Plan: | De Havenaer 2013, Nijkerk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0066-0001 |
Het winkelcentrum Home en Lifestyle De Havenaer (hierna te noemen 'De Havenaer') is gelegen op een markante plaats aan de Arkervaart, aan de rand van het bedrijventerrein van Nijkerk en dichtbij de binnenstad van Nijkerk. Er bestaan plannen het complex uit te breiden. Om dit mogelijk te maken is in 2012 het bestemmingsplan 'De Havenaer' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is hierna integraal overgenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 1'.
Inmiddels bestaan er plannen De Havenaer verder uit te breiden met een tweede fase. Deze uitbreidingsmogelijkheid zal in de plaats komen van een bestaande mogelijkheid bij het complex een bedrijfswoning te realiseren. Onderhavig bestemmingsplan beoogt deze ontwikkeling te realiseren.
Het plangebied betreft de noordelijke zijde van het winkelcompex 'De Havenaer', waar de tweede fase beoogd wordt. De locatie ligt aan de rand van het industrieterrein de Arkervaart, dichtbij de Nijkerkse binnenstad. De Havenaer betreft een historische industriële locatie die door de Arkervaart in verbinding staat met de voormalige Zuiderzee. In De Havenaer zijn diverse industriële opstallen in oude luister hersteld en in gebruik als winkelcentrum. Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van het bestaande winkelcomplex De Havenaer. Hier stond voorheen een woning (villa Hulkestein) maar deze is inmiddels gesloopt, waardoor het plangebied braak ligt. Het plangebied wordt in het oosten begrensd door de Arkervaart, in het zuiden door de Havenaer en in het noorden door het bestaande bedrijventerrein. De volgende luchtfoto's tonen het plangebied en de omgeving.
Topografische kaart met aanduiding plangebied
Luchtfoto omgeving met aanduiding plangebied
Bron: Google Earth
Het vigerende bestemmingsplan betreft bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 1'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 28 juni 2012 en nadien onherroepelijk geworden.
Uitsnede uit het vigerende bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Gemengd 2'. Hier zijn de volgende functies toegestaan:
De bouwvlakken op de verbeelding geven aan waar gebouwd mag worden. Ter plaatse van onderhavig plangebied is een bouwvlak getekend waar de bedrijfswoning mag worden gerealiseerd en een tweetal aanduidingvlakken 'bijgebouw' waar de bijgebouwen mogen worden gerealiseerd.
De nu aan de orde zijnde tweede fase van de uitbreiding van De Havenaer past niet binnen het geldende bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Deze toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. Daarnaast komen in dit hoofdstuk de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aan bod door middel van een planbeschrijving. Hoofdstuk 3 en 4 gaan in op de haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 3 wordt ten eerste het relevante beleid behandeld. In hoofdstuk 4 komen vervolgens de haalbaarheidsaspecten, zoals milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van het plan en de wijze van bestemmen behandeld. Hoofdstuk 6 ten slotte is gereserveerd voor de resultaten van de procedure.
De stad Nijkerk heeft een bekende handelsgeschiedenis. Van oudsher vond in de stad veel handel en bedrijvigheid plaats. Veel fabrieken stonden aan de Arkervaart om zo gemakkelijk alle grondstoffen en producten per schip te kunnen transporteren. De eerste bedrijvigheid werd gevestigd aan het einde van de Arkervaart, dichtbij de stad. In de loop van de tijd is de bedrijvigheid steeds meer naar het noorden uitgebreid en is de betekenis van de Arkervaart voor de bedrijvigheid afgenomen. In het complex van De Havenaer bevinden zich een aantal oude fabriekspanden, alsmede een historische watertoren en een touwfabriek en touwbaan.
De locatie in het verleden
Nijkerk aan het begin van de 20e eeuw, waarop Watertoren en Haven zichtbaar zijn
De kern Nijkerk behoort samen met de kernen Hoevelaken en Nijkerkerveen tot de gemeente Nijkerk. De gemeente ligt centraal in Nederland grenzend aan de Randstad en de Veluwe. De gemeente is daarmee gelegen op de overgang van de hoger gelegen stuwwal en de lager gelegen Eemvallei. Naast het water heeft de mens de grootste invloed gehad. Al in de 12e eeuw is de mens begonnen om het veen- en moerasgebied rond Hoevelaken te ontginnen. Rond deze tijd werden ook verschillende buurtschappen gesticht, zoals Slichtenhorst/Driedorp en Appel. De oudste is de buurtschap Wullenhove. Op haar gebied werd later de veste Nijkerk gebouwd. Dit gebeurde nadat Nijkerk in de Gelders-Arkelse oorlog van 1412 was platgebrand. Het oude kerkdorp kreeg stadsrechten en de bebouwing bij de kerk werd voorzien van een omwalling met drie poorten. De gekanaliseerde beek Arkervaart werd de verbinding met de Zuiderzee. In de 17e en 18e eeuw ontwikkelde de stad Nijkerk zich tot een belangrijk centrum van de Noordwest Veluwe. Er werd veel tabak verbouwd en er was een levendige handel. Naast de landbouw was de scheepvaart een belangrijk middel van bestaan. De welvaart van de Gouden Eeuw ging in de Franse tijd grotendeels verloren. In de 19e eeuw werd het natste gebied, het Nijkerkerveen, ontgonnen; akkerbouw en veelteelt waren de belangrijkste economische pijlers. Later ontwikkelde de industrie zich door de aanleg van de Zuiderzeestraatweg en de spoorlijnen Amersfoort-Zwolle en Ede-Nijkerk. De aanleg van de A28 en de verstedelijking van de
stad Nijkerk in noordwestelijke richting vonden plaats in de oude zeekleipolder. Het karakteristieke open krekenlandschap is daardoor verkleind. Ten noorden van de snelweg is het landschap echter door de geschiedenis heen onaangetast gebleven. De onregelmatige kavelstructuur en het open landschap zijn nog altijd goed herkenbaar. Nijkerk heeft op dit moment zo'n 40.000 inwoners.
Bestaand winkelcentrum De Havenaer
Bestaande situatie omgeving
Het plangebied ligt nabij de binnenstad van Nijkerk, dichtbij het stadhuis en de haven. Het complex van De Havenaer is gevestigd in een aantal oude fabriekspanden. In 1994 is begonnen met de renovatie van een aantal fabriekspanden dat al jaren leegstond en genomineerd was om gesloopt te worden. Na de renovatie opende het winkelcentrum Havenaer de deuren. In de Havenaer bevinden zich winkels rondom het thema 'Home en Lifestyle'. Er zijn winkels gevestigd uit het midden- en hoge segment. De buitenzijde is grondig gerenoveerd en zoveel mogelijk in oude staat hersteld. In de voormalige touwfabriek is een woonwinkel gevestigd. De Havenaer is gezien haar specifieke karakter geen directe concurrent van de Nijkerkse detailhandel in de binnenstad. Het streven is om De Havenaer en de binnenstad van Nijkerk elkaar te laten versterken en een verbinding te leggen tussen beide gebieden.
Reeds mogelijke uitbreiding (eerste fase)
Het is gebleken dat De Havenaer voorziet in een behoefte vanuit de markt. Om die reden bestaat reeds het voornemen het complex uit te breiden. In de directe omgeving is daarvoor voldoende mogelijkheid gevonden. In het bestaande bestemmingsplan De Havenaer, Nijkerk dat vervolgens is overgegaan in het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1, is daarom gelegenheid geboden het complex aan de noordelijke zijde uit te breiden. De uitbreiding biedt plaats aan winkels, kantoren, een indoor-speelvoorziening en magazijnruimte. De uitbreiding vindt hiernaast deels plaats in een te behouden en te herbestemmen voormalig industrieel gebouw.
Op onderstaande kaartbeeld is de beoogde situatie van De Havenaer inclusief de geplande en reeds planologisch mogelijke eerste fase.
Situatieschets ontwikkeling
bron: Masterplan 'de Havenaer', met globale aanduiding onderhavig plangebied
Bestaande situatie plangebied
Onderhavig plangebied betreft in hoofdzaak het perceel aan de noordzijde van het winkelcomplex De Havenaer. Op dit perceel stond voorheen de villa "Hulkestein".
De bestaande bebouwing is echter inmiddels gesloopt. Momenteel is de locatie braakliggend en bevindt zich op het perceel vooral verwilderde begroeiing. Het terrein is omgeven door een hekwerk.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan een bedrijfspand, gelegen aan de Ohmstraat. Aan de zuidzijde en westzijde grenst het aan het bestaande terrein van De Havenaer. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de Westkadijk en de Arkervaart.
Op onderstaande luchtfoto is het plangebied weergegeven.
Luchtfoto van bestaand plangebied en de directe omgeving (bron: maps.bing.com)
Algemeen
De bedoeling is om 'De Havenaer' verder uit te breiden met een tweede fase. Deze vindt plaats aan de noordelijke zijde van het winkelcomplex. Met deze uitbreiding wordt voortgebouwd op het Masterplan uit 2006 en wordt het gehele complex op een ruimtelijk logische wijze afgerond.
Functionele indeling
Binnen het nieuwe gebouw is ruimte voor hoofdzakelijk winkels. Er wordt ongeveer 6500 m2 aan brutowinkelvloeroppervlak gerealiseerd. Hiervan zal ongeveer 5.000 m2 b.vo. worden ingevuld met winkels, 1.000 m2 bv.o. met magazijnen en 500 m2 met kantoren.
Situatietekening nieuwe situatie (nieuwe gebouw in oranje)
Inrichting en beeldkwaliteit
Inleiding
Ten behoeve van het onderhavige plan is een beeldkwaliteitplan opgesteld1. Dit is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. Hieronder wordt op de hoofdpunten van dit beeldkwaliteitplan ingegaan.
Stedenbouwkundige inpassing
Het nieuwe gebouw wordt aangesloten op de delen van het bestaande en nog te realiseren complex De Havenaer. Met het nieuwe gebouw wordt een samenhangend complex afgerond, waarbij de bebouwing zich richt naar buiten en aan de binnenkant een parkeerterrein omsluit. Het nieuwe gebouw krijgt toegangen aan zowel de Westkadijk als de Ohmstraat. Het gebouw presenteert zich met name naar de Westkadijk. Hier kan het gebouw bijdragen aan een verbetering van de verblijfskwaliteit van de havenkom van de Arkervaart, waar diverse ontwikkelingen kunnen bijdragen aan een nieuw verblijfsgebied in Nijkerk.
Beeldkwaliteit
De nieuwe bebouwing zal qua beeldkwaliteit aansluiten op de stijl van het huidige winkelcentrum. Het gebouw moet een robuuste en industriële uitstraling krijgen, waarbij de hoofdbebouwing wordt geleed om qua schaal aan te sluiten op de omgeving.
De bouwhoogte van onderhavig plan (de tweede fase) blijft beperkt tot deels 12 m en deels 15 m. Hiermee ontstaat een ruimtelijk beeld waarin de voormalige dropfabriek met 18 m het belangrijkste gebouw blijft. Ook wordt qua massa aangesloten op het naastgelegen bestaande bedrijfspand (Dasselaar aan de Ohmstraat).
De nieuwbouw heeft op begane grond niveau grote transparante en uitnodigende gevels. Eigentijdse varianten op bestaande detailleringen is wenselijk. Hier valt te denken aan metselwerkverbanden, rollagen, dakranden e.d..
Er is gekozen voor een warme roodbruine baksteen en een robuuste massa met vierkante vormen, grote raampartijen en witte dakoverstekken. Er worden bijzondere metselwerkverbanden als accent aangebracht. De bebouwing krijgt geen kap en heeft grotendeels twee verdiepingen.
Impressie bouwplan (bron: Van Bokhorst Architecten BNA)
Impressie waterfront (bron: Van Bokhorst Architecten BNA)
Groenvoorzieningen
De 2 bestaande bomen aan de Westkadijk zullen gehandhaafd blijven. Verdere beplanting aan het waterfront kan heel beperkt blijven. Verder zal de groenvoorziening bestaan uit bomen tussen de parkeervakken, kleine plantsoenen en verplaatsbare groenvoorziening.
Waterfront Nijkerk
Het plan kan bijdragen aan de beoogde ontwikkeling om het waterfront rondom de kop van de Arkervaart te ontwikkelen tot de 'huiskamer van Nijkerk'. Onderhavig plan zal De Havenaer meer openen naar de stad doordat De Havenaer als geheel meer transparantie krijgt en er entrees aan het waterfront worden gerealiseerd.
Aan het waterfront zal in zijn totaliteit de ruimtelijke kwaliteit verbeterd moeten worden. Er zou uiteindelijk een hoogwaardige boulevard kunnen komen vanaf De Havenaer tot aan de havenkop en doorgaand naar de binnenstad.
Multifunctioneel complex
Verkeer
Het complex als geheel (en ook onderhavig plan) wordt via de Ampèrestraat en de Watergoorweg ontsloten op de provinciale weg N301. Deze route loopt over het industrieterrein zodat er geen directe hinder is voor woongebieden. Vanaf deze route is het parkeerterrein aan de binnenzijde te bereiken alsmede de strook met parkeerplaatsen aan de Ohmstraat. In de huidige situatie is er voldoende capaciteit voor de verkeerskundige ontsluiting op de voornoemde wegen.
Eveneens is er een (kleinschalige) ontsluiting voorzien aan de Westkadijk voor verkeer dat vanaf het centrum van Nijkerk de Havenaer benadert.
Parkeren
Voor het plan De Havenaer als geheel is een integrale parkeerbalans opgesteld. Deze parkeerbalans betreft het bestaande woonwinkelcentrum De Havenaer, de uitbreiding in de eerste fase en de uitbreiding in de tweede fase (onderhavig bestemmingsplan). De belangrijkste onderdelen uit de parkeerbalans zijn hieronder weergeven:
Verkorte parkeerbalans De Havenaer | |||
Functie | Totaal oppervlak (m2) | Parkeernorm (per 100 m2 bvo) |
Aantal benodigde parkeerplaatsen |
Kantoor | 7.954 m2 | 1,9 | 151 |
Winkel | 13.421 m2 | 1,4 | 188 |
Magazijn/opslag/bedrijfsruimte | 1.786 m2 | 0,7 | 13 |
Restaurant | 790 m2 | 10 | 79 |
Woning | 99 m2 (1 woning) | 1,8 (per woning) | 2 |
Evenemententerrein | 470 m2 | 8 | 38 |
Speeltuin (overdekt) | 1.500 m2 | 12 | 180 |
Totaal | 470 |
Bij de parkeerbalans is hiernaast beoordeeld wat de aanwezigheidspercentages zijn. De parkeernorm van 470 parkeerplaatsen is namelijk vertekend, omdat geen rekening is gehouden met de mogelijkheden voor uitwisseling tussen verschillende functies gedurende de dag. Het piekmoment (het drukste moment in de week) moet hierbij bepalend zijn. Dit is de zaterdagmiddag. Op dit piekmoment bedraagt de parkeernorm 416 parkeerplaatsen.
Hiermee is de parkeernorm voor De Havenaer berekend op 416 parkeerplaatsen.
In totaal worden 425 parkeerplaatsen gerealiseerd binnen De Havenaer als geheel. Hiermee wordt dus voldaan aan de parkeernormen.
De volledige parkeerbalans voor De Havenaer is opgenomen als bijlage 2.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.
Streekplan Gelderland 2005 (Structuurvisie)
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Na de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De belangrijkste uitgangspunten van het streekplanbeleid zijn bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur en het organiseren in stedelijke netwerken.
Het plangebied ligt in het bebouwd gebied van de gemeente Nijkerk en maakt geen deel uit van een stedelijk netwerk. Het bundelingsbeleid is wel van toepassing. Bundeling in Gelderland heeft tot doel:
Uitsnede streekplankaart
bron: provincie Gelderland
In het provinciaal beleid is het plangebied en de omgeving aangeduid als regionaal centrum. Deze aanduiding maakt onderdeel uit van 'bebouwd gebied BRS' en betreft het beleid voor stedelijke ontwikkeling.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
Cultuurhistorie is een belangrijk aspect van de ruimtelijke kwaliteit van Gelderland. In relatie tot stedelijke ontwikkeling gaat het bij cultuurhistorie om twee aandachtspunten. Stedelijke ontwikkeling heeft gevolgen voor aanwezige cultuurhistorische identiteiten. In de planvorming moeten die gevolgen zorgvuldig worden meegenomen. De cultuurhistorische identiteiten kunnen anderzijds een inspiratiebron zijn bij de planontwikkeling. De provincie hanteert de Cultuurhistorische Beleidskaart om bij stedelijke ontwikkeling actief bij te dragen aan behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische identiteitsdragers.
Toetsing
Binnen het plangebied is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Binnen de ontwikkeling is aandacht voor de bestaande omgeving. Met het plan wordt aangesloten op het bestaande en uit te breiden complex De Havenaer en op de historische industriële karakteristiek. Er is nadrukkelijk sprake van behoud van cultuurhistorische identiteiten. Daarnaast is het plan een goed voorbeeld van zorgvuldig ruimtegebruik, aangezien met het plan de bestaande stedelijke ruimte wordt geïntensiveerd.
Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2015-2030 en Binnenstadsvisie Nijkerk
In juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2015-2030 en de Binnenstadsvisie Nijkerk vastgesteld. De documenten geven een visie op de ontwikkeling van de gemeente in het algemeen en het centrum van Nijkerk in het bijzonder. Ten aanzien van het centrum van Nijkerk wordt vastgesteld dat detailhandel te veel verspreid ligt binnen de gemeente en dat het van belang is om de winkelfunctie van de Nijkerkse binnenstad te versterken. Concentratie van winkelvoorzieningen wordt in zowel de Structuur- als Binnenstadsvisie als uitgangspunt gekozen.
De Binnenstadsvisie maakt bovenstaande ambitie meer concreet en stelt dat het nodig om een verpreid winkelaanbod tegen te gaan en winkels te concentreren in het bestaande winkelcircuit. Ten aanzien van De Havenaer stelt de Binnenstadsvisie dat de uitbreiding van De Havenaer moet passen binnen het thema 'home en lifestyle'.
Toetsing
In dit bestemmingsplan wordt omschreven dat de bestaande en toekomstige activiteiten binnen De Havenaer aansluiten bij bovengenoemd thema en in dat kader ook consistent zijn met de visie en ambities uit de Structuurvisie Nijkerk en de Binnenstadsvisie Nijkerk.
Detailhandelsbeleid Nijkerk 2013+
Inleiding
In voorliggend detailhandelsbeleid wordt een visie geschetst voor de toekomst (anno 2030) en worden verwachte ontwikkelingen op het gebied van detailhandel vertaald naar concreet en integraal detailhandelsbeleid. Met dit beleid maakt de gemeente aan marktpartijen duidelijk waar ze aan toe zijn, en wat ze van de gemeente kunnen verwachten op het gebied van detailhandel. De gemeente Nijkerk wil op deze manier (blijven) voorzien in een gezond ondernemersklimaat voor detailhandel ('economisch'), complete en aantrekkelijke voorzieningen voor consumenten ('sociaal-maatschappelijk') en ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik/ terugdringen leegstand ('ruimtelijk').
Doelstelling
De doelstelling van het detailhandelsbeleid is het bieden van ontwikkelmogelijkheden aan ondernemers (economisch functioneren ondersteunen/ werkgelegenheid creëren), het stimuleren van sociale cohesie en leefbaarheid en het geven van een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit van de verschillende (winkel)gebieden.
Havenaer
De Havenaer wordt in de detailhandelsvisie specifiek genoemd. De Havenaer betreft een thematisch winkelcentrum buiten het 'rondje Nijkerk' (de binnenstad) gericht op het thema 'woon & lifestyle' binnen het luxere segment. Dit voor Nijkerk unieke cluster van winkels, dat het aanbod in de binnenstad aanvult en versterkt, omdat het regionale trekkracht genereert of een bijzonder aanvullend assortiment aan winkels biedt, dient nadrukkelijk te worden gemonitord. Wanneer in de toekomst mogelijk herontwikkeling van de Havenkom plaatsvindt, dan wordt een nieuwe integrale afweging gemaakt van de positie van De Havenaer ten opzichte van de binnenstad van Nijkerk.
Toetsing
Met onderhavig plan wordt De Havenaer verder uitgebreid. Aangezien er voor De Havenaer specifiek beleid geldt, wordt er in dit plan maatwerk geboden.
Inleiding
Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen is bodemonderzoek uitgevoerd.
Bodemonderzoek
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het complex De Havenaer2. Onderhavig plangebied maakt ook deel uit van het onderzoeksgebied. De onderzoeksopzet bestond uit een vooronderzoek op basis van NEN5727 en een bodemonderzoek op basis van NEN5740.
Het onderzoeksgebied is in het rapport ingedeeld in een aantal deelgebieden. Onderhavig plangebied valt binnen deellocatie F, 'overig terrein' (overigens wordt deze deellocatie foutief ook in het rapport aangeduid als deellocatie G).
Hier zijn in de bovengrond licht verhoogde gehalten van koper, kwik, lood, zink en PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn sterk tot matig verhoogde gehalten aan koper, lood en nikkel aangetroffen.
Voor deellocatie wordt geconcludeerd dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. Dit heeft betrekking op twee mengmonsters die genomen zijn in deze deellocatie waar sterk verhoogde gehalten zijn aangetoond van nikkel en lood. Geen van deze mengmonsters hebben echter betrekking op de boringen die zijn uitgevoerd binnen het onderhavige plangebied. Geen van de boringen die binnen onderhavig plangebied zijn genomen, leidden tot bijzondere conclusies.
Geconcludeerd wordt dat de actuele bodemkwaliteit (nulsituatie) in voldoende mate is vastgelegd en naar de mening van het onderzoeksbureau geen belemmering vormt voor het verlenen van een bouwvergunning c.q. een wijziging van het bestemmingsplan.
Actualiteit bodemonderzoek
Het bodemonderzoek is inmiddels ruim 3 jaar oud. Gesteld kan worden dat de conclusies van het bodemonderzoek voor zover die onderhavig plangebied betreffen nog steeds opgaan, aangezien er sinds het moment dat het bodemonderzoek op de locaties is uitgevoerd, geen activiteiten op het terrein hebben plaatsgevonden die mogelijk een (nieuwe) bodemverontreiniging tot gevolg kunnen hebben. Het plangebied heeft gedurende deze tijd braak gelegen.
Conclusie
Het aspect 'bodem' is voldoende onderzocht en leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
In het kader van een bestemmingsplan dient te worden getoetst of een ruimtelijke ontwikkeling belemmeringen ondervindt als gevolg van industrielawaai.
Toetsing
Op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder is een geluidszone vastgesteld voor het bedrijventerrein Arkervaart / Watergoor. Deze geluidszone is opgenomen in het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen 1' .
Onderhavig plangebied is geheel binnen het geluidsgezoneerde industrieterrein gelegen. Op de navolgende kaart is de ligging van het plangebied weergegeven.
Kaart geluidsgezoneerde industrieterrein met globale aanduiding plangebied
Op basis van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) is een geluidszone nodig als er op een industrieterrein bepaalde typen lawaaiproducerende bedrijven ('grote lawaaimakers') zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd.
Met de zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven (inclusief grote lawaaimakers) als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt bij bedrijven, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
Op het binnenterrein van het geluidsgezoneerde bedrijventerrein zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Dit betreffen naast woningen bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen. Onderhavig plan betreft de realisatie van detailhandel en kantoren binnen het geluidsgezoneerde industrieterrein. Deze functies zijn niet geluidsgezoneerd. Om die reden leidt de zone industrielawaai voor onderhavig bestemmingsplan niet tot belemmeringen.
Conclusie
Het aspect geluid 'industrielawaai' leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
Wanneer in een plan nieuwe geluidsgevoelige ruimten, zoals woningen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder (Wgh) de verplichting akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van omliggende wegen. Deze geluidsbelasting mag de voorkeursgrenswaarde niet overschrijden. Op basis van Wgh moet bij ruimtelijke ontwikkelingen waarin een bestemmingsplan voorziet rekening worden gehouden met vier geluidsbronnen: wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtverkeerslawaai.
Toetsing
Geluidgevoelige functies betreffen naast woningen, medische en onderwijsvoorzieningen. In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. De Wet geluidhinder kent daarom geen onderzoeksplicht.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) beoogt mensen te beschermen tegen luchtvervuiling. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn.
Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 µg/m3 (3% van 40 µg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project dat NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:
Toetsing en conclusie
De wijzigingen van het plan ten opzichte van de bestaande bestemming is aan te merken als een “niet in betekenende mate” wijziging. Er zijn dus geen belemmeringen op het gebied van de luchtkwaliteit. Dit aspect zorgt niet voor belemmeringen voor onderhavig plan.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt aansluiting gezocht bij de indicatieve afstanden genoemd in de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, Den Haag, editie 2009). Deze VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
In de VNG-publicatie wordt een aparte systematiek gehanteerd voor zogenaamde gemengde gebieden. Het begrip 'gebied met functiemenging' wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. In algemene zin geldt voor gemengde gebieden dat in vergelijking met gewone woongebieden en dergelijke, de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden teruggebracht. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn onder meer winkelgebieden van dorpskernen en gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies.
Toetsing
Uitgaande van de VNG-publicatie kan de omgeving van onderhavig plangebied worden aangemerkt als gemengd gebied, gezien de diverse functies in het gebied.
Onderhavig plan betreft de realisatie van onder andere winkels en kantoren en mogelijk ook een indoorspeelvoorziening. Deze zijn niet hindergevoelig.
De nieuwe functies in onderhavig plan kunnen wel voor enige hinder zorgen voor de omgeving. Hierover kunnen twee dingen worden gesteld:
Conclusie
Wat betreft het aspect 'bedrijven en milieuzonering' worden geen belemmeringen verwacht voor onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
Wanneer geurgevoelige objecten (woningen zijn onder andere zijn geurgevoelig) worden opgericht in de nabijheid van een geuremitterend bedrijf, dan dient te worden beoordeeld of er mogelijke belemmeringen te verwachten zijn.
Toetsing
Functies waar op regelmatige basis mensen verblijven moeten conform de wet- en regelgeving worden beschouwd als geurgevoelig. De kantoorfunctie die binnen onderhavig plan wordt gerealiseerd moet om die reden als geurgevoelig worden beoordeeld, omdat hier vaak een deel van de dag mensen zullen verblijven.
In het kader van het bestemmingsplan 'De Havenaer' uit 2012 is naar het aspect geurhinder specifiek onderzoek gedaan3. Er is hierbij met name gekeken naar het mengvoederbedrijf “Coöperatieve Arkervaart-Twente U.A.” dat een geuruitstoot met zich meebrengt.
Uit dit onderzoek is gebleken dat in het plangebied van De Havenaer (waar ook onderhavig plangebied deel van uitmaakt) in alle gevallen aan de richtafstanden voor geur wordt voldaan, met uitzondering voor de mengvoederfabriek de Cooperatieve Arkervaart-Twente U.A. (inmiddels ABZ diervoeding geheten). Voor dit bedrijf is echter een specifiek geuronderzoek uitgevoerd, als onderdeel van de aanvraag van een milieuvergunning. Dit geuronderzoek laat zien dat de mengvoederfabriek ruim aan de geurnormen uit de Nederlandse emissie richtlijn lucht (NeR) voldoet. Hiermee zijn er geen belemmingen.
Verwacht kan worden dat de conclusies uit dit rapport nog steeds op gaan voor onderhavig bestemmingsplan. Hiermee zijn er geen belemmeringen.
Conclusie
Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in onderhavig bestemmingsplan.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca, sportterreinen en parkeerterreinen.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
Ten zuiden van het plangebied is de hogedrukaardgasleiding N-570-42-KR-004 gelegen. Op de navolgende afbeelding is de ligging van deze leiding ten opzichte van het plangebied (blauw kader) weergegeven.
Ligging hogedrukaardgasleiding en plangebied (blauw kader)
Bron: risicokaart.nl
Deze leiding heeft een werkdruk van 40 bar en een diameter van 6,25 inch. Hiermee heeft deze leiding een invloedsgebied van het groepsrisico van 70 m. Het plaatsgebonden risicocontour 10-6 bedraagt 0 m. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 130 m. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.
Verder zijn er in de omgeving van het plangebied geen mobiele of stationaire bronnen gelegen die een belemmering vormen voor de haalbaarheid van het plan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Vierde nota waterhuishouding
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Hierin is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland moet zijn gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. In de nota is onder andere aangegeven dat stedelijk water meer aandacht moet krijgen. Vanuit de Europese Unie is de Kaderrichtlijn Water (2000) van kracht geworden. Het doel van deze richtlijn is het realiseren van een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Per stroomgebied moet hiertoe in 2009 een beheersplan worden opgesteld.
Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw (2000) moet aan het watersysteem meer aandacht worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden - bergen - afvoeren” staat hierbij centraal. Ook in stedelijke uitbreidingen dient daarom het overtollige hemelwater beter vastgehouden te worden.
In navolging van de nota Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water is in 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat en om het behalen van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water.
Waterplan Gelderland 2010-2015
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals stedelijk gebied, landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het plangebied bevindt zich in de bebouwde kom en dus volgens de definitie van het Waterplan in het stedelijk gebied. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
Het Waterschap Vallei en Veluwe is op 2013 ontstaan na een fusie van het waterschap Vallei en Eem en het waterschap Veluwe. Voor onderhavig plangebied is nog steeds het waterbeheersplan van het waterschap Vallei en Eem van toepassing.
Waterbeheersplan 2010-2015
Het Waterbeheersplan 2010 - 2015 van het waterschap Vallei en Eem is op 17 september 2009 door het Algemeen Bestuur en vastgesteld en op 17 december 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht het Waterbeheersplan 2010 - 2015 goedgekeurd.
Dit plan behandelt de taken van het waterschap op het gebied van de zorg voor voldoende en schoon water en de zuivering van afvalwater. In de komende periode wordt voortgebouwd op de in de vorige planperiode behaalde resultaten en ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. In het waterbeheersplan staat wat het waterschap doet om te zorgen voor veilige dijken, optimale waterpeilen en schoon water in sloten, beken, kanalen en plassen. Centraal staan de waterschapstaken: waterbeheer, waterkering en waterketen.
Eerder verricht onderzoek
In het kader van de waterhuishouding voor het plan De Havenaer eerste fase is een watertoets uitgevoerd4.
In dit onderzoek wordt gesteld dat als gevolg van het bouwplan, de verharding en de bebouwing toeneemt. Deze toename van de verharde en bebouwde oppervlakte betekent dat er in het plangebied waterbergend vermogen gecreëerd moet worden ten einde aan het beleid van het waterschap en de gemeente te voldoen. In het plangebied is infiltratie goed mogelijk,
Op basis van de uitgangspunten van het Waterschap Vallei en Eem (vasthouden, bergen en afvoeren) wordt in dit onderzoek voorgesteld om:
Hiernaast geldt als uitgangspunt dat het gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper en zink niet gewenst is omdat deze kunnen uitlogen naar het hemel-, grond- en oppervlaktewater.
Toetsing onderhavig plan
Met onderhavig plan neemt de hoeveelheid bebouwing ten opzichte van de plannen voor De Havenaer fase 1 verder toe. Een beoogde bedrijfswoning maakt plaats voor een bedrijfspand met een bebouwd oppervlak van circa 3.200 m2. Ook wordt enige verharding toegevoegd ten behoeve van parkeren. Geschat wordt dat de hoeveelheid bebouwing/verharding ten opzichte met het oude inrichtingsplan met circa 2.500 m2 toeneemt.
De gekozen oplossingen als beschreven in het watertoets-document voor De Havenaer fase 1 kunnen ook voor fase 2 van toepassing worden verklaard. Binnen deze gekozen oplossingen is voldoende capaciteit te realiseren om ook in de extra toename van bebouwd/verhard oppervlak te voldoen. Er hoeven dus geen extra maatregelen te worden getroffen.
Over de wateroplossingen die zijn genomen voor de realisatie van De Havenaer eerste fase heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap. Het waterschap kon destijds instemmen met de gekozen oplossingen. Om deze reden wordt nader overleg op dit moment niet noodzakelijk geacht. Bij de verdere uitwerking en realisatie van de beoogde bouwplannen zal het waterschap wel betrokken worden als daar aanleiding toe is.
Algemeen
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Toetsing
Inleiding
Er is specifiek voor onderhavig plan een quick scan flora en fauna uitgevoerd5. In deze quick scan zijn de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld gebracht.
Gebiedsbescherming
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. Gezien de ligging van het plangebied buiten de EHS (1100 meter) en beschermde natuurgebieden (1400 meter) zijn negatieve effecten op dit gebied niet te verwachten.
Voor dit plan is geen sprake van een vergunningsaanvraag in het kader van de Nb-wet.
Soortenbescherming
De meeste van de in het plangebied voorkomende soorten zijn beschermd en vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.
Met de plannen zijn negatieve effecten op ontheffingsplichtige vleermuizen niet op voorhand uit te sluiten. Voor deze soorten geldt, bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen, een ontheffingplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Nader onderzoek dient uitgevoerd te worden naar vleermuizen. Pas dan kan worden bepaald of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is.
Verder is een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet altijd van toepassing:
Ten slotte worden enkele aanbevelingen gedaan in het flora en faunarapport.
Conclusie
Er is vervolgonderzoek nodig naar de vleermuis. Dit onderzoek zal nog plaatsvinden.
Vervolgonderzoek flora en fauna
Het vervolgonderzoek flora en fauna dient nog plaats te vinden. Te zijner tijd zullen de resultaten worden besproken in deze toelichting.
Conclusie
Er is een quick scan flora en fauna uitgevoerd. Hieruit bleek dat er nog vervolgonderzoek dient plaats te vinden naar de vleermuis. Dit onderzoek zal plaatsvinden gelijktijdig aan de procedure van dit bestemmingsplan.
Algemeen
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
Archeologisch bureau en veldonderzoek
Inleiding
In het kader van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'De Havenaer' heeft verkennend archeologisch onderzoek plaatsgevonden6. Dit onderzoek betrof mede het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan en is om deze reden nog steeds bruikbaar.
Het uitgevoerde onderzoek bestond uit twee delen, het archeologische bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek.
Resultaten
Ter plaatse van onderhavig plangebied, in de noordhoek van het onderzoeksgebied, bevindt zich het (voormalig) woonperceel van huis “Hulkestein”. Aangezien binnen het gehele onderzoeksgebied een eerddek is aangetroffen heeft de onderzoekslocatie een hoge trefkans op intacte archeologische sporen uit alle perioden. Voor de locatie kan niet worden uitgesloten dat er sprake is van een archeologische vindplaats. Een vervolgonderzoek is noodzakelijk om dit vast te stellen. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van proefsleuven (IVO-P). Voor het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) vereist, dat voor aanvang van de werkzaamheden moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag, de gemeente Nijkerk. Indien niet dieper wordt gegraven dan 0,5 m -mv kan dit vervolgonderzoek achterwege blijven.
Conclusie
Het onderzoek heeft uitgewezen dat vervolgonderzoek benodigd is in de vorm van proefsleuvenonderzoek in het geval er dieper dan 0,5 m-mv gegraven wordt.
Archeologisch karterend booronderzoek
Inleiding
Aangezien in het verkennend archeologische onderzoek is geconcludeerd dat er in het onderzoeksgebied (waar onderhavig plangebied deel van uitmaakt) intacte enkeerdgronden voorkomen, is vervolgonderzoek uitgevoerd7. In overleg met de regioarcheoloog van De Vallei, de heer P. Schut, is besloten ter plaatse van deze enkeerdgronden een karterend inventariserend booronderzoek uit te voeren, teneinde te bepalen of binnen deze delen van het plangebied mogelijk een archeologische vindplaats aanwezig is.
Resultaten
Tijdens het karterend booronderzoek is een grote hoeveelheid (deels verbrand/gesmolten) glasfragmenten en sintels aangetroffen, geconcentreerd rondom de oostelijke zijde van het voormalige huis Hulkestein. Daarnaast is een puinlaag aangetroffen aan de noordoostzijde, waaronder eveneens veel glasfragmenten, een pijpenkopje en een spijker uit de periode 1600-1800 n. Chr. zijn aangetroffen.
Verder zijn aardewerkfragmenten (1600-1800 n. Chr.), fragmenten pijpenkop/-steel (1700-1800 n. Chr.), een grote hoeveelheid baksteenfragmenten en sporadisch houtskool en sintels aangetroffen.
Gezien de datering van de aangetroffen resten, houden deze vermoedelijk verband met de bewoningsgeschiedenis van het huis Hulkestein, welke dateert van het einde van de 18e eeuw, of betreffen het vondsten die bij bemesting in het plangebied terecht zijn gekomen. De archeologische waarde van deze resten is volgens het beleid binnen de gemeente Nijkerk beperkt.
Er zijn bij het onderzoek geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische waarden daterend uit de perioden van voor de aanwezigheid van het huis en eerddek. De kans dat bij de voorgenomen ontwikkelingen archeologische waarden worden bedreigd is dan ook gering.
Conclusie
Gezien de voorgaande onderzoeksresultaten hoeven geen archeologische waarden te worden verwacht in het onderzoeksgebied (waar onderhavig plangebied deel van uitmaakt). Een archeologisch vervolgonderzoek is niet nodig.
Slotconclusie
Het plangebied is voldoende onderzocht. Hieruit bleek dat geen archeologische waarden hoeven te worden verwacht. Het aspect 'archeologie' leidt niet tot belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Ter bescherming van de algemene archeologische waarden is wel een archeologische dubbelbestemming opgenomen, zoals binnen de gehele gemeente Nijkerk het geval is. Aangezien in onderhavig geval er al archeologisch onderzoek aanwezig is, waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn, leidt dit niet tot belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk, dat is benoemd in artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De gemeenteraad kan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen, onder andere indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarmee de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd wordt.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Algemeen
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. De regels zijn zoveel mogelijk identiek aan het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 1'. Voor onderhavig plangebied zijn de bouwmogelijkheden vergroot (door middel van een groter bouwvlak op de verbeelding). De mogelijkheid om hier een bedrijfswoning te realiseren is vervallen. Om deze reden is de bijbehorende regeling in de regels ook geschrapt.
Bestemmingen
Gemengd
Dit bestemmingsplan kent uitsluitend de bestemming 'Gemengd'. De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel (met uitzondering van detailhandel in voedings- en levensmiddelen, waaronder in ieder geval supermarkten), dienstverlening, kantoren, een indoorspeelvoorziening. Ook is er planologische ruimte voor evenementen. Hiernaast zijn bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven toegestaan.
De toegestane bouwhoogte van gebouwen is aangegeven op de verbeelding. Het bouwvlak mag in principe voor 100% worden bebouwd.
Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden. Het betreft een standaardbepaling die in alle bestemmingsplannen in de gemeente Nijkerk opgenomen wordt. Er is geregeld dat bij bouwactiviteiten groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,40 m-mv er vooraf archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Bij onderhavig plan is archeologisch onderzoek echter inmiddels uitgevoerd.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Het is nog wel zinvol kort in te gaan op de 'algemene aanduidingsregels'. Hierin is een regeling opgenomen inzake de geluidszone van het industrieterrein. Onderhavig plangebied is geheel gelegen binnen de binnengrenzen van dit geluidsgezoneerde bedrijventerrein. Om die reden is de gebiedsaanduiding 'overige zone - industrieterrein wgh'. De regeling houdt kortweg in dat er in dit gebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Het toegestane gebruik van de gronden is hiernaast beperkt tot hetgeen de geluidscontour toestaat.
Dit hoofdstuk wordt verder ingevuld nadat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen.