Plan: | Nekkeveld 7 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0061-0001 |
Op het perceel Nekkeveld 7 te Nijkerk was lange tijd een agrarisch bedrijf gevestigd. Het agrarisch gebruik is beëindigd en er werd gewoond op het perceel. Inmiddels is een omgevingsvergunning verleend voor restauratie van de boerderij en verbouw tot woning. Ook voor de rest van het huisperceel is een woonbestemming noozakelijk, om ook bijgebouwen ten behoeve van wonen te kunnen gebruiken. Daarom wordt de agrarische bestemming omgezet in de bestemming Wonen met Agrarische Nevenactiviteiten.
Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van de gemeente Nijkerk. Op onderstaande foto is het plangebied globaal aangegeven.
Globale ligging en begrenzing van het plangebied
Detail van het huidige erf
De voormalige boerderij en de bijbehorende bijgebouwen staan ten zuiden van de dijk langs het Nijkerkernauw. Het perceel ligt aan het Nekkeveld, een ontsluitingsweg waaraan enkele (voormalige) boerderijen zijn gelegen en welke op het perceel eindigt. De boerderij is een gemeentelijk monument en verkeert in slechte staat. Het agrarische bedrijf aan Nekkeveld 7 is reeds enige tijd beëindigd. In 2012 is een omgevingsvergunning verleend voor het restaureren van de voormalige boerderij en deel. Naast de woning zijn diverse opstallen op het terrein aanwezig. Een deel van de opstallen zal worden gesloopt.
Het plangebied ligt in het Nationaal Landscha Arkemheen-Eemland. Het gebied is te typeren als een waardevol open landschap. Ook de natuurbeschermingsgebieden Natura 2000 en de Ecologische Verbindingszone grenzen aan het plangebied.
Het geldende bestemmingsplan voor het perceel Nekkeveld 7 is het bestemmingsplan Buitengebied 1975. Het gebied was opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2009, echter delen van dat plan zijn niet in werking getreden vanwege het onthouden van goedkeuring door de provincie. Dit geldt ook voor het plangebied en de wijde omgeving daar omheen. Daarom wordt voor onderhavig perceel teruggevallen op het bestemmingsplan Buitengebied 1975. In dat bestemmingsplan is voor het adres een agrarisch bouwperceel opgenomen binnen de bestemming "Agrarisch gebied met grote landschappelijke waarde". Een deel van het perceel aan de noordzijde heeft de bestemming "Agrarisch met natuurwetenschappelijke waarde".
In december 2012 is een omgevingsvergunning verleend voor de restauratie en verbouwing van de boerderij tot woning. Aanleiding tot de omgevingsvergunning was de noodzaak om op korte termijn de boerderij bouwkundig te herstellen. Het betreft een gemeentelijk monument en herstel hiervan op korte termijn was noodzakelijk om de waarden te behouden. De omgevingsvergunning is gericht op de bouwkundige verbeteringen aan het pand, waarbij deze gelijktijdig tot woning kan worden ingericht.
Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 1975
De donkergroene aanduiding markeert het bouwperceel waar bebouwing
mag worden opgericht
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 gaat nader in op het plan en de relatie met het in hoofdstuk 2 genoemde beleid. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische en andere randvoorwaarden waarmee rekening gehouden moet worden met vaststelling van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planregels. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ordening is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). In de Structuurvisie is opgenomen dat het Rijk zich richt op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij en evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. In de Structuurvisie is opgenomen dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van de provincies en de gemeenten gaat zitten.
Nationale landschappen
Op basis van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten heeft het Rijk in het verleden een selectie gemaakt van twintig 'Nationale landschappen'. Deze landschappen weerspiegelen samen de diversiteit en ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) is vermeld dat het Rijk het beleid ten aanzien van landschap op land over laat aan provincies en wil provincies meer ruimte geven bij de afweging tussen verstedelijking en landschap, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk.
Natura 2000 gebied
In 1979 is de Vogelrichtlijn door de Europese Unie vastgesteld. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten en de daarvoor aangewezen gebieden te beschermen. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden.
Een belangrijk middel om deze doelen te bereiken is om gebieden als speciale beschermingszone aan te wijzen. Deze gebieden vormen samen met de Habitatrichtlijngebieden het netwerk Natura 2000. Dit is een stelsel van belangrijke beschermde natuurgebieden in Europa dat het voortbestaan van bepaalde diersoorten en habitattypen moet verzekeren. Juridisch kader voor Natura 2000 gebieden is de Natuurbeschermingswet.
Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor Arkemheen gaat dit om het behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor de kleine zwaan en de smient.
In het aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen (2009) is een algemene exclaveringsformule opgenomen. Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied. Dit geldt ook voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan, althans voor het deel waaraan de bestemming Wonen is toegekend. Voor het Natura 2000 gebied Arkemheen is het aan de provincie Gelderland gelaten een beheerplan op te stellen.
Provinciale Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben zij de eerste herziening van de verordening vastgesteld. In de verordening is het actuele beleid van de provincie verwoord ten aanzien van de waardevolle landschappen, nationale landschappen, open gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hierna wordt ook ingegaan op het Natura 2000 gebied Arkemheen.
Waardevol landschap en waardevol open gebied
In de RVG is aangeven dat op basis van afspraken tussen Rijk en provincie op een bepaalde manier invulling wordt gegeven aan Rijksbeleid ter zake van de Nationale landschappen. De Nationale landschappen overlappen in de provincie Gelderland voor een groot deel met de waardevolle landschappen.
Voor de waardevolle landschappen hebben Gedeputeerde Staten de kernkwaliteiten beschreven in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten waardevolle landschappen” (2006). In deze uitwerking is voor elke regio een compositiekaart opgenomen waarop occupatie, infrastructuur en landschappelijke structuur gedifferentieerd is uitgewerkt. Voor elk waardevol landschap is daarnaast op kaart weergegeven welke kernkwaliteiten in welke deelgebieden voorkomen. Het plangebied ligt in Waardevol Landschap Arkemheen, deelgebied 1. De kernkwaliteiten voor deelgebied 1 zijn de extreme openheid, de verkavelingsstructuur, kronkelende sloten en het gebruik als grasland.
Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie van gemeenten vraagt. Specifiek voor het plangebied geldt categorie B: Waardevol landschap - samenvallend met Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In deze gebieden is sprake van een stapeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten. Bij de uitvoering van het natuurbeleid spelen landschap en cultuurhistorie een identiteitsbevorderende rol, en vice versa zullen ingrepen die vanuit landschap en cultuurhistorie zijn gemotiveerd (wanneer mogelijk) bijdragen aan het bereiken van ecologische doelen. Hier geldt het 'nee, tenzij'-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn. Is er sprake van een groot maatschappelijk belang en ontbreken alternatieven elders, dan kan de activiteit plaatsvinden op voorwaarde van compensatie van de landschapskwaliteiten buiten het deel van het Waardevol landschap dat samenvalt met de EHS. Op niveau van het Waardevol landschap dient er daarbij sprake te zijn van behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.
De waardevolle open gebieden maken onderdeel uit van de waardevolle landschappen en zijn vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het groenblauwe raamwerk. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor waardevolle open gebieden is de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit. Daarom geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten niet zijn toegestaan.
Nationaal Landschap
Provinciale Staten hebben in de Streekplanuitwerking Nationale landschappen besloten om voor de Nationale landschappen geen eigen planologisch beleid vast te stellen. Binnen de nationale landschappen geldt de afweging uit de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Voor de verschillende beleidscategorieën binnen een Nationaal landschap is een afwegingsformule opgesteld.
Ecologische Hoofdstructuur
Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit natuurnetwerk, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. Doelstelling van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het beschermen, instandhouden en ontwikkelen van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
In de RVG is vastgelegd op welke wijze wordt omgegaan met planologische ontwikkelingen die zich afspelen in de EHS. Er worden in principe in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. Op deze hoofdregel worden enkele uitzonderingen gemaakt, indien er bijvoorbeeld sprake is van een bijdrage aan de ontwikkeling van natuurdoelen of indien er geen reële alternatieven zijn.
Weidevogelgebied
Een bijzondere kwaliteit die is toegekend aan delen van Arkemheen is die van 'weidevogelgebied'. Het plangebied ligt in dit weidevogelgebied.
Natura 2000 gebied Arkemheen
Voor het Natura 2000 gebied Arkemheen heeft de provincie Gelderland een (ontwerp-)beheerplan opgesteld. Hierin is, naast een beschrijving van de kwaliteiten van het gebied, geanalyseerd welke vormen van bestaand gebruik aanwezig zijn. Genoemd wordt onder meer woningen al dan niet met agrarische nevenactiviteiten, agrarische bedrijven en paardenbakken. Activiteiten die aanwezig waren voor inwerkingtreding van de huidige Natuurbeschermingswet op 1 oktober 2005 worden beschouwd als bestaand gebruik. Bepaalde vormen van bestaand gebruik zijn vrijgesteld van de vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet.
In het ontwerp beheerplan is opgenomen dat de in Arkemheen aanwezige woningen geen significant negatieve effecten hebben op de Natura 2000 waarden. De woningen liggen aan een reeds verstorend werkende weg en er is voldoende grasland in de omgeving aanwezig. Het wonen als bestaand gebruik in Arkemheen is vrijgesteld van de vergunningsplicht.
Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030
De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 30 juni 2011 de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze Structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.
Relevant beleid voor onderhavig plan is het volgende. Beschreven is dat landbouw en landschap in balans moeten zijn in nauwe samenwerking met de agrarische gemeenschap. Hierbij zijn de doelen verrommeling tegengaan, toekomstgerichte ondernemers maatwerk bieden en innovatie in de landbouw stimuleren. In het buitengebied dienen landbouw, landschap, recreatie en natuur zoveel mogelijk verweven te worden. De gemeente heeft daarbij onderkend dat er de komende jaren diverse bedrijfsbeëindigingen zullen voorkomen. Ruimte wordt geboden voor maatwerkoplossingen voor vrijkomende bouwpercelen als onderdeel van functieveranderingen.
In de Structuurvisie is tevens een globale indeling in landschapstypologieën opgenomen. De landschapstypologie voor deze locatie is polderlandschap. In het polderlandschap wordt een terughoudend beleid gevoerd. Alle ontwikkelingen respecteren de verkaveling, de cultuurhistorie en de openheid van het gebied. Onderhavig plan komt aan deze typologie tegemoet, aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Bestemmingsplan Buitengebied
Op 26 maart 2009 is door de gemeenteraad van Nijkerk het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009 vastgesteld. In de toelichting van het bestemmingsplan is aangeven dat het gemeentelijk beleid zich in de eerste plaats richt op functieverandering naar wonen. Ten behoeve hiervan zijn in het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheden opgenomen om functieverandering planologisch te regelen. De opgenomen wijzigingsbevoegdheden zijn toepasbaar in gevallen dat een regulier agrarisch bedrijf met functieverandering wordt gewijzigd in wonen. Daarbij is ook bepaald dat wanneer de boerderij een monumentale waarde heeft de totale boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel, als woning mag worden gebruikt. Vooraf moet vaststaan dat de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden worden gesloopt, met uitzondering van gebouwen die als bijgebouw bij een woning mogen worden gebruikt.
Onderhavig adres Nekkeveld 7 kan van wijzigingsbevoegdheden uit bestemmingsplan Buitengebied 2009 geen gebruik maken, aangezien het perceel in bestemmingsplan Buitengebied 1975 valt. Voor dit adres is reeds daarom een omgevingsvergunning verleend waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Aanvullend hierop wordt ook een herziening van het bestemmingsplan opgesteld, zodat het gebruik van de woning en het erf en de bijgebouwen ten behoeve van wonen planologisch vastgelegd wordt.
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
In september 2005 heeft het college van Nijkerk het “Landschapsontwikkelingsplan” vastgesteld. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft vanuit de landschappelijke invalshoek een beleidskader, van waaruit toekomstige ontwikkelingen in het buitengebied van Nijkerk mede getoetst kunnen worden en op basis waarvan met betrekking tot dergelijke ontwikkelingen keuzes kunnen worden gemaakt voor de komende 10 jaar. Het LOP dient met name als toetsingskader (vanuit de landschappelijke invalshoek) en een ontwikkelingskader.
Voor het gebied ten westen van de Rijksweg A28 en ten zuiden van de N 806 is de basisstrategie het ontwikkelen van beplantingstructuur, behouden van gave delen en de ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk als onderlegger voor stedelijke ontwikkelingen in het zoekgebied (niet van toepassing in het poldergebied).
Voor het polderlandschap is het beleid uit het LOP voor zover relevant als volgt samen te vatten:
Waterplan (2006)
Het Waterplan van de gemeente Nijkerk bestaat uit twee delen.
Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.
De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema's:
In paragraaf 4.12 wordt ingegaan op de watertoets voor het onderhavige plan.
Algemeen
Aan Nekkeveld 7 is een boerderij (woning plus 'deel') en diverse bijgebouwen aanwezig, behorend tot een voormalig agrarisch bedrijf. Nu het perceel en de gebouwen niet meer agrarisch worden gebruikt, bestaat de wens het agrarisch (bouw)perceel gedeeltelijk ten behoeve van wonen te gebruiken. Daartoe wordt het bestemmingsplan aangepast.
Naast de boerderij en bijbehorende deel zijn er zes (voormalig agrarische) bijgebouwen aanwezig, waarvan de grootste een loopstal van ca. 740 m². In de toekomstige situatie is er sprake van een woning in de voormalige boerderij (inclusief deel) met een oppervlakte van ca. 230 m² en een aantal bijgebouwen ten behoeve van het wonen en agrarische nevenactiviteiten met een totale oppervlakte van ca. 385 m².
In dit bestemmingsplan wordt aan het adres de bestemming 'Wonen met agrarische nevenactiviteiten' toegekend. Deze bestemming staat het hobbymatig houden van dieren toe. Qua regelgeving voor maximale bebouwingsmogelijkheden wordt aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken kunnen worden gerealiseerd tot een maximale oppervlakte van 150 m². Indien er in de bestaande situatie een grotere oppervlakte aanwezig is, geldt deze grotere oppervlakte tot een maximum van 400 m². Dat is in deze situatie aan de orde. De overige bebouwing wordt gesloopt. Deze sloop is contractueel vastgelegd bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor restauratie van de boerderij. Een overzicht van de te slopen gebouwen in bijlage 1 bij dit bestemmingsplan weergegeven. Een overzicht van het beplantingsplan is in bijlage 2 bij dit bestemmingsplan weergegeven.
Inrichtingsschets van het erf en de omliggende gronden na restauratie van de boerderij en
sloop van overtollige agrarische bebouwing
Beleidsafweging
De functieverandering die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid zoals beschreven in paragraaf 2.3. Door uitvoering van het plan vindt er een aanzienlijke reductie plaats van het aanal bedrijfsgebouwen op de locatie plaats. Ook zal een deel van de bestaande verharding rondom het bouwblok verdwijnen en worden kuilplaten verwijderd. Dit is een wenselijke ontwikkeling in verband met de gewenste openheid van de Arkemheen. De omzetting naar een woonbestemming biedt ook de mogelijkheid om het gemeentelijk monument te restaureren. Gezamenlijk levert dit een ruimtelijke kwaliteitswinst op voor de omgeving.
Voor wat betreft het provinciale beleid het volgende. Het plangebied ligt in Waardevol landschap en waardevol open gebied zoals benoemd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De voorgenomen ingreep betreft een vorm van functieverandering waarbij de bestemming van een reeds beëindigd agrarisch bedrijf verandert van een agrarische bestemming naar een woongebruik. De bestaande bedrijfswoning met deel wordt bestemd als (burger)woning. De overige gronden in de omgeving behouden hun agrarische bestemming.
Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is gericht op behoud en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten voor dit gebied worden met de functiewijziging niet aangetast. Voor waardevolle open gebieden is de grootschalige openheid de belangrijkste kernkwaliteit. Daarom geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, niet zijn toegestaan. Het voorliggende plan tast de openheid van het landschap niet aan. De planologische verandering derhalve is aanvaardbaar. Op de afwegingen omtrent Natura 2000 en EHS wordt ingegaan in paragraaf 4.5 (toets ecologie).
In het bestemmingsplan Buitengebied 2009 is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een agrarisch bedrijfsperceel om te kunnen zetten naar een woonbestemming. Omdat voor het gebied waarin het perceel is gelegen goedkeuring aan dit bestemmingsplan is onthouden, kan nu geen medewerking worden verleend aan het initiatief met deze wijzigingsbevoegdheid. Inhoudelijk kan dit door de raad vastgestelde beleid kan wel toegepast worden op de locatie Nekkeveld 7. Bij de functieverandering bedraagt de inhoud van de woning maximaal 600 m². Vanwege de de monumentale waarde van het pand mag de gehele boerderij (dus woning inclusief deel) als woning worden gebruikt. Voorwaarde hiervoor is dat dit daadwerkelijk bijdraagt aan de instanthouding van de bebouwing. Inmiddels heeft de monumentencommissie positief op het plan geadviseerd. De opppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 400 m², aangezien er agrarische nevenactiviteiten op het perceel aanwezig zijn. De overtollige bijgebouwen moeten worden gesloopt. In het kader van de verleende omgevingsvergunning voor de restauratie van de woning is de sloop van de overtollige bijgebouwen contractueel vastgelegd. Het plan past binnen het beleidskader zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied 2009.
In het bestemmingsplan Buitengebied 2009 waren de bestemming Agrarisch met waarden -
Landschaps- en Natuurwaarden, de bestemming Natuur en de bestemming Water toegekend aan de gronden. Voor zover de gronden zijn gelegen buiten de (nieuwe) woonbestemming, worden deze bestemmingen aan de gronden toegekend. Deze bestemmingen komen tevens overeen met hetgeen in het vigerend ebstemmingsplan Buitengebied 1975 is vastgelegd.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een planologische en milieuhygiënische afweging plaats te vinden. Hoewel het een beperkte planologische aanpassing betreft, geldt dit ook voor de onderhavige situatie. Hierna wordt een afweging gemaakt op de relevante aspecten.
Onderhavig plan voorziet in de beëindiging van een agrarisch bedrijf en functieverandering naar een woonbestemming met agrarische nevenactiviteiten. In de omgeving bevinden zich geen agrarische bedrijven met actieve milieuvergunningen die deze functieverandering verhinderen.
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Door adviesbureau RAAP is in oktober 2010 voor het gehele grondgebied van de gemeente Nijkerk een gedetailleerde archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld. Met de verwachtingenkaart heeft de gemeenteraad van Nijkerk op 17 februari 2011 onderzoeksbeleid en voorwaarden vastgesteld ten aanzien van de verschillende zones op de kaart.
De locatie Nekkeveld 7 ligt volgens de archeologische beleidskaart in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Bij een bodemverstoring groter dan 250 m2 is een archeologisch onderzoek nodig. In het plan is er geen sprake van extra bebouwing op de locatie. Planologisch vindt er een forse reductie plaats van maximale oppervlakte voor bebouwing. Het is dan ook niet nodig dat voor dit gebied een nader archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Indien bij sloopwerkzaamheden etc. vondsten worden gedaan (scherven, fundamenten, opvallende verkleuringen in het gele zand etc.) waarvan het vermoeden bestaat dat zij van archeologische betekenis zijn, dient hier onmiddellijk melding van te worden gemaakt bij het bevoegd gezag (Monumentenwet 1988 artikel 53).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd.
Ten behoeve van het vaststellen van de bodemkwaliteit is door Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. een onderzoek uitgevoerd. Het rapport "Verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest (NEN 5707 en NEN 5897); Nekkeveld 7" d.d. 12 oktober 2012 is als bijlage 3 toegevoegd aan deze plantoelichting.
Het doel van het onderzoek is vast te stellen of verdachte activiteiten op het perceel hebben plaatsgevonden, waardoor bodemverontreiniging kan zijn opgetreden. De conclusie van het onderzoek is dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de verlening van de omgevingsvergunning.
De boerderij is een gemeentelijk monument. De bouwplannen zijn op een aantal momenten besproken met de gemeentelijke monumentencommissie. Het plan gaat uit van het behoud en herstel van de monumentale waarden die het pand kent. Voor het plan is daarom ook een monumentenvergunning verleend. Er is daarmee voldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Het onderzoek dat naar dit aspect is verricht, getiteld "Quickscan Flora en Fauna Nekkeveld 7 " door bureau Van Bommel FAUNAWERK, d.d. 22 juni 2012, is bijgevoegd als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan. Daarbij is gekeken of het plan inbreuk maakt op de de gebiedsbescherming en soortenbescherming van de aanwezige flora en fauna. In het onderstaande is dit nader toegelicht.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn er speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Dit zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zoals aan de orde gekomen in de paragrafen 2.1 en 2.2. Inzake de planologische afweging is het volgende van belang.
Natura 2000
Het deel van het plangebied waaraan de bestemming Wonen met Agrarische Nevenactiviteiten is toegekend, ligt buiten het Natura 2000 gebied Arkenmheen. In het aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen (2009) is een algemene exclaveringsformule opgenomen. Bestaande bebouwing, zowel de boerderij als de bijgebouwen, erven, tuinen, verhardingen en dergelijke maken geen deel uit van het aangewezen gebied.
De bebouwingsmogelijkheden en activiteiten nemen niet toe ten opzichte van de bestaande situatie. Uitgaande van de voorgenomen ontwikkeling is nagegaan in hoeverre er kwalificerende habitats en soorten voorkomen binnen de invloedssfeer van het plangebied. Op basis hiervan is beoordeeld of er sprake is van (significant) negatieve effecten op de voor Arkemheen kwalificerende habitats en soorten.
De voorgenomen bestemmingsplanwijziging en ruimtelijke ontwikkeling hebben, vanwege de aard en omvang van de geplande ingreep, geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de in tabel 2 genoemde kwalificerende Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten. Een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet door middel van een 'verstorings- en verslechteringstoets' of een 'passende beoordeling' is daarom niet aan de orde.
Ecologische Hoofdstructuur
De planlocatie is gelegen binnen de begrenzing van de provinciale Ecologische Hoofstructuur (EHS). Het plangebied zelf maakt onderdeel uit van de EHS-Verweving.
Uitgangspunt van de EHS verwevingsgebieden is dat de natuurfunctie samen met andere functies gecombineerd wordt. In de beoogde ontwikkeling maakt de agrarische functie plaats voor wonen met agrarische nevenbestemming. Door deze functiewisseling zal de netto bebouwde oppervlakte afnemen, wat een gunstig effect op de EHS kernkwaliteiten ten gevolge heeft. Negatieve effecten op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS zijn door de voorgenomen planologische wijziging, vanwege de aard en de omvang van de geplande ingreep uitgesloten. Door het vastleggen van deze nieuwe woonbestemming wordt de EHS derhalve niet aangetast. Voor het overige deel van het agrarisch bouwblok/gebied blijft de aanwezige agrische bestemming ongewijzigd. Voor het noordelijk deel van het plangebied is een natuurbestemming toegevoegd, die gericht is op de instandhouding en bescherming van de voorkomende landschaps- en natuurwaarden.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet geldt dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de gunstige staat van de instandhouding van de betrokken soorten.
Voor dit perceel heeft een verkennend onderzoek plaatsgevonden. Ten aanzien van de algemene soorten wordt geconcludeerd dat geen ontheffing noodzakelijk is. Mogelijk bevinden zich amfibieën en reptielen in winterslaap in de te slopen schuur; aanbevolen wordt de schuur leeg te ruimen na de winterslaapperiode.
Er dient rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van broedvogels, waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn. Om verstoring van broedvogels zoveel mogelijk uit te sluiten dient de sloop van gebouwen en de verwijdering van houtige beplanting buiten het broedseizoen (het broedseizoen loopt grofweg van ½ maart tot ½ augustus) uitgevoerd te worden. Mocht er tijdens de uitvoer van werkzaamheden toch onverhoopt op broedende vogels gestuit worden, dan dienen de werkzaamheden stilgelegd te worden en naar een later tijdstip te worden opgeschort.
Voor de onder de daken van het te renoveren woonhuis en stalgebouw aanwezig huismussen dient, gezien de jaarrond beschermde nesten, de functionaliteit van het plangebied te worden behouden. Indien de volgende mitigerende maatregelen getroffen worden, blijft de functionaliteit gewaarborgd. In dat geval is er geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet benodigd. Maatregelen zijn:
Mogelijk zijn er zomerverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis en laatvlieger in het te renoveren woonhuis aanwezig. Mits het dak van het woonhuis met deel in de winterperiode (oktober – maart) wordt gerenoveerd, worden er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen verstoord. Evenmin worden er negatieve effecten op foerageergebied of vliegroutes verwacht. Een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet voor de uitvoer van de werkzaamheden is dan ook niet aan de orde.
Bij de uitvoering van het ruimtelijke plan hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde grondgebonden zoogdieren. Voor ruimtelijke ingrepen bestaat een vrijstelling voor de (mogelijk) aanwezige grondgebonden zoogdieren. Ondanks dat voor de 'tabel 1'-soorten bij de ruimtelijke ingreep een vrijstelling geldt, dient men rekening te houden met de zorgplicht, deze geldt altijd en voor alle planten en dieren, onafhankelijk van beschermingsstatus en/of ontheffing of vrijstelling is verleend.
Mogelijk zijn er beschermde soorten amfibieën en vissen aanwezig. De ruimtelijke ingrepen hebben echter geen negatieve effecten tot gevolg voor deze beschermde soorten. Een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet is daarom niet noodzakelijk.
Er worden geen beschermde soorten reptielen, insecten of planten verwacht, waarvoor een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet vereist is.
Geconcludeerd kan worden dat er uit het onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn vanuit de bescherming van soorten op grond van de Flora- en Faunawet tegen de bestemmingsplanwijziging.
Er zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig in de nabijheid van het plangebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid. Er vindt in de omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen over (spoor)wegen van betekenis plaats en er zijn geen aardgastransportleidingen in de buurt. Op het gebied van externe veiligheid zijn geen beperkingen en is geen nader onderzoek nodig.
Het plangebied ligt aan een doodlopende weg met een geringe verkeersdruk. In de nabijheid zijn er geen (spoor) wegen of industrie aanwezig met een wettelijke zone. De nieuwe situatie op Nekkeveld 7 leidt niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Nader akoestisch onderzoek is niet nodig.
In en rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig van planologisch belang.
De voorgenomen ingreep brengt geen structurele toename van verkeersbewegingen met zich mee. De mogelijkheden van het bestemmingsplan dragen Niet In Betekenende Mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Er zijn geen bedrijvigheid en/of functies in de omgeving die beperkend kunnen zijn voor de te realiseren functie of door de wijziging van de bestemming beperkt worden.
Deze planherziening leidt niet tot een structurele vorm van verkeerstoename in en rond het plangebied. Het plangebied is ontsloten via een doodlopende erftoegangsweg (Nekkeveld) en wordt uitsluitend aangedaan door bestemmingsverkeer. Binnen het plangebied is voldoende ruimte beschikbaar voor de reguliere parkeerbehoefte.
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
In het Waterbeheersplan 2010-2015 heeft het Waterschap Vallei & Eem de taken vertaald in concrete doelen voor een periode van zes jaar, maatregelen om die doelen te realiseren en prestatie-indicatoren waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. In het waterbeheersplan zijn zes verschillende gebiedsfuncties onderscheiden, afhankelijk van het grondgebruik en de ruimtelijke ordening. Per gebiedsfunctie zijn algemene doelen geformuleerd voor de kwantitatieve en kwalitatieve toestand van het watersysteem. Het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als "Verweving Landbouw-Natuur". Het waterschap wil in dit gebied de waterbeheersing zo goed mogelijk afstemmen op de verweving van landbouw en natuur. Dit betekent enerzijds dat de landbouwkundige waterhuishouding moet worden gediend en anderzijds dat natuurwaarden moeten worden behouden en ontwikkeld. Daarnaast moet ook schade aan overige verspreid voorkomende functies, zoals bebouwing worden voorkomen. Dit betekent dat er per gebied maatwerk nodig is.
Het plangebied ligt in de beschermingszone van de waterkering. De wijzigingen binnen het plangebied zijn niet van dusdanige aard dat dit van invloed is op de waterkering. Wel zijn verschillende werken en werkzaamheden mogelijk vergunningplichtig, zoals het planten van bomen, verwijderen van bebouwing en verruiming van watergangen. Bij de aanvang van deze werkzaamheden moet hiermee rekening gehouden worden.
De planologische verandering zoals neergelegd in onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de geformuleerde gebiedsdoelen ten aanzien van water. Ten aanzien van de afkoppeling van regenwater is in het waterbeheerplan opgenomen dat het afkoppelen van verhard oppervlak in het algemeen leidt tot positieve effecten op de waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daarom bevordert het waterschap het afkoppelen van verhard oppervlak.
Ter plaatse is de afkoppeling van regenwater van het verhard oppervlak (dak) mogelijk door toepassing van bouwkundige voorzieningen. Hierdoor kan het regenwater direct worden afgewaterd op nabij het plangebied gelegen sloten.
Het plangebied ligt op circa 1,5 kilometer afstand van een grondwaterbeschermingsgebied (waterwingebied). Nadere beperkingen ten aanzien hiervan zijn niet aan de orde.
Deze partiële herziening is een zelfstandig plan en bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk toelichtend en motiverend onderdeel van het plan.
Verbeelding
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden kunnen via een dubbelbestemming of aanduiding worden ingevuld.
Een dubbelbestemming is een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming. In de regel(s) van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
Een aanduiding is een teken op de plankaart dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken.
Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken.
Voor de bij de woonbestemming behorende regelgeving is voor zover mogelijk aangesloten bij de regelingen en rechten die voor de bestemming Wonen gelden in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009. Op deze wijze wordt de uniformiteit gewaarborgd. Deze partiële herziening dient echter te voldoen aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008. Het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009 is gerealiseerd onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Bovendien is sinds 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. Gevolg hiervan is ook dat de regels van onderhavig bestemmingsplan kunnen afwijken van bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009 voor wat betreft de gebruikte terminologie.
Wonen
Voorzien is in een bestemmingsvlak voor Wonen. In het bestemmingsvlak is een bouwvlak vormgegeven waarbinnen de woning moet worden gerealiseerd. De basisregel is dat woningen een maximale inhoud hebben van 600 m³; echter bij een vervangende nieuwbouw van de woning kan de inhoud worden teruggebouwd die in het huidige gebouw als woning is vergund. In dit bestemmingsplan is de aanwezige woning groter dan 600 m³, zodat deze grotere maat mag worden teruggebouwd in geval van vervangende nieuwbouw.
Binnen de woonbestemming is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische nevenactiviteiten' opgenomen. Dit houdt in dat in het bestemmingsvlak voor Wonen er vrijstaande bijbehorende bouwwerken kunnen worden gerealiseerd tot een maximale oppervlakte van 150 m². Indien er in de bestaande situatie een grotere oppervlakte aanwezig is, geldt deze grotere oppervlakte tot een maximum van 400 m².
Wonen, Agrarisch (met waarden), Natuur en Water
De overige gronden van het voormalige bouwperceel hebben de bestemming Agrarisch met
waarden - Landschaps- en Natuurwaarden. De gronden zijn bestemd voor uitoefening van een agrarisch bedrijf. Ten noorden van het voormalige agrarische bouwvlak is een terrein met natuurwaarden gelegen. In het gebied ligt een poel. De gronden hebben respectievelijk de bestemming Natuur en Water.
Aanduidingen van specifieke waarden
Op de verbeelding zijn vanwege de gebiedskarakteristieken diverse aanduidingen opgenomen, te weten de aanduidingen voor vogelbeschermingsgebied, weidevogelgebied, karakteristieke verkaveling en openheid van het landschap. Deze aanduidingen zijn van belang bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor werken (geen bouwwerk zijnde) en werkzaamheden. Het gaat dan om aanlegwerkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het scheuren van grasland, het aanleggen van een parkeerterrein, het vellen en rooien van houtopstanden, beplanten met houtopstanden en dergelijke.
Dubbelbestemming Archeologie
De planregels kennen een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. In de regels van deze dubbelbestemming zijn de resultaten van het uitgevoerde archeologische onderzoek verwerkt (zie ook paragraaf 4.2). Er geldt voor bepaalde delen van het plangebied een onderzoeksplicht naar archeologische waarden. Dit is afhankelijk van de omvang van het bouwplan en de bouwdiepte. Op de verbeelding en in de regels is aangegeven over welke gebieden het gaat en bij welk type ingreep (bouwoppervlakte en diepte).
De wijziging van de bestemming is geprojecteerd op gronden die in eigendom van de aanvrager zijn. De verbouw van de woning is inmiddels gestart. De uitvoerbaarheid van het plan is in dat kader gewaarborgd.
Het plan voorziet niet in de realisatie van extra bouwmogelijkheden op het perceel. De gemeente maakt geen kosten die op basis van art. 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op de initiatiefnemer verhaald worden. Een exploitatieplan behoeft bij dit bestemmingsplan niet te worden vastgesteld.
In verband met het bepaalde in artikel 6.1 van de Wro inzake tegemoetkoming in schade kan worden vastgesteld dat het niet aannemelijk is dat als gevolg van de voorgenomen wijziging van het planologische regime een planologisch nadeel ontstaat dat voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Evenwel wordt in het kader van de economisch uitvoerbaarheid met de verzoeker een overeenkomst opgenomen ten behoeve van de doorrekening van planschade naar de aanvrager. Op deze wijze is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente gewaarborgd.
Vooraankondiging
In verband met het bepaalde in 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan bekend gemaakt.
Vooroverleg
Provincie Gelderland
Het initiatief is in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorbesproken met de provincie Gelderland. De provincie kan instemmen met het initiatief en is positief over het behoud van het monument, de sloop van veel bebouwing en de inrichting van het perceel overeenkomstig die waarden met een duurzame woonfunctie. De landschappelijke inrichting moet passend zijn binnen de landschappelijke waarde van Arkemheen.
Waterschap
In het periodiek overleg met het waterschap is het initiatief besproken met het Waterschap Vallei en Eem. Vanuit het Waterschap zijn geen belemmeringen benoemd ten aanzien van de uitvoering van het plan. Wel zijn verschillende werken en werkzaamheden mogelijk vergunningplichtig, zoals het planten van bomen, verwijderen van bebouwing en verruiming van watergangen. Bij de aanvang van deze werkzaamheden moet hiermee rekening gehouden worden.
Inspraak en zienswijzen
Gelet op de aard en omvang van het bestemmingsplan wordt afgezien van inspraak.
Het ontwerpbestemmingsplan is van PM voor zienswijzen ter inzage gelegd. Er zijn wel/geen zienswijzen binnengekomen.