direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Opslaghal Domstraat 39 Holkerveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0044-0004

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   richtafstand rustige woonwijk  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  


De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

De huidige bestemming van het naastgelegen bedrijf (dat dichter bij de woningen staat dan de gewenste opslaghal) staat bedrijfsdoeleinden categorie 2 toe. Slechts het vergroten van het bouwvlak is reden voor het voeren van een bestemmingsplan procedure. Dit houdt ook in dat voor zover de aangevraagde activiteiten binnen het onderliggende bestemmingsplan vallen er slechts een beperkte milieuhygiënische toets van de aanvaardbaarheid hoeft plaats te vinden. Geen medewerking zou moeten worden verleend indien er sprake is van een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.

De aangevraagde opslag van scheepsvloeren is te beschouwen als een categorie 2 activiteit zoals verwoord in de bedrijvenlijst behorende bij het bestemmingsplan (Handel in scheepsbenodigdheden) en sluit aan bij de huidige bestemming van de aanpalende bedrijfshal. Gezien de huidige bestemming en de afstand tussen de bedrijfslocatie en omliggende woningbouw zijn deze bedrijfsactiviteiten aanvaardbaar.

Constructie en laswerkzaamheden zijn gezien de akoestische uitstraling niet gewenst op deze locatie. De regels in onderhavig bestemmingsplan staan dit niet toe. De initiatiefnemer heeft ook aangegeven dat deze werkzaamheden elders uitgevoerd worden, op een plek waar dat wel toegestaan is.

4.2.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

In het kader van het milieuspoor geldt (zoals dat reeds nu vóór vaststelling van voorliggend bestemmingsplan ook al geldt) dat de inrichting reeds moet letten op alle omliggende woningen. Door voorliggend bestemmingsplan wordt niet dichter bij gewerkt dan reeds bestemmingstechnisch mogelijk was.

4.2.3 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

In het kader van de beoogde bestemmingsplanherziening is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Op de site van de provincie Gelderland zijn van de onderzoekslocatie en in een straal van 100 meter rondom de onderzoekslocatie geen gegevens bekend. Bij het bodemloket wordt aangegeven dat bij de Domstraat 33 en 39 sprake is van een ondergrondse HBO tank. Aan de Domstraat 33 is een timmerwerkplaats gevestigd en aan de Domstraat 29 een transportbedrijf. Deze locaties hebben de status mogelijk ernstig verontreinigd. Het plangebied zelf is echter, gezien het bekende gebruik in het verleden, bij de aanvang van het onderzoek als 'onverdacht' aangemerkt en als zodanig onderzocht. Gezien het oppervlak van de nieuwbouw ten opzichte van het oppervlak van het totale perceel is alleen het te bouwen oppervlak onderzocht.

Gedurende de uitvoering van het onderzoek zijn in zowel grond als grondwater geen verontreinigingen met de geanalyseerde stoffen geconstateerd. Indien gedurende de nieuw- of verbouw grond vrijkomt en niet op de onderzoekslocatie kan worden verwerkt, dient de grond te worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit, dan wel te worden aangeboden aan een erkende verwerker.

Er zijn, gezien het bovenstaande, geen bodemkundige belemmeringen die de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan in de weg staan.

4.2.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.

In bijgevoegde afbeelding is een uitsnede van de risicokaart van Nederland te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0044-0004_0007.png"  
Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)  

In de kaartuitsnede is te zien dat er, behalve een kinderdagverblijf op ruime afstand (groene driehoek), geen functies aanwezig zijn waarbij de externe veiligheid in het geding komt. Het bestemmingsplan is daarmee op het gebied van externe veiligheid uitvoerbaar.

4.2.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

In onderhavig geval gaat het om een kleinschalige opslaghal met een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. Daarmee draagt het initiatief NIBM bij aan de luchtkwaliteit en is het bestemmingsplan op het gebied van luchtkwaliteit uitvoerbaar.