direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied herziening 2014, Koestraat 24, 28, 30 en 32
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1089-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2014, Koestraat 24, 28, 30 en 32' met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1089-VG02 van de gemeente Maasdriel;

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, bijvoorbeeld op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch of ontwerptechnisch gebied, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:

- het telen van gewassen, waaronder mede begrepen de houtteelt, en/of

- het houden van dieren

met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, uitgezonderd mestbewerking. Hieronder worden in ieder geval verstaan: grootveeklinieken, KI-station, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;

agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven;

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zi

bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

bestaand:

- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan;

- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bijgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen niet als hoofdgebouw kan worden aangemerkt.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

grondgebonden agrarische bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat zijn hoofdinkomen haalt uit het houden van melk- of zoogkoeien, en/of het telen in de open grond van akkerbouwgewassen, tuinbouwgewassen of fruit.

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

kampeermiddel:

- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

- enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder 1 en 2 bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

kas:

een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend en transparant materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.

nevenactiviteit: 

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik gemaakt wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en champignonkwekerij.

omschakeling:

omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.

paddenstoelenkwekerij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van champignons en andere paddenstoelen en zwammen in gebouwen.

paardenbak:

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen.

peil:

bij gebouwen in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde hoogte van de grond op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar de weg; bij gebouwen niet gelegen in geaccidenteerd terrein: vanaf de kruin van de weg waaraan het bouwperceel gelegen is; bij andere bouwwerken: vanaf de laagste hoogte van de aan het ander bouwwerk aansluitende grond.

permanente bewoning:

bewoning door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, sta-caravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen- en boomteelt; te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • laag / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1.50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, lage tunnels;
  • laag / permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1.50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog / tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1.50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • hoog / permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1.50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • overig: vraatnetten, boomteelthekken;

vollegrondstuinbouw:

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van gewassen, daaronder niet begrepen de boomteelt.

volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

woning: 

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, die in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • b. een niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. behoud en herstel van de waardevolle landschapselementen;
  • e. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • f. bescherming van ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • g. behoud en ontwikkeling ecologische waarden;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. paden en landwegen;
  • j. bestaande perceelsontsluitingen;
  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  • m. voorzieningen van openbaar nut;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijgebouwen;
  • d. recreatieve voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Algemeen
  • a. Agrarische bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.
  • c. Een paddenstoelenkwekerij is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenkwekerij'.
3.2.3 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  bedrijfsgebouwen   bedrijfswoning   bijgebouwen bij bedrijfswoning   bestaande gebouwen buiten bouwvlak  
situering   binnen bouwvlak   binnen bouwvlak en ter plaatse van aanduiding 'bedrijfswoning'   binnen bouwvlak   max. bestaand  
goothoogte   max. 6.5 m   max. 6.5 m   max. 3.5 m   max. bestaand  
bouwhoogte   max. 11 m   max. 9 m   max. 6.5 m   max. bestaand  
bebouwde oppervlakte   geen beperking, met dien verstande dat:
- bij niet-glastuinbouwbedrijven maximaal 1000 m2 aan kassen is toegestaan ten behoeve van (klein)fruitteelt, bollenteelt en (zaad)veredeling,
- bij bedrijven met een niet-agrarische nevenactiviteit de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die wordt gebruikt ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteit niet mag worden uitgebreid.  
geen beperking   50 m2   max. bestaand  
inhoud   -   max .750 m3   -   max. bestaand  
aanvullend   voor zover de bestaande goothoogte, bouwhoogte, inhoud respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima

afstand kassen tot woning(en) van derden minimaal 50 m  
voor zover de bestaande goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima   voor zover de bestaande goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima   -  

3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  andere bouw-werken, zoals sleufsilo's en mest-opslagplaatsen   andere bouwwerken zoals hooibergen, en voedersilo's   overige andere bouwwerken   andere bouwwerken in de vorm van wandelkappen voor agrarische bedrijven  
situering   binnen bouwvlak   binnen bouwvlak   -   binnen en aansluitend aan het bouwvlak tot een maximum van 2 ha, mits:
1. de wandelkappen noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; 2. de wandelkappen noodzakelijk zijn vanwege de vruchtwisselingseis bij teelt in de grond;
3. rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarden;
4. de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast.  
bouwhoogte   max. 6 m   max. 20 m   max. 1 m, met dien verstande dat voor teeltondersteunende voorzieningen op het bouwvlak een hoogte van max. 6 m geldt en voor een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een hoogte van max. 2,5 m geldt   max. 4 m  

3.2.5 Overige gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, abri's, schakelstations, meet- en regelstations   overige andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, zoals andere bouwwerken ten behoeve van het recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding  
situering   -   -  
goothoogte   max. 2,7 m   -  
bouwhoogte   max. 3,5 m   max. 2 m, met dien verstande dat andere bouwwerken ten behoeve van de openbare verkeersverlichting max. 6 m hoog mogen zijn  
bebouwde oppervlakte   max. 15 m2   -  
aanvullend   voor zover de bestaande goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima   voor zover de bestaande goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de tabel van artikel 3.2.3 teneinde melkstallen, materialenbergingen en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak te situeren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorzieningen binnen het bouwvlak op te richten;
  • b. er moet sprake zijn van een in bedrijf zijnd agrarisch bedrijf;
  • c. deze voorziening is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte voor deze voorzieningen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 75 m2;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden plaats;
  • g. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord;
3.3.2 Vergroten oppervlakte kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de tabel van artikel 3.2.3 teneinde bij niet-glastuinbouwbedrijven de maximaal toegestane oppervlakte van 1000 m2 aan kassen ten behoeve van (klein)fruitteelt, bollenteelt (zaad)veredeling te vergroten tot 1500 m2, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • b. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Verhogen goothoogte

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 3.2.3. teneinde de goothoogte van bedrijfsgebouwen te het verhogen tot maximaal 9 meter, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf ;
  • b. de architectonische waarden moeten behouden blijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

3.3.4 Verkleinen afstand kassen tot woningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de tabel van artikel 3.2.3 teneinde de afstand van kassen tot woningen van derden te verminderen tot ten minste 10 meter, mits voldoende waarborgen aanwezig zijn dat er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefklimaat.

3.3.5 Sleufsilo's en mestopslagen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de tabel van artikel 3.2.4 teneinde sleufsilo's en mestopslag buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorzieningen binnen het bouwvlak op te richten;
  • b. deze voorziening is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de goothoogte van sleufsilo's en mestopslagen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van de mestopslag mag niet meer bedragen dan 750 m2 per agrarisch bedrijf;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden plaats.
3.3.6 Vergroten bouwhoogte overige andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de tabel van artikel 3.2.4 teneinde overige andere bouwwerken met een grotere bebouwingshoogte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de bebouwingshoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. het betreft bouwwerken van beperkte omvang;
  • c. de bouwwerken hebben geen invloed op de openheid en beleving van de directe omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Geluidscherm

Op de locatie Koestraat 24 mogen de gronden pas in gebruik worden genomen ten behoeve van een champignonkwekerij nadat ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening is opgericht van minimaal 8 m lengte en minimaal 2,2 m hoogte. Deze geluidwerende voorziening dient in stand te worden gehouden.

3.4.2 Strijdig gebruik

Het is verboden de binnen de bestemming 'Agrarisch' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het agrarisch gebruik van gronden waarop zich waardevolle landschapselementen bevinden;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor het geplaatst houden van kampeermiddelen, behoudens kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
    • 1. slechts kampeermiddelen met een niet-permanent karakter zijn toegestaan (tenten, toercaravans e.d.);
    • 2. maximaal 10 kampeermiddelen zijn toegestaan en uitsluitend in de periode tussen 15 maart en 31 oktober;
    • 3. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst op het agrarisch bouwvlak en binnen een afstand van maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwblok waarbij de kampeermiddelen horen;
    • 4. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een afstand van ten minste 10 m tot een – als zodanig bestemde – verharde weg in acht te worden genomen;
  • f. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • g. het gebruik van gronden buiten de agrarische bouwpercelen voor paardenbakken;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van in- en uitritten, ontsluitingen en laden en lossen ten behoeve van bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'verkeer uitgesloten'.

3.4.3 Omschakeling
  • a. Omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid is niet toegestaan; omschakelen van niet-grondgebonden naar grondgebonden bedrijvigheid mag wel. Omschakeling naar houtteelt is enkel via wijziging toegestaan.
  • b. Een niet-grondgebonden agrarische tak is als nevenactiviteit bij een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan, met dien verstande, dat het vloeroppervlak ten dienste van niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten per bedrijf maximaal 250 m² mag bedragen, uitgezonderd bij agrarische bedrijven met bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten met een vloeroppervlak groter dan 250 m², waar het vloeroppervlak ten dienste van niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten per bedrijf maximaal 500 m² mag bedragen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kampeermiddelen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om maximaal 25 kampeermiddelen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de afwijking kan slechts worden verleend voor de periode tussen 15 maart en 31 oktober;
  • b. er dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

3.5.2 Niet agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om naast de agrarische bedrijfsvoering een niet-agrarische nevenactiviteit te hebben tot een vloeroppervlak van ten hoogste 350 m2 en ten hoogste 25% van het bebouwd oppervlak, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking;
  • b. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten;
  • c. de niet-agrarische nevenactiviteit mag niet te publieksgericht zijn;
  • d. detailhandel in niet aan het buitengebied gerelateerde producten, cafés en grootschalige verblijfsaccommodaties zijn niet toegestaan.
  • e. voor zover het gaat om bed & breakfast als niet-agrarische nevenactiviteit geldt bovendien dat maximaal 5 appartementen toegestaan dat het vloeroppervlak per appartement niet meer mag bedragen dan 100 m2.
3.5.3 Huisvesten van arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om naast de agrarische bedrijfsvoering huisvesting van arbeidsmigranten toe te staan tot een oppervlak van ten hoogste 350 m2 en ten hoogste 25% van het bebouwd oppervlak, mits aan de volgende voorwaarde is voldaan:

  • a. er dient te worden voldaan aan alle uitgangspunten en voorwaarden welke zijn opgenomen in de "Nota Huisvesting arbeidsmigranten 2014" d.d. 18 december, vastgesteld door het college op 5 februari 2014;
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de in de volgende tabel vermelde werken en werkzaamheden uit te voeren.

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden   criteria voor het verlenen van een omgevingsvergunning  
Het aanleggen van bogaarden binnen een afstand van 50 m van een gevoelige bestemming   aangetoond wordt dat het woon- en/of verblijfsklimaat binnen de genoemde functies niet onevenredig wordt aangetast  
Het aanleggen van (aarden) wallen met een hoogte van meer dan 1 meter en het graven van vijvers en andere waterpartijen met een diepte van meer dan 1 m   1. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden plaats;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast  
het verwijderen van houtopstanden   geen aantasting vindt plaats van waardevolle landschapselementen  
het aanbrengen van verhardingen   geen aantasting vindt plaats van waardevolle landschapselementen  
het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, voor zover niet zijnde de categorie laag/tijdelijk (zie begripsbepaling)   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
2. een afstand van 50 meter uit de bestemming de bos en natuur moet in acht worden genomen;
3. rekening wordt gehouden met de landschappelijke waarden;
4. de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast;
5. enkel zijn toegestaan de volgende voorzieningen: - containervelden via omkeerbare voorzieningen aansluitend aan het bouwblok, tot een maximum van 4 ha.; - hagel-/kersennetten - stellingenteelt via omkeerbare voorzieningen aansluitend aan het bouwblok tot een maximum van 2 ha.  

Het vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en onderhoud;
  • d. die worden uitgevoerd op het agrarisch bouwvlak.

3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het (voormalige) agrarisch bedrijf om te zetten in een burgerwoning of woongebouw met bijgebouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
  • b. de wijziging past binnen het ‘Beleidskader hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied’ en de daarin opgenomen uitgangspunten en (rand)voorwaarden, zoals die is opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
  • c. een burgerwoning, met bijgebouwen en andere bouwwerken voldoet aan het bepaalde in artikel 3.2.3, met dien verstande dat de inhoud niet meer mag bedragen dan 600 m3;
  • d. de goot- en bebouwingshoogte van een woongebouw mag maximaal 6,5 m respectievelijk 9 m bedragen;
  • e. de goot- en bebouwingshoogte van een bijgebouw bij een woongebouw mag maximaal 3,5 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • f. een bijgebouw bij een woongebouw mag uitsluitend worden gesitueerd op maximaal 20 m uit de zijgevel van het woongebouw, op maximaal 30 uit de achtergevel van het woongebouw en op minimaal 3 m achter de voorgevel van het woongebouw.

Burgemeester en Wethouders kunnen daarbij nadere eisen stellen aan de maatvoering en situering van het woongebouw en bijgebouw, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing te bewerkstelligen.

3.7.2 Wijzigen naar niet agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming om te zetten in een niet agrarische bedrijfsbestemming, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging past binnen het ‘Beleidskader hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied’ en de daarin opgenomen uitgangspunten en (rand)voorwaarden, zoals die is opgenomen als bijlage bij deze regels;
  • b. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
  • c. maximaal 500 m2 van de bestaande gebouwen mag voor deze functie worden aangewend; de overige gebouwen dienen te worden gesloopt, tenzij het betreft monumentale of karakteristieke gebouwen;
  • d. vervangende nieuwbouw is niet toegestaan. In afwijking hiervan geldt voor glastuinbouwbedrijven dat de totale glasopstand dient te worden gesloopt en dat de overige gebouwen geheel mogen worden behouden en aangewend voor de nieuwe functie;
  • e. buitenpandige opslag is niet toegestaan; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen;
  • f. de milieubelasting mag niet toenemen; de bedrijfsactiviteiten dienen te vallen onder de in de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage ) opgenomen categorieën 1 en 2, dan wel qua aard, ruimtelijke invloed en milieubelasting gelijkwaardig te zijn aan deze categorieën;
  • g. het bedrijf dient gelet op de ligging, aard, en omvang, ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte (milieu)hinder te veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling;
  • i. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
  • j. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het oprichten van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • l. detailhandel is niet toegestaan, tenzij gerelateerd en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  • n. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • o. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor een timmerbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken
  • a. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming toegestaan.
  • b. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning; er mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden opgericht.

4.2.2 Gebouwen

De volgende bepalingen dienen in acht te worden genomen:

  bedrijfsgebouwen   Bedrijfswoning   bijgebouwen bij bedrijfswoning   andere bouwwerken  
situering   Uitsluitend op de bestaande locatie en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitbreiding'   Uitsluitend op de bestaande locatie;   min 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning   -  
goothoogte   geen beperking   max. 6,5   max. 3,5 m   -  
bouwhoogte   max .10 m, behoudens schoorstenen ten behoeve van een ketelhuis die max. en min.15 m hoog dienen te zijn   max. 9 m   max. 6.5 m   max. 6 m, behoudens erfafscheidingen die 2 m hoog mogen zijn  
inhoud   geen beperking   max. 600 m3   geen beperking   -  
bebouwde oppervlakte   max. 945 m2,, met dien verstande dat een uitbreiding met maximaal 10% is toegestaan

 
-   De totale bebouwde oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m2   geen beperking  
aanvullend   voor zover de bestaande bouwhoogte meer bedraagt dan in de kolom hierboven aangegeven, geldt deze bestaande maatvoering als maximum   voor zover de bestaande goothoogte, inhoud respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven, gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima   voor zover de bestaande goothoogte, inhoud respectievelijk bebouwde oppervlakte meer bedragen dan in de kolom hierboven aangegeven, gelden deze bestaande maatvoeringen als maxima   -  

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in de tabel van artikel 4.2.2 teneinde de inhoud van de bedrijfswoning te vergroten tot maximaal 750 m3, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische of architectonische waarden;
  • b. de vergroting van de woning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieuwetgeving.

4.3.2 Uitbreiding bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 4.2.2 teneinde uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf mogelijk te maken, mits de afwijking past binnen het 'Beleidskader hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied' en de daarin opgenomen uitgangspunten en (rand)voorwaarden, zoals dit is opgenomen als bijlage bij de regels.

4.3.3 Afwijken hoogte schoorsteen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in de tabel van artikel 4.2.2 teneinde een lagere hoogte voor de schoorstenen ten behoeve van een ketelhuis toe te staan, mits:

  • a. middels onderzoek is aangetoond dat het woon- en leefklimaat van omwonenden niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de binnen de bestemming 'Bedrijf' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, behoudens detailhandel als nevenactiviteit van het niet-agrarisch bedrijf dan wel detailhandel op locaties waar dat ingevolge de toegekende functie ingevolge de Staat van bedrijven is toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor bedrijven, die krachtens artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor een andere bedrijfsuitoefening dan als bedoeld in 4.1;
  • f. het gebruiken van gronden en opstallen als afvalverwerkingsbedrijf;
  • g. het gebruik van gebouwen voor het pasteuriseren en conditioneren van tunnelstof tot een voor enten en doorgroeien geschikt substraat;
  • h. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • i. het gebruik van gronden voor lawaaisporten;
  • j. het gebruik van opstallen voor permanente bewoning, tenzij het betreft de bestaande bedrijfswoning;
  • k. het gebruik van gronden ten behoeve van in- en uitritten, ontsluitingen en laden en lossen ten behoeve van bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'verkeer uitgesloten'.

4.6 Wijzigingsbevoegdheden

4.6.1 Wijziging naar een ander type bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een andere vorm van niet-agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan; bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe functie (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het een gemeentelijk monument of een rijksmonument betreft;
  • b. de bedrijfsactiviteiten dienen te vallen onder de in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage) opgenomen categorieën 1 en 2, dan wel qua aard, ruimtelijk invloed en milieubelasting gelijkwaardig te zijn aan deze categorieën, ook al worden zij in de bedrijvenlijst ingedeeld in categorie 3;
  • c. omschakeling van een agrarisch technische hulpbedrijf naar een overig niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan; omschakeling van een overig niet-agrarisch bedrijf naar een agrarisch technisch hulpbedrijf is wel toegestaan;
  • d. buitenpandige opslag is niet toegestaan, tenzij landschappelijk inpasbaar; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen;
  • e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. een tweede bedrijfswoning, voor zover niet reeds aanwezig, is niet toegestaan;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  • h. detailhandel is niet toegestaan, tenzij gerelateerd en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  • i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord;
  • l. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.6.2 Wijzigen naar Agrarisch

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in een agrarische bestemming met een bouwvlak mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er dient sprake te zijn van de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf; hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door de gemeenteraad van Maasdriel aan te wijzen onafhankelijk, agrarisch deskundige;
  • b. de wijziging is uitsluitend toegestaan indien het bestemmingsvlak wordt omgeven door agrarische bestemmingen;
  • c. er dient rekening te worden gehouden met aanwezige waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap gehoord;
  • h. de regels van artikel 3 zijn van toepassing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen overeenkomstig onderliggende bestemming

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

5.2.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen

Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in 5.2.2 is niet van toepassing:

  • a. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 250 m².

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunning

het is verboden op of in de gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 1. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
    • 2. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
    • 5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaam heden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal
  • b. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. voor zover de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.

5.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in 5.3.1 is niet van toepassing:

  • a. voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond;
  • b. wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • d. bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn;
  • e. bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op bas van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • f. bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist;
  • g. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • h. voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • i. voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 250 m².

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • b. de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verboden gebruik gronden en opstallen
7.1.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor een seksinrichting;
  • b. voor zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  • c. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  • d. voor het uitoefenen van een bed & breakfast;
  • e. voor het houden van evenementen;
  • f. voor het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
  • g. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
8.1.1 Zone omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn mede bestemd voor de instandhouding en de bescherming van de grondwaterwinning.

8.1.2 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • andere bouwwerken tot een maximale hoogte van 2 m met een uitzondering van mestopslagplaatsen, en
  • bebouwing ten behoeve van het waterleidingbedrijf.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.1.2 voor wat betreft het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de ter plaatse geldende bestemmingen; hiertoe dient schriftelijk advies te worden verkregen van de grondwaterbeheerder. In geval van negatief advies van de grondwaterbeheerder, wordt de bedoelde afwijking niet eerder verleend dan nadat van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de afwijking geen bezwaar hebben.

8.1.4 Gebruiksregels

Het is verboden de gronden en opstallen gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op zodanige wijze dat daardoor de kwaliteit van de bodem en de kwaliteit van het (grond)water in gevaar kan komen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijking van de regels tot 10 %

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, tenzij reeds eerder op grond van deze bepaling een afwijking is verleend, een omgevingsvergunnig te verlenen van de regels van het plan voor het vergroten van de inhoud, goothoogte, bebouwingshoogte en bebouwde oppervlakte met maximaal 10% , mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen.
  • d. Van deze afwijking mag geen gebruik worden gemaakt voor:
    • 1. het vergroten van het vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven
    • 2. het vergroten van het vloeroppervlak van nevenactiviteiten bij burgerwoningen
    • 3. het vergroten van de bebouwde oppervlakte van niet-agrarische bedrijven
9.2 Evenementen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in deze regels te verlenen teneinde evenementen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de omvang van het evenement mag niet meer dan 6 ha bedragen;
  • b. de duur van het evenement mag niet meer dan 1 week bedragen;
  • c. er mogen geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap optreden;
  • d. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik.
9.3 Mantelzorg

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelvoorziening, bij de woning blijft van kracht.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen door de plangrenzen met maximaal 10 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
  • c. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Natura 2000 gebied

De in dit plan opgenomen omgevingsvergunningen en wijzigingsbevoegdheden mogen niet leiden tot significant nadelige effecten op de belangen waarop het aangrenzende Natura 2000 gebied toeziet.

11.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, omgevingsvergunnings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.

11.3 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10 %.

12.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2014, Koestraat 24, 28, 30 en 32.