1.1 plan
het bestemmingsplan “Velddriel herziening 2017, Sint Antoniusstraat ” met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1166-VG01 van de Gemeente Maasdriel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 de verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan “Velddriel herziening 2017, Sint Antoniusstraat” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.4 aanbouw- of uitbouw:
een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.8 aan huis verbonden beroep:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.22 bouwwijze:
de wijze van bouwen van een woning, te weten aaneengesloten en vrijstaand, waarbij:
- onder 'aaneengesloten' wordt verstaan een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
- onder 'vrijstaand' wordt verstaan een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 hoofdgebouw:
een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.28 horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt.
- categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren of zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
- categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek;
- categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bardancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;
1.29 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogte 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
1.30 kinderdagverblijf:
opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door;
1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;
1.32 maatschappelijk:
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening;
1.33 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het al dan niet openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.34 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo;
1.35 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één omsloten wand;
1.37 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.38 portiek:
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw;
1.39 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden;
1.41 woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd;
2.6 de diepte van een gebouw
de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het gebouw;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 het peil
- in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 3 lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Max. hoogte |
Bewegwijzeringen | 8 m |
Licht- en andere masten | 8 m |
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 4 m |
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘
Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan huis gebonden beroep, met inachtname van het bepaalde in
met daarbij behorende:
- tuinen en erven;
- parkeervoorzieningen;
- groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen.
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in
artikel 4 lid 1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
- maximaal aantal woningen per bouwvlak dat is aangeduid op de verbeelding, overeenkomstig de bouwwijze zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:
Aanduiding | Bouwwijze |
[vrij] | vrijstaand |
[aeg] | aaneengebouwd |
- bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgen bepalingen:
- woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het bouwvlak;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
- woningen mogen plat of met een kap worden afgewerkt. In het laatste geval bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65°;
- onderkeldering is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
- een toegang van buitenaf tot kelders mag uitsluitend aan de achtergevel worden gesitueerd;
- de bovenkant van de begane grondvloer mag niet boven peil liggen.
4.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
- bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' onverminderd het bepaalde onder b;
- op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3,5 m;
- per bouwperceel mogen de volgende bebouwingspercentages niet worden overschreden:
- 30% voor vrijstaande woningen;
- 50% voor aaneengebouwde woningen;
- op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 50 m², onverminderd het bepaalde onder c;
- indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder d genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totaal bebouwd oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m², de onder d genoemde bebouwingspercentages mogen hierbij niet worden overschreden;
- de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | max. hoogte |
Overkappingen met een open constructie en pergola's | 3 m |
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens | 1 m |
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten | 2 m |
De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat in
artikel 4 lid 2.3 sub c bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
4.2.5 Parkeren
- Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig deze bestemming, dient te worden aangetoond dat bij de realisatie van de woning(en) voldoende parkeerplaatsen binnen het plangebied zijn aangebracht;
- De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's. Opstelplaatsen dienen een minimale lengte van 6 meter te hebben;
- Bij het bepaalde onder a dient te worden voldaan aan de in Bijlage 1 opgenomen parkeernormen, met dien verstande dat het bevoegd gezag kan afwijken van deze normen, indien nieuwe gemeentelijke parkeernormen zijn vastgesteld. Een garage en opstelplaats telt hierbij als 1,0 parkeerplaats en een garage zonder opstelplaats als 0,4 parkeerplaats. Bij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en hoekwoningen mogen parkeerplaatsen op eigen terrein of in het openbaar gebied worden gerealiseerd. Bij overige aaneengebouwde woningen dienen deze in openbaar gebied te worden gerealiseerd.
4.3 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
- om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
- om een milieuhygiënische verantwoorde situatie te bevorderen;
- om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefklimaat te voorkomen;
- om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:
- detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
- bedrijfsactiviteiten;
- het gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van bijbehorende bouwwerken, voor een aan huis verbonden bedrijf. Hiervoor kan een omgevingsvergunning voor het afijken van het bestemmingsplan worden verleend.
4.4.2 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4 lid 4.1 sub c ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of en- en uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
- degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd. Daarbij dient te worden voldaan aan de maximum normen zoals opgenomen in de publicatie 'Kerncijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW-publicatie 317), 'rest bebouwde kom' en 'weinig stedelijk'. Indien na vaststelling van het plan door de gemeente nieuwe parkeernormen worden vastgesteld, zijn deze nieuwe normen van toepassing;
- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.
5.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in overige artikelen worden de voorrangsregels uit
artikel 11 lid 1 in acht genomen.
5.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen, voor bouwwerken met een te verstoren oppervlakte van 1.000 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
5.2.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen
Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Indien uit het in
artikel 5 lid 2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.4 Uitzondering
- indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m²;
- Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunning
- Het is verboden op of in gronden met de bestemming ' Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het verlagen en verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
- de omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
- de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag al worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.
5.3.2 Uitzondering verbod
- voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
- wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
- bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
- voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m².
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen door:
- de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van gronden en opstallen voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
- het uitoefenen van een bed & breakfast;
- het houden van evenementen;
- het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
- het gebruik van gronden als opslag-, stort- en lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behouders zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Algemene afwijking tot 10%
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, middels een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
8.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorgvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 7 lid 1 sub b vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
- de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor huisvesting van één huishouden;
- de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer te worden verwijderd. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.
8.3 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 7 lid 1 sub d vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, uitsluitend op de tot '
Wonen' aangewezen gronden, mits:
- de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functioneren;
- de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd, op een voldoende groot perceel, waarbij op het perceel voldoende buitenruimte aanwezig blijft;
- in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast worden gerealiseerd.
8.4 Afwijken ten behoeve van kinderdagverblijf
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in
artikel 7 lid 1 sub f vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een woning, mits:
- de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
- het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
- de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
- ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
- er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
8.5 Algemene afwijking openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of weg- en railverkeer
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning van deze regels afwijken voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het weg- en railverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen, overeenkomstig de opgenomen bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6 lid 1 sub d Wet ruimtelijke ordening, die onderdeel uitmaakt van dit plan, nemen Burgemeester en Wethouders de volgende regels in acht:
- het ontwerp van de nader gestelde eisen ligt gedurende 2 weken ter gemeentesecretarie terinzage;
- de tervisielegging wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze en door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag of nieuwsbladen;
- belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van tervisielegging zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen nadere eisen.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Dubbelbestemmingen - enkelvoudige bestemmingen
Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bouw- en omgevingsvergunningsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming in acht te worden genomen.
11.2 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 12 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12 lid 1 sub a met maximaal 10%;
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of laten hervatten;
- Het bepaalde onder artikel 12 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Velddriel herziening 2017, Sint Antoniusstraat" van de Gemeente Maasdriel.