Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hedel herziening 2023, Hooiweg 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0263.BP1269-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Hedel herziening 2023, Hooiweg 1" met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1269-VG01 van de gemeente Maasdriel;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
1.4 aan huis verbonden beroep
het uitoefenen van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, bijvoorbeeld op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch of ontwerptechnisch gebied, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
1.5 aan- of uitbouw
een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw;
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.8 achtererf
achterkant van een bij het hoofdgebouw behorende deel van het erf vanaf 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
1.9 ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen;
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.11 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een primair toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, met dien verstande dat:
  1. ondergeschikt zakelijk verblijf ook is toegestaan mits:
    1. maximaal één persoon per kamer is toegestaan;
    2. zakelijk verblijf alleen kan plaatsvinden op doordeweekse dagen; 
1.12 bedrijf
Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van inrichtingen;
 
1.13 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
 
1.14 bestaand
Bestaand en/of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak;
 
1.18 bijgebouw
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
 
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;
 
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.26 bouwwijze
De wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' wordt het hoofdgebouw van een woning niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' wordt het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw begrensd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' wordt hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' wordt in één gebouw, bestaande uit meer lagen, meer woningen gebouwd. 
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.30 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
 
1.31 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
 
1.32 maatschappelijk
Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening;
 
1.33 (openbare) nutsvoorziening
Een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;
 
1.34 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.35 ondergeschikte bouwonderdelen
Een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, een borstwering en schoorsteenn, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond);
 
1.36 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;
 
1.37 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.38 portiek
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw;
 
1.39 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.40 serre
Een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is;
 
1.41 verhard oppervlak
het oppervlak is voorzien van verhardingen (o.a. bebouwing, wegen, en overige terreinen waarvan de bodem bedekt is met kunstmatige materialen), zodanig dat hemelwater van dit oppervlak niet in de bodem kan infiltreren;
 
1.42 bestaand verhard oppervlak
het verhard oppervlak dat aanwezig is in het plangebied;
 
1.43 nieuw verhard oppervlak
het totaal van alle verharde oppervlakken die binnen het plangebied gerealiseerd worden
en gehandhaafd blijven;
 
1.44 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, wadi’s, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
 
1.45 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk, overig bouwwerk en/of overige verhardingen. Hieronder wordt ook retentie verstaan;
 
1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,
waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen,
infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze
incidenteel of structureel droogvallen etc.);
 
1.47 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;
 
1.48 woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 de diepte van een woning
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning;
 
2.7 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met bebouwing mag worden bebouwd;
 
2.8 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van de woning;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat aansluit op het plangebied.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woningen;
  2. aan huis verbonden beroep;
met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, watergangen waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie.
 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Toegestane bouwwerken
 
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
  1. maximaal het aantal woningen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met deze aanduiding is opgenomen, overeenkomstig de bouwwijze zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:
aanduidingbouwwijze
[tae]twee-aaneen
[vrij]vrijstaand
  1. bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. overkappingen, uitsluitend binnen het bouwvlak. 
3.2.2 Woningen
 
Voor het bouwen van een woning gelden de volgende regels:
  1. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd:
    1. de minimale goothoogte op de verbeelding is de maximale goothoogte aan de voorzijde van de woning;
    2. de maximale goothoogte op de verbeelding is de maximale goothoogte aan de achterzijde van de woning;
  4. woningen mogen plat of met een kap worden afgedekt. In het laatste geval bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65°, met dien verstande dat indien de bestaande dakhelling kleiner is, de bestaande dakhelling is toegestaan;
  5. onderkeldering van het hoofdgebouw is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
  6. een toegang van buitenaf tot kelders mag uitsluitend aan de achtergevel worden gesitueerd;
  7. de bovenkant van de begane grondvloer (vloerpeil) dient 30-35 cm boven de kruin van de weg te liggen. 
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen worden gesitueerd binnen en buiten het bouwvlak;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  4. per bouwperceel mogen de volgende bebouwingspercentages niet worden overschreden:
    1. 50% voor vrijstaande woningen [vrij];
    2. 50% voor twee-aaneen woningen [tae];
  5. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen binnen het achtererf, niet meer bedragen dan 50 m², onverminderd het bepaalde onder d.;
  6. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder e. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 150 m²; de onder d. genoemde bebouwingspercentages mogen hierbij niet worden overschreden;
  7. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  8. voor zover de bestaande bijbehorende bouwwerken niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met g., zijn in afwijking hiervan de bestaande bijbehorende bouwwerken toegestaan.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overkappingen met een open constructie en pergola's mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van overkappingen per bouwperceel maximaal 50 m² mag bedragen, met dien verstande dat het in 3.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens of in het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten, mag niet meer bedragen dan 2 m;
  4. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m. 
3.3 Nadere eisen
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de hoogte van het maaiveld en peilhoogte indien dit voor een goede inrichting en afwatering van de gronden en aangrenzende percelen noodzakelijk is.
3.4 Voorwaardelijke verplichting
 
3.4.1 Parkeren
  1. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt slechts verleend nadat afdoende is verzekerd dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  2. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, is slechts toegestaan wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.
  3. Onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan 3 parkeerplaatsen per woning, waarvan 2 parkeerplaatsen direct toegankelijk vanaf de straat.
  4. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder c, indien nieuwe gemeentelijke parkeernormen zijn vastgesteld. 
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Verboden gebruik
 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  2. bedrijfsactiviteiten, waaronder tevens begrepen aan huis verbonden bedrijf. 
3.5.2 Aan huis verbonden beroep
 
Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd. 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of aan- of uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
  2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  3. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  5. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  6. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
 
3 Algemene regels
    
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1 Verboden gebruik gronden en opstallen
 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. een seksinrichting;
  2. zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  3. het huisvesten van tijdelijke werknemers, uitgezonderd bestaande (op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan) vormen van huisvesting van tijdelijke werknemers, welke mogen worden voortgezet, met dien verstande dat na beëindiging van het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers, waaronder begrepen wordt dat gedurende 2 jaar deze functie daadwerkelijk niet meer is uitgeoefend, de bestemming onomkeerbaar uitgaat van alleen de overige in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  4. het uitoefenen van een bed & breakfast;
  5. het houden van evenementen;
  6. het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  7. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.2 Gebruik gronden voor standplaatsen
 
De voor het publiek toegankelijke gronden binnen het plan mogen worden gebruikt als standplaats.
 
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
6.1 Algemene afwijking tot 10%
 
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
 
6.2 Algemene afwijking openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of weg- en railverkeer
 
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het weg- en railverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
 
6.3 Afwijking mantelzorgvoorzieningen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 onder b. vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  4. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelzorg voorziening, bij de woning blijft van kracht. 
6.4 Afwijking huisvesting tijdelijke werknemers
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 onder c, vervatte verbod ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits:
  1. Huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten 2019' dat op 16 april 2020 is vastgesteld of de rechtsopvolger van deze beleidsregel.
  2. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  3. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  4. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  5. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen. 
6.5 Afwijking bed & breakfast
 
Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het in artikel 5.1 onder d, vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, uitsluitend op de tot 'Wonen' aangewezen gronden, mits,
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan. 
6.6 Afwijking kinderdagverblijf
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 onder f, vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een (bedrijfs)woning, mits:
  1. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  4. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  5. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  6. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
 
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
 
7.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
Artikel 8 Algemene procedureregels
 
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
  1. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
 
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Parkeren
 
9.1.1 Voldoende parkeergelegenheid
  1. Bij
    1. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij sprake is van een toename in de parkeerbehoefte; en/of
    2. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken, uitsluitend voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels en bijlagen van de 'Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel, vastgesteld d.d. 10 december 2020' wordt gerealiseerd.
  2. De afmetingen van parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's en bedragen ten minste de afmetingen zoals genoemd in de Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel.
  3. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels parkeren en/of bijlagen zoals benoemd in dit artikel wijzigen, gelden de gewijzigde regels/bijlagen
  4. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht. 
9.1.2 Binnenplanse afwijking parkeren
 
Burgemeester en wethouders, of haar rechtsopvolger, kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 indien:
  1. de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; en/of
  2. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
  3. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of
  4. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden; en/of
  5. aangetoond kan worden dat voldaan kan worden aan een lagere parkeernorm. 
9.1.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunningverlening
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.1.2 wordt uitsluitend verleend indien:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. de ontwikkeling ruimtelijk en milieukundig gezien inpasbaar is. 
9.1.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunningverlening
 
Aan omgevingsvergunningen als bedoeld in 9.1.1 en 9.1.2 kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een instandhoudingsplicht van voldoende parkeergelegenheid.
 
9.2 Waterberging
 
9.2.1 Voorwaardelijke verplichting waterbergingen
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging. De compensatienorm voor de hemelwatervoorziening is 43,6 mm/m² (T=10+10%) voor alle te handhaven bestaande en nieuwe verharde oppervlakten binnen het plangebied. De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van het “Hemelwaterbeleid gemeente Maasdriel” behorende als bijlage C bij het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026;
  2. Als de onder lid a bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
9.2.2 Uitzondering
Artikel 9.2.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over waterbergingen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.
 
9.2.3 Afwijkende eisen
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijkende eisen stellen ten aanzien van de waterberging, zoals bedoeld in artikel 9.2.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is. De initiatiefnemer stelt hiervoor, in overleg met de gemeente, een motivering en berekening op.
 
9.3 Peilen
 
9.3.1 Voorwaardelijke verplichting peilen
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen staat vast dat wordt voldaan aan het bouwpeil en het vloerpeil. De omvang van het bouwpeil en het vloerpeil worden vastgesteld met toepassing van het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026.
    • Het bouwpeil ligt:
      • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): minimaal 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
      • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: minimaal 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
      • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: minimaal 15 cm boven de kruin van de weg.
    • Het vloerpeil van de woning ligt 30 cm boven het hoogtepunt van de weg;
  2. Als de onder lid a bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
9.3.2 Uitzondering
Artikel 9.3.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van
dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over peilen tussen de initiatiefnemer en
de gemeente zijn gemaakt.
 
9.4 Groen
 
9.4.1 Voorwaardelijke verplichting groen
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voldaan aan de boomnorm, de groennorm en de groennorm bedrijventerreinen. De omvang van de boomnorm en groennorm wordt vastgesteld met toepassing van de “Deelvisie Groen en Bomen”;
    • De boomnorm betreft minimaal 0,4 boom per inwoner binnen de bebouwde kom en 1,4 boom per inwoner in het buitengebied.
    • De groennorm betreft minimaal 24,4 m2 per inwoner in de bebouwde kom.
    • De groennorm bedrijventerreinen betreft 10% van het kaveloppervlak en 10% van de openbare ruimte;
  2. Als de onder lid a bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
9.4.2 Uitzondering
Artikel 9.4.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van
dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over groen tussen de initiatiefnemer en
de gemeente zijn gemaakt.
 
9.4.3 Afwijkende eisen
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijkende eisen stellen ten aanzien
van de omvang van de boomnorm en groennorm, zoals bedoeld in artikel 9.4.1 indien
dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is. De initiatiefnemer stelt
hiervoor, in overleg met de gemeente, een motivering en berekening op.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Hedel herziening 2023, Hooiweg 1'.