Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de sociale veiligheid;
de externe veiligheid.
12.2 Afwegingskader
12.2.1 Algemeen afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 12 lid 1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
12.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in artikel 12 lid 2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vinden de genoemde wijzigingsbevoegd- heden geen toepassing.
12.3 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.