direct naar inhoud van Artikel 19 Maatschappelijk
Plan: Nijkerk 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0002-0005

Artikel 19 Maatschappelijk

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvang;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de boombeplanting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • i. tuinen;
  • j. erven;
  • k. terreinen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan het aangegeven percentage;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogtes;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' geldt in afwijking van het bepaalde in 19.2.1 onder c tot en met f dat de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bestaande) bedrijfswoningen gelden in aanvulling op dan wel in afwijking van het bepaalde in 19.2.1 de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied;
  • d. de goothoogte van een niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de aanwezige boombeplanting zoals deze aanwezig zijn ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom'.
19.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 42.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bomen;
  • b. het beschadigen van bomen.
19.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor een vergunning (te verlenen door de minister) is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
19.4.3 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunnning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.

19.5.2 Afwegingskader

De in 19.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door het geheel of gedeeltelijk slopen geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor de stedenbouwkundige uitstraling van de omgeving;
  • b. nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daaromtrent is gehoord.