Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kerkdriel herziening 2023, Teisterbandstraat 16
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0263.BP1245-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 plan
het bestemmingsplan “Kerkdriel herziening 2023, Teisterbandstraat 16” met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1245 van de gemeente Maasdriel.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.4 aan huis verbonden beroep
het uitoefenen van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, bijvoorbeeld op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch of vastgesteldtechnisch gebied, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.5 aan- of uitbouw
een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw.
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.8 achtererf
achterkant van een bij het hoofdgebouw behorend deel van het erf vanaf 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
 
1.9 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang, het verkopen en/of leveren van goederen.
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een primair toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, met dien verstande dat ondergeschikt zakelijk verblijf ook is toegestaan, mits:
  1. maximaal één persoon per kamer is toegestaan;
  2. zakelijk verblijf alleen kan plaatsvinden op doordeweekse dagen.
 
1.12 bedrijf
een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van inrichtingen.
 
1.13 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
 
1.14 bestaand
  • ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • ten aanzien van gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
 
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand bouwwerk met een dak.
 
1.18 bijgebouw
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
 
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.
 
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.23 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.26 bouwwijze
de wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
  1. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ wordt het hoofdgebouw van een woning niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ wordt het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw begrensd;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ wordt het hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ wordt in één gebouw, bestaande uit meer lagen, meer woningen gebouwd.
 
1.27 coffeeshop
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren.
 
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.29 discotheek
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
 
1.30 evenement
een activiteit, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
 
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.32 gestapeld
woningen boven een andere woning of functie.
 
1.33 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.34 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt. De horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
  1. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren of zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  2. categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek, afhaalrestaurant;
  3. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken en coffeeshops.
 
1.35 huishouden
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.
 
1.36 kamerverhuur
woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.
 
1.37 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
 
1.38 kinderdagverblijf
opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meerdere dagdelen per week, het hele jaar door.
 
1.39 maatschappelijk
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening.
 
1.40 nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
1.41 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het algemeen nut in ruimste zin, zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen, e.d.
 
1.42 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.43 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.
 
1.44 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.45 portiek
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw.
 
1.46 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.47 serre
een overwegend uit glas bestaande overdekte besloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is.
 
1.48 standplaats
een openbare (voor het publiek toegankelijke) en in de openlucht gelegen plaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, waarbij gebruik wordt gemaakt van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen, een stal of een tafel.
 
1.49 verhard oppervlak
het oppervlak dat voorzien is van verhardingen (o.a. bebouwing, wegen en overige terreinen waarvan de bodem is bedekt met kunstmatige materialen), zodanig dat hemelwater van dit oppervlak niet in de bodem kan infiltreren.
  • bestaand verhard oppervlak: het verhard oppervlak dat aanwezig is in het plangebied;
  • nieuw verhard oppervlak: het totaal van alle verharde oppervlakken die binnen het plangebied gerealiseerd worden en gehandhaafd blijven.
 
1.50 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel.
 
1.51 vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een aangrenzende woning.
 
1.52 water
al het oppervlaktewater, zoals sloten, wadi’s, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
 
1.53 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk, overig bouwwerk en/of overige verhardingen. Hieronder wordt ook retentie verstaan.
 
1.54 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen).
 
1.55 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
 
1.56 wonen
het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid.
 
1.57 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.58 wooneenheid
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.59 zakelijke dienstverlening
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie, zoals een wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon- telegraaf- of telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aarde en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
 
1.60 zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning
twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk zijn van zorg en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 de diepte van een woning
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.
 
2.7 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met bebouwing mag worden bebouwd.
 
2.8 peil
  1. in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  2. in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  3. in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
   
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. aan huis verbonden beroepen;
met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, watergangen, waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie.
  
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
  1. maximaal één woning per bouwperceel, overeenkomstig de bouwwijze zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:
    Aanduiding
    Bouwwijze
    [vrij]
    vrijstaand
    [tae]
    twee-aaneen
    [aeg]
    aaneengebouwd
  2. maximaal het bestaande aantal woningen per bouwperceel, overeenkomstig de bouwwijze zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:
    Aanduiding
    Bouwwijze
    [gs]
    gestapeld
  3. bijgebouwen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. overkappingen, uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.
 
3.2.2 Woningen
Voor het bouwen van een woning gelden de volgende regels:
  1. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient de voorgevel van de woning naar de zijde van de aangeduide gevellijn te worden gericht;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ is aangegeven;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ is aangegeven;
  5. in afwijking van het bepaalde onder c. en d. gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bestaande goot- en bouwhoogte’ de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  6. woningen mogen plat of met een kap worden afgedekt. In het laatste geval bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65°, met dien verstande dat indien de bestaande dakhelling kleiner is, de bestaande dakhelling is toegestaan;
  7. onderkeldering van de woning is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
  8. een toegang van buitenaf tot kelders mag uitsluitend aan de achtergevel worden gesitueerd;
  9. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet boven peil liggen.
 
3.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd in het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, onverminderd het bepaalde onder b.;
  2. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m2 en een hoogte van maximaal 3 m;
  3. per bouwperceel mogen de volgende bebouwingspercentages niet worden overschreden:
    1. 30% voor vrijstaande woningen [vrij];
    2. 40% voor twee-aaneen woningen [tae];
    3. 50% voor aaneengebouwde woningen [aeg];
    4. 50% voor gestapelde woningen [gs];
  4. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ niet meer bedragen dan 50 m2, onverminderd het bepaalde onder c.;
  5. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m2 bedraagt, mag de onder d. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m2; de onder c. genoemde bebouwingspercentages mogen hierbij niet worden overschreden;
  6. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  7. voor zover de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met f. zijn in afwijking hiervan de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan.
 
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Max. hoogte
Overkappingen met een open constructie en pergola’s
3 m
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens of in het verlengde daarvan
1 m
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten
2 m
Vlaggenmasten
6 m
 
De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het in 3.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwwijze (woningsplitsing)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a. ten behoeve van het realiseren van een andere bouwwijze, die tot gevolg heeft dat binnen hetzelfde bouwvlak meer woningen kunnen worden gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de te realiseren woningen dienen ieder afzonderlijk over een inhoud van tenminste 350 m3 te kunnen beschikken;
  2. de totstandkoming van een goed woonklimaat dient te zijn gegarandeerd c.q. er geen milieu-hygiënische bezwaren bestaan tegen realisering van de extra woning(en);
  3. er treedt geen verstoring van de parkeerbalans in de omgeving op;
  4. de cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten dienen intact te blijven.
  
3.4 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
  1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  2. om een milieu-hygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefklimaat te voorkomen;
  4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
  
3.5 Voorwaardelijke verplichtingen
 
3.5.1 Parkeren
  1. een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt slechts verleend nadat afdoende is verzekerd dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, is slechts toegestaan wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden en per woning wordt voorzien in één oprit van minimaal 3,0 en maximaal 4,5 m breed;
  3. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan 3 parkeerplaatsen per woning, waarvan 2 vrij bereikbaar zijn vanaf de openbare weg. Hierbij gelden de volgende berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen:
    Parkeervoorziening
    Theoretisch
    aantal
    Berekening
    aantal
    Opmerking
    Oprit zonder garage
    1
    0,8
    Oprit min. 5,0 m diep
    Lange oprit zonder garage of carport
    2
    1,0
    Oprit min. 10,0 m diep
    Dubbele oprit zonder garage
    2
    1,7
    Oprit min. 4,5 m diep
    Garage zonder oprit
    1
    0,4
    Bij woning
    Garage zonder oprit
    1
    0,5
    Niet bij woning
    Garage met enkele oprit
    2
    1,0
    Oprit min. 5,5 m diep
    Garage met lange oprit
    3
    1,3
    Oprit min. 10,0 m diep
    Garage met dubbele oprit
    3
    1,8
    Oprit min. 4,5 m diep
  4. per woning wordt voorzien in één inrit van minimaal 3,0 en maximaal 4,5 m breed;
  5. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder c. indien nieuwe gemeentelijke parkeernormen zijn vastgesteld.
 
3.5.2 Saneringsplan
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de nieuw te bouwen woning aan de Teisterbandstraat wordt uitsluitend verleend indien:
  1. een saneringsplan wordt aangeleverd en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
  2. het door het bevoegd gezag goedgekeurde saneringsplan volledig wordt uitgevoerd;
  3. deze voorwaardelijke verplichting heeft geen betrekking op de nieuw te bouwen woning aan de Leijensteinstraat en de bestaande woning aan de Teisterbandstraat.
 
3.5.3 Verwijderen voormalige bedrijfsbebouwing
  1. het gebruik van de nieuw te bouwen woning aan de Teisterbandstraat zoals omschreven in artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan indien alle voormalige bedrijfsbebouwing is verwijderd;
  2. als uitzondering hierop geldt dat een deel van de voormalige bedrijfsbebouwing behouden mag blijven, voor zover deze is gelegen binnen het bouwvlak, dan wel voldoet aan de in artikel 3.2.3 opgenomen oppervlakte;
  3. deze voorwaardelijke verplichting heeft geen betrekking op de nieuw te bouwen woning aan de Leijensteinstraat en de bestaande woning aan de Teisterbandstraat.
  
3.6 Specifieke gebruiksregels
 
3.6.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  2. bedrijfsactiviteiten, waaronder tevens begrepen aan huis verbonden bedrijf.
 
3.6.2 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m2 mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
  
3.7 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.7.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan- of uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen, dan wel een uit oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbare bedrijfsactiviteit;
  2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m2 mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  3. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  4. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  5. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  6. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
  
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.8.1 Wijziging voor de bouw van extra woningen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen teneinde de toevoeging van een bouwvlak en bouwaanduidingen voor de bouw van extra woningen mogelijk te maken, mits:
  1. de benodigde onderzoeksgegevens beschikbaar zijn om een afweging aangaande de aanwezige waarden en belangen en milieu- en wateraspecten te kunnen maken teneinde een goede ruimtelijke ordening te kunnen waarborgen; uit de onderzoeksgegevens moet de geschiktheid van de gronden blijken voor de nieuwe functie;
  2. de woningbouw past binnen het woningbouwprogramma van de gemeente Maasdriel;
  3. de woningbouw inpasbaar is binnen het stedenbouwkundig beeld;
  4. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
  5. de haalbaarheid van de bestemmingswijziging ook financieel is aangetoond;
  6. de regels van dit artikel onverminderd van toepassing blijven.
 
Artikel 4 Waarde – Cultuurhistorie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding en versterking van cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten).
  
4.2 Bouwregels
 
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 4.1, met daarop beschermde rijksmonumenten, aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet, en gemeentelijke monumenten, aangewezen ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening, zoals vastgelegd in Bijlage 2 Overzicht monumenten, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor inrichting en/of behoud en/of herstel van bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
  1. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
  2. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in de aanwijzing tot beschermd monument ex artikel 6 van de Monumentenwet, dan wel op grond van de gemeentelijke monumentenverordening.
  
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het in de onderliggende bestemmingen bepaalde ten aanzien van het aantal te realiseren woningen in rijks- en gemeentelijke monumenten, ten behoeve van het splitsen van woningen, mits:
  1. dit noodzakelijk is voor het herstel of de verbetering van de architectonische en cultuurhistorische waarden van het monument;
  2. de woningen/wooneenheden na splitsing ieder afzonderlijk over een woonoppervlak van ten minste 100 m2 beschikken.
  
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
4.4.1 Uit te voeren werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de op de gronden aanwezige rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten geheel of gedeeltelijk te slopen.
 
4.4.2 Uitsluiting werken of werkzaamheden
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. van ondergeschikte betekenis;
  3. welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
 
6.1 Vrijwaringszone – radar
 
6.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – radar’ zijn de gronden primair bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied Volkel.
 
6.1.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1.1 mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken niet boven de 65 m NAP uitkomen.
 
6.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1.1 voor het oprichten van bouwwerken waarvan de bouwhoogte boven de 65 m NAP uitkomt, mits de radarverstoring blijkens doorrekening door het Ministerie van Defensie minder dan 10% bedraagt. Hierover dient derhalve tevoren advies te zijn ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Waterberging
 
7.1.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging. De compensatienorm voor de hemelwatervoorziening is 43,6 mm/m2 (T=10+10%) voor alle te handhaven bestaande en nieuwe verharde oppervlakten binnen het plangebied. De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van het ‘Hemelwaterbeleid gemeente Maasdriel’ behorende als bijlage C bij het ‘Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026’;
  2. Als de onder lid a. bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
 
7.1.2 Uitzondering
Artikel 7.1.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over waterbergingen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.
 
7.1.3 Afwijkende eisen
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijkende eisen stellen ten aanzien van de waterberging, zoals bedoeld in artikel 7.1.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is. De initiatiefnemer stelt hiervoor, in overleg met de gemeente, een motivering en berekening op.
  
7.2 Peilen
 
7.2.1 Voorwaardelijke verplichting peilen
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen staat vast dat wordt voldaan aan het bouwpeil en het vloerpeil. De omvang van het bouwpeil en het vloerpeil wordt vastgesteld met toepassing van het ‘Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026’.
    1. Het bouwpeil ligt:
      • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): minimaal 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
      • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: minimaal 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
      • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: minimaal 15 cm boven de kruin van de weg.
    2. Het vloerpeil van de woning ligt 30 cm boven het hoogtepunt van de weg;
  2. Als de onder lid a. bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
 
7.2.2 Uitzondering
Artikel 7.2.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over peilen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.
  
7.3 Groen
 
7.3.1 Voorwaardelijke verplichting groen
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voldaan aan de boomnorm, de groennorm en de groennorm bedrijventerreinen. De omvang van de boomnorm en de groennorm wordt vastgesteld met toepassing van de ‘Deelvisie Groen en Bomen’:
    1. de boomnorm betreft minimaal 0,4 boom per inwoner binnen de bebouwde kom en 1,4 boom per inwoner in het buitengebied;
    2. de groennorm betreft minimaal 24,4 m2 per inwoner in de bebouwde kom;
    3. de groennorm bedrijventerreinen betreft 10% van het kaveloppervlak en 10% van de openbare ruimte.
  2. Als de onder lid a. bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
 
7.3.2 Uitzondering
Artikel 7.3.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over groen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.
 
7.3.3 Afwijkende eisen
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijkende eisen stellen ten aanzien van de omvang van de boomnorm en groennorm, zoals bedoeld in artikel 7.3.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is. De initiatiefnemer stelt hiervoor, in overleg met de gemeente, een motivering en berekening op.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
  
8.1 Verboden gebruik gronden en opstallen
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. een seksinrichting;
  2. zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  3. het uitoefenen van een bed & breakfast;
  4. het houden van evenementen;
  5. het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  6. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  
8.2 Gebruik gronden voor standplaatsen
De voor het publiek toegankelijke gronden binnen het plan mogen worden gebruikt als standplaats.
  
8.3 Parkeren
 
8.3.1 Algemeen
  1. Bij:
    1. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij sprake is van een toename in de parkeerbehoefte; en/of
    2. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken, uitsluitend voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte;
staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels en bijlagen van de ‘Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel, vastgesteld d.d. 10 december 2020’ wordt gerealiseerd.
  1. De afmetingen van parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto’s en bedragen ten minste de afmetingen zoals genoemd in de Nota Parkeernormen gemeente Maasdriel;
  2. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels parkeren en/of bijlagen zoals benoemd in dit artikel wijzigen, gelden de gewijzigde regels/bijlagen;
  3. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
 
8.3.2 Binnenplanse afwijking parkeren
Burgemeester en wethouders, of haar rechtsopvolger, kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3.1 indien:
  1. de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; en/of
  2. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad-of losruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
  3. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of;
  4. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden; en/of
  5. aangetoond kan worden dat voldaan kan worden aan een lagere parkeernorm.
 
8.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.2 wordt uitsluitend verleend indien:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. de ontwikkeling ruimtelijk en milieukundig gezien inpasbaar is.
 
8.3.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Aan omgevingsvergunningen als bedoeld in 8.3.1 en 8.3.2 kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een instandhoudingsplicht van voldoende parkeergelegenheid.
  
8.4 Verkamering wonen
 
8.4.1 Strijdig gebruik
  1. Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan mede verstaan:
    1. het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning;
  2. het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing indien er sprake is van een op legale wijze tot stand gekomen gebruik door meer dan één huishouden, dan wel door een bestaande zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning.
 
8.4.2 Afwijken van de gebruiksregels voor wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten in de vorm van wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de ‘Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024’, die op 7 november 2019 is vastgesteld of de rechtsopvolger van deze beleidsregel.
 
8.4.3 Afwijken van de gebruiksregels voor huisvesting tijdelijke arbeidskrachten
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het ‘Beleid huisvesting arbeidsmigranten 2019’ dat op 16 april 2020 is vastgesteld of de rechtsopvolger van deze beleidsregel;
  2. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijking tot 10%
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  
9.2 Algemene afwijking openbare nutsvoorzieningen, openbaar vervoer of weg- en railverkeer
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het weg- en railverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25m2 en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
  
9.3 Afwijking mantelzorgvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 8.1 onder b. vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  4. er mag geen zelfstandige woning ontstaan; na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelzorg voorziening, bij de woning blijft van kracht.
  
9.4 Afwijking bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 8.1 onder c. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, uitsluitend op de tot ‘Wonen’ aangewezen gronden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  4. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  5. de bed & breakfast wordt door de bewoner uitgeoefend;
  6. de bed & breakfast mag blijkens de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige eenheid. Een aparte kookgelegenheid is niet toegestaan;
  7. in een vrijstaand bijgebouw mag uitsluitend de begane grond als bed & breakfast worden gebruikt;
  8. aangetoond wordt dat voldaan wordt aan het Bouwbesluit (logiesfunctie);
  9. het totale aantal kamers voor bed & breakfast per adres/locatie bedraagt maximaal 2;
  10. per kamer van de bed & breakfast dient 1,0 parkeerplaats op eigen terrein te worden aangelegd.
  
9.5 Afwijking evenementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 8.1 onder d. vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van evenementen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen;
  2. er mogen niet meer dan 5 evenementen per jaar plaatsvinden;
  3. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  4. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  5. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  6. de belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  8. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  9. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  10. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement.
  
9.6 Afwijking kinderdagverblijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 8.1 onder e. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  2. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  3. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  4. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheid op het eigen perceel wordt voorzien;
  5. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  6. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
 
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
  
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
  1. het vastgesteldbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeente secretarie;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het vastgesteldbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. indien tegen het vastgesteldbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
 
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen – enkelvoudige bestemmingen
Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, afwijkings- en wijzigingsregels en omgevingsvergunningplichtige werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van de overige voor deze gronden gelden bestemming, de regels van de dubbelbestemming in acht te worden genomen.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Kerkdriel herziening 2023, Teisterbandstraat 16’.