meeste bestemmingen bestaan uit:
- Een bestemmingsomschrijving - de bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt.
- Bouwregels - de bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen nog het volgende opgenomen:
- Afwijkingsmogelijkheden - de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De uitvoering berust bij burgemeester en wethouders. De afwijkingsmogelijkheden maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.
- Gebruiksregels - In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaand. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan
Het bestemmingsplan voorziet grotendeels in het opnieuw vastleggen van de bestemmingen zoals deze waren opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1. Het betreft hier de bestemmingen Gemengd 1, Groen, Horeca, Kantoor, Verkeer en Water. Alsmede ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Voor een nadere toelichting op deze opgenomen bestemmingen kan dan ook terug verwezen worden naar dit bestemmingsplan.
Specifiek voor de Loods is de bestemming Gemengd -2 opgenomen. Met deze Gemengde bestemming wordt de bedrijfsbestemming, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1, verruimd met de functies zoals deze in de navolgende artikelen van artikel 4.1 zijn opgenomen. Een van de functies waarvoor de Loods gebruikt kan worden is voor evenementen. Wat hieronder wordt verstaan is opgenomen in artikel 1 van de planregels. Belangrijk is te vermelden dat onder evenementen niet wordt verstaan het vieren van bruiloften en geven van feesten en partijen voor minder dan 750 bezoekers. Deze keuze is een vorm van branchering en heeft tot doel de bedrijfsvoering van andere gelegenheden in Nijkerk niet al te veel te belemmeren en dit type bedrijfsvoering in omvang complementair te maken.
In het kader van externe veiligheid geldt dat er voor het gehele plangebied een maximaal bezoekers aantal geldt. Dit maximale aantal is gesteld op 3.245 bezoekers. Middels de aanduidingsregeling Veiligheidszone - bevi is dit in het bestemmingsplan geborgd.
6.1 Financiële uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak en conserverend bestemmingsplan en voorziet in een functieverruiming voor De Loods. Een functieverruiming is niet aan te merken als een bouwplan zoals bedoeld in de ‘grexwet’. Het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van een overeenkomst voor het eventueel verhalen van kosten is dan ook niet noodzakelijk. Met betrekking tot de plankosten van dit bestemmingsplan is de afspraak gemaakt dat deze ten lasten komen van de eigenaar van De Loods.
6.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.1 Overleg artikel 3.1.1 Bro
Er zijn geen belangen vanuit het waterschap en de provincie. Om die reden heeft geen formeel vooroverleg plaatst gevonden.
6.2.2 Zienswijzeprocedure
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.