direct naar inhoud van 4.5 Ecologie
Plan: Bestemmingsplan Hoevelakenseweg 14, Nijkerkerveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0056-0002

4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Voor de gebiedsbescherming zijn er speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Dit zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zoals aan de orde gekomen in de paragrafen 2.1 en 2.2.

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet geldt dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de gunstige staat van de instandhouding van de betrokken soorten.

Het onderzoek dat naar dit aspect is verricht, getiteld "Quickscan natuurtoets Hoevelakenseweg 14, Nijkerkerveen", d.d. 17 oktober 2011 is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Ten aanzien van de EHS, natuur buiten de EHS en Natura 2000 gebieden wordt geconcludeerd dat, gelet op de afstanden tot deze gebieden, er geen negatieve effecten zijn te verwachten van onderhavig plan.

Met betrekking tot beschermde flora en fauna volgen onderstaande onderzoeksresultaten. In het plangebied en de directe omgeving is een aantal vaste verblijfplaatsen van laag beschermde zoogdieren aangetroffen, waaronder de egel, mol en rosse woelmuis. Vaste verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdieren, zoals vleermuizen, zijn niet aangetroffen en werden ook niet verwacht op basis van het uitgevoerde veldonderzoek en de terreinkenmerken.

In het plangebied zijn maximaal zes broedparen van de huismus aanwezig. Er zijn geen sporen aangetroffen van overige broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Vanwege de groenstructuren in het plangebied en in de directe omgeving, zijn broedbiotopen aanwezig voor de algemene soorten zwarte roodstaart, witte kwikstaart, spreeuw en merel.

Voor enkele laag beschermde amfibieƫnsoorten bestaat een beperkte verwachting dat zij overwinteren in het plangebied.

Als mitigerende maatregelen is het noodzakelijk om 18 vervangende nestplaatsen aan te bieden voor de huismus. Verder dient altijd te worden voorkomen dat de werkzaamheden broedbiotopen van vogels verstoren. Het ontzien van broedvogels is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval te starten voor half maart en na half juli. Indien broedvogels ontbreken, mogen ook in het broedseizoen werkzaamheden plaatsvinden.

Om schade aan kleine zoogdierensoorten en amfibieƫn te minimaliseren is het wenselijk dat werkzaamheden in het plangebied worden uitgevoerd in de periode september - december.