Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied herziening 2022, Hooiweg ong. ” van de gemeente Maasdriel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0263.BP1249-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan het buitengebied gerelateerde bedrijven:
- bedrijven gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan agrarische bedrijven, zoals het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties;
- bedrijven gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, die door hun aard of activiteiten functioneel zijn verbonden aan het buitengebied, bijvoorbeeld vanwege het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, zoals paardenhouderijen, kennels en dierenasiels;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtergevel:
een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdmassa;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met dien verstande dat maneges, paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een primair toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, met dien verstande dat:
- ondergeschikt zakelijk verblijf ook is toegestaan mits:
- maximaal één persoon per kamer is toegestaan;
- zakelijk verblijf alleen kan plaatsvinden op doordeweekse dagen;
1.10 bedrijf:
onderneming die zich bezighoudt met het maken en/of verhandelen van bepaalde goederen en/of het leveren van bepaalde diensten waarbij sprake moet zijn van voldoende technische, functionele en organisatorische samenhang tussen de verschillende bedrijfsonderdelen;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.12 begane grondvloer:
de op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloer van een doorlopend gedeelte van een gebouw, voor zover die vloer gelegen is op niet meer dan 1 meter boven en niet minder dan 1 meter beneden de bestaande gemiddelde hoogte van de grond op het punt waar deze grond direct grenst aan de voorgevel van het gebouw;
1.13 bestaand:
- ten aanzien van bebouwing:
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende omgevingsvergunning;
- ten aanzien van gebruik:
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede webshops, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.24 duurzame energievoorziening:
voorziening ten behoeve van het opwekken van energie uit duurzame energiebronnen zoals windkracht, waterkracht en zonlichten en mest en biomassa. Onder duurzame energievoorziening wordt onder meer verstaan windmolens, -turbines en -wokkels, zonnecollectoren en –panelen;
1.25 eenmalig:
binnen de looptijd van het plan zoals bedoeld in artikel 3.1, tweede lid Wro, in één of meerdere fasen;
1.26 evenement:
elk voor het publiek toegankelijke verdichting van vermaak die in tijd is begrensd en herhaaldelijk terugkeert;
1.27 extensieve dagrecreatie:
recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw:
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.30 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voorzover de onder 1 en 2 bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.31 kas:
een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend en transparant materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten;
1.32 nevenactiviteit:
een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling van het inkomen van de uitvoerder van de hoofdactiviteit, waarbij die nevenactiviteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit die is toegestaan op het perceel;
1.33 niet-grondgebonden veehouderij
agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen en waarop de veehouderij rechten heeft;
1.34 niet-grondgebonden veehouderijtak:
onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is gericht op niet-grondgebonden veehouderij;
1.35 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.36 paardenhouderij:
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
1.37 peil:
- voor gebouwen grenzend aan een weg, de kruin van de weg ter plaatse van het gebouw;
- voor dijkwoningen: de bestaande gemiddelde hoogte van het maaiveld op het punt waar deze grenst aan de gevel die is gericht naar de weg;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse;
1.38 recreatief medegebruik:
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;
1.39 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 sportvoorzieningen:
het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbanen, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d;
1.41 stalling:
het voor langere tijd bewaren (stallen) van goederen zonder dat die opslag gepaard gaat met enige vorm van bedrijvigheid ter plaatse;
1.42 standplaats:
het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor een kampeermiddel;
1.43 teeltondersteunende voorzieningen:
gebouwde of aangelegde voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen en door gebruik te maken van teelttafels;
- bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
welke als volgt kunnen worden onderscheiden:
- lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 m hoogte ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 7 maanden. Waaronder in ieder geval folies, lage tunnels en insectengaas zijn begrepen;
- lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 m hoogte ter voldoening aan een jaarrond behoefte (een behoefte van meer dan 7 maanden per jaar). Waaronder in ieder geval containerteelt en boompalen zijn begrepen;
- hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 m ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 7 maanden al dan niet bestaande uit een permanente constructie waar tijdelijke netten overheen geplaatst kunnen worden. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: wandel- en regenkappen, menstoegankelijke tunnels en hagelnetten, vraatnetten en boomteelthekken;
- hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 m ter voldoening aan een jaarrond behoefte (een behoefte van meer dan 7 maanden per jaar). Hieronder zijn in ieder geval begrepen: stellingenteelt/stellages met kappen, tafels/bakken in stellingen (bakken in stellingen) en teeltondersteunende kassen.
Ten aanzien van hagelnetten, containerteelt, stellingen, tunnelkassen en wandelkappen geldt dat in de onderstaande afbeeldingen is weergegeven wat onder die begrippen moet worden verstaan:
| | |
Hagelnetten | Containerteelt | Stellingen |
| | |
Tunnelkas | Wandelkap | Regenkap |
1.44 tunnelgebouw:
een gebouw dat is bestemd voor het pasteuriseren en conditioneren van tunnelgrondstof tot een voor enten en doorgroeien geschikt substraat;
1.45 verdieping:
de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;
1.46 verkooppunt motorbrandstoffen:
detailhandel in motorbrandstoffen en de daarbij behorende dienstverlening;
1.47 vloeroppervlakte:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;
1.48 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen, de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;
1.49 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde gevel of gevels van een hoofdmassa;
1.50 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en waterhuishoudkundige voorzieningen;
1.51 vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing:
agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied die zijn functie waarvoor deze eerder is bestemd, vergund en gebruikt heeft verloren of op korte termijn gaat verliezen;
1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwde oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren boven de begane grondvloer;
2.2 bouwhoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een gebouw:
van de bovenkant van de goot, het boeiboord of de druiplijn van een gebouw tot aan het peil. Een en ander met dien verstande dat bij gebouwen met verschillende goten, bij het bepalen van de goothoogte van gebouwen maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboordlengte buiten beschouwing wordt gelaten;
2.5 inhoud van een gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 het bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage van de gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
- uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat bij een grondgebonden agrarisch bedrijf tevens een niet-grondgebonden veehouderijtak is toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- bescherming, instandhouding en versterking van de landschaps- en natuurwaarden en cultuurhistorische waarden, met name in de vorm van rust, openheid, graslandareaal en relatief hoge grondwaterstanden;
- nevenactiviteiten;
- ontsluiting van percelen;
- extensief recreatief medegebruik;
met bijbehorende:
- agrarische gronden;
- bermen en taluds;
- erven en inritten;
- toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
- duurzame energievoorzieningen;
- voorzieningen van openbaar nut;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.
3.2.1 Algemeen
- ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels;
- per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de maatvoering van de gebouwen mag niet meer bedragen dan is opgenomen in de navolgende tabel;
| Goothoogte (m) | Bouwhoogte (m) | Inhoud (m3) | Bebouwde oppervlakte (m2) |
Bedrijfsgebouwen | 6,5 | 12 | Geen beperking | Geen beperking |
Duurzame energievoorzieningen | Geen beperking | 12 | Geen beperking | Geen beperking |
- de afstand van kassen tot de woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd binnen bouwvlak;
- de bouwhoogte van duurzame energievoorzieningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
- de bouwhoogte van sleufsilo's, kuilvoerplaten, bassins en mestopslagen mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 7 m bedragen;
- voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen geldt dat:
- teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak zijn toegestaan, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen;
- in afwijking van het bepaalde onder a buiten het bouwvlak uitsluitend lage tijdelijke, hoge tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- de lage tijdelijke, hoge tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorziening uitsluitend direct aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan, dan wel dat de afstand tot het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 m, met dien verstande dat tussen het bouwvlak en de gronden een erftoegangsweg en/of watergang aanwezig mag zijn;
- de oppervlakte van de lage tijdelijke, hoge tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat hagelnetten en vraatnetten hiervan zijn uitgezonderd;
- de afstand tot (bedrijfs)woningen, inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen minimaal 50 m bedraagt;
- teeltondersteunende voorziening in de verschijningsvorm van kassen niet zijn toegestaan;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
- erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Verhogen goothoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.2.2 sub b ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 9 m, met dien verstande dat:
- de verhoging noodzakelijk is voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
- de architectonische waarden behouden blijven;
- zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing.
3.3.2 Mestopslag en silo's
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 ten behoeve van het direct aansluitend aan het bouwvlak bouwen van:
- ten hoogste 1 bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1.000 m³ en een bouwhoogte van 5 m;
- niet voor mestopslag bestemde silo's en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 750 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 4 m.
- voor verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, geldt dat:
- de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
- rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies;
- de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast.
3.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.2.3 ten behoeve van het realiseren van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat uitsluitend de volgende voorzieningen toegestaan mogen worden:
- teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen tot maximaal 1.500 m²;
- teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen tot maximaal 2.500 m² bij boomteelt.
- de voorziening ten dienste staat van een actief fruitteelt- of tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
- de teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering.
3.3.4 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.2.3 ten behoeve van het realiseren van lage tijdelijke, hoge tijdelijke, lage permanente en hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
voor het realiseren van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen geldt dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 4 ha;
- de oppervlakte van containervelden niet meer mag bedragen dan 4 ha;
- voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen zijn niet toegestaan;
voor het realiseren van hoge tijdelijke en hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen geldt dat:
- de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 4 ha;
- teeltondersteunend glas, teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen, wandelkappen, regenkappen en boogtunnels niet zijn toegestaan, met dien verstande dat wandelkappen wel zijn toegestaan mits daarbij sprake is van een grondgebonden teelt;
- de voorziening ten dienste staat van een actief fruitteelt- of tuinbouwbedrijf of boomkwekerij, in het bijbehorende, aansluitende bouwvlak;
- de teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend direct aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat tussen het bouwvlak en de gronden een weg en/of watergang aanwezig mag zijn;
- de afstand tot een hindergevoelig object van derden niet minder dan 50 m mag bedragen;
- de teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
- het landschap, de waterhuishouding en de omliggende functies niet in onevenredige mate worden belemmerd dan wel aangetast.
3.3.5 Uitbreiding niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde niet-grondgebonden veehouderij
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.2 ten behoeve van het uitbreiden van het bouwvlak met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte van het bouwvlak voor niet-grondgebonden bedrijven, niet zijnde niet-grondgebonden veehouderijen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf betreft, niet zijnde een niet-grondgebonden veehouderij;
- de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
- binnen het bouwvlak gelegen gebouwen niet in gebruik zijn voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten;
- het landschap, de waterhuishouding en de omliggende functies niet in onevenredige mate worden belemmerd dan wel aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Nevenactiviteiten
- voor nevenactiviteiten in de vorm van aan het buitengebied relateerde bedrijven als bedoeld in lid 1.3 'aan het buitengebied gerelateerde bedrijven' geldt dat maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen tot een maximum van 350 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van deze nevenactiviteiten;
- de nevenactiviteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend door de eigenaar van het agrarisch bedrijf;
- er mag geen sprake zijn van een onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden anders dan detailhandel in lokaal geproduceerde agrarische producten.
3.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbak
- het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd voor zover:
- het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft;
- aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen;
- het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegestane activiteiten;
- het gebruik van meer dan 1 bouwlaag ten behoeve van het stallen van dieren in een bedrijfsgebouw;
- het agrarisch gebruik van gronden waarop zich waardevolle landschapselementen, zoals houtwallen, solitaire bomen en kleine bosjes, bevinden;
- het gebruiken van verhardingen op agrarische percelen anders dan voor direct agrarisch gebruik;
- het gebruik van gronden voor het vestigen van een niet-grondgebonden veehouderij met geiten of pluimvee dan wel de omschakeling van een bestaande niet-grondgebonden veehouderij naar een niet-grondgebonden veehouderij met geiten of pluimvee.
3.4.3 Strijdig gebruik stikstof
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:
- een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming is aangehaakt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
- indien een vergunning als bedoeld onder a ontbreekt: de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende stikstofemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting
Gronden en bouwwerken mogen alleen worden gebruikt ten behoeve van de functie zoals bedoeld in
lid 3.1 na de aanleg en instandhouding van het inpassingsvoorstel zoals opgenomen in
Bijlage 1.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteit
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten bij een actief volwaardig agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- kleinschalig kamperen is toegestaan tot maximaal 25 mobiele kampeermiddelen op het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits:
- zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
- de voorzieningen niet worden gebruikt ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten;
- extensieve verblijfsrecreatie binnen gebouwen is toegestaan, zoals kampeerboerderij en bed & breakfast;
- horeca ten dienste van extensieve dagrecreatie is toegestaan, zoals een theetuin;
- extensieve recreatiepunten zijn toegestaan;
- zorg, zoals een zorgboerderij en kinderdagopvang is toegestaan;
- stalling van caravans, boten e.d. is toegestaan.
- voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende regels:
- de nevenactiviteiten dienen binnen gebouwen plaatsvinden, met dien verstande dat:
- niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum vloeroppervlak van 350 m2;
- ten behoeve van horeca niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt, tot een maximum van 250 m2;
- kleinschalige kamperen, theetuin, extensieve recreatiepunten en bermverkoop eveneens buiten de gebouwen is toegestaan;
- bij de afweging worden in ieder geval de milieuhygiënische belangen betrokken;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
- er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en verkeersveilige ontsluiting.
3.5.2 Opslag van goederen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van stalling en opslag van goederen, met dien verstande dat:
- er sprake is van de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten;
- buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
- stalling in 100% van de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen is toegestaan;
- opslag is toegestaan tot 500 m2 en in 75% van de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, uitgezonderd gebouwen voor de champignonteelt die hiervoor 100% hergebruikt mogen worden.
3.5.3 Omzetting naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een niet-grondgebonden veehouderij
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 3.4 ten behoeve van de omzetting van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een niet-grondgebonden veehouderij, mits:
- het betreft de gronden binnen het bouwvlak en de daarop aansluitende gronden waarop teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.
- het landschap, de waterhuishouding en de omliggende functies niet in onevenredige mate worden belemmerd dan wel aangetast.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in
lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- de aanleg van een waterbassin;
- het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande beplanting, waaronder het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren al dan niet in combinatie met het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, in- en uitritten, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
- het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.6.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder
lid 3.6.1 mag alleen worden verleend indien:
- door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden als uiteengezet in lid 3.1, waaronder begrepen de openheid en/of functies die het plan beoogt te beschermen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersafwikkeling,
tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.6.3 Uitzondering omgevingsvergunningplicht
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 3.6.1 is vereist voor:
- werken en/of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
- werken en/of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het veranderen van het bouwvlak waarbij de oppervlakte na wijziging niet toeneemt, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de waardevolle landschapselementen moeten behouden blijven;
- de bebouwing mag niet met de bebouwing van de nabijgelegen functies aaneengesloten raken;
- de breedte van het bouwvlak bedraagt ten minste 30 m;
- de verhouding tussen de breedte en diepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 1:3 en minimaal 1:1;
- ter plaatse van een niet-grondgebonden veehouderij met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij' kan de vormverandering enkel worden toegepast, mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in de 'Beleidsregel Plussenbeleid', die op 26 juni 2019 is vastgesteld door de gemeenteraad, of haar rechtsopvolger.
3.7.2 Vergroten van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de vergroting of vormverandering is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door de gemeenteraad van Maasdriel aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige;
- de waardevolle landschapselementen moeten behouden blijven;
- de bebouwing mag niet met de bebouwing van de nabijgelegen functies aaneengesloten raken;
- de natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
- de breedte van het bouwvlak bedraagt ten minste 30 m;
- de verhouding tussen de breedte en diepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 1:3 en minimaal 1:1.
- uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
- er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord;
- er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en verkeersveilige ontsluiting.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 6
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.
4.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk
- voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- voor het oprichten van bouwwerken en andere werken binnen bouwvlakken in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Sport', 'Sport - Manege', 'Wonen' en 'Wonen - Woonwagenstandplaats' geldt geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden. Indien het bouwvlak overeenkomt met het bestemmingsvlak, geldt voor het gehele bestemmingsvlak geen onderzoeksplicht.
- geen onderzoeksplicht geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
- voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten, kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en vormt archeologie geen belemmering. Bij anders documentatiemateriaal kan bijvoorbeeld het gaan om onderzoek dat al heeft plaatsgevonden en waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden.
4.2.2 Uitzondering
Het in
lid 4.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft waarbij, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige:
- de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
- en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 5.000 m2 betreft.
4.2.3 Voorwaarden
Indien uit het in
lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.4 Bouwverbod
Indien uit het in
lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in
lid 4.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming '
Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
- het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
- het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
- het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt.
4.4.2 Uitzonderingen
- het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
4.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in
lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
4.4.4 Voorwaarden
Voor zover de in
lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.5 Onderzoeksplicht
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.4.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming '
Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Overschrijden bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen, liftopbouwen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, erkers mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
- ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen.
6.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
- ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen zijn niet toegestaan;
- de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
- onder buitendijks gelegen gebouwen mag niet onder peil worden gebouwd, met dien verstande dat het funderen van een gebouw onder peil wel is toegestaan;
- onder plaatsgebonden kampeermiddelen (inclusief de daarbij behorende bergingen) mag niet onder peil worden gebouwd;
- de toegang tot de ondergrondse gebouwen van buitenaf is toegestaan, mits deze toegang niet zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
- ten behoeve van het plaatsen van reclame-uitingen indien het gronden betreffen welke zijn gelegen buiten het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch met waarden';
7.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel;
- agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, tenzij de functie is toegestaan op basis van de regels uit Hoofdstuk 2 van dit plan.
7.3 Parkeren
In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemming gelden de volgende regels;
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels en bijlagen van het 'Mobiliteitsplan Maasdriel 2020' wordt gerealiseerd.
- indien gedurende de planperiode de beleidsregels parkeren en/of bijlagen wijzigen, gelden de gewijzigde regels/bijlagen.
- als in de onder a en b genoemde beleidsregels en bijlagen geen eisen zijn opgenomen met betrekking tot de omvang en toegankelijkheid van parkeerplaatsen gelden de volgende regels:
- de afmetingen van parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's en bedragen ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m;
- de afmeting van een gereserveerde parkeerplaats voor een gehandicapte – voor zover die parkeerplaats niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – bedraagt ten minste 3,50 m bij 5,00 m;
- er dient voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar te zijn voor het kunnen functioneren van de parkeerplaatsen;
- een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Algemene afwijkingsregels
- het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere regels van dit plan een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend, met een omgevingsvergunning afwijken voor:
- het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer zal bedragen dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 4 m;
- het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte van gebouwen, bebouwingspercentages en afstanden tot een bouwperceelgrens, met niet meer dan 10%;
- het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van hoogspanningsmasten, met niet meer dan 20%;
- overschrijdingen van de maximale oppervlakte of de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
- een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a kan niet worden verleend voor:
- gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.
8.2 Toestaan van evenementen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van evenementen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de omvang van het evenement mag niet meer dan 6 ha bedragen;
- de duur van het evenement mag niet meer dan 1 week bedragen;
- er mogen geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap optreden;
- de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik.
8.3 Mini-windturbines
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van mini-windturbines, met dien verstande dat:
- het hoogste punt van een wiek van een mini-winturbine welke is geplaatst op het maaiveld niet meer mag bedragen dan 20 m;
- het hoogste punt van een wiek van een mini-windturbine welke is geplaatst op een gebouw niet meer mag bedragen dan 5 m;
- de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik.
8.4 Afwijking ten behoeve van waterberging
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van waterberging in de bestemmingen '
Agrarisch met waarden', onder de voorwaarden dat:
- de noodzaak tot realisatie van waterbergingsgebieden voor opvang van stedelijk waterbergingstekort is aangetoond;
- overeenstemming met de eigenaar/eigenaren van de gronden is bereikt.
8.5 Huisvesting arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van arbeidskrachten, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in de 'beleidsregel Huisvesting Arbeidsmigranten 2019', die op 25 april 2019 is vastgesteld door de gemeenteraad van Maasdriel, of haar rechtsopvolger. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
- om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
- om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
- om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
- om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de in het plan opgenomen grenzen van bouwvlakken, bestemmingsvlakken en aanduidingsvlakken met maximaal 10 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
- de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast.
9.2 Functieverandering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen '
Agrarisch met waarden' te wijzigen ten behoeve van de functies die zijn genoemd in het 'Handreiking hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied' of haar rechtsopvolger, met dien verstande dat voldaan wordt aan de randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Handreiking hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied', welke op 30 maart 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad, of haar rechtsopvolger.
9.3 Wijziging ten behoeve van boomkwekerij of houtteeltbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen '
Agrarisch met waarden' ter plaatse van het bouwvlak te wijzigen ten behoeve van een boomkwekerij of een houtteeltbedrijf, met dien verstande dat:
- aangetoond is dat er sprake is van een volwaardig bedrijf;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige landschappelijke-, architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
- er geen sprake is van negatieve effecten op de waterhuishouding.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen het voorgenomen besluit bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Verwijzing wet- en regelgeving
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 12.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- het bepaalde in lid 12.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in lid 12.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2022, Hooiweg ong.".