Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Heerewaarden herziening 2019, voormalige dorpshuis- en schoollocatie
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0263.BP1196-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan:
het bestemmingsplan “Heerewaarden herziening 2019, voormalige dorpshuis- en schoollocatie” met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1196-VG01 van de gemeente Maasdriel.
 
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten
met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
1.3 Aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
1.4 Aan huis verbonden beroep:
het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie.
 
1.5 Aan- of uitbouw:
een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw.
 
1.6 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.
 
1.8 Ambachtelijk bedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen.
 
1.9 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 Bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
 
1.11 Begane grond:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
 
1.12 Bestaand:
·       
ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende omgevingsvergunning;
·       
ten aanzien van gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
 
1.13 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
 
1.15 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.16 Bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
 
1.17 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
 
1.18 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.19 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.
  
1.20 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.21 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.22 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.23 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.24 Bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw.
 
1.25 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.26 Dienstverlening:
dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publiekaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopierservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten.
 
1.27 Evenement:
activiteit gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
 
1.28 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.29 Huishouden:
Er is sprake van één huishouden wanneer één of meer personen in vast verband samenleven en er sprake is van continuiteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.
 
1.30 Hoofdgebouw:
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;.
 
1.31 Kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
 
1.32 Kinderdagverblijf:
opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door;
 
1.33 Mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.34 Nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
1.35 (Openbare) nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
 
1.36 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.
 
1.37 Portiek
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw.
 
1.38 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
 
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.39 Serre:
een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is.
 
1.40 Vloeroppervlak:
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
  
1.41 Voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel.
 
1.42 Voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.
 
1.43 Voorzieningen voor openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatiehuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
1.44 Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etcetera.
 
1.45 Wonen:
het huisvesten van een huishouding in een woning.
 
1.46 Woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.
 

 
Artikel 2 Wijze van meten
 
 
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
 
2.1
Het bebouwingspercentage
 
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd.
 
2.2
De bouwhoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3
De dakhelling
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.4
De goothoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5
De inhoud van een bouwwerk
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6
De oppervlakte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7
De diepte van een woning
 
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.
 
2.8
Het peil
a.
in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
b.
in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
c.
in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen;
b.
parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
c.
paden;
d.
speelvoorzieningen;
e.
kunstwerken;
f.
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
g.
watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
  
 
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
3.2
Bouwregels
 
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a.
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming mogen worden gebouwd;
b.
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximale hoogte (m)
Bewegwijzeringen
8
Licht- en andere masten
8
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van spelen
6
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4
  
Artikel 4 Verkeer
 
4.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen, voet- en fietspaden;
b.
parkeervoorzieningen;
c.
groenvoorzieningen;
d.
speelvoorzieningen;
e.
verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
f.
nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
g.
kunstwerken;
h.
watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
i.
voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen,
  
 
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
 
4.2
Bouwregels
 
Op en in de gronden als bedoeld in 4.1 mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a.
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming mogen worden gebouwd;
b.
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximale hoogte (m)
Bewegwijzeringen
8
Licht- en andere masten
8
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van spelen
6
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4
 

Artikel 5 Wonen
 
5.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen
b.
water en waterhuiskoudkundige voorzieningen;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen en overige verhardingen.
 
5.2
Bouwregels
5.2.1
Toegestane bouwwerken
 
Op en in de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
a.
aaneengebouwde woningen;
b.
bijgebouwen;
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  
5.2.2
Woningen
 
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
a.
woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
b.
het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal;
c.
de voorgevel moet worden georiënteerd op de voorgevelrooilijn met dien verstande dat de voorgevelrooilijn uitsluitend mag worden overschreden door een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
 
1.
de overschrijding door een balkon, luifel of erker mag niet meer bedragen dan 1 meter;
 
2.
de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan twee-derde van de breedte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd;
 
3.
de diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1 meter;
 
4.
de bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 1 bouwlaag;
 
5.
de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 meter;
d.
de goot-/ bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaats van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  
5.2.3
Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen de aanduiding 'bijgebouwen';
b.
op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
c.
per bouwperceel geldt een bebouwingspercentage van maximaal 60%;
d.
op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen binnen het achtererf, niet meer bedragen dan 50 m², onverminderd het bepaalde onder c.;
e.
indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder e. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van maximaal 150 m²; de onder c. genoemde bebouwingspercentage mag hierbij niet worden overschreden;
f.
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 meter.
  
5.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het in 5.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
b.
de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximale hoogte (m)
Overkappingen met een open constructie en pergola's
3
Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied voor de voorgevellijn
1
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen 
2
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2
 
5.2.5
Ondergrondse bouwwerken
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
b.
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
 
5.2.6
Specifieke bouwaanduiding - 1
 
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ gelden de volgende bouwregels:
a.
één vrijstaand bijgebouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van in het bepaalde 1.16 op hetzelfde perceel geen hoofdgebouw aanwezig hoeft te zijn;
b.
gronden mogen voor 100% bebouwd worden;
c.
de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 meter.
   
5.3
Nadere eisen
 
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
a.
om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
b.
om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
c.
om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
d.
om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
 
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Verboden gebruik
 
Het is verboden de binnen de bestemming 'Wonen' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
a.
voor detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
b.
voor bedrijfsactiviteiten.
  
5.4.2
Voorwaardelijke verplichting gebruik woningen op ‘dorpshuislocatie’
 
De woningen op de ‘dorpshuislocatie’ mogen niet eerder voor de woonfunctie gebruikt worden, dan nadat op deze locatie de aanwezige gymzaal en het platafgedekte tussengebouw gesloopt is.
  
5.4.3
Aan huis verbonden beroep
 
Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a.
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
b.
degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c.
er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
d.
de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
  
5.4.4
Aan huis verbonden bedrijf
 
Het gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor een aan huis verbonden bedrijf, is niet toegestaan. Hiervoor kan een omgevingsvergunning worden verleend.
  
5.5
Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1
Aan huis verbonden bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.4.1 onder b en 5.4.3 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a.
het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in de Staat van Inrichtingen (bijlage 1), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
b.
maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
c.
degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
d.
de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
e.
het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
f.
er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
 

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
 
6.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.
 
6.2
Bouwregels
6.2.1
Bouwen volgens onderliggende bestemming
 
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
 
 
6.2.2
Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen
 
Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.
 
Indien uit het in lid 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
 
6.2.3
Uitzondering vergunningplicht
 
Het bepaalde in lid 6.2.2 is niet van toepassing:
a.
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.
voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn of met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
 
6.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1
Omgevingsvergunning
a.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
 
1.
grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
 
2.
het verlagen en verhogen van het waterpeil;
 
3.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
 
4.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
 
5.
het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
 
6.
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
b.
De omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaam heden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
c.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
d.
Voor zover de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
 
1.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
 
2.
de verplichting tot het doen van opgravingen;
 
3.
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
e.
Voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.
 
 
6.3.2
Uitzondering verbod
 
Het verbod als bedoeld in 6.3.1. is niet van toepassing:
a.
voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
b.
wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
c.
indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
d.
bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
e.
bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
f.
bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
g.
voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
h
voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
i.
voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn of met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
 
6.4
Wijzigingsbevoegheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen door:
a.
de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
 
1.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
 
2.
het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
b.
de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
 
Artikel 7 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
 
7.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding en versterking van de met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de historische dorpskern, zoals beschreven in de 'Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht Heerewaarden gemeente Maasdriel (Gelderland) ex artikel 35 Monumentenwet 1988', zoals opgenomen in de Bijlagen  bij regels.
 
7.2
Bouwregels
7.2.1
Toegestane bouwwerken karakteristiek dorpsgezicht
 
Op en in de gronden als bedoeld in 7.1 mag slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht, en mits vooraf advies van de Monumentencommissie is gevraagd, met dien verstande dat:
a.
geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld;
b.
bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming.
  
7.2.2
Toegestane bouwwerken beschermde monumenten
 
Op en in de gronden als bedoeld in 6.1 , met daarop beschermde rijksmonumenten, aangewezen ingevolge de Erfgoedwet, en gemeentelijke monumenten, aangewezen ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor inrichting en/of behoud en/of herstel van bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:
a.
de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen worden gebouwd;
b.
geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in de aanwijzing tot beschermd monument op grond van de Erfgoedwet, dan wel op grond van de gemeentelijke monumentenverordening.
 
7.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1
Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
a.
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
b.
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
c.
het vellen, rooien, dempen, egaliseren of verwijderen van karakteristieke beplanting, groenstructuren of waterpartijen dan wel het verrichten van werkzaamheden die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van karakteristieke beplanting of groenstructuren tot gevolg kunnen hebben;
d.
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e.
het geheel of gedeeltelijk slopen van de aanwezige gebouwen.
  
7.3.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
 
Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing voor:
a.
werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b.
werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c.
werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
d.
werken of werkzaamheden gericht op instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
 
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
 
8.1
Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de waterkering, gericht op de kering van het rivierwater.
 
8.2
Bouwregels
 
Op en in gronden als bedoeld in 8.1 mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken ten behoeve van de waterkering met een hoogte van maximaal 1 meter.
 
8.3
Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2 voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a.
hiertegen uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf schriftelijk advies te zijn verkregen van de beheerder(s) van de waterkering;
b.
vooraf dient een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten te zijn verkregen, indien het bevoegd gezag voornemens zijn te besluiten in afwijking van het advies van de beheerder(s) van de waterkering.
 
8.4
Specifieke gebruiksregels
 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:
a.
opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b.
het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.
 
8.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1
Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a.
het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
b.
het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
c.
het graven van sleuven.
 
8.5.2
Criteria omgevingsvergunning
 
De in 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterstaatkundige en waterkerende functies niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerders van de waterkering.
  
8.5.3
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
 
Het onder 8.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
a.
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
b.
betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
c.
waarvoor een onherroepelijke vergunning is verkregen op basis van de keur van de beheerder van de waterkering.
  
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1
Bestaande bouwwerken
 
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
10.2
Herbouw
 
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 10.1 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
10.3
Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
 
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
 
11.1
Verbod
 
Het is verboden de in de artikelen van hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
 
11.2
Strijdig gebruik
 
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
a.
het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
b.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
c.
het gebruik van gronden en opstallen voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
d.
het uitoefenen van een bed & breakfast;
e.
het houden van evenementen;
f.
voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
g.
het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
 
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
 
12.1
Vrijwaringszone – dijk - 1
a.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
b.
Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd.
c.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van 12.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
 
1.
de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
 
2.
het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
  
12.2
Vrijwaringszone – dijk - 2
 
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
 
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
 
13.1
Algemene afwijking tot 10%
 
Het bevoegd gezag is, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
 
13.2
Algemene afwijking openbare nutsvoorzieningen, openbaar vervoer of wegverkeer
 
Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
 
13.3
Afwijken mantelzorgvoorzieningen
 
Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan van het in 11.2 sub b vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a.
de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
b.
de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
c.
de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
d.
er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.
 
13.4
Afwijken bed & breakfast
 
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in 11.2 sub d vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:
a.
de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
b.
de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
c.
ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
d.
er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.
 
13.5
Afwijken evenementen
 
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 11.2 sub e vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van evenementen, onder de volgende voorwaarden:
a.
het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen;
b.
er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
c.
er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
d.
er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
e.
de belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast;
f.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
g.
belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
h.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
i.
de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement.
     
13.6
Afwijken kinderdagverblijf
 
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in 11.2 sub f vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een (bedrijfs)woning, mits:
a.
de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijbehorend bouwwerk bedraagt, met een maximum van 50 m²;
b.
het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
c.
de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
d.
ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
e.
er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
f.
uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
  
13.7
Afwijken huisvesting arbeidsmigranten
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van arbeidskrachten, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in de 'beleidsregel Huisvesting Arbeidsmigranten 2019', die op 25 april 2019 is vastgesteld door de gemeenteraad van Maasdriel, of haar rechtsopvolger. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
a.
om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
b.
om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
c.
om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
d.
om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
 
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
 
14.1
Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 15 Algemene procedureregels
 
15.1
Nadere eisen
 
Bij het stellen van nadere eisen, overeenkomstig de opgenomen bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6 lid 1 sub d Wet ruimtelijke ordening, die onderdeel uitmaakt van dit plan, nemen burgemeester en Wethouders de volgende regels in acht:
a.
het ontwerp van de nader gestelde eisen ligt gedurende 2 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
b.
de tervisielegging wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag of nieuwsbladen;
c.
belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van tervisielegging zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen nadere eisen.
Artikel 16 Overige regels
 
16.1
Parkeren
16.1.1
Parkeernormen
a.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid' wordt gerealiseerd, waarbij een parkeernorm geldt van 2,3 parkeerplaatsen per woning.
b.
Indien gedurende de planperiode de beleidsregels parkeren en/of bijlagen wijzigen, gelden de gewijzigde regels/bijlagen.
c.
Als in de onder a en b genoemde beleidsregels en bijlagen geen eisen zijn opgenomen met betrekking tot de omvang en toegankelijkheid van parkeerplaatsen gelden de volgende regels:
 
1.
de afmetingen van parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's en bedragen ten minste 1,80 meter bij 5,00 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter;
 
2.
de afmeting van een gereserveerde parkeerplaats voor een gehandicapte – voor zover die parkeerplaats niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – bedraagt ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter;
 
3.
er dient voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar te zijn voor het kunnen functioneren van de parkeerplaatsen.
d.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
  
16.1.2
Afwijken van de parkeernormen
 
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.1 indien:
a.
de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; en/of
b.
het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
c.
er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of
d.
er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden; en/of
e.
aangetoond kan worden dat voldaan kan worden aan een lagere parkeernorm.
  
16.1.3
Voorwaarden voor omgevingsvergunning
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.1.2 wordt uitsluitend verleend indien:
a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
c.
de ontwikkeling ruimtelijk en milieukundig gezien inpasbaar is.
  
16.1.4
Voorwaarden aan omgevingsvergunning
 
Aan omgevingsvergunningen als bedoeld in 16.1.1 en 16.1.2 kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een instandhoudingsplicht van voldoende parkeergelegenheid.
 
16.2
Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
a.
Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
b.
Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
 
1.
in de eerste plaats de regels van de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’;
 
2.
in de tweede plaats de regels van de bestemmingen ‘Waarde – Archeologie 3’ en ‘Waarde – Beschermd dorpsgezicht’.
 
16.3
Andere wettelijke regelingen
 
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
 
17.1
Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
 
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
 
2.
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b.
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 17.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
c.
het bepaalde in artikel 17.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
17.2
Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b.
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c.
indien het gebruik, bedoeld in artikel 17.2 onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d.
het bepaalde in artikel 17.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 18 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan “Heerewaarden herziening 2019, voormalige dorpshuis- en schoollocatie”’, gemeente Maasdriel.