Plan: | Bontepoort 3, Nijkerk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0070-0001 |
Op het erf Bontepoort 3 staat een aantal gebouwen dat niet meer in gebruik is voor agrarische doeleinden. Een schuur uit de jaren ‘50, behorend tot de oorspronkelijke bebouwing op het erf en een grote schuur met damwandprofiel. Op het oorspronkelijke erf stond een jaren ‘50 bungalow die inmiddels is vervangen door een nieuwe woning.
De initiatiefnemer heeft aangegeven gebruik te willen maken van de Ruimte voor ruimte-regeling en zal daarvoor de grote loods met damwandprofiel slopen. Tevens zal een deel van de oorspronkelijke jaren ‘50 schuur moeten worden gesloopt om aan de benodigde aantal vierkante meters te komen, om mee te kunnen doen met de regeling. In totaal wordt hiermee bereikt dat ruim 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Hiervoor wordt een nieuwe woning terug gebouwd van maximaal 600 m³ en een bijgebouw van 70 m².
Om de ontwikkelingen mogelijk te maken, dient er een bestemmingsplan procedure doorlopen te worden.
Het plangebied omvat het perceel Bontepoort 3 met enkele bijbehorende gronden. Het plangebied is gelegen in het westen van het grondgebied van de gemeente, bijna tegen de grens met de buurgemeente Bunschoten aan. Het plangebied behoort tot het buitengebied van Nijkerk. Op de hierna volgende afbeeldingen is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Afbeelding - Globale ligging plangebied ten opzichte van de kern Nijkerk (bron: Bing Maps)
Afbeelding - Globale ligging plangebied (bron: Bing Maps)
Het geldende bestemmingsplan voor het perceel Bontepoort 3 is het bestemmingsplan Buitengebied 1975. Het perceel was opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009, echter grote delen van dat plan, met name in de polder Arkemheen, zijn niet in werking getreden vanwege het onthouden van goedkeuring door de provincie. Dit geldt ook voor het perceel Bontepoort 3 en de directe omgeving. Daarom wordt voor onderhavig perceel teruggevallen op het bestemmingsplan Buitengebied 1975. In dat bestemmingsplan geldt voor dit perceel de bestemming "Agrarisch met grote landschappelijke waarde met bouwperceel"
Afbeelding - Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 1975. De donkergroene aanduiding markeert het bouwperceel waar bebouwing mag worden opgericht.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 gaat nader in op de gewenste ontwikkeling. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische en andere randvoorwaarden die aan de orde zijn bij dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planregels. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met de voorgenoemde nationale belangen is omgegaan.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende belangen:
Geen van de voorgenoemde nationale belangen zijn van toepassing op het plangebied. Onderhavig plan past dan ook binnen het Barro.
Watertoets (2001, wettelijk verplicht sinds 2003)
De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor het plangebied. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Veluwe zijn in de watertoets meegenomen. De waterparagraaf is in dit bestemmingsplan opgenomen in paragraaf 4.2.
Streekplan Gelderland (2005)
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:
Voor onderhavig plangebied is vooral het thema "Functieverandering van gebouwen in het buitengebied" van belang.
Functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen door middel van bestemmingswijziging van het perceel naar een kleiner perceel ‘wonen’ zal door toepassing van verevening per saldo een positieve bijdrage aan de omgevingskwaliteit leveren. De wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving worden met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet aangetast. Derhalve is functieverandering naar wonen ook toepasbaar in het groenblauwe raamwerk.
Omgevingsvisie
De provincie Gelderland is bezig met een omgevingsvisie voor haar grondgebied, genaamd "Gelderland anders". De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. Naar verwachting wordt de Gelderse omgevingsvisie, samen met de omgevingsverordening, eind 2013 vastgesteld.
In de nieuwe Omgevingsvisie valt het plangebied binnen de zogenaamde "Groene ontwikkelingszone". De Gelderse Groene Ontwikkelingszone is een gebied waar partners en partijen worden uitgenodigd om actief ‘groene’ doelen mee te helpen realiseren. Er is in dit gebied ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning. Daarbij maakt de provincie onderscheid tussen de mate waarin partijen worden gevraagd om een - extra - bijdrage te leveren aan dit gebied. Een uitbreiding van dagrecreatie of een bestaand landbouwbedrijf vraagt om een andere mate van compensatie dan het plaatsen van een nieuw recreatieverblijf in deze zone. Het ene initiatief heeft een andere impact op het gebied dan het andere. De provincie wil met haar beleid voor deze zone zo duidelijk mogelijke spelregels hanteren die recht doen aan de doelen in dit gebied.
Zij zoekt naar wat helpt om deze duidelijkheid maximaal te geven en nodigt mensen uit om hierover mee te denken. De juiste kaders moeten voldoende uitnodigend blijven voor ‘goede’ kwalitatieve ontwikkelingen.
Het plan voldoet aan de regelgeving van het Streekplan Gelderland. Tevens past het plan binnen de aanstaande provinciale Omgevingsvisie.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. In 2012 is de RVG gedeeltelijk herzien. Met de RVG stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De voorschriften in de RVG zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn onder andere verstedelijking, wonen, detailhandel, waardevol open gebied en het nationaal landschap.
Van belang is dat bestemmingsplannen waarbij een provinciaal belang in het geding is, dit provinciaal belang niet in strijd is met de voorziene ruimtelijke ontwikkeling.
In het kader van dit bestemmingsplan valt op te merken dat de ontwikkeling waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft niet in strijd is met een provinciaal belang, waardoor ook de RVG niet in het geding is.
Reconstructieplan Gelderse Vallei (2005)
Het reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost is een plan om de ruimtelijke en milieuproblematiek in het gebied, grofweg begrensd door de Veluwe, de Randmeren, de A27, de Kromme Rijn en de Nederrijn, in de komende 12 jaar aan te pakken.
Het reconstructieplan moet de problemen die zich voordoen in het landelijk gebied (de 'gestapelde' problematiek) in de concentratiegebieden integraal aanpakken en moet een goede ruimtelijke structuur bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur. Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren. De problematiek binnen de bebouwde kom van dorpen en steden in het gebied is geen onderdeel van dit plan.
De reconstructiegebieden zijn in drie zones onderverdeeld, namelijk landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Het plangebied ligt geheel binnen het verwevingsgebied. Verwevingsgebieden zijn die delen van het plangebied die niet als extensiverings- of landbouwontwikkelingsgebied zijn aangeduid. Zij vormen de overgangsgebieden tussen de extensivering- en landbouwontwikkelingsgebieden, waarin sprake is van een sterke verwevenheid van functies. Bij deze verwevenheid kan sprake zijn van accenten die liggen op natuur, landschap en/of water, maar steeds in combinatie met landbouw. Het beleid voor verwevingsgebieden is gericht op het bevorderen van een passende combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen met bijbehorende kwaliteiten.
In het reconstructieplan is het beleid voor functieverandering primair gericht op ruimtelijke kwaliteitswinst door ontstening van het landelijk gebied.Om dit budgetneutraal te laten plaatsvinden, wordt sloop van voormalige bedrijfsbebouwing financieel gecompenseerd door het ter plaatse toestaan van een extra woonfunctie, dan wel een niet-agrarische bedrijfsfunctie.
Wonen is een milieuvriendelijke en duurzame gebruiksvorm met weinig groeipotentie en een geringe verkeersaantrekkende werking. Als vervolgfunctie heeft wonen over het algemeen de voorkeur boven werken. Met name in kwetsbare gebieden worden de negatieve effecten van wonen geringer geacht ten opzichte van een nieuwe bedrijfsfunctie.
Onderhavig plan is niet in strijd met het regionale reconstructiebeleid.
Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten (2008)
Regio De Vallei heeft in 2008 een beleidsnotitie opgesteld, getiteld 'Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten. In deze notitie zijn voorwaarden opgenomen waaronder niet-agrarische bedrijven kunnen uitbreiden. Regio De Vallei heeft in 2012 een nadere invulling van het beleidsstuk vervaardigd. Deze nadere invulling is inmiddels door de provincie Gelderland geaccordeerd. De gemeenten die onderdeel uitmaken van Regio De Vallei zullen elk voor zich besluiten over de notitie met de nadere invulling. Ook aan de gemeenteraad van Nijkerk wordt de 'nadere invulling' ter besluitvorming voorgelegd.
In het beleid voor functieverandering naar Wonen staat voor Regio De Vallei voorop, dat er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dat kader wordt het Wonen gezien als een aantrekkelijke vervangende functie in geval van stoppende of gestopte agrarische bedrijven. Het Streekplan zet daarbij in op het hergebruik van vrijkomende voormalige agrarische gebouwen.
De regio opteert, evenals de provincie, voor hergebruik van de vrijkomende bebouwing, maar is van mening dat de bebouwingskarakteristiek van vrijgekomen bedrijfsgebouwen in deze regio in veel gevallen zodanig is, dat hergebruik vanuit bouwkundig en ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is. De lage en kwalitatief slechte bebouwing van (voormalige) kalver-, varkens- of pluimveestallen is vaak ongeschikt om er nieuwe wooneenheden van te maken. In veel gevallen is slopen van deze opstallen en de nieuwbouw van een of meerdere wooneenheden de enige optie om een, qua beeldkwaliteit, welstand en bouweisen, geschikte woning te maken. Waar het sloop betreft, wil de Regio het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht Oost als vertrekpunt nemen.
Het realiseren van extra wooneenheden na sloop van gebouwen, verloopt via een stappenplan, waarbij in de eerste plaats hergebruik van bestaande bebouwing aan de orde is. Als dit niet mogelijk is, worden de mogelijkheden voor vervangende nieuwbouw van een woongebouw met soms meerdere wooneenheden verkend. Dit kan ter plaatse van de vrijgekomen bebouwing, behalve in het landbouwontwikkelingsgebied maar wel in het verwevingsgebied indien dit voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk is. In de volgende tekst wordt de werkwijze beschreven.
Hergebruik van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning is zonder meer mogelijk. als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor ombouw naar wooneenheden, dan is nieuwbouw van één of twee (geschakelde) woongebouwen met één of meerdere wooneenheden mogelijk. Daarbij geldt dat wanneer er meer wordt gesloopt dan 1.000 m², één woning met een maximale inhoud van 600 m³ kan worden gerealiseerd. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Onderhavig plan is niet in strijd met het regionale beleid voor functieverandering.
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 30 juni 2011 de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze Structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
Relevant beleid voor onderhavig plan is het volgende. Ten aanzien van wonen stelt de Structuurvisie dat moet worden ingezet op een realistisch bouwprogramma met onderscheidende kwaliteit. In dit kader moet worden ingespeeld op de kwalitatieve wensen van de eigen inwoners en vestigers. Inbreiding gaat daarnaast voor uitbreiding waarbij transformatie kansen biedt voor wonen in combinatie met andere functies als voorzieningen, detailhandel en cultuurhistorie.
In de Structuurvisie is tevens een globale indeling in landschapstypologieën opgenomen. De landschapstypologie voor Bontepoort 3 is het polderlandschap.
Het polderlandschap Arkemheen kent een extreme openheid en kenmerkende slagenverkaveling, deels veenweidegebied. Het beleid is zeer terughoudend. Alle ontwikkelingen respecteren de verkaveling, de cultuurhistorie en de openheid van het gebied. Het gebied valt grotendeels onder bescherming van Europese regels (Natura 2000).
Naast bedrijfswoningen bij de (niet-)agrarische bedrijven tref je in het buitengebied een groot aantal burgerwoningen aan. Verspreid over het buitengebied, maar toch vooral geconcentreerd langs de uitvals- en hoofdverbindingswegen. Een deel daarvan is als burgerwoning gebouwd en een deel is ontstaan uit een voormalig agrarisch bedrijf. woningen op voormalige agrarische bedrijven houden vaak nog wat vee als hobby. De verwachting is dat de vraag naar woningen in de toekomst toeneemt, zowel van binnenuit (eigen streek), als van buitenaf.
Wonen in het buitengebied is een kwaliteit (wonen in het groen) die hoort bij het woningaanbod in Nijkerk. Er worden geen nieuwe woningen gerealiseerd in het buitengebied, tenzij dit structureel bijdraagt aan de instandhouding, kwaliteitsverbetering en een duurzaam beheer van het buitengebied. Dit kan in de vorm van functieverandering (ontstening en tegengaan van verrommeling) of in de vorm van landgoederen aan de oostkant van rijksweg A28. Wonen is vooral richten op het behoud van bestaande landschappelijke kwaliteit en verrommeling van woonerven tegengaan door clusteren en compacte situering van hoofd- en bijgebouwen.
Onderhavig plan speelt in op de visie van de gemeente, zoals opgenomen in de structuurvisie en is dan ook niet in strijd daarmee.
Welstandsnota (2012)
In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze welstandsnota bestaat uit een ruimtelijke atlas en een welstandskaart. De atlas fungeert als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijke toetsinstrument.
Op de welstandskaart is te zien dat het perceel Bontepoort 3 onder het reguliere welstandsregime valt. Bij een regulier welstandsregime wordt het gebouw niet alleen in haar omgeving, maar ook als zelfstandig object getoetst, de architectonische benadering. Op dit niveau doet ook een beeldkwaliteitplan uitspraken over de uitstraling en verschijningsvorm van de bebouwing, zonder de architectuur geheel vast te leggen. Een regulier welstandsregime neemt ook de volgende aspecten mee:
Bij de erfinrichting dient rekening gehouden te worden met deze welstandscriteria. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal hier nadere aandacht aan worden besteed.
Woon visie 2012+, Keuze voor kwaliteit
In de Woonvisie legt Nijkerk haar lange termijn ambitie op het gebied van woningbouw vast. In september 2012 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Woonvisie 2012+ vastgesteld. De kern van de ambitie van Nijkerk is het tegemoetkomen aan de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners van Nijkerk. Concreet heeft Nijkerk vier beleidsambities:
1. Bouwen voor de lokale en regionale behoefte
Het is de Nijkerkse ambitie om in de periode tot en met 2030 3.400 woningen realiseren. Hiermee willen wij voorzien in de lokale en regionale woningbehoefte. We maken hierbij onderscheid tussen de lange termijn ambitie die gebaseerd is op de behoefte die voortvloeit uit de demografische ontwikkelingen en de korte termijn behoefte die beïnvloed wordt door de ontwikkelingen op de woningmarkt. Deze laatste zijn aanleiding om voor de komende jaren uit te gaan van een nieuwbouwprogramma van ongeveer 100 woningen per jaar.
De gemeente wil woningen bouwen voor de lokale en regionale behoefte. Dat betekent dat er extra aandacht zal worden besteed aan de mogelijkheden van de lage en middeninkomensgroepen, de positie van starters en gezinnen op de woningmarkt, de bijzondere doelgroepen (verblijfsgerechtigden en arbeidsmigranten) en voldoende aanbod van specifieke vormen van wonen met zorg voor senioren en mensen met een beperking.
2. Kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving
Niet alleen de kwaliteit van de nieuwbouw, maar ook die van de bestaande voorraad is belangrijk. Uit woningmarkt onderzoek blijkt dat een kwart van de inwoners van onze gemeente een achteruitgang in de kwaliteit van de woning en de woonomgeving ervaart. De komende jaren richten we ons daarom op de verbetering van de woonomgeving van de bestaande wijken de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad.
3. Keuzevrijheid en zelfredzaamheid
Keuzevrijheid betekent dat de huidige en toekomstige inwoners van Nijkerk zelf kunnen kiezen waar en hoe zij willen wonen. Daarom is het van belang dat er de komende jaren een stabiele en gedifferentieerde woningbouwproductie gerealiseerd wordt. Dit zorgt ervoor dat er altijd een keuze is op basis van woningtype, prijsklasse en locatie (woonmilieu).
Vanwege de huidige economische situatie wordt daarbij een extra (vierde) beleidsambitie toegevoegd:
4. Woningbouw die doorstroming bevordert en kwaliteit voor de lange termijn
Deze ambitie drukt uit dat de gemeente focust op het in beweging brengen van de verhuisketen. Waar mogelijk probeert de gemeente bestaande woningen bereikbaar te maken voor starters. De woningzoekenden in Nijkerk zijn het meest gebaat bij doorstroming waardoor een hele verhuisketen op gang komt. Iedere verhuizing biedt de woonconsument de mogelijkheid om te verhuizen naar een woning die beter aansluit bij zijn woonwensen. De omvang en samenstelling van de jaarlijkse nieuwbouwproductie is sterk bepalend voor de doorstroming in Nijkerk. Daarom moet de nieuwbouwproductie er op gericht zijn de doorstroming in de verschillende marktsegmenten zoveel mogelijk te stimuleren. Een vuistregel is dat iedere nieuwbouwwoning gemiddeld drie verhuizingen tot gevolg heeft.
Beleidsnota cultuurhistorie
Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.
Archeologie
In 2006 is de Monumentenwet (1988) gewijzigd en in 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Bij bodemingrepen dient vooraf vastgesteld te worden of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig zijn. In geval van de aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze door planaanpassing in de bodem behouden te worden of door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd. De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn. In paragraaf 4.5 is aangegeven welke verwachtingswaarden voorkomen in het plangebied.
De verschillende verwachtingswaarden brengen aanvullende regels met zich mee die in de legenda van de archeologische beleidskaart staan beschreven. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de juridische kant van de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden. Omdat het nooit met zekerheid is uit te sluiten dat toch enkele archeologische waarden aanwezig zijn, zal de gemeente Nijkerk bij het verlenen van omgevingsvergunningen de vergunninghouder wijzen op haar plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Nijkerk.
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".
Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:
Het plangebied valt binnen het polderlandschap van de polder Arkemheen. Het polderlandschap is zeer waardevol vanwege de openheid, oude kreekpatronen, maar bovenal de ecologische kwaliteiten. Bouwen in dit gebied is niet gewenst. De grote landschappelijke en vooral ook ecologische kwaliteiten zouden te veel worden aangetast.
Het buitengebied krijgt naast de traditionele functies ook steeds meer betekenis als woongebied. Algemeen gezien is er een toenemende vraag naar groene woonmilieus. Bij deze ontwikkeling wil de gemeente vanuit het landschapsbeleid een grote terughoudendheid betrachten bij nieuwbouw in het landelijk gebied. Er kan met nieuwbouw, verbouw en aanbouw veel schade toegebracht worden aan de landschapskwaliteit en de kwaliteit van historische bebouwing. Er zijn gebieden waar nieuwbouw in het geheel niet wenselijk is. Voor veel gebieden wordt aangegeven dat onder voorwaarden nieuwbouw mogelijk is op bestaande bouwkavels als vervanging van een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw.
Nog belangrijker dan de vraag waar wel of niet gebouwd mag worden is de vraag hoe te bouwen en met welke inrichting van het erf. Met een goede architectuur, landschappelijke inpassing en erfbeplanting kan nieuwbouw soms zelfs een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het landschap. In dit kader is voor onderhavig plan een erfadvies opgesteld door het Gelders Genootschap (zie bijlage 1).
Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk
Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.
Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.
Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.
De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.
Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.
Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.
Waterplan (2006)
Het Waterplan bestaat uit twee delen.
Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.
De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:
In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de waterhuishouding en watertoets van het onderhavige plan.
In de huidige situatie is sprake van een voormalig agrarisch bedrijf, waarvan de opstallen nog op het perceel Bontepoort 3 aanwezig zijn. Het betreft de voormalige bedrijfswoning met enkele schuren en opstallen daarbij. Ten oosten is een paardenbak gelegen. Voor het overige beslaan de gronden vooral weiland en sloten, met hier en daar opgaande beplanting langs het erf.
Afbeelding - Bestaande situatie. De groene stippellijn geeft de erfgrens met Bontepoort
1 aan. De in blauw aangegeven gebouwen blijven behouden, de met oranje aangegeven
schuur wordt gedeeltelijk gesloopt. De rood omlijnde schuur wordt gesloopt. De huidige
locatie van de paardenbak is met gele stippellijn aangegeven (bron: Erfadvies Gelders
Genootschap).
De nieuwe woning met bijgebouw wordt aangesloten op het bestaande compacte lint van erven aan de Bontepoort. Het vormt een nieuw erf en de nieuwe beëindiging van het buurtschapje aan de Bontepoort. Belangrijk is dat de bebouwing mee gaat doen in het totale ensemble van bebouwing en beplanting dat het buurtschapje aan de Bontepoort vormt en dat wordt beleefd vanuit de polder Arkemheen. De nieuwe woning krijgt een maximale inhoudsmaat van 600 m³. Het bijgebouw bedraagt maximaal 70 m².
De voormalige agrarische bedrijfswoning wordt functioneel omgevormd tot burgerwoning, waarbij de huidige inhoudsmaat is toegestaan, voor zover deze meer dan 600 m³ bedraagt. Omdat er sprake is van een voormalig agrarisch perceel, is in totaal 150 m² aan bijgebouwen bij deze woning toegestaan. Dit bestaat uit het bestaande bijgebouw van 54 m² en maximaal 96 m² van het bestaande bijgebouw van 204 m².
Afbeelding - Schets met mogelijke vertaling van de randvoorwaarden en uitgangspunten (bron: Erfadvies Gelders Genootschap)
In de nieuwe situatie is sprake van twee percelen ten behoeve van woondoeleinden, namelijk (een deel van) het voormalige agrarische bedrijfsperceel te Bontepoort 3 en het naastgelegen perceel aan de oostzijde, waar in de huidige situatie de paardenbak is gelegen. De overige gronden behouden de agrarische functie.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een planologische en milieuhygiënische afweging plaats te vinden. Hoewel het een beperkte planologische aanpassing betreft, geldt dit ook voor de onderhavige situatie. Hierna wordt een afweging gemaakt op de relevante aspecten.
Beleidskader
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Gemeentelijk Waterplan
Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad het "Gemeentelijk Waterplan" vastgesteld. In het waterplan heeft de gemeente samen met Waterschap Vallei & Eem (inmiddels Vallei & Veluwe) het lokale waterbeleid vastgelegd. Verder sluit het waterplan aan bij het waterplan van de provincie Gelderland en het waterbeheerplan van Waterschap Vallei & Eem.
De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:
Alle nieuwe ontwikkelingen worden, afhankelijk van de ligging, aan een van deze streefbeelden en de daarbij behorende omschrijving, getoetst.
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is op 9 oktober 2013 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. De beoordeling van het plan volgt hieronder.
Boordeling
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het Waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het Waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
Het Waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het Waterschap vraagt de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap toe te passen.
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | richtafstand rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen niet-agrarische bedrijven aanwezig. Ten westen van het plangebied ligt Bontepoort 1, waar een veehouderij is gevestigd. Het aspect geur is hierbij van belang. Dit komt aan bod in subparagraaf 4.3.6.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
De Bontepoort 3 is gelegen op korte afstand van de weg Bontepoort. Deze weg wordt echter zeer beperkt gebruikt. Ingeschat wordt dat de verkeerintensiteit meer dan 500 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Hierbij wordt er geen geluidhinder verwacht bij de nieuw te bouwen woning. Overige wegen zijn op grote afstand gelegen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Een samenvatting is hierna weergegeven.
In het kader van de bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van een omgevingsvergunning is onderzoek uitgevoerd op de volgende drie terreindelen:
Het terrein is beschouwd als niet verdacht, behoudens de gedempte sloot aangezien voorafgaande aan het onderzoek niet bekend was waarmee de sloot was gedempt.
In de ondergrond en in het grondwater zijn (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
Het bovengrondmengmonster evenals de ondergrond ter plaatse van de demping is niet verontreinigd. Ter plaatse van de toegangsweg zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen in de funderingslaag.
Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en aanvraag van de omgevingsvergunning, aangezien de vastgestelde (zeer) lichte verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
Afbeelding - Uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
Inrichtingen
In of nabij het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen.
Transportroutes
Over de rijksweg A28 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand van het plangebied tot aan de rijksweg is meer dan 700 meter. Gezien de afstand vormt dit geen belemmering voor het plangebied.
Over het spoor Amersfoort-Zwolle vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het spoor bevindt zich echter op een afstand van meer dan 1.000 meter van het plangebied. Gezien de afstand vormt dit geen belemmering voor het plangebied.
Buisleidingen
In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwatiteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
De bouw van een woning voldoet aan de de noemer "niet in betekenende mate". Tevens is de locatie op een afstand van circa 875 m van de N806 Bunschoterweg gelegen, wat de dichtstbijzijnde provinciale weg is. Er zijn geen rijkswegen in de nabijheid van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij dient bij bepaalde ontwikkelingen worden bekeken of deze geen belemmering vormen voor omliggende agrarische bedrijven. Tevens moet worden bekeken of ontwikkelingen die geurgevoelige objecten toevoegen acceptabel zijn, met het oog op het woon- en leefklimaat ter plaatse.
Voor het plan is een geuronderzoek in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Op basis van de resultaten kan het volgende worden geconcludeerd:
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Natura 2000
Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
De EHS bestaat uit:
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Onderzoek
In het kader van onderhavige ontwikkeling is een natuurtoets uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 4. De conclusie en aanbevelingen zijn hierna weergegeven.
Natura 2000-gebieden en EHS
De planlocatie grenst aan het Natura 2000-gebied Arkemheen. Tijdens de werkzaamheden worden geen individuen van de habitat of vogelrichtlijnsoorten gedood, verwond of verstoord. Ook op de langere termijn zijn geen significant negatieve effecten op habitatsoorten te verwachten. Negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied worden niet verwacht.
Het projectgebied ligt in de EHS-verweven. Vanwege de aard en kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkelingen worden negatieve effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS uitgesloten. Een EHS- toetsing is niet noodzakelijk.
Beschermde soorten
Hoewel er geen gerichte veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en een veldbezoek vastgesteld dat het terrein van belang is voor enkele licht beschermde soorten (tabel 1-soorten) en voor strikter beschermde soorten broedvogels en vleermuizen.
Tabel 1-soorten
Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen gaat voor tabel 1-soorten weliswaar leefgebied verloren, maar van negatieve effecten op populaties is geen sprake. Wel kunnen op individueel niveau (tijdelijk) negatieve effecten optreden, bijvoorbeeld door verlies van leefgebied. Deze licht beschermde soorten behoren tot de categorie ‘niet ontheffingsplichtig bij ruimtelijke ingrepen’. Wel geldt ook voor deze soorten de algemene zorgplicht (bijlage 1). Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet aan de orde.
Tabel 2 en 3-soorten
Geconcludeerd wordt dat het plangebied tevens een geschikt leefgebied vormt voor een aantal strikter beschermde diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet. Met de voorgenomen werkzaamheden worden echter geen negatieve effecten op deze soortgroepen verwacht. Verblijfplaatsen zijn niet aangetroffen en (mogelijke) foerageergebieden blijven behouden. Wel dient rekening gehouden te worden met verlichting met betrekking tot vleermuizen. Verlichting dient tot een minimum beperkt te worden om negatieve effecten op nachtactieve soorten te voorkomen.
Broedvogels vragen om aandacht bij uitvoering
Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden, tenzij heeft uitgewezen dat broedende vogels niet aanwezig zijn.
Advies kerkuil en boerenzwaluw
Kerkuil
Kerkuil kwam vroeger voor op het erf. De bestaande deels te handhaven werkschuur biedt goede mogelijkheden voor een kerkuilnestkast. Geadviseerd wordt de zolderruimte van deze schuur toegankelijk te maken door een invliegopening in het houtwerk aan de voorkant van de schuur te creëren. Dit is echter geen verplichting vanuit de Flora- en faunawet, maar een advies. Hierachter kan vervolgens een kerkuilkast geplaatst worden.
Boerenzwaluw
Geadviseerd wordt om in de toekomstige situatie kunstnesten voor boerenzwaluw aan te bieden. Dit is echter geen verplichting vanuit de Flora- en faunawet, maar een advies. Het is zeer moeilijk een betrouwbaar beeld te krijgen van de stand van boerenzwaluwen, en de ontwikkelingen die deze soort doormaken. De voorkeur van boerenzwaluwen voor gebouwen als melkveestallen, manegegebouwen en dergelijke maken dat de soort bij reguliere vogeltellingen nauwelijks wordt geteld. Door veranderingen in de bedrijfsvoering bij veel boerderijen is boerenzwaluw in West-Europa teruggelopen. Sinds de jaren negentig lijkt de populatie in ons land redelijk stabiel. (Bron: Vogelbescherming). Door het aanbieden van kunstnesten wordt de boerenzwaluw een handje geholpen.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
De extra woning wordt gesitueerd naast de bestaande woning in het voormalige agrarische bouwperceel. Ruimtelijke gezien is er sprake van een verstoring in het landschap, omdat er nu geen bebouwing staat. Daar staat tegenover dat er per saldo een verbetering voor het landschap ontstaat, omdat er ruim 1.000 m² aan bebouwing wordt gesloopt en het gehele perceel zal worden heringericht. De cultuurhistorische waarden in het plangebied bestaan dan ook enkel uit landschappelijke waarden, zoals de karakteristieke verkaveling. Deze waarden worden beschermd middels het opnemen van aanduidingen op de verbeelding en in de planregels. Hiervoor wordt tevens verwezen naar paragraaf 4.6.
Voor het overige zijn er geen cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.
Afbeelding - Uitsnede archeologische beleidskaart (ligging plangebied in rood omkaderd)
De locatie Bontepoort 3 ligt volgens de archeologische beleidskaart in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Bij een bodemverstoring groter dan 250 m2 is een archeologisch onderzoek nodig.
Voor de realisatie van deze woning zijn er archeologisch gezien geen belemmeringen. Het is dan ook niet nodig dat voor dit gebied een archeologisch onderzoeksrapport moet worden gemaakt.
Indien bij de werkzaamheden vondsten worden gedaan (scherven, fundamenten, opvallende verkleuringen in het gele zand etc.) waarvan het vermoeden bestaat dat zij van archeologische betekenis zijn, dient hier onmiddellijk melding van te worden gemaakt bij de afdeling VTH cluster Monumentenzorg & Archeologie (Monumentenwet 1988 artikel 53).
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Behalve een waardevol bodemarchief, zoals beschreven in subparagraaf 4.5.2, kan er ook sprake zijn waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Een vertaling van deze regelgeving in het bestemmingsplan zou dubbelop zijn. Overigens zijn in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.
Het aspect monumenten vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
De nieuw te bouwen woning wordt landschappelijk zo zorgvuldig mogelijk ingepast. Er is hier sprake van een grote mate van openheid, een karakteristieke verkaveling en een weidevogelgebied. Dit is landschappelijk (zeer) waardevol. Deze waarden dienen behouden te blijven en zijn derhalve opgenomen op de verbeelding en in de regels. Ook bij de bouw van de nieuwe woning is hiermee rekening gehouden. Hiertoe is het erfadvies van het Gelders Genootschap opgesteld, waarmee niet alleen wordt gekeken naar het erf zelf, maar tevens naar de aansluiting op de landschappelijke waarden in de omgeving.
De schuur met damwandprofiel staat in de huidige situatie haaks op de verkaveling gesitueerd en doet daardoor in samenhang met zijn omvang afbreuk aan het landschap. Door de schuur te slopen wordt bijgedragen aan herstel van de landschappelijke waarden, onder andere doordat het zicht vanaf de weg over het erf op die manier niet meer wordt 'geblokkeerd'.
Het aspect landschap vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In of nabij het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels of leidingen (te denken valt aan bijvoorbeeld aardgastransportleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalverbindingen) aanwezig, die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van het plan.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor onderhavige ontwikkeling. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Onderhavig plan hanteert de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.
Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het plan bestaat uit de bestemmingen en algemene regels die in de paragraaf 5.2 worden behandeld.
Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn voornamelijk gebaseerd op de standaard plansystematiek van de gemeente Nijkerk.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
Deze bestemming is bedoeld voor de agrarische gronden in het plangebied. Het oprichten van gebouwen is hier uitgesloten, omdat er geen sprake is van agrarische bedrijven. De aanwezige landschappelijke en natuurwaarden zijn aangeduid door middel van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - karakteristieke verkaveling', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid van het landschap', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vogelbeschermingsgebied' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarde - weidevogelgebied'. Voor zover delen van het plangebied hiermee zijn aangeduid is een omgevingsvergunningplicht van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Daarbij valt te denken aan het dempen van sloten of het vellen en rooien van houtopstanden.
Bepaalde werken en werkzaamheden zijn uitgezonderd van deze vergunningplicht, zoals in het kader van het normale beheer en onderhoud.
Deze bestemming is bedoeld voor het gebruik voor woondoeleinden, met de daarbij behorende woning, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven. Omdat de oostelijke woning op het perceel Bontepoort 3 nieuw wordt gebouwd, geldt hiervoor een maximum inhoud van 600 m³ met een bij de woning behorend vrijstaand bijbehorend bouwwerk van maximaal 70 m². De voormalige agrarische bedrijfswoning op het perceel Bontepoort 3 betreft een reeds bestaande woning en mag daarom de bestaande inhoud blijven behouden. Het totaal toegestane oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken op dit perceel bedraagt maximaal 150 m², omdat er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf.
Binnen de woonbestemming is ook het vogelbeschermingsgebied van toepassing. De bescherming hiervan is opgenomen middels de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - vogelbeschermingsgebied'.
Het is toegestaan een aan huis gebonden beroep uit te oefenen, mits de voorgeschreven oppervlaktematen niet worden overschreden.
Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.
Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.
Het plan voorziet in de realisatie van een extra woning op het perceel. Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waardoor de kosten van grondexploitatie anderszins zijn verzekerd.
In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld, dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van het voorgenomen plan een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel is in het kader van de economische uitvoerbaarheid met de verzoeker in de bovengenoemde anterieure overeenkomst een bepaling opgenomen als bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Dit deel van de overeenkomst strekt ertoe dat eventuele schade door aanvrager wordt betaald. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.
Vooraankondiging
In verband met het bepaalde in 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan bekend gemaakt.
Vooroverleg
Provincie Gelderland
Het initiatief is in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorbesproken met de provincie Gelderland. De functieverandering is overeenkomstig het vastgestelde beleid. De provincie kan instemmen met het initiatief en is positief over de inrichting van het perceel overeenkomstig het advies van het Erfadvies van het Geldersch Genootschap.
Waterschap
Met het positieve wateradvies vanuit de watertoets heeft het Waterschap Vallei en Veluwe aangegeven dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het plan.
Inspraak en zienswijzen
Gelet op de aard en omvang van het bestemmingsplan wordt afgezien van inspraak.
Het ontwerpbestemmingsplan is van PM voor zienswijzen ter inzage gelegd. Er zijn wel/geen zienswijzen binnengekomen.