Plan: | Hedel wijziging 2018, Hondsneststraat - Molendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1174-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Hedel wijziging 2018, Hondsneststraat - Molendijk" van de gemeente Maasdriel.
De heer Van der Hoeven heeft op de hoek van de Hondsneststraat en de Molendijk het perceel H2741 aangekocht. Het perceel is thans in gebruik als grasland. De heer Van der Hoeven wenst op dit perceel een vrijstaande woning te realiseren. De gewenste ontwikkeling kan plaatsvinden op basis van een wijzigingsbevoegdheid zoals is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Voorliggend wijzigingsplan voorziet daarin, met specifiek:
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Hedel, sectie H, nummer 2741.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.260 m². De gronden zijn eigendom van de heer Van der Hoeven.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Hedel", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 15 september 2011.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING GELDEND BESTEMMINGSPLAN
Toetsing van het plan aan het geldende bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Groen' en de gronden binnen deze bestemming zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, paden en inritten, speelvoorzieningen en watergangen. De bouw van een woning is er niet rechtstreeks toegestaan.
Binnen het plangebied is tevens de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' van toepassing. Deze gronden zijn primair bestemd voor de bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de waterkering, gericht op de kering van het rivierwater.
Artikel 12.4.1 bevat een wijzigingsbevoegdheid, aangeduid met 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' waarmee de bestemming gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen'. Met gebruikmaking van deze wijzigingsbevoegdheid is de realisatie van de geplande woning wel mogelijk. In paragraaf 6.1 zijn de regels van de wijzigingsbevoegdheid integraal overgenomen en is het plan daaraan getoetst.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:
Voor onderhavig plan is het belang "Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 2.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit
algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt, zoals in paragraaf 2.1.1 beschreven, in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is: "primaire waterkeringen buiten het kustfundament". Voor het plan is artikel 2.11.3 "regels primaire waterkering en gronden in de beschermingszone" van het Barro van toepassing.
Artikel 2.11.3 - regels primaire waterkering en gronden in de beschermingszone
"Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering."
Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van de Molendijk. Met het Waterschap Rivierenland zijn afspraken gemaakt over dit plan. Het waterschap staat de realisatie van de geplande woning binnen de vastgestelde bouwgrens onder voorwaarden toe. Deze voorwaarden en hoe daar met dit plan op in is gespeeld, is beschreven in paragraaf 4.2.
Bovendien krijgt deze zone de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De regels van deze dubbelbestemming strekken tot de bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de primaire waterkering. Ook is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden van kracht. Hiermee wordt voldaan aan de regels van het Barro.
Conclusie
Het plan voldoet aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren: de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en dat - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Projecten die minder dan elf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921) niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze drie nota's getoetst.
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie. In de omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:
Een gezonde economie met een aantrekkelijke vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Adequaat beheer van bestaande en nieuwe woongebieden op basis van de ladder van duurzame verstedelijking (kwalitatief en kwantitatief) vergt een goede kwaliteit.
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving, en een robuust bodem- en watersysteem.
Analyse
Het plan omvat het realiseren van één koopwoning op een thans braakliggende locatie. Het betreft een locatie waarvoor middels een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan een woning is toegestaan.
Het plangebied bevat weinig tot geen waardevolle kenmerken. De woning levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving en de openbare ruimte, door aan te sluiten bij de kenmerken van het gebied. Het plan ligt binnen de beschermingszone van de primaire waterkering. Er is rekening gehouden met de veiligheid waardoor geen belemmeringen voor het initiatief zijn.
Conclusie
Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gelderland.
Op 24 september 2014 heeft Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De omgevingsverordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
In de omgevingsverordening is opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio.
Een toetsing van het plan aan het Kwalitatief Woonprogramma is opgenomen in paragraaf 2.2.3.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.
In het Kwalitatief Woningbouwprogramma is per regio beleid opgenomen ten aanzien van:
In totaal mogen er in de periode 2010-2019 in de regio Rivierenland netto 9.800 woningen worden toegevoegd. Voor de regio Rivierenland geldt dat 63% van de nieuw te bouwen woningen in de koopsector mag zijn. In totaal mag 54% van de nieuwe woningen een woning in het dure segment zijn.
Analyse
Het plan omvat één koopwoning in het dure segment. De initiatiefnemer is voornemens om zelf in de geplande woning te gaan wonen.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met het woningbouwprogramma.
De programmering van de woningbouw vraagt om (sub)regionale afstemming. De provincie Gelderland stelt dit ook als voorwaarde om nieuwe bouwplannen uit te kunnen voeren. In 2015 is een regionale woonagenda opgesteld. Hierin zijn verschillende thema's uitgewerkt tot actiepunten, zijnde een 'agenda' voor de komende jaren. Thema's zijn onder andere een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, goede huisvesting voor arbeidsmigranten en statushouders, verbetering van de bestaande woningvoorraad en zorg gerelateerde woningen. Het regionale woningbehoeftenonderzoek Rivierenland is een van de onderzoeken die als onderlegger dienen voor de regionale woonagenda.
De gemeenten van Regio Rivierenland hebben zich vervolgens ingespannen om gezamenlijk een regionaal woningbouwprogramma op te stellen. Hierbij is tegelijkertijd gewerkt aan het inventariseren van alle projecten, een methodiek voor de kwalitatieve toetsing van projecten en afspraken voor het actueel houden van het regionale woningbouwprogramma. De toetsing van alle projecten heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in het regionale woningbouwprogramma 2015-2025 en staat verder beschreven in paragraaf 2.4.2.
Op 20 oktober 2011 zijn de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel vastgesteld. De structuurvisie fungeert als een document op hoofdlijnen, dat kaderstellend is voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart 'ruimtelijk casco'. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE MAASDRIEL
Analyse
Het plangebied ligt op de oeverwal tussen het bebouwde gebied van de kern Hedel en de dijk. De gronden aan de zuidzijde van Hedel zijn aangemerkt als 'afweegbaar gebied voor dorpsuitbreiding'. Ook het plangebied ligt binnen deze aanduiding. Deze gebieden kunnen worden getransformeerd van onbebouwd gebied naar bebouwd gebied, in de vorm van wonen en daarbij horende voorzieningen. Voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen in deze gebieden moeten voldoen zijn:
Ad 1.
De woning sluit aan op het bestaande bebouwd gebied van Hedel. Door de vrijliggende situering parallel aan de dijk en de verhoogde ligging van de architectonisch hoogwaardige woning, vormt deze echter een bijzonder beeldbepalend en op zichzelf staan gebouw. Aan deze voorwaarde kan worden voldaan.
Ad 2.
Bij de planvorming is in grote mate rekening gehouden met de kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving, zoals nader beschreven in hoofdstuk 4 en paragraaf 5.1. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
Ad 3.
Het plangebied ligt binnendijks op gronden die thans als grasland in gebruik zijn. Ter plaatse van de voorgenomen ontwikkeling geldt een wijzigingsgebied, waarbinnen de woning reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan is toegestaan, zij het niet rechtstreeks maar via een wijzigingsplan. Een eventuele dijkverzwaring is mee-ontworpen. De toekomstige verbreding van de dijk kan tegen de woning aan worden gerealiseerd, zodanig dat de ruimtelijke kwaliteiten behouden blijven.
Ad 4.
Het plan speelt sterk in op de natuurlijke en cultuurhistorische ondergrond aan de dijk. Het benadrukt de ruimtelijke kwaliteit van de dijk als losse lijn en speelt in op de cultuurhistorie van droogschuren in het riviergebied.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het plan past in de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel.
De gemeente Maasdriel beschikt over een woningbouwprogramma tot het jaar 2025. Op 30 januari 2014 heeft de gemeenteraad - als gevolg van de economische omstandigheden - een 'herijking' van het woningbouwprogramma vastgesteld. Dit wordt nu nog gehanteerd.
In het Woningbouwprogramma 2015-2025 zijn in de periode tot 2024 110 nieuwe woningen als gevolg van diverse particuliere initiatieven voorzien. De woning in voorliggend plan betreft een van die woningen. Bovendien is op deze locatie in het vigerende bestemmingsplan "Hedel" een wijzigingsgebied van kracht, waarmee de vestiging van één woning reeds mogelijk is. Het plan past derhalve in het gemeentelijk woningbouwprogramma.
In dit hoofdstuk is de gebiedsanalyse opgenomen. Uitgangspunt daarbij is de lagenbenadering, bestaande uit:
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING (BRON: KESP-ARCHITECTUUR)
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de geomorfologische kaart weer.
UITSNEDE GEOMORFOLOGISCHE KAART
Het plangebied ligt binnendijks op een rivieroeverwal, tegen de Molendijk aan. Het ligt hiermee op een hoger gebied. Het maaiveld ter plaatse van de geplande woning ligt op ongeveer 3,80 meter +NAP (bron: www.ahn.nl). Aan de andere kant van de dijk zijn de nattere uiterwaarden 'De Benedenwaarden' op circa 3,50 meter +NAP. De Molendijk heeft ter hoogte van het plangebied een hoogte van circa 7,15 meter +NAP, dus zo'n 3,35 meter hoger.
Het plan omvat de realisatie van een woning aan de rand van de kern Hedel. Hiermee is sprake van nieuwbouw op een logische plek.
De bodem bestaat, conform het verrichte bodemonderzoek (zie bijlage 3), tot een diepte van circa 4,5 meter -mv overwegend uit matig fijn, kleiig zand. Met name de bovengrond is humushoudend.
De bodemkaart (www.bodemdata.nl) geeft informatie over de grondwaterstand. Voor het plangebied zelf is geen informatie beschikbaar, maar direct ten westen van het plangebied - aan de overzijde van de Hondsneststraat binnen de dijk - is sprake van een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 80 tot 140 cm -mv. Dit is een relatief lage grondwaterstand in het rivierengebied.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het plangebied is geen onderdeel van Natura 2000-gebied, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of andere ecologische structuren en netwerken. Direct grenzend aan het plangebied zijn wel gebieden - delen van de uiterwaarden ten zuiden van de Molendijk en de wielen ten westen van de Hondsneststraat - aangewezen als 'Gelders Natuurnetwerk'. Zoals in paragraaf 5.1.1 beschreven heeft het plan geen effect op de natuurwaarden van die gebieden.
Het plangebied ligt in het open rivierenlandschap dat wordt gevormd door dijken en kommen. De geplande woning komt te liggen tegen de dijk op de rand van de oeverwal waarop Hedel is gegroeid. Het opgaande groen in de omgeving wordt gevormd door kleine landschapselementen als de bosschages rondom de wielen ('t Werdje en Dronkaardswiel), solitaire bomen in de uiterwaarden langs de Maas en het groen op de individuele percelen en erven.
MOLENDIJK IN WESTELIJKE RICHTING MET LINKS DE UITERWAARDEN EN RECHTS DE RAND VAN HEDEL
Het plangebied is ontsloten op de Hondsneststraat die noordwaarts de kern Hedel in loopt. Ten zuiden ligt de Molendijk die tussen de Hondsneststraat en de brug over de Maas richting Den Bosch in het oosten bereikbaar is voor alle verkeer. Voor langzaam verkeer (bromfiets, fiets, voetgangers) is de dijk in westelijke richting ook bereikbaar. Het plangebied is hiermee goed ontsloten.
In het plangebied of de directe omgeving daarvan liggen geen leidingen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan ofwel die zichtbaar zijn op de Risicokaart Nederland. Er is nog geen Klic-melding uitgevoerd. Voor de bouwwerkzaamheden van start gaan wordt een oriëntatiemelding gedaan.
Ten zuiden van het plangebied ligt de rivier de Maas. De afstand van het plangebied tot de rivier bedraagt circa 280 meter.
De dichtstbijzijnde A-watergang van het waterschap (leggerwatergang) ligt ten noorden van het plangebied op een afstand van zo'n 230 meter.
Ten westen van het plangebied ligt het Dronkaardswiel - het gevolg van een dijkdoorbraak in 1658 - op een afstand van 80 meter tot het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied ligt de Molendijk, een primaire waterkering, met een bijbehorende beschermingszone. Deze zone is ook opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' in het vigerende bestemmingsplan "Hedel". Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de verschillende zones langs de primaire waterkering weer.
BELEMMERINGEN WATERKERING
Voor deze waterkering gelden een aantal belangrijke zones, die vastgelegd zijn in de Legger 2016:
'De kernzone / het waterstaatswerk' betreft de dijk zelf tot 4 meter buiten de teenlijn. De meest zuidelijke strook van het plangebied ligt binnen deze aanduiding. Hier zijn geen (bouw)werkzaamheden toegestaan. Deze zijn ook niet voorzien.
Ter bescherming van het waterstaatswerk (de dijk) is een 'beschermingszone' opgenomen. Hierbinnen gelden voorschriften en beperkingen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Halverwege de beschermingszone is in dit geval tevens een 'bouwgrens' opgenomen. Via deze bouwgrens reserveert het waterschap ruimte voor het eventueel plaatsen van een 'pipingscherm' in de bodem. Piping betekent dat kwelwater met zand door drukverschil onder de dijk door richting de binnendijkse zone stroomt, waardoor de dijk verzwakt. Om een dergelijk pipingscherm ook echt te kunnen plaatsen mag er tussen de bouwgrens en de dijk geen nieuwbouw meer plaatsvinden.
Bij het opstellen van de nieuwe legger heeft het waterschap echter rekening gehouden met bestaande bouwrechten. Op basis van de toen geldende bestemmingsplannen zijn deze rechten opgenomen in de legger. Dit is gebeurd in de vorm van 'leggervlakken' die altijd geheel of gedeeltelijk tussen de bouwgrens en de dijk zelf liggen. Hier worden bestaande bouwrechten gerespecteerd en geldt het absolute bouwverbod niet. Nieuwbouw is hier, onder voorwaarden, nog altijd mogelijk.
Voor het plangebied zelf is geen leggervlak vastgesteld, maar omdat binnen het plangebied in het vigerende bestemmingsplan "Hedel" een wijzigingsgebied ten behoeve van de bouw van een woning is opgenomen, behandelt het waterschap deze locatie als ware hiervoor wel een leggervlak vastgesteld. Voorliggend bouwplan is concreet met het Waterschap Riverenland voorbesproken. De voorwaarden voor de nieuwbouw in deze zone zijn verwerkt in het ontwerp. In paragraaf 4.2 is beschreven hoe deze voorwaarden hun doorwerking hebben gevonden in het ontwerp.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven het plangebied en de directe omgeving daarvan weer.
LUCHTFOTO
Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Hedel, waar een gemengd bebouwingsbeeld is. In het stedenbouwkundige blok langs de Molendijk, Hondsneststraat en Korenstraat bestaat de aan de straat gelegen bebouwing voornamelijk uit woningen bestaande uit één of twee lagen met een kap. Daar waar sprake is van een bedrijfsperceel staat de bedrijfsbebouwing achter de woning. In deze zone komen veel grote bedrijfsloodsen voor.
Binnen het plangebied zelf is geen bebouwing aanwezig. Het plangebied is gebruik als grasland.
ZICHT OP HET PLANGEBIED VANAF DE MOLENDIJK
ZICHT OP HET PLANGEBIED VANAF DE HONDSNESTSTRAAT
De directe omgeving kent een menging van functies. Direct naast burgerwoningen komt veel bedrijvigheid voor. In deze specifieke zone worden naast de lichte activiteiten ook de wat zwaardere bedrijfsactiviteiten uitgeoefend. Onderstaand overzicht geeft de bedrijfstypen weer van de bedrijven in de directe omgeving van het plangebied.
adres | bedrijf |
Hondsneststraat 17 | Officieel gevestigd Aannemersbedrijf De Heus. Deze activiteiten zijn echter gestopt. |
Hondsneststraat 18 | Aannemers- en timmerbedrijf |
Hondsneststraat 20-20a | Schildersbedrijf |
Hondsneststraat 22 | Inpandige opslag / verhuur opslagruimte |
Hondsneststraat 28 | Montage- en Klusbedrijf - opslag materialen |
Korenstraat 15-17 | Aardappelhandel en be- en verwerking van aardappelen, opslag en verwerking van tarragrond |
Molendijk 22 | Fouragehandel (groothandel in veevoer, granen, ruwe tabak, oliën en zaden) |
In paragraaf 5.3.4 is de milieuzonering van deze bedrijven nader onderzocht en beschreven.
Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Het concept van de woning is afkomstig uit het landschap.
![]() |
De woning is een element naast een landschappelijke lijn. De woning staat los van deze lijn, maar gaat wel een interactie aan. De Hondsneststraat is een oude dijkopgang, van oorsprong buitendorps. Buiten de dorpen domineert de dijk het beeld. Een weg het achterland in werd vaak gemarkeerd door bebouwing. De nieuwe woning kan gezien worden als aankondiging van een dijkopgang. |
![]() |
De woning anticipeert op de eventuele toekomstige dijkverzwaring. Met een robuuste onderbouw opgebouwd uit dijkstenen reageert de woning op het landschap. De bovenbouw refereert naar de droogschuren in het rivierenlandschap, bestaande uit langwerpige elementen in het landschap en een lichte bouw met doorzichten. Vanaf de Molendijk wordt alleen het schuurdeel ervaren. |
Voor de bouw van de woning gelden de 'Beleidsregels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014'. Zoals in paragraaf 3.3 beschreven ligt de geplande woning tussen de bouwgrens en de waterkering zelf in. Het waterschap beschouwt deze locatie als ware het een locatie in een leggervlak. Voor nieuwbouw in een leggervlak gelden de toetsingscriteria A, zoals hieronder integraal opgenomen.
Toetsingscriteria A
BINNENDIJKS BOUWEN (BRON: WATERSCHAP RIVIERENLAND)
Het dichtsbijzijnde dwarsprofiel met daarop het profiel van vrije ruime (pvvr) is genomen bij dijkpaal RK144 en is hieronder weergegeven.
DWARSPROFIEL RK144 INCL. PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE (BRON: WATERSCHAP RIVIERENLAND)
Hieronder is het plan getoetst aan de voorwaarden van toetsingscriteria A. Algemeen geldt dat het ontwerp van de woning uitvoerig is besproken met Waterschap Rivierenland, waarbij het ontwerp geheel is afgestemd op de waterschapsbelangen en een mogelijk toekomstige dijkversterking.
Ad 1.
De nieuwbouw ligt buiten de kernzone van de waterkering zelf, zoals ook te zien op de afbeelding in paragraaf 3.3. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Ad 2.
Onderstaande afbeelding geeft het dijkprofiel met het profiel van vrije ruimte weer met de projectie van de geplande woning daarin weergegeven.
DWARSDOORSNEDE DIJKPROFIEL MET GEPLANDE WONING
Op de afbeelding is te zien dat de geplande woning geheel buiten het profiel van vrije ruimte ligt. Bij het ontwerp van de begane grondlaag (het basement) is rekening gehouden met de eventuele toekomstige dijkverzwaring. Van overige permanente bouwwerken is geen sprake.
Ook overige constructies zullen buiten het profiel van vrije ruimte plaatsvinden. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
Ad 3.
In het ontwerp van de geplande woning worden geen holle ruimtes (kruipruimten of ringbalken) gerealiseerd. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Ad 4.
De geplande woning wordt boven het bestaande maaiveld gerealiseerd. Van een maaiveldverlaging is in dit plan geen sprake. De fundering voor de geplande woning zal een diepte hebben van niet meer dan 60 cm. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
Ad 5.
Van werken beneden het maaiveld is geen sprake. Deze voorwaarde is dan ook niet van toepassing op het plan.
Ad 6.
Het ontwerp is in een vroeg stadium met het Waterschap Rivierenland besproken. Bovengenoemde toetsingscriteria en een eventuele toekomstige dijkversterking zijn in het ontwerp meegenomen. Er is voldoende werkruimte voor een toekomstige dijkversterking. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 7.
De afstand van de geplande woning tot het binnentalud van het profiel van vrije ruimte bedraagt circa 15 meter. Dit is ruim voldoende voor de kabel- en leidingenstrook aan de dijkzijde. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
Conclusie
Aan de toetsingscriteria voor nieuwbouw in een leggervlak tussen de bouwgrens en de waterkering zelf wordt voldaan. In het ontwerp is rekening gehouden met een eventueel toekomstige dijkversterking. De waterkeringsbelangen zijn hiermee voldoende beschermd.
Het volume van de woning komt voort uit het concept.
![]() |
De basisvorm zal bestaan uit een lichte schuur die is gebouwd op een zwaar basement van dijkstenen. De hoofdvorm is eenvoudig en langwerpig. Door het basement te splitsen in twee delen, ontstaat een functionele doorgang. Daarnaast is er ook een doorzicht onder de woning door. De volumes van het basement zijn verschoven, zodat interessante buitenruimtes ontstaan die interactie met de binnenruimtes hebben. |
Bovenstaande hoofdstructuur en concept resulteert in het (voorlopige) ontwerp zoals op onderstaande afbeeldingen weergegeven en zoals opgenomen in Bijlage 1 Voorlopig ontwerp woonhuis jan/feb 2017. Op 28 februari 2017 heeft Het Geldersgenootschap een positief welstandsadvies afgegeven op basis van onderstaand (voorlopig) ontwerp.
SITUERING BOUWPLAN
De woning staat parallel aan de Molendijk op een afstand van circa 15 meter uit de binnenkruin van de dijk. Het hoofdvolume heeft een footprint van 27 x 6,5 meter en derhalve een oppervlakte van circa 175 m². Het gebouw heeft een langgerekte vorm met een zadeldak parallel aan de dijk. Met de nieuwe woning wil de architect de horizontaliteit van dit rivierenlandschap benadrukken.
Het stevige basement van dijkstenen heeft ongeveer dezelfde hoogte als die van de dijk, namelijk circa 2,70 meter ten opzichte van het aangrenzende maaiveld. Daarbovenop staat de luchtige schuurvorm bestaande uit hout. De goothoogte is 7 meter en de bouwhoogte bedraagt bijna 10 meter.
De massa is gesplitst in twee delen van verschillende lengte waardoor, door het transparante middendeel, een luchtig doorzicht ontstaat. In dit middendeel is op de eerste en tweede bouwlaag een serre voorzien en kan men op de begane grondlaag onder de woning door lopen. Een en ander is verduidelijkt via de impressies zoals hieronder weergegeven.
IMPRESSIE VANAF DE MOLENDIJK
IMPRESSIE
IMPRESSIE VANAF WEILAND
Voor een woning geldt een verkeersaantrekkende werking van zes motorvoertuigbewegingen per etmaal aangehouden. De extra verkeersbeweging als gevolg van dit plan hebben geen noemenswaardige impact op de verkeersafwikkeling op de Molendijk of de Hondsneststraat.
Voor de nieuwe woning wordt een nieuwe inrit vanaf de Hondsneststraat aangelegd. Gezien het karakter van deze weg is dit verkeerskundig aanvaardbaar.
Voor het plan zijn de parkeernormen zoals opgenomen in het Mobiliteitsplan Maasdriel 2020 van toepassing. Voor woningen geldt een norm van twee parkeerplaatsen per woning, waarvan tenminste 0,3 parkeerplaats in de openbare ruimte moet worden aangelegd.
Het plan omvat de nieuwbouw van een woning. Derhalve zijn twee parkeerplaatsen nodig, waarvan er in principe één in de openbare ruimte moet worden aangelegd. Het plan biedt ruimte voor de aanleg van twee parkeerplaatsen op het nieuwe woonperceel. Hiermee wordt qua aantal voldaan aan de norm, maar is er een beperkte afwijking voor wat betreft de situering van de parkeerplaatsen.
Langs de Hondsneststraat en Molendijk liggen thans echter geen openbare parkeerplaatsen. Ook bij bestaande woningen vindt al het parkeren plaats op eigen terrein. Parkeren langs de Molendijk is onwenselijk in verband met het straatbeeld en de verkeersveiligheid. Ook langs de Hondsneststraat is geen ruimte om een parkeerplaats in de openbare ruimte te realiseren. Het plangebied bevat meer dan voldoende ruimte om de parkeerbehoefte geheel op het eigen terrein op te vangen.
Het plangebied maakt deel uit van een grotere weide als open zone tussen de dijk en de kern Hedel. De woning komt als markant gebouw vrijliggend in te staan. Tussen de woning en de dijk wordt het terrein ingericht als een grasveld. De inrichting van het buitenterrein wordt nog nader uitgewerkt. De entree met het parkeerterrein ligt aan de zijde tussen de woning en de kern Hedel. Als afscherming tussen het nieuwe woonperceel en de bebouwing van Hedel wordt een bomenrij geplant. Deze lange lijn benadrukt nog eens extra het horizontale karakter van het rivierengebied.
Er wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd.
NB. | Het aanbrengen van opgaande beplanting binnen de beschermingszone van de dijk is slechts toegestaan als wordt voldaan aan strenge toetsingscriteria van het waterschap, zoals opgenomen in de beleidsregel 5.20. Dit omdat de dijk een primaire waterkering is. Hierbij zijn erosiebestendigheid, stabiliteit en piping belangrijke aspecten. Bomen hoger dan 5 meter zijn binnen de kernzone dan ook niet toegestaan. Hier zijn enkel onder voorwaarden kleine bomen (< 5 m hoog), struiken en een haag met een hoogte van niet meer dan 1 meter toegestaan. In de beschermingszone zijn onder voorwaarden ook bomen hoger dan 5 meter toegestaan. |
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Het plangebied ligt op een afstand van 5.100 meter tot het dichtstbijzijnde natuurgebied "Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek". De toevoeging van één woning resulteert niet in een significante toename van de stikstofdepositie op dit natuurgebied. Een nadere toetsing aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat volledig uit grasland en grenst aan de bebouwde kern van Hedel. Er staan geen bomen in het plangebied. Er wordt geen opgaande beplanting gerooid of bebouwing gesloopt. Ook wordt geen open water gedempt. Het voorkomen van beschermde soorten kan hierdoor redelijkerwijs worden uitgesloten.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. De Molendijk ten zuiden van het plangebied is aangemerkt als een historisch geografische lijn. De waarde hiervan wordt door het plan niet aangetast, maar juist gerespecteerd. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De gemeente Maasdriel beschikt over een archeologische beleidskaart en bijbehorende regels. Ter plaatse van het plangebied is de zones 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Binnen deze zone geldt een archeologische onderzoeksplicht in geval bouwwerkzaamheden en overige grondroeringen dieper dan 30 cm onder maaiveld een oppervlakte van 500 m² of meer beslaan.
Omdat nog niet precies bekend is of de grens van 500 m2 overschreden zal worden is door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de Romeinse tijd tot en met Vroege Middeleeuwen. Historische kaartmateriaal geeft geen aanwijzingen voor archeologische resten in de periode Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Het beddingzand zal oudere resten dan de Romeinse tijd hebben geerodeerd, waardoor daarvoor ook een lage archeologische verwachting geldt.
De waargenomen bodemopbouw in het plangebied geeft aanleiding dat het plangebied in de Romeinse tijd tot en met de Vroege Middeleeuwen op een positie heeft gelegen waar geen bodemvorming kon plaatsvinden of dat eventuele bodemvorming is geerodeerd door een dijkdoorbraak. In het eerste geval geldt op basis van de bodemopbouw een lage verwachting voor de periode Romeinse tijd tot en met Vroege Middeleeuwen. In het tweede geval is het niet zeker dat er diepe verstoringen hebben plaatsgevonden en zouden in het top van het beddingzand nog archeologisch resten aanwezig kunnen zijn. Er zijn echter karterende boringen gezet en er zijn geen concrete aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van resten uit de Romeinse tot Vroege Middeleeuwen tijd.
De archeologische verwachting kan daarom voor de periode Romeinse tijd tot en met Vroege Middeleeuwen worden bijgesteld naar een lage archeologische verwachting. Voor de perioden voor de Romeinse tijd en de periode Late Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd was al een lage archeologische verwachting opgesteld in het bureauonderzoek.
Gezien de uitkomsten van het onderzoek worden vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) niet noodzakelijk geacht, en kan het plangebied worden vrijgegeven. Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Waterschap Rivierenland heeft het Waterbeheerplan 2010-2015 opgesteld. Het plan gaat over het waterbeheer in het gehele rivierengebied en omvat alle watertaken van het waterschap.
Voor voorliggend plan is vooral het voorkomen van wateroverlast aan de orde. Voor nieuw stedelijk gebied geldt dat dit zodanig ontworpen dient te zijn dat er voldoende ruimte is voor water. Een perceeleigenaar dient het hemelwater zelf zoveel mogelijk op te vangen op zijn perceel.
Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit van belang. De chemische waterkwaliteit mag niet verslechteren ten opzichte van de toestand in het jaar 2000. Voorkomen moet worden dat prioritaire (vervuilende) stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen.
Analyse
Het hemelwater en het afvalwater wordt geloosd op de bestaande riolering onder de Hondsneststraat ten westen van het plangebied. Compensatie als gevolg van de toename van het verhard oppervlak is op basis van het waterschapsbeleid namelijk niet vereist (zie paragraaf 5.2.4.1).
Er worden geen uitlogende materialen gebruikt, teneinde vervuiling van het water te voorkomen.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid in het Waterbeheerplan 2010-2015.
De Nota Rioleringsbeleid bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.
Ten aanzien van onderhavig plan is de afkoppeling van het hemelwater aan de orde. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden. Er wordt gestreefd naar een afkoppeling van 100%.
Analyse
Het hemelwater wordt geloosd op de bestaande riolering onder de Hondsneststraat ten westen van het plangebied. Compensatie als gevolg van de toename van het verhard oppervlak is niet vereist. De verwerking van het afvalwater wil de initiatiefnemer via een helofytenfilter laten plaatsvinden.
Conclusie
Het plan past binnen het Rioleringsbeleid 2005.
Samen met de gemeente Zaltbommel en Waterschap Rivierenland heeft de gemeente Maasdriel het Waterplan Bommelerwaard opgesteld waarin het waterbeleid is opgenomen. Het waterplan bevat ambities ten aanzien van onder meer de waterkwantiteit en -kwaliteit, ecologie en stedelijk grondwater.
Analyse
In deze waterparagraaf zijn diverse kwantitatieve en kwalitatieve wateraspecten opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het Waterplan Bommelerwaard.
Conclusie
Het plan past binnen het Waterplan Bommelerwaard.
Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.3.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een bodem bestaande uit matig fijn, kleiig zand. De waterdoorlatendheid is naar verwachting redelijk tot slecht in verband met mogelijke leemlagen in de diepere bodem, waar het water niet doorheen kan.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. De dichtstbijzijnde A-watergang ligt op circa 230 meter ten noorden van het plangebied.
Voor projecten die liggen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland is het zomerpeil van belang. Het zomerpeil ter plaatse bedraagt 2,15 meter +NAP. Het maaiveld ter plaatse van de geplande woning ligt op ongeveer 3,80 meter +NAP. Het zomerpeil rondom de geplande woning bedraagt derhalve circa 1,65 meter -mv.
Het plangebied ligt niet in een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen. Het beleid voor de primaire waterkering aan de zuidzijde van het plangebied stelt beperkingen aan de mogelijkheden in het plangebied. Deze waterschapsbelangen zijn nader beschreven in paragraaf 3.3.
Met deze belangen is volledig rekening gehouden bij de situering van bebouwing, verharding en opgaande beplanting binnen het plangebied.
Het plangebied is thans geheel onverhard. Het grondbeslag van de nieuwe woning heeft een verhard oppervlak van circa 220 m². Voor het aangrenzende verharde terrein is momenteel nog schematisch een oppervlakte van circa 350 m² ingetekend. De totale toename van de verharding is dan 220 + 350 = 570 m².
De terreinverharding zal echter deels als waterdoorlatende verharding, zoals grasbeton, worden uitgevoerd. Waarschijnlijk wordt de feitelijke oppervlakte aan terreinverharding kleiner dan nu is ingetekend. In deze waterparagraaf wordt derhalve uitgegaan van een toename van het verhard oppervlak van niet meer dan 500 m².
Kleine plannen hebben slechts een minimaal effect op de waterhuishouding. Voor plannen met minder dan 500 m² extra verharding in stedelijk gebied is daarom geen compenserende waterberging vereist.
Onderhavig plan resulteert in een toename van het verharde oppervlak van niet meer dan 500 m². Compensatie is daarom niet nodig.
Ondanks dat er geen compenserende waterberging vereist is, wil de opdrachtgever een duurzame en hydrologisch zo neutraal mogelijke oplossing voor zijn perceel hanteren. Het waterschap hanteert de volgende voorkeursvolgorde bij de keuze van het soort bergingsvoorziening:
Voor de locatie van bergingsvoorzieningen geldt de volgende voorkeursvolgorde:
Voor onderhavig plan is geen compensatie vereist op basis van het beleid van het waterschap. Het hemelwater wordt geloosd op het bestaande riool onder de Hondsneststraat.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
De initiatiefnemer is voornemens om een helofytenfilter te realiseren voor de verwerking van het afvalwater. De haalbaarheid en uitwerking van deze voorziening is nog niet bekend en zal in het kader van de omgevingsvergunning nader vorm krijgen. Als blijkt dat het toepassen van een helofytenfilter op deze locatie niet realistisch is, zal het afvalwater geloosd worden op het bestaande riool onder de Hondsneststraat.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Met het waterschap heeft overleg plaatsgevonden. De resultaten zijn in deze paragraaf verwerkt.
De volgende conclusies kunnen worden getrokken:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek, Hondsneststraat ong. te Hedel" (27 juni 2017, nr. 1700910). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
Lankelma concludeert dat in de uitkomende grond geen waarnemingen zijn gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten met zink en PAK aangetoond. Deze concentraties overschrijden de achtergrondwaarden, doch overschrijden de interventiewaarden niet. In de ondergrond zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate aangetoond. In het grondwater is analytisch een licht verhoogd gehalte met barium aangetoond. Deze overschrijdt de streefwaarde doch niet de interventiewaarde. Op basis van een indicatieve inspectie van het terrein zijn in de vrijkomende grond en op het maaiveld geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.
Een nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt is niet aan de orde.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 1 woning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2015, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.
Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen PM10 en NO2 voor het jaar 2030 weer.
MONITORINGSTOOL NSL
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat een nieuw geluidgevoelig object in de vorm van een woning.
Verkeerslawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen enige weg die, overeenkomstig het gestelde in de Wet Geluidhinder, voorzien is van een geluidzone. Onderzoek naar de te verwachten geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai is om die reden wettelijk gezien niet noodzakelijk. Echter in het kader van de ruimtelijke onderbouwing is de geluidbelasting ten gevolge van de wegen, waarbij het plangebied in de invloedssfeer is gelegen, kwalitatief beschouwd. Het gaat hierbij om de volgende drie wegen: Hondsneststraat, Molendijk en Maasdijk waarvoor een snelheidsregime geldt van 30 km/u.
Uit het regionaal verkeersmodel, waarover de omgevingsdienst Rivierenland de beschikking heeft, is gebleken dat voor alle drie deze wegen geldt dat de etmaalintensiteit minder dan 500 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Hieruit volgt dat gezien de afstand van de afzonderlijke wegen tot de gevels van de nieuw te realiseren woning er een geluidbelasting te verwachten is die de voorkeursgrenswaarde van 48dB Lden niet zal overschrijden. Ook cumulatief zal dit niet leiden tot een hogere waarde dan 53dB Lden.
Geconcludeerd kan worden dat wegverkeerslawaai geen enkele invloed zal hebben op het bouwproject en het uiteindelijk te realiseren akoestisch binnenklimaat in de woning.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van functiemenging. Direct naast burgerwoningen komt veel bedrijvigheid voor. In deze specifieke zone worden naast de lichte activiteiten ook de wat zwaardere bedrijfsactiviteiten uitgeoefend.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richt- afstand |
werkelijke afstand | ||||
Hondsneststraat 17: officieel gevestigd Aannemersbedrijf De Heus. Deze activiteiten zijn echter gestopt. | gebouwen niet meer in gebruik | 2 toegestaan |
10 m | > 24 m | ||||
Hondsneststraat 18: Aannemers- en timmerbedrijf |
203, 204, 205 | 3.2 | 50 m | > 80 m | ||||
Hondsneststraat 20-20a: Schildersbedrijf | 45 | 2 | 10 m | > 50 m | ||||
Hondsneststraat 22: Inpandige opslag / verhuur opslagruimte | 6312 | 2 | 10 m | > 15 m | ||||
Hondsneststraat 28: Montage- en Klusbedrijf - opslag materialen | 45 | 2 | 10 | > 10 m | ||||
Korenstraat 15-17: Aardappelhandel en be- en verwerking van aardappelen | 5125, 5131 | 3.1 | 30 m | > 150 m | ||||
Hondsneststraat aardappelhandel, opslag en verwerking van tarragrond | uit onderzoek bij vergunningsaanvraag blijkt dat de werkzaamheden geen significante hinder richting de omgeving oplevert. | |||||||
Molendijk 22: Fouragebedrijf (groothandel in veevoer, granen, ruwe tabak, oliën en zaden) | 5121 | 3.1 | 30 m | > 180 m |
De richtafstanden worden gemeten vanaf de grens van het perceel van het bedrijf tot aan de planlocatie. De werkelijke bedrijfsactiviteiten liggen in de meeste gevallen op grotere afstand tot de planlocatie.
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven en de bedrijven geven geen relevante hinder richting de woning.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Invloed plan op omliggende bedrijven
In de wijde omgeving van het plangebied liggen geen intensieve veehouderijen. De dichtstbijzijnde intensieve veehouderij ligt op ruim 2 km afstand van het plangebied. Ook de grondgebonden agrarische bedrijven liggen op voldoende afstand (minimaal 230 meter). Het uitvoeren van een geuronderzoek is niet nodig. Het plan leidt niet tot een belemmering van de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven.
Beoordeling woon- en leefklimaat
De gemeente Maasdriel heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurverordening vastgesteld. Daarin is voor het grondgebied van de gemeente de achtergrondbelasting in geval van de maximale geursituatie in kaart gebracht. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de achtergrondbelasting minder dan 1,5 OuE/m³. Een achtergrondbelasting van 1,5 OuE/m³ wordt conform de geurverordening als 'zeer goed' ervaren. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied ten aanzien van geurhinder.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Een bijzonder onderwerp voor wat betreft de veiligheid vormen explosieven, aangezien mogelijk sprake is van de aanwezigheid van resten van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de bodem.
In het kader van dit wijzigingsplan heeft adviesbureau Bodac een onderzoek naar de aanwezigheid van mogelijk conventionele explosieven verricht: rapport "Projectplan OCE Hedel Hondsneststraat" (21 april 2017, nr. 170421-7037-PPB_01). In de bijlage is het projectplan inclusief bijbehorende formulieren en tekeningen opgenomen.
Na raadpleging van de Explosievenkansenkaart Bommelerwaard is gebleken dat het aannemelijk is dat er geschutmunitie vanaf 20 mm ter plekke van het plangebied kan worden aangetroffen. Daarom is het gebied onderzocht door het toepassen van 'passieve analoge oppervlaktedetectie' en 'actieve analoge oppervlaktedetectie'. In totaal zijn vijf stuks 'explosief vrije conventionele explosieven' aangetroffen. Deze zijn overgedragen aan de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD). Het onderzoeksgebied is tot op 1,5 meter van de metalen afrastering rondom het perceel 'vrijgegeven' (Procesverbaal van oplevering OCE Hedel Hondsneststraat, BODA, 30-11-2017, versie 2, doc.nr.171130_7037_PvO_02.). Dit betekent dat er geen gevaar meer is voor het aantreffen van explosieven ter plaatse van het vrijgegeven gebied tot 2,5 m-mv. De werkzaamheden kunnen ter plaatse veilig uitgevoerd worden. Een en ander is weergegeven op onderstaande afbeelding.
REVISIETEKENING OPSPOREN CONVENTIONELE EXPLOSIEVEN (BRON: BODAC)
Het aspect explosieven vormt binnen het vrijgegeven gebied geen planologische belemmering voor het plan. Ter plaatse van de niet vrijgegeven gebieden dient bij grondroerende werkzaamheden vooraf opsporing naar CE uit te worden gevoerd."
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject', zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Er wordt slechts 1 woning toegevoegd. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de wijzigingsbevoegdheid en wordt tevens aandacht besteed aan hoe de regels tot stand zijn gekomen en hoe zij toegepast moeten worden.
Zoals in paragraaf 1.3 vermeld, bevat voorliggend wijzigingsplan de onderbouwing voor de functieverandering van een groenbestemming naar burgerwonen. De voorwaarden voor het
toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 12.4.1 van het bestemmingsplan "Hedel". Dit artikel wordt hierna geciteerd.
"12.4.1 Wijziging in de bestemming Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde het gebruik voor bewoning mogelijk te maken, mits:
Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.
Ad a.
Een toetsing aan de effecten van het plan op aangrenzende gronden en op het woon- en leefmilieu is opgenomen in paragraaf 5.3. Het plan voldoet aan het beleid.
Ad b.
Het plan voorziet in een vrijstaande woning. Er is sprake van een bijzondere architectuur, waardoor de woning een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de openbare ruimte. Een en ander zoals is beschreven in hoofdstuk 4.
Ad c.
Een toetsing van het plan aan de milieuwetgeving is opgenomen in paragraaf 5.3. Het plan voldoet aan het beleid.
Ad d.
Deze voorwaarde is overgenomen in de planregels. De regels voor de bestemming 'Wonen' en 'Water - Waterkering' zijn van toepassing verklaard. De regels zijn opgenomen als Bijlage 5.
Conclusie
Samenvattend wordt gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Hedel", vastgesteld door de gemeenteraad op 15 september 2011.
Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig bestemmingsplan.
In het wijzigingsplan zijn de volgende aanpassingen opgenomen:
Als Bijlage 5 Artikel 21 Wonen en 26 Waterstaat - Waterkering - BP Hedel zijn de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan "Hedel" opgenomen. Deze regels zijn van toepassing op het plangebied.
Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dat geldt ook voor mogelijke planschadevergoedingen waaromtrent een verhaalsovereenkomst met de gemeente is gesloten.
Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
De gemeente en de grondeigenaar hebben een (anterieure) overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal conform artikel 6.12 Wro. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins' verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.
Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:
Het concept Ontwerpwijzigingsplan is in vooroverleg gezonden aan de vooroverleginstanties.
Waterschap Rivierenland heeft een reactie ingediend. Het Waterschap heeft gevraagd om de bestemming 'Water-waterkering' aan te passen aan de legger waterkeringen en de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-1' op de verbeelding en in de te nemen. Omdat het hier echter een wijzigingsplan betreft kunnen er geen andere bestemmingen/aanduidingen worden opgenomen dan aangegeven in de wijzigingsbevoegdheid.
Het Waterschap is akkoord met deze verklaring en de aanpassing hoeft niet te worden doorgevoerd. De waterparagraaf is wel aangevuld met uitleg aangaande het toestaan van nieuwbouw binnen een wijzigingsbevoegdheid waar geen leggervlak is opgenomen. Het waterschap heeft aangegeven positief te reageren wanneer de verduidelijking werd opgenomen.
Het Ontwerpwijzigingsplan ‘Hedel wijziging 2018, Hondsneststraat - Molendijk' en de daarbij horende stukken hebben van 11 januari tot en met 21 februari 2018 voor iedereen ter inzage gelegen.
Een ieder heeft tijdens de inzagetermijn kunnen reageren op het plan. Hiervan is gebruik gemaakt en er is één zienswijze ingediend. De zienswijze was ontvankelijk maar gaf geen aanleiding het wijzigingsplan op punten aan te passen.
Het college heeft het wijzigingsplan op 20 maart 2018 ongewijzigd vastgesteld.