direct naar inhoud van Regels
Plan: Kerkdriel herziening 2023, Nieuwstraat 10
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1145-ON02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Kerkdriel herziening 2023, Nieuwstraat 10' met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1145-ON02 van de gemeente Maasdriel.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.4 aan huis verbonden beroep

Het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie.

1.5 aan- of uitbouw

Een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bed & breakfast

Een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.10 bedrijf

Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van inrichtingen.

1.11 begane grond

De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.12 bestaand

Bestaand en/of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo of opvolgende wetgeving.

1.16 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.17 bijgebouw

Een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.

1.21 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bouwwijze

De wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' wordt het hoofdgebouw van een woning niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' wordt het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw begrensd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' wordt hoofdgebouw van een woning naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' wordt in één gebouw, bestaande uit meer lagen, meer woningen gebouwd.
1.26 coffeeshop

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren.

1.27 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 (zakelijke) dienstverlening

Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie, zoals een wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/ telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.29 discotheek

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.30 evenement

Een activiteit, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.31 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gestapeld

Woningen boven een andere woning of functie.

1.33 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 horeca

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • a. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren of zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • b. categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, automatiek, afhaalrestaurant;
  • c. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bardancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops.
1.35 huishouden

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.

1.36 kamerverhuur

woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.

1.37 kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.38 kinderdagverblijf

Opvang van kinderen in een crèche of daarmee vergelijkbaar verblijf, gedurende één of meer dagdelen per week, het hele jaar door.

1.39 maatschappelijk

Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening.

1.40 omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo of opvolgende wetgeving.

1.41 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.42 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.

1.43 peil
  • a. in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • b. in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • c. in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
1.44 portiek

Overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw.

1.45 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 serre

Een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uibouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is.

1.47 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel.

1.48 vrijstaande woning

Een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een aangrenzende woning.

1.49 webwinkel

Een bedrijf dat zich toelegt op het (doen) thuis leveren van goederen op schriftelijke, telefonische of elektronische order van klanten en dat op de bedrijfslocatie geen directe contactmogelijkheden (balie, showroom, afhaalcentrum) met klanten biedt.

1.50 wonen

het huisvesten van een huishouden in een woning/wooneenheid.

1.51 woning

Een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.

1.52 wooneenheid

een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden.

1.53 zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning

twee of meerdere personen, die geen huishouden vormen, maar in een situatie of traject afhankelijk van zorg- en begeleiding, zoals bedoeld in de Woonzorgvisie, voor een bepaalde periode of regulier gezamenlijk in een woning of woonvorm wonen, waarbij iedereen minimaal beschikt over een eigen onzelfstandige wooneenheid (kamer) en er sprake is van een aantal gemeenschappelijke voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de diepte van een woning

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.

2.7 het bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat met bebouwing mag worden bebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep;

met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, watergangen waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:

  • a. maximaal het aantal woningen, zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met deze aanduiding is opgenomen, overeenkomstig de bouwwijze zoals hierna per bouwvlak door middel van een aanduiding is aangegeven:

Aanduiding   Bouwwijze  
[tae]   twee-aaneen  

  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. overkappingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
3.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaats van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
  • c. woningen mogen plat of met een kap worden afgedekt. In het laatste geval bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65°, met dien verstande dat indien de bestaande dakhelling kleiner is, de bestaande dakhelling is toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 10 meter;
  • d. onderkeldering van het hoofdgebouw is toegestaan tot een diepte van maximaal 3 m, uitgezonderd onderkeldering voor zwembaden waarbij de diepte maximaal 6 m mag bedragen;
  • e. een toegang van buitenaf tot kelders mag uitsluitend aan de achtergevel worden gesitueerd;
  • f. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet boven peil liggen.
3.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', onverminderd het bepaalde onder b;
  • b. op de gronden die zijn gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens, mag bij elke woning ten hoogste één aan- of uitbouw (portiek of serre) worden gebouwd. Voor deze aan- of uitbouw geldt een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 3 m;
  • c. per bouwperceel mogen de volgende bebouwingspercentages niet worden overschreden:
    • 1. 40% voor twee-aaneen woningen [tae];
  • d. op elk bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 50 m², onverminderd het bepaalde onder c.;
  • e. indien het oppervlak van het bouwperceel meer dan 400 m² bedraagt, mag de onder d. genoemde oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een totale bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen van maximaal 150 m²; de onder c. genoemde bebouwingspercentages mogen hierbij niet worden overschreden;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • g. voor zover de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen niet voldoen aan het bepaalde onder a. tot en met f., zijn in afwijking hiervan de bestaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. hoogte  
Overkappingen met een open constructie en pergola's   3 m  
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens of in het verlengde daarvan   1 m  
Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten   2 m  
Vlaggenmasten   6 m  

De bebouwde oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande, dat het in 3.2.3 onder c. bedoelde bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

3.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
  • b. bedrijfsactiviteiten, waaronder tevens begrepen aan huis verbonden bedrijf.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of aan- of uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 als genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de bedrijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf;
  • c. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen worden de voorrangsregels uit artikel 15.1 en 15.2 in acht genomen.

4.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

4.2.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen

Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Indien uit het in 4.2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 4.2.2 is niet van toepassing:

  • a. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunning
  • a. het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • b. de omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaam heden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. voor zover de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • e. voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.
4.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in 4.3.1 is niet van toepassing:

  • a. voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
  • b. wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • d. bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
  • e. bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • f. bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
  • g. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • h. voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • i. voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 500 m².
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • b. de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Groen

6.1 Algemeen

Inzake Groen gelden de volgende regels:

6.1.1 Voorwaardelijke verplichting groen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voldaan aan de boomnorm, de groennorm en de groennorm bedrijventerreinen. De omvang van de boomnorm en groennorm wordt vastgesteld met toepassing van het “Deelvisie Groen en Bomen”;
  • De boomnorm betreft minimaal 0,4 boom per inwoner binnen de bebouwde kom en 1,4 boom per inwoner in het buitengebied.
  • De groennorm betreft minimaal 24,4 m2 per inwoner in de bebouwde kom.
  • De groennorm bedrijventerreinen betref 10% van het kaveloppervlak en 10% van de openbare ruimte;
  • b. Als de onder lid a bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
6.1.2 Uitzondering

Het bepaalde in 6.1.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over groen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.

6.1.3 Afwijkende eisen

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijkende eisen stellen ten aanzien van de omvang van de boomnorm en groennorm, zoals bedoeld in 6.1.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is. De initiatiefnemer stelt hiervoor, in overleg met de gemeente, een motivering en berekening op.

Artikel 7 Parkeren

7.1 Algemeen

Inzake Parkeren gelden de volgende regels:

7.1.1 Parkeren
  • a. Bij:
    • 1. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij sprake is van een toename in de parkeerbehoefte; en/of
    • 2. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken, uitsluitend voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte,

staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels en bijlagen van de 'Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel, vastgesteld d.d. 10 december 2020' wordt gerealiseerd.

  • b. De afmetingen van parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's en bedragen ten minste de afmetingen zoals genoemd in de Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel.
  • c. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels parkeren en/of bijlagen zoals benoemd in dit artikel wijzigen, gelden de gewijzigde regels/bijlagen, met dien verstande dat dit niet geldt voor de in bijlage 1 van deze regels genoemde plannen.
  • d. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.
7.1.2 Binnenplanse afwijking parkeren

Burgemeester en wethouders, of haar rechtsopvolger, kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.1 indien:

  • a. de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; en/of
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
  • c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of
  • d. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden; en/of
  • e. aangetoond kan worden dat voldaan kan worden aan een lagere parkeernorm.
7.1.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.1.2 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de ontwikkeling ruimtelijk en milieukundig gezien inpasbaar is.
7.1.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunningverlening

Aan omgevingsvergunningen als bedoeld in 7.1.1 en 7.1.2 kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een instandhoudingsplicht van voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 8 Waterberging

8.1 Algemeen

Inzake Waterberging gelden de volgende regels:

8.1.1 Voorwaardelijke verplichting waterbergingen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging. De compensatienorm voor de hemelwatervoorziening is 43,6 mm/m² (T=10+10%) voor alle te handhaven bestaande en nieuwe verharde oppervlakten binnen het plangebied. De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van het “Hemelwaterbeleid gemeente Maasdriel” behorende als bijlage C bij het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026;
  • b. Als de onder lid a bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
8.1.2 Uitzondering

Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over waterbergingen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.

8.1.3 Afwijkende eisen

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijkende eisen stellen ten aanzien van de waterberging, zoals bedoeld in 8.1.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is. De initiatiefnemer stelt hiervoor, in overleg met de gemeente, een motivering en berekening op

8.1.4 Peilen

Onderstaande regels betreft de herziening van de regels inzake peilen.

8.1.5 Voorwaardelijke verplichting peilen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen staat vast dat wordt voldaan aan het bouwpeil en het vloerpeil. De omvang van het bouwpeil en het vloerpeil worden vastgesteld met toepassing van het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026.

- Het bouwpeil ligt:

  • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): minimaal 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: minimaal 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: minimaal 15 cm boven de kruin van de weg.

- Het vloerpeil van de woning ligt 30 cm boven het hoogtepunt van de weg;

  • b. Als de onder lid a bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
8.1.6 Uitzondering

Het bepaalde in 8.1.5 is niet van toepassing op bouwplannen waarover voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan privaatrechtelijke afspraken over peilen tussen de initiatiefnemer en de gemeente zijn gemaakt.

Artikel 9 Verkamering wonen

9.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik wordt in dit bestemmingsplan mede verstaan:
    • 1. het gebruik van bedrijfswoningen, dienstwoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor de huisvesting van één huishouden, waaronder in ieder geval wordt begrepen kamerverhuur en het gebruik voor zorg- en begeleidingsafhankelijke bewoning.
  • b. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing indien er sprake is van een op legale wijze tot stand gekomen gebruik door meer dan één huishouden, dan wel door een bestaande zorg- of begeleidingsafhankelijke bewoning.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels
9.2.1 Wonen in een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van wonen in de vorm van een zorg- of begeleidingsafhankelijke woning, mits dit in overeenstemming is met de 'Woonzorgvisie Bommelerwaard 2020-2024', die op 7 november 2019 is vastgesteld of de rechtopvolger van deze beleidsregel.

9.2.2 Huisvesting tijdelijke arbeidskrachten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten, niet zijnde geconcentreerde huisvesting, mits één en ander past binnen de gestelde randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in het 'Beleid huisvesting arbeidsmigranten 2019' dat op 16 april 2020 is vastgesteld of de rechtsopvolger van deze beleidsregel.
  • b. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kan het college van burgemeester en wethouders voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
    • 1. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
    • 2. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
    • 3. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
    • 4. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' dient rekening te worden gehouden met de bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de waterkering, gericht op de kering van het rivierwater.

10.2 Vrijwaringszone - radar
10.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn de gronden primair bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied Volkel.

10.2.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in 10.2.1 mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken niet boven de 65 m NAP uitkomen.

10.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 voor het oprichten van bouwwerken waarvan de bouwhoogte boven de 65 m NAP uitkomt, mits de radarverstoring blijkens doorrekening door het Ministerie van Defensie minder dan 10% bedraagt. Hierover dient derhalve tevoren advies te zijn ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Verboden gebruik gronden en opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting;
  • b. het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  • c. het uitoefenen van een bed & breakfast;
  • d. het houden van evenementen;
  • e. het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  • f. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijking tot 10%

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

12.2 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 11.1 vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, uitsluitend op de tot 'Wonen' aangewezen gronden, mits:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning of het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  • c. ten behoeve van de bed & breakfast in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  • d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.
12.3 Afwijking kinderdagverblijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.1 vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een woning, mits:

  • a. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
  • c. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
  • d. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
  • e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
  • f. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 14 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.

15.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

15.3 Parkeren

Bij:

  • 1. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij sprake is van een toename in de parkeerbehoefte; en/of
  • 2. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken, uitsluitend voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte,

staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels en bijlagen van de 'Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel, vastgesteld d.d. 10 december 2020' wordt gerealiseerd.

  • d. De afmetingen van parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's en bedragen ten minste de afmetingen zoals genoemd in de Nota Parkeernormen 2020 gemeente Maasdriel.
  • e. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels parkeren en/of bijlagen zoals benoemd in dit artikel wijzigen, gelden de gewijzigde regels/bijlagen, met dien verstande dat dit niet geldt voor de in bijlage 1 van deze regels genoemde plannen.
  • f. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.

15.3.1 Binnenplanse afwijking parkeren

Burgemeester en wethouders, of haar rechtsopvolger, kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.3 indien:

  • a. de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; en/of
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
  • c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of
  • d. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden; en/of
  • e. aangetoond kan worden dat voldaan kan worden aan een lagere parkeernorm.

15.3.2 Voorwaarden voor omgevingsvergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 15.3.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de ontwikkeling ruimtelijk en milieukundig gezien inpasbaar is.

15.3.3 Voorwaarden aan omgevingsvergunningverlening

Aan omgevingsvergunningen als bedoeld in 15.3 en 15.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een instandhoudingsplicht van voldoende parkeergelegenheid.

15.3.4 Ontwikkelingen

In geval van nieuwe ontwikkelingen dienen de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 Gemeentelijke parkeernormen in acht te worden genomen.

15.3.5 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.3.4, indien nieuwe gemeentelijke parkeernormen zijn vastgesteld.

15.4 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Algemeen
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16.1.1met maximaal 10%.

16.1.3 Uitzondering

Artikel 16.1.1 is niet van toepassing op niet vergunningsvrije bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoel in artikel 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering

Artikel 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kerkdriel herziening 2023, Nieuwstraat 10'

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van ...............................

Mij bekend,

de raadsgriffier.