direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Arkersluisweg 31, Nijkerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0048-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Nijkerk heeft het verzoek binnen gekregen voor een functiewijziging van de voormalige sluiswachterswoning aan de Arkersluisweg 31 te Nijkerk. Dit pand betreft een rijksmonument op het perceel kadastraal bekend gemeente Nijkerk, sectie A, nummer 1691. De initiatiefnemer wil de woning geschikt maken voor de exploitatie als restaurant met aan de oostzijde (eventueel) een terras, en op de verdieping ruimten voor vergaderingen en kleedruimte voor het personeel. Hiermee wordt invulling gegeven aan de gewenste dagrecreatieve ontwikkeling van het gebied Nieuw Hulckesteijn (recreatieterrein, camping en jachthaven) ter hoogte van de Arkersluis.

De gemeente is bereid hier medewerking aan te verlenen door het gedeeltelijk herzien van het geldende bestemmingsplan. Omdat het plangebied is gelegen bij een Natura 2000-gebied is een Passende Beoordeling uitgevoerd, omdat significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied door de ontwikkeling niet bij voorbaat konden worden uitgesloten. Deze beoordeling is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan.

1.2 Ligging plangebied

De sluiswachterswoning ligt in de polder Arkemheen bij het Natura 2000-gebied Arkemheen aan de noordkant van de gemeente Nijkerk. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Zeedijk en aan de oostzijde door de Arkersluisweg. Ten westen van het plangebied ligt een woning aan de Zeedijk 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0001.jpg"

Globale ligging plangebied in groter verband (rode ster) (Bron: http://maps.google.nl)

1.3 Geldend bestemmingsplan

De gronden in het plangebied vallen binnen het bestemmingsplan 'Nieuw Hulckesteyn'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Nijkerk op 28 september 1972 en (grotendeels) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 24 september 1973.

De bestemming van de gronden in het plangebied is 'eengezinshuizen in open bebouwing met bijbehorende erven', 'tuin' en 'wegen'. Binnen deze bestemmingen is het niet toegestaan om een restaurant met vergaderruimten (horeca) te vestigen. Daarom zal het bestemmingsplan gedeeltelijk herzien moeten worden ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 4 wordt het voorgenomen plan beschreven;
  • in hoofdstuk 5 komen de relevante randvoorwaarden (milieu- en omgevingsaspecten) aan bod;
  • in hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van de juridische aspecten van het plan;
  • in hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • in hoofdstuk 8 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Het 'Sluishuis van het Ampt van Neijkerk', een voormalige sluiswachterswoning, is een rijksmonument en ligt op de hoek van de Arkersluisweg en de Zeedijk. Het is een huis dwars gelegen op de Zeedijk bestaande uit 1 bouwlaag met bovenverdieping in de kap (schilddak). Het heeft volgens de beschrijving in het monumentenregister (nr. 31025, Westkadijk 31) van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een deuromlijsting met pilasters op hardstenen basementjes en eenvoudige gesneden versieringen. Boven de deur bevindt zich een gesneden en gepolychromeerd wapen met opschrift "Het Ampt van Neijkerk". De vensters zijn voorzien van twaalfruitsschuiframen. In het dak bevinden zich 2 dakkapellen met frontons en op het dak 2 hoekschoorstenen met windvanen. Het terrein aan de zijde van de Arkersluisweg is grotendeels verhard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0002.jpg"

Aan de noordzijde van de Zeedijk ligt recreatieterrein Nieuw Hulckesteijn. Ten noordoosten van het plangebied liggen camping Nieuw Hulckesteijn (toekomstig bungalowpark) en de gelijknamige jachthaven. Direct ten oosten van de Arkersluisweg ligt de Arkervaart met sluis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0003.jpg"

Direct ten westen van het plangebied ligt de woning Zeedijk 2 ook bestaande uit 1 bouwlaag met bovenverdieping in de kap (zadeldak).

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0004.jpg"

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een weiland en ten zuidwesten ligt de woning Arkersluisweg 30 bestaande uit 1 bouwlaag met bovenverdieping in kap (zadeldak met wolfseinden) en aangebouwd bijgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0005.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld en in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het plangebied is gelegen direct tegen een Natura 2000-gebied aan. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats). Het Rijk is verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van die aangegane verplichtingen. Dit komt tot uiting in nationaal belang 11: 'ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en faunasoorten'. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk echter over aan de provincies en gemeenten. Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. In het kader van de ligging in het Natura 2000-gebied is een Passende Beoordeling uitgevoerd.

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid. In onderhavig geval wordt gebruik gemaakt van een bestaande woning die een andere functie krijgt.

Hiermee is het voornemen passend binnen het beleid uit de SVIR.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.3 Watertoets (2001)

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor het plangebied. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem zijn in de watertoets meegenomen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland (2005)

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005 - 2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan is het plangebied gelegen in het 'Multifunctioneel gebied' met de nadere aanduiding 'Waardevol landschap' en maakt het tevens onderdeel uit van het 'Groen Blauw Raamwerk' met de nadere aanduiding 'EHS verweving' en 'Waardevol open gebied'.

Het plangebied maakt conform de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen deel uit van het waardevolle landschap 'Arkemheen (nr. 20)'. De kernkwaliteiten van dit landschap zijn:

  • Extreme openheid: zeer weinig bebouwing en opgaande elementen;
  • Deels grillige, deels regelmatige, verkaveling met herkenbare oude veenontginningsrichting:
    • 1. Het gebied ligt aan de voormalige Zuiderzee, grotendeels onder de zeespiegel. De Zeedijk beschermde het gebied tegen het water van de Zuiderzee, tegenwoordig tegen het water van het Nijkerkernauw en Nuldernauw (onderdeel van de Randmeren). Het water wordt door gemalen uitgeslagen. Het stoomgemaal Hertog Reijnaut is een overblijfsel uit de tijd van de industriële revolutie, maar kan nog steeds bij hoog water in de polder ingezet worden.
    • 2. Het gebied is een uitzonderlijk gaaf veenontginningslandschap. Behalve de zuidwesthoek en een punt noordelijk van Nijkerk, bestaat het gebied uit percelen gras met sloten als rand. De verkaveling in blokken en onregelmatige percelen gaat terug op de middeleeuwse ontginning. De zuidwesthoek ligt iets hoger; daar is de structuur anders met langgerekte percelen en meer bebouwing (Achterhoek, Holk, De Veenhuis, Palestina) maar overigens ook een veenontginningslandschap met sloten en voornamelijk grasland. Het deelgebied noord van Nijkerk is een overgangsgebied naar het halfopen dekzandlandschap, waar beplanting in plaats van sloten de perceelsgrens vormen.
    • 3. Vanwege de weinig verstoorde waterrijke veenbodems heeft het gebied hoge aardkundige kwaliteiten.
  • Kronkelende sloten (voormalige kreken): Ieder perceel wordt begrensd door watergangen. De meeste bestaan uit rechte, gegraven sloten, maar waar natuurlijke beken vanaf het dekzand kwamen, zijn in interactie met de getijdenwerking (kreken) grillige lopen ontstaan (onder andere Kromme Beek, Riesbeek, Eerste Boeijegeersche Beek, Tweede Boeijegeersche Beek). Door deze ‘beken’ en ook in gegraven weteringen en vaarten wordt het water naar de gemalen afgevoerd.
  • Gebruik als grasland, hoog waterpeil: Vanwege het immer hoge waterpeil is het gebied in gebruik als grasland.

Het plangebied bestaat uit de bestaande voormalige sluiswachterswoning en het omliggende perceel. Er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht. Dit betekent dat geen afbreuk wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap.

Inmiddels is de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) in werking getreden. De RVG betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de 'juridische vertaling' van het streekplan.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

Voor het plangebied is het volgende thema van toepassing:

EHS
Het plangebied is volgens de kaart 'EHS' behorende bij de RVG op www.ruimtelijkeplannen.nl gelegen in een gebied binnen de EHS (verweving). Binnen een dergelijk gebied zijn conform artikel 19.1 geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast.

Ook is het plangebied conform de kaart 'Waardevol open gebied en nationaal landschap' gelegen in een waardevol open gebied. Binnen een dergelijk gebied zijn conform artikel 20.1 geen bestemmingen toegestaan die de openheid van waardevolle gebieden aantasten.

Eventuele effecten op de EHS zijn beschreven in de natuurtoets (Tauw, 2009) die voor de recreatieve ontwikkelingen bij Nieuw Hulckesteijn is uitgevoerd. De vestiging van een restaurant in de voormalige sluiswachterswoning is hierin meegenomen. Van (significante) aantasting van ecologische waarden en de karakteristieke openheid van het waardevolle landschap Arkemheen is in dit geval geen sprake. Zie subsubparagraaf 5.3.1.1 voor een nadere uitleg hierover.

Hiermee past het voornemen binnen het provinciale beleidskader.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Nijkerk - Hoevelaken 2030

Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.

De belangrijkste pijler van de structuurvisie is de keuze voor drie herkenbare en door het landschap met elkaar verbonden woonplaatsen met elk hun eigen cultuur en samenleving. In het cultuurlandschap behouden de agrarische bedrijven hun traditionele plaats, waarin ruimte wordt gemaakt voor vernieuwing zoals landschapsbeheer en de ontwikkeling van nevenactiviteiten. Verrommeling wordt zoveel mogelijk tegengegaan en na de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid geboden door herstructurering.

Landbouw en landschap moeten in balans zijn in nauwe samenwerking met de agrarische gemeenschap. Hierbij is het doel verrommeling tegengaan, toekomstgerichte ondernemers maatwerk te bieden en innovatie in de landbouw te stimuleren. In het buitengebied dienen landbouw, landschap, recreatie en natuur zoveel mogelijk verweven te worden. In kwetsbare gebieden en waardevolle landschappen zullen maatregelen moeten worden getroffen om verkeer te ontmoedigen.

Op het gebied van recreatie en toerisme wordt gestreefd naar het beleefbaar maken van de Nijkerkse, Nijkerkerveense en Hoevelakense plaatselijke oorsprong en cultuur waarbij het landschap tussen de drie kernen dient als visitekaartjes.

Bovenstaande beleidsambities op hoofdlijnen worden in de Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken nader uitgewerkt en geconcretiseerd. Ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan valt op te merken dat het plangebied op de 'Integrale toekomstvisiekaart' onderdeel uitmaakt van Nieuw Hulckesteijn een gebied dat is aangeduid als 'Ontwikkeling/ versterken recreatief cluster'.

Op basis hiervan is te concluderen dat onderhavig plan aansluit bij de beleidsambities uit de gemeentelijke structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0006.png"

3.3.2 Welstandsnota (2013)

In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.

Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Er zijn voor Nijkerk algemene welstandscriteria opgesteld die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Deze algemene welstandscriteria vormen een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn.

Daarnaast is Nijkerk verdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Daarbij wordt soms verwezen naar bestaand beleid. Aangezien het gebouw slechts inpandig verbouwd wordt, is er geen sprake van strijdigheid met de Welstandsnota.

3.3.3 Beleidsnota cultuurhistorie Nijkerk

Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren.

Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied. De gemeente Nijkerk heeft de bijdrage aan onderhoudskosten van rijksmonumenten geschrapt. De eigenaren van deze monumenten kennen fiscale voordelen en een financiële bijdrage voor de instandhouding (BRIM).

3.3.4 Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan

Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) uit 2005 is een kaderstellende notitie. Dit betekent dat het beleid van de komende jaren op hoofdlijnen is verwoord. In het Uitvoeringsprogramma GVVP was het project 'Weren sluipverkeer Arkemheenpolder' opgenomen. Hiertoe was een zogenaamde dynamische afsluiting (automatische verzinkbare paal) gepland in de Bremerseweg. Voor dit project is in het verleden subsidie aangevraagd bij de provincie Gelderland. Deze subsidie is destijds tevens toegezegd.

Bij de voorbereidingen bleek dat er onvoldoende draagvlak was voor een dergelijke paal en is besloten om de dynamische afsluiting (de paal dus) te vervangen door bebording "Verboden voor autoverkeer, uitgezonderd bestemmingsverkeer". Deze borden zijn ondertussen geplaatst.

De dynamische afsluiting is dus niet gerealiseerd en daarmee is dan ook geen gebruik gemaakt van de toegezegde subsidie. Deze is daarmee komen te vervallen.

Kortom: Er zijn wel verkeersremmende maatregelen in de polder gerealiseerd, maar niet de eerder beoogde maatregel.

3.3.5 Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk

Het door de gemeenteraad op 22 september 2005 vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Nijkerk bevat een visie op hoofdlijnen, genaamd "De rode draad".

Hierin zijn 4 aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  • 1. Versterken van de 3 aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  • 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  • 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  • 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Uitbreiding van het recreatief netwerk en benutten van de kansen voor recreatie is als opgave benoemd. Op dit moment worden de kansen voor recreatief gebruik onvoldoende benut. Er moeten meer voorzieningen getroffen worden om recreatie en toerisme te verbeteren.

De polder Arkemheen, waarin het plangebied is gelegen, kenmerkt zich door extreme openheid en een slagenverkaveling, deels veenweidegebied. Het beleid is zeer terughoudend en recreatie in de polder dient extensief te zijn (wandelen, fietsen en (kano)varen) en vindt bij voorkeur alleen aan de randen plaats. Alle ontwikkelingen respecteren de verkaveling, de cultuurhistorie en de openheid van het gebied. Het gebied valt grotendeels onder bescherming van Europese regels (Natura 2000).

Een uitzondering hierop vormt het gebied 'Nieuw Hulckesteijn', waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt. Hier zijn al ontwikkelingen in gang gezet zoals de uitbreiding van de haven in het oostelijke deel. Het westelijke deel van Nieuw Hulckesteijn wordt ingericht voor dagrecreanten. Hier moet een duurzame afstemming plaatsvinden tussen recreatie en natuurontwikkeling. Aangezien de woning inpandig verbouwd wordt tot restaurant is er geen sprake van strijdigheid met het LOP.

3.3.6 Milieubeleidsplan 2009 - 2012

Het Milieubeleidsplan 2009 - 2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004 - 2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009 - 2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent 4 speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen deze speerpunten zijn subthema’s ondergebracht. De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Ook zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.

3.3.7 Gemeentelijk Waterplan Nijkerk

Het Waterplan bestaat uit twee delen.

  • Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005 - 2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
  • Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007 - 2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.

Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.

De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:

  • Samen werken aan water en ruimte;
  • Voort met afkoppelen;
  • Aanpak grondwaterproblematiek;
  • Verbeteren waterkwaliteit en ecologie;
  • Bevorderen gebruik en beleving van water;
  • Water en vuur;

In het uitvoeringsprogramma staan geen actiepunten verwoord die relevant zijn voor het plangebied. Wel liggen er mogelijkheden voor afkoppelen van de hemelwaterafvoer.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Bouwplan

Het intiatief betreft de functiewijziging van woning naar horeca. De woning wordt intern verbouwd en geschikt gemaakt voor de exploitatie als restaurant (circa 40 plaatsen) met aan de oostzijde van het pand ruimte voor een (eventueel) terras, en op de verdieping 2 ruimten voor vergaderingen en als kleedruimte voor het personeel. De zuidelijke gevel van het pand zal tevens de begrenzing van het terras zijn. Hierdoor zullen er geen directe zichtlijnen zijn van de terrasbezoekers tot de woning aan de Zeedijk 2. Ook wordt buiten het pand geen verlichting (gevelaanlichting, terrasverlichting) aangebracht. Alleen in het restaurant wordt tijdens de openingstijden (12 uur tot 22 uur) muziek gedraaid en niet op het terras.

Om de horecagelegenheid met terras mogelijk te maken aan de rand van het Natura 2000-gebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie subparagraaf 5.2.1 Milieuzonering).

Het restaurant zal tevens als een soort van 'poort' naar het Natura 2000-gebied Arkemheen gaan functioneren door het verstrekken van informatie over dit gebied.

4.2 Verkeer & Parkeren

Bezoekers van het restaurant maken gebruik van het parkeerterrein aan de overzijde van de Zeedijk bij het recreatieterrein Nieuw Hulckesteijn. Hiertoe is een overeenkomst gesloten met RGV Holding, de exploitant. Het personeel parkeert ook daar. Alleen de bedrijfsleider zal eventueel parkeren op de inrit aan de zuid(oost)zijde van het pand. De gemeente acht de opvang van de parkeerbehoefte hiermee op een adequate wijze gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Waterhuishouding

In het kader van de functieverandering verandert er niets aan de waterhuishouding. De hoeveelheid bebouwd oppervlak blijft gelijk omdat het restaurant gerealiseerd wordt in de reeds bestaande voormalige sluiswachterswoning. Dit betekent dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de realisatie van het initiatief.

Wel bestaan er mogelijkheden om de hemelwaterafvoer in het plangebied af te koppelen van de riolering.

Daarnaast ligt het plangebied nabij het Nijkerkernauw en maakt deel uit van de vrijwaringszone van de waterkering. Gelet op het belang van de waterkerende functie en de noodzakelijke bescherming daarvan, hebben de waterkeringen en de bijbehorende vrijwaringszones een dubbelbestemming gekregen.

5.2 Milieuaspecten

5.2.1 Milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de voor dit plangebied relevante milieucategorie(ën):

milieucategorie   richtafstand rustige woonwijk of - buitengebied  
1   10 m  


De richtafstand gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk of buitengebied (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient 2 doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Het plangebied is gelegen binnen een rustig buitengebied en een restaurant (SBI: 561) valt binnen milieucategorie 1

5.2.1.1 Akoestisch onderzoek

Er is een akoestisch onderzoek (De Roever Milieuadvisering, nr. 20091125/D01/SB, d.d. 19 februari 2010) uitgevoerd vanwege de bestemmingswijziging naar Horeca. Hierbij is specifiek ingegaan op de volgende facetten:

  • muziekpresentatie in het restaurant;
  • gebruik van de vergaderruimten;
  • laad- en losactiviteiten;
  • terrasgebruik;
  • verkeersbewegingen.

Door toetsing aan de richtwaarden, behorende bij een landelijke omgeving, is de mate van hinder ten gevolge van de horeca worden vastgesteld bij omwonenden. Dit is een strenger criterium dan het toetsingskader waaraan een horeca-inrichting moet voldoen op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim, beter bekend als Activiteitenbesluit).

De meest gevoelige gebouwen in de omgeving van het restaurant zijn:

  • De woning Zeedijk 2 op een afstand van circa 10 m vanaf de achterzijde. Tussen de woning en het restaurant is een verharde achterplaats, een afwatering en een stuk tuin met terras van de woning gelegen. Vanuit de 2 dakkapellen van de woning en vanuit de woonkeuken bestaat vrij uitzicht op het restaurant en het dak van het pand (vergaderruimten).
  • De woning Arkersluisweg 30 bevindt zich op een afstand van minimaal 30 m in zuidwestelijke richting gezien vanuit het restaurant.

Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van de 1e verdieping voor vergaderingen, met eventueel muziek op achtergrondniveau, in de dagperiode mogelijk is zonder verdere geluidwerende maatregelen te treffen.

In het restaurant op de begane grond is muziekpresentatie op achtergrondniveau mogelijk zonder dat dit hoorbaar is bij de woningen van derden.

Het terrasgeluid zal bij volle bezetting nauwelijks meer bedragen dan de richtwaarde zodat hinder niet is te verwachten. Op minder drukke dagen zal het niveau nog lager zijn. Uitgangspunt is wel dat het terrasgedeelte beperkt blijft tot de voorzijde (oostzijde) van het pand en dat het terras na 22.00 uur voor publiek gesloten wordt.

Eventueel geschreeuw of gegil zal waarneembaar zijn bij woningen maar niet tot schrikreacties leiden. Hierbij wordt opgemerkt dat het terras aan de achterzijde (zuidzijde) van het restaurant niet gebruikt zal worden. Bij behoud van de woonfunctie kan dit terras wel worden gebruikt door bijvoorbeeld spelende en schreeuwende kinderen en andere activiteiten, omdat voor burenlawaai alleen de APV van toepassing is. In feite treedt door de komst van het restaurant een verbetering op ten opzichte van de huidige planologische situatie.

Het laden en lossen in de dagperiode veroorzaakt geen overschrijding van de richtwaarden.

Bij de keuze van parkeerplaatsen voor personeel moet worden toegezien dat er geen personenwagens na 19.00 uur vertrekken vanuit het meest zuidwestelijke deel van het plangebied. Als nabij de inrit wordt geparkeerd is geen overschrijding te verwachten.

Omdat bezoekers gebruik maken van het parkeerterrein aan de overzijde van de Zeedijk is geen sprake van overmatige directe hinder. De bewegingen blijven op grote afstand van de woning en zijn akoestisch niet te onderscheiden van het overige verkeer.

Er zijn geen akoestische beletselen om de woonbestemming van de voormalige sluiswachterswoning aan de Arkersluisweg 31 te Nijkerk te wijzigen in de bestemming 'Horeca' (restaurant).

5.2.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai (zie subparagraaf 5.2.1 Milieuzonering), weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of bedrijventerrein liggen. In de directe nabijheid van het plangebied komen alleen wegen voor.

Onder geluidsgevoelige bestemmingen worden verstaan (Artikel 1 Wgh):

  • Woningen;
  • Onderwijsgebouwen;
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • Geluidsgevoelige terreinen (bij onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en woonwagenstandplaatsen).

Dit betekent dat in de huidige planologische situatie sprake is van een geluidsgevoelige bestemming (woning), terwijl dit in de nieuwe situatie (restaurant) niet meer het geval is. De geluidsgevoeligheid neemt dus af. Hiermee vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.2.3 Bodem

Aangezien het slechts een functieverandering betreft van een bestaande woning met bijbehorende interne verbouwing en er geen gronden worden geroerd is een onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk.

5.2.4 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op beperking en beheersing van risico's door opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet bij ruimtelijke ontwikkelingen de kans op grote calamiteiten met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied of een toetsingszone van een risicobron.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/ voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Daarnaast is voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen respectievelijk de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Dit Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb sluit aan bij het toetsingskader dat in het Bevi is opgenomen.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is er een analyse gemaakt van de externe veiligheidssituatie rondom het plangebied, met behulp van de provinciale risicokaart.

Risicovolle inrichtingen:
Er zijn in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook buiten het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Het meest dichtbij is de propaantank van de camping ten noordoosten van het plangebied met een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 40 m. Deze contour bevindt zich op circa 300 m van het plangebied

Transport van gevaarlijke stoffen:
In of nabij het plangebied zijn geen routes gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of water plaatsvindt. De afstand tot de dichtstbijzijnde routes is zodanig groot dat het plangebied hier niet door wordt beïnvloed.

Er zijn geen hoogspanningsleidingen en buisleidingen in en in de directe omgeving om het plangebied aanwezig.

Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.

5.2.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3 % van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is, significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 m van een provinciale weg of 300 m van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan NIBM bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0048-0003_0007.jpg"

Uit de berekening blijkt dat zelfs bij een extra verkeersaantrekkende werking van 930 voertuigen, met een aandeel van 5 % vrachtverkeer nog voldaan wordt aan de normen op het gebied van luchtkwaliteit. In de praktijk zal het aantal extra voertuigen dat aangetrokken wordt substantieel lager liggen (< 200 voertuigbewegingen en 1 vrachtwagen gemiddeld per weekdag). Er is sprake van een NIBM-bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Hiermee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.2.6 Geur

Rondom het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen met een geurcontour die tot in het plangebied reikt.

Hiermee vormt het aspect geur geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

5.3.1 Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

5.3.1.1 Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Uit onderzoek (Natuurtoets inclusief voortoets recreatieterrein Nieuw Hulckesteijn, Tauw, nr. 4598945, 11 februari 2009), waarin de vestiging van een restaurant in de voormalige sluiswachterswoning is meegenomen, blijkt dat er mogelijk sprake is van aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS op het recreatieterrein Nieuw Hulckesteijn, waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt.

De EHS ten zuiden van Nieuw Hulckesteijn behoort tot EHS- verwevingsgebied (verweving van landbouwkundig grondgebruik en natuurelementen) met het natuurdoeltype 'weidevogelgrasland'. Dit type heeft als natuurlijke standplaats bemeste, in het voorjaar natte productiegraslanden met een uitgestelde maaidatum, in open landschap. Grasland komt op bijna alle bodems voor Grasland wordt in de meeste gevallen in Gelderland in stand gehouden door begrazing of maaien. Omdat er tegenwoordig maatregelen (zoals bemesting) worden genomen om de productiecapaciteit van graslanden te optimaliseren komen natuurlijke graslanden alleen nog voor in natuurgebieden, wegbermen, dijken en slecht ontwaterde terreinen zoals de uiterwaarden.

De graslanden van de huidige landbouw zijn qua voedselrijkdom alleen nog geschikt als weidevogelgrasland. In tegenstelling tot de meeste andere fauna hebben weidevogels voordeel gehad van de toenemende voedselrijkdom van de Nederlandse graslanden. Verdroging en mechanisatie in de landbouw zijn echter bedreigende factoren, waardoor het aantal weidevogels de laatste jaren afneemt.

Omdat weidevogelgrasland alleen gevoelig is voor aanpassingen in de waterhuishouding (verdroging) en voor mechanisatie, is het uitgesloten dat er sprake zal zijn van verstoring ten gevolge van de geplande ontwikkeling in Nieuw Hulckesteijn en de daaraan gerelateerd een toename in het aantal dagrecreanten.

Voor de weidevogels die in het gebied leven geldt dat de wandelaars het gebied zelf niet betreden, aangezien dit particulier weiland is. Wandelaars zullen op de paden blijven en dit heeft geen verstorend effect op weidevogels.

Het voornemen van de functiewijziging van het restaurant heeft dan ook geen effect op de doelsoorten zoals opgenomen in het soortenbeleid.

5.3.1.2 Natura 2000

Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied". Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied Arkemheen.

Omdat de provincie Gelderland van mening was dat er mogelijk een significant negatief effect op zou treden op één of meerdere soorten of habitattypen in de Natura 2000-gebieden Arkemheen en Veluwerandmeren als gevolg van de vestiging van een restaurant in de voormalige sluiswachterswoning aan de Arkersluisweg, is een Passende Beoordeling (Tauw, nr. 4758687, d.d. 10 november 2011) uitgevoerd.

Ut de voortoets (Tauw, nr. 4598945, 11 februari 2009, zie subsubparagraaf 5.3.1.1 Ecologische Hoofdstructuur), die mede is verricht ten behoeve van andere recreatieve ontwikkelingen in het gebied (uitbreiding recreatieterrein Nieuw Hulckesteijn en uitbreiding jachthaven) en de reactie daarop van het bevoegd gezag, kwam naar voren dat een Passende Beoordeling uitgevoerd moest worden. De vestiging van het restaurant kan extra recreanten naar de Natura 2000-gebieden aantrekken. Er is daarom getoetst op de volgende factoren:

  • Zijn er effecten op de instandhoudingsdoelen te verwachten van een mogelijke toename van vaarbewegingen?
  • Zijn er effecten op de instandhoudingsdoelen te verwachten van een toename van verkeersbewegingen? Hierbij is onderscheid gemaakt naar gemotoriseerd verkeer (auto's, motoren, bromfietsers, scooters), fietsers en wandelaars (evt. met loslopende honden).
  • Zijn er effecten op de instandhoudingsdoelen te verwachten als gevolg van een toename van geluidhinder?
  • Zijn er effecten op de instandhoudingsdoelen te verwachten als gevolg van lichthinder?
  • Zijn er effecten op de instandhoudingsdoelen te verwachten als gevolg van optische verstoring?
  • Treden er cumulatieve effecten op, als gevolg van andere ontwikkelingen in de omgeving?

Uit de effecttoetsingen op de instandhoudingsdoelen zijn de volgende conclusies te trekken:

  • De vestiging van het restaurant zal in de wintermaanden nauwelijks tot extra vaarbewegingen op de Veluwerandmeren leiden. Er treden geen (significant) negatieve effecten op voor de instandhoudingsdoelen van Kranswierwateren, meren met Krabbenscheer en Fonteinkruiden en wintergasten die op de Veluwerandmeren foerageren en rusten.
  • Er wordt vanuit gegaan dat waterrecreanten het verbod om zich buiten de vaargeulen in de Randmeren te begeven, respecteren. Bovendien is sprake van een neergaande trend in het aantal generieke vaarbewegingen in het IJsselmeergebied (inclusief de Randmeren). Er treden daarom geen (significant) negatieve effecten op voor de instandhoudingsdoelen van de Veluwerandmeren tijdens de zomermaanden.
  • Het restaurant zal extra verkeersbewegingen veroorzaken. Er treden echter geen (significant) negatieve effecten op voor de instandhoudingsdoelen van Veluwerandmeren. Voor de instandhoudingsdoelen van Arkemheen geldt dat er geen effecten optreden door gemotoriseerd verkeer als er verkeersremmende maatregelen genomen worden. De gemeente heeft gekozen voor het plaatsen van verbodsborden met daarop "Verboden voor autoverkeer, uitgezonderd bestemmingsverkeer" in de Bremerseweg (zie subparagraaf 3.3.4 Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan). De bedoeling van deze maatregel is dat verkeer voornamelijk gebruik zal maken van een aantal hoofdwegen in het gebied, zodat de rest van het gebied er niet door gehinderd wordt. Bovendien zullen foeragerende vogels (Kleine zwaan en Smient) zich niet laten verontrusten door gemotoriseerd verkeer, omdat zij hierin de mens niet ervaren. Fietsers en bromfietsers kunnen wel voor verstoring zorgen. Kleine zwaan en Smient gebruiken Arkemheen echter uitsluitend in de wintermaanden. Daarnaast is er in de huidige situatie al verstoring door verkeer. Het aantal fietsers en bromfietsers in het gebied zal niet zodanig toenemen dat er sprake is van extra verstoring. Er treedt dan ook geen (significant) negatief effect op de instandhoudingsdoelen op.
  • Wandelaars hebben een verstorend effect op vogels. Dit effect wordt versterkt door rennende en schreeuwende kinderen en loslopende honden. Het is verboden voor honden om los in Arkemheen te lopen. Naar verwachting zullen wandelaars zich vooral beperken tot de omgeving van het restaurant, de sluis, de Zeedijk nabij de jachthaven en het recreatieterrein Nieuw Hulckesteijn. Daarnaast kunnen wandelaars een ommetje maken vanuit het restaurant, via de route Zeedijk, Arkerweg en Arkersluisweg. Een (significant) negatief effect op de instandhoudingsdoelen is uitgesloten, aangezien de huidige verstoring ter plaatse van de genoemde wegen als gevolg van het voornemen niet zal toenemen. Informatiepanelen kunnen bezoekers en met name wandelaars en hondenbezitters bewegen om rekening te houden met de natuurwaarden in Arkemheen.
  • Er worden geen extra lichtbronnen (gevelaanlichting, verlichting terras) op de planlocatie aangebracht. Derhalve is geen sprake van (significant) negatieve effecten op grond van verlichting. De Meervleermuis die de Arkervaart als trekroute gebruikt, verspreidt zich diffuus vanaf de Arkervaart. Door het aanbrengen van een donkere zone die aansluit op een donkere zone bij Nieuw Hulckesteijn kan de route van vleermuizen worden verbeterd.
  • Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie subparagraaf 5.2.1 Milieuzonering) blijkt dat er geen (significant) negatieve effecten optreden op de instandhoudingsdoelen door toename van geluidhinder als gevolg van de vestiging van het restaurant. De geluidcontour waarbij verstoring optreedt, beperkt zich tot het terras en de onmiddellijke omgeving van het restaurant. Het terras zal bovendien in de wintermaanden nauwelijks in gebruik zijn.
  • Tijdens de verbouwing kan wel verstoring optreden als gevolg van geluidsoverlast, de aanwezigheid van werklieden rondom het pand en extra verkeersbewegingen door bouwverkeer. Deze verstoring zal niet leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen, omdat de verstoring zich beperkt tot een klein gebied, waar in de huidige situatie al sprake is van verstoring. Een mitigerende maatregel waardoor effecten met zekerheid worden voorkomen, is het uitvoeren van de werkzaamheden in de zomermaanden (april – oktober).
  • Cumulatieve negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor Arkemheen en Veluwerandmeren treden niet op.

Er is een vergunning voor de NB-wet aangevraagd voor de omvorming van de sluiswachterswoning tot restaurant. Door uitvoering van mitigerende maatregelen is geen sprake van (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Veluwerandmeren en Arkemheen. De mitigerende maatregelen zijn verankerd in de vergunning.

GS van Gelderland hebben 5 juni 2013 het besluit in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het vestiging restaurant aan de Arkersluisweg 31, 3861 NG te Nijkerk gepubliceerd, onder aaknummer : 2012-022220. Daarin delen Gedeputeerde Staten van Gelderland mee dat zij besloten hebben een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 te verlenen voor het vestigingen van een restaurant aan de Arkersluisweg 31, 3861 NG te Nijkerk. Tegen het voornemen zijn geen zienswijzen ingebracht. Het besluit is ten opzichte van het ontwerpbesluit niet gewijzigd.

5.3.2 Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Aangezien het slechts een functieverandering betreft van een bestaande woning met bijbehorende interne verbouwing en er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten in de woning is een quickscan flora en fauna niet noodzakelijk.

5.4 Cultuurhistorie

5.4.1 Archeologie

In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Archeologische waarden zijn zeker in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Nu archeologische waarden in toenemende mate in de planvorming en in de uitvoering van projecten worden meegenomen, is de handicap van deze onzichtbaarheid actueler dan ooit. Om toch greep te krijgen op die nog onbekende archeologie, is door de provincie Gelderland een archeologische verwachtingenkaart opgesteld waarin voor de gehele provincie per deelgebied de archeologische verwachtingen in beeld zijn gebracht (kaart 14 van het streekplan van de provincie Gelderland).

Op basis van deze verwachtingenkaart, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en vooral de gemeentelijke beleidsadvieskaart, kan een voorspelling worden gedaan over de archeologische verwachting. Het plangebied heeft op deze kaart een lage archeologische verwachting (afgedekt). Het betreft eventuele archeologische resten afgedekt door klei of veen. Archeologisch onderzoek is pas noodzakelijk in plangebieden groter dan 10.000 m2 bij bodemingrepen dieper dan 40 cm.

Aangezien het slechts een functieverandering betreft van een bestaande woning met bijbehorende interne verbouwing en er geen gronden worden geroerd is een onderzoek naar de archeologische waarden niet noodzakelijk.

5.4.2 Monumenten

De voormalige sluiswachterswoning aan de Arkersluisweg 31 is aangewezen als rijksmonument (nr. 31025, Westkadijk 31).

5.5 Leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een planologisch relevante leiding met het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving en
  • b. bouwregels.

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  • d. gebruikregels.

Ad a. Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels
De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

Ad c. Afwijkingsmogelijkheid
De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.

Ad d. Gebruiksregel
In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

6.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

In het bestemmingsplan zijn 2 bestemmingen opgenomen, namelijk Horeca en Verkeer.

Horeca

Het gebouw Arkersluisweg 31 is bestemd als Horeca ten behoeve van de functiewijziging van Wonen naar een restaurant. Voor wat betreft de toelaatbaarheid van horecabedrijven is in de regels een koppeling gemaakt met een Staat van inrichtingen horeca (opgenomen als bijlage bij de regels). Uitsluitend horecabedrijven uit horecacategorie 2 sub 3 zijn toegestaan ter plaatse, met uitzondering van hotels en pensions.

Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het 'bouwvlak' en de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'. Tevens zijn buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken tot 40 m2 toegestaan.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor het openbare gebied waar tevens een terras moet worden toegestaan. Het terras is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

Waterstaat - Waterkering

Het plangebied ligt nabij het Nijkerkernauw en maakt deel uit van de vrijwaringszone van de waterkering. Gelet op het belang van de waterkerende functie en de noodzakelijke bescherming daarvan, hebben de waterkeringen en de bijbehorende vrijwaringszones de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' gekregen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

In hoofdstuk 4 is de standaardbepaling opgenomen voor het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De functieverandering van de woning naar horeca en de daarmee samenhangende verbouwingskosten en procedurele kosten zijn geheel en al voor risico van de initiatiefnemer. Ook mogelijke kosten die voort kunnen komen uit planschade zijn geheel voor risico en rekening van de initiatiefnemer.

De gemeente acht de economische uitvoerbaarheid van het initiatief hiermee voldoende verzekerd.

7.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

Het bestemmingsplan is in 2013 ter beoordeling aan de provincie voorgelegd. Gelijktijdig is ook een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd. M.b.t de beoordeling van het bestemmingsplan hebben wij geen reactie ontvangen van de provincie Gelderland. De aanvraag om een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is door de provincie beoordeeld en deze heeft besloten om een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 te verlenen voor het vestigingen van een restaurant aan de Arkersluisweg 31, 3861 NG te Nijkerk.

7.2.2 Inspraak

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegd.

Te zijner tijd zullen eventueel ingediende zienswijzen van een gemeentelijke reactie worden voorzien en bij de besluitvorming worden betrokken.