Plan: | Kerkdriel herziening 2016, Paterstraat 5 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1083-VG01 |
Voorliggend bestemmingsplan betreft een initiatief aan de Paterstraat in de kern Kerkdriel. Initiatiefnemer is voornemens de oude vervallen boerderij aan de Paterstraat 5 te slopen en het perceel opnieuw in te richten. Op het perceel zal één nieuwe woning mogelijk worden gemaakt. Om het voornemen mogelijk te maken zal het voor het plangebied vigerende bestemmingsplan moeten worden herzien.
Voorafgaand aan voorliggende bestemmingsplanherziening zijn op de locatie reeds vele onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd ten behoeve van het oorspronkelijke voornemen op de locatie vier woningen te realiseren. Uiteindelijk heeft initiatiefnemer besloten één woning te willen realiseren, waarbij de geldende bestemming en verbeelding slechts op enkele onderdelen wordt aangepast. Voor deze toelichting zijn de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken van het oorspronkelijke plan in de toelichting vertaald naar het nieuwe plan. De onderzoeken van het oorspronkelijke plan zijn verder ongewijzigd in de bijlage van deze toelichting opgenomen.
Het plangebied is gelegen in het zuiden van Kerkdriel aan de Paterstraat. Het perceel heeft een oppervlak van circa 1800 m2. Momenteel wordt het pand gebruikt voor woondoeleinden.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied
Afbeelding 1.2: Plangebied
Afbeelding 1.3: Aanzicht plangebied
Op de locatie vigeert het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" (30 januari 2014 vastgesteld), waar het perceel de bestemming 'Gemengd - voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing' heeft. Bebouwing binnen deze bestemming is enkel mogelijk binnen het bouwvak. Daarnaast is binnen de bestemming enkel de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk. De nieuwe woning betreft een burgerwoning en zal op een andere plaats worden gesitueerd dan met het huidige bouwvlak is toegestaan. Om het initiatief mogelijk te maken dient een bestemmingsplan herziening te worden doorlopen.
Het bestemmingsplan 'Kerkdriel herziening 2016, Paterstraat 5' bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij uitleg van verbeelding en planregels.
Op het perceel is een oude boerderij met enkele vervallen bijgebouwen aanwezig. In totaal heeft het perceel een oppervlak van circa 1800 mE, wat niet meer in gebruik is voor agrarische doeleinden. Het gebouw wordt verhuurd aan derden ten behoeve van woondoeleinden.
In stedenbouwkundig opzicht past het perceel niet in de structuur van de omgeving. Het perceel heeft duidelijke kenmerken van de van oudsher solitaire ligging van het pand. De bebouwing op het perceel is verstopt achterin het perceel en de kavel wordt geheel in beslag genomen door een groot bouwvolume. Vanuit de oorspronkelijke situatie was het een logische indeling, omdat het hoofdgebouw onderdeel was van groot boerenerf, waarmee dit paste in de maat en schaal van de toenmalige kavelverdeling. De omgeving van het plangebied wordt in de huidige situatie gekenmerkt door bebouwing gericht op de ontsluitingswegen met efficiënte en bij de functie passende kavelverdeling. De huidige situering van de bebouwing binnen het plangebied, is afwijkend van de overige bebouwing en doet afbreuk aan de stedenbouwkundige structuur langs de Paterstraat.
Afbeelding 2.1: Plangebied en omgeving
Op circa 300 meter van het plangebied bevindt zich de stellingmolen ‘Sara Catharina”. De molen is gelegen aan de Kievitsham 22 en heeft een stellinghoogte van 4,70 m. Aan deze molen is een molenbiotoop verbonden. Het betreft een cirkelvormige zone rond de molen, die vanwege de windvang, windafvoer en het zicht op de molen, beperkingen oplegt aan het toevoegen van nieuwe bebouwing binnen deze zone.
Afbeelding 2.2: Molenbiotoop rond de 'Sara Catharina”
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van Kerkdriel. Van oorsprong was het plangebied onderdeel van het buitengebied. De Paterstraat vormt van oudsher een scheiding tussen het stedelijk en buitengebied. In de loop der tijd is de zogenoemde zuidzone uitgebreid met woonbestemmingen.
Door het oorspronkelijke landelijke karakter zijn er in de omgeving van het plangebied naast woningbouw nog relatief veel bedrijfsfuncties aanwezig, waardoor de omgeving van het plangebied een gemengd karakter heeft. Om in te spelen op deze transformatie is op alle agrarisch gerelateerde bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming wonen opgenomen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Deze AMvB is het juridisch beleidskader van het Rijk en geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.
Het Barro bewerkstelligt dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
In dit geval is sprake van een lokale ontwikkeling waar geen nationale belangen zoals verwoord in de SVIR en verankerd in het Barro mee zijn gemoeid.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsvisie is op 9 juli 2014 vastgesteld en vervangt het Streekplan Gelderland 2005. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld wat de vervanging is van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. In de tussentijd zijn partiële wijzigingen in deze documenten doorgevoerd. In deze paragraaf vindt een toetsing van het initiatief plaats aan deze documenten. Hierbij is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van de omgevingsvisie en omgevingsverordening zoals die 25 februari 2015 is vastgesteld en is gepubliceerd op 21 augustus 2015.
De Omgevingsvisie bestaat uit een visie en verdiepingsdeel en bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.
Duurzame verstedelijking (paragraaf 3.1.2 Visie en 1.3 Verdieping)
Het accent verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad. Als leidend principe hanteren de provincie en partners de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Belangrijke criteria voor duurzame verstedelijking is dat stedelijke uitbreidingen plaatsvinden in stedelijke gebieden en er een goed evenwicht ontstaat tussen ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestatie c.q. investering in kwaliteit van de leefomgeving.
Het planvoornemen betreft een stedelijke herontwikkeling in een bestaand stedelijk gebied. Het voornemen is hiermee niet in strijd met het provinciaal beleid over duurzame verstedelijking.
Wonen in Rivierenland (paragraaf 3.1.3.6 Visie en 3.2.4 Verdieping)
De kwantitatieve regionale opgave voor wonen wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Hiervoor is het op 12 januari 2010 vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma 3 (hierna KWP3) leidend. Het KWP3 zal op korte termijn worden vervangen door het Regionaal Programma Wonen (RPW). De opgaven uit het provinciale woonprogramma werken partijen in de regio in een Regionale Woonagenda verder uit. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en tenslotte de nieuwbouw.
Binnen het plangebied is in het vigerend bestemmingsplan reeds de bouw van een woning mogelijk. De mogelijkheden beperken zich echter tot een bedrijfswoning. Met het planvoornemen is geen sprake van een toename in woningbouwaantallen, enkel een verruiming van het woongebruik. Het voornemen is niet in strijd met de volkhuisvestelijke belangen van de provincie.
Met betrekking tot de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling zijn artikel 2.2.1 (Wonen) en artikel 2.8.2.1 (Molenbiotoop) van belang. Toetsing aan deze artikelen laat het volgende zien:
Artikel 2.2.1 Wonen
"In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio ."
Zoals beschreven in vorige paragraaf onder het kopje Wonen in Rivierenland , voldoet het planvoornemen aan dit artikel van de Omgevingsverordening Gelderland.
Artikel 2.8.2.1 Molenbiotoop
"In bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop wordt geen nieuwe bebouwing danwel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt."
De ligging van het plangebied in de beschermingszone rond de stellingmolen "Sara Catharina", is in deze toelichting beschreven in hoofdstuk 2 (de huidige situatie).
De belangen voor de molen worden met het planvoornemen niet geschaad, omdat:
Afbeelding 3.1: situatieschets plangebied en molen
Afbeelding 3.2: Aanwezigheid Bossages tussen plangebied en molen
Voldaan is aan de motiveringsplicht over de wijze hoe is omgegaan met de stellingmolen "Sara Catharina". Gebleken is dat het functioneren van de molen door het planvoornemen niet wordt beperkt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 2.8.2.1 van de verordening.
Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel de 'Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel vastgesteld. Deze structuurvisie is de actualisering van de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004-2014 en is daarnaast de ruimtelijke vertaling van de 'Visie Maasdriel 2020+'.
De structuurvisie is een kaderstellend plan, dat duidelijkheid geeft over de plannen en beleidsstukken, die voor de gemeente Maasdriel van belang zijn. Het uiteindelijke ruimtelijke beleid van de gemeente Maasdriel wordt de komende jaren ingevuld door het uitvoeren en uitwerken van tientallen projecten. Hierbij gaat het om woningbouw (in alle segmenten en prijscategorieën), ontwikkeling van bedrijventerreinen en concentratiegebieden voor glastuinbouw en paddenstoelenteelt. Ook aan recreatieve initiatieven en landschap- en natuurontwikkeling wordt aandacht besteed.
Voorliggend project bestaat uit vervangende nieuwbouw van maximaal één woning. In de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel is het volgende bepaald ten aanzien van het bouwen van nieuwe woningen:
“Nieuwe woningbouwlocaties kunnen worden gevonden zowel binnen als buiten de bebouwingscontour. Kwaliteit staat hierbij voorop, meer dan het strakke keurslijf van de bebouwingscontouren”
Uit de kaart bebouwingscontouren van de Structuurvisie (zie afbeelding 3.3) blijkt dat het plangebied binnen de bebouwingscontouren is gelegen. Tevens blijkt uit het visiebeeld (zie afbeelding 3.4) dat het plangebied valt binnen de bestaande kern. Vanuit milieuoptiek dienen tot 2020 bij voorkeur eerst de woningbouwprojecten binnen de bebouwingscontouren van de kernen Hedel, Ammerzoden, Kerkdriel en Velddriel te worden gerealiseerd. Het voornemen dat is typeren als een herontwikkeling van een inbreidingslocatie, is niet in strijd met het beleid uit de structuurvisie.
Afbeelding 3.3: Bebouwingscontour
Afbeelding 3.4: Ligging plangebied in visiebeeld ; ruimtelijk casco
De woningbouwbehoefte en realisatie van woningen wordt door de gemeente gemonitoord in woningmarktonderzoeken en jaarlijks geëvalueerd in een herijking van het woningbouwprogramma. In het in juni 2014 opgestelde rapportage 'actualisering woningmarktonderzoek 2014' van Companen is de woningbehoefte van de gemeente Maasdriel weergegeven. Voor 2014 is op 30 januari 2014 de 'Actualisatie herijking woningbouwprogramma tot 2020' vastgesteld.
Binnen het plangebied is reeds een mogelijkheid tot de bouw van een bedrijfswoning aanwezig. Met het planvoornemen is geen sprake van een toename in woningbouwaantallen, enkel een verruiming van het woongebruik. Om deze reden is het planvoornemen niet in strijd met de volkshuisvestelijke uitgangspunten, zoals vastgelegd in het woningbouwbeleid van de gemeente Maasdriel.
Als conclusie omtrent het gemeentelijk beleid kan worden geconstateerd dat het initiatief niet in strijd is met het gemeentelijke beleid. Gezien de reeds aanwezige mogelijkheid tot het realiseren van een bedrijfswoning binnen het vigerend bestemmingsplan is er sprake van een kleine afwijking ten opzichte van het vigeren planologisch regime. Het realiseren van een burgerwoning is in lijn met het beleidskader dat de gemeente voor de locatie voorstaat.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.
Omdat oorspronkelijk op deze locatie de bouw van vier woningen voorzien was, zijn de onderzoeken die in dit hoofdstuk aan de orde komen, uitgevoerd voor het realiseren van deze vier woningen en niet voor de bouw van één woning. Aangezien de onderzoeken uit het oorspronkelijk plan zijn uitgevoerd voor dezelfde locatie en functie, zijn deze onderzoeken gebruikt als grondslag voor de onderbouwing van de milieuruimtelijke haalbaarheid van voorliggend plan. De onderzoeken van het oorspronkelijk plan zijn hierbij ongewijzigd opgenomen als bijlagen. In de hierna volgende milieuparagrafen zijn de resultaten van het oorspronkelijk plan doorvertaald naar het huidige plan.
Naast de bijstelling in het woningaantal wordt met dit plan de impact op het vigerende planologische regime minder ingrijpend veranderd dan in het oorspronkelijke plan en daarmee de uitgevoerde onderzoeken was beoogd. Immers de nu geldende bestemming 'Gemengd – Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing' en verbeelding worden met het nieuwe plan op slechts enkele onderdelen aangepast. Dit hoofdstuk is toegespitst op de milieuruimtelijke haalbaarheid van deze aangepaste delen.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan is het zaak door middel van een bodemonderzoek de bodemgesteldheid van het plan inzichtelijk te maken. Indien sprake is van bodemverontreiniging dient een afweging plaats te vinden over de te realiseren functies op dan wel nabij betreffende verontreiniging alsmede voor de mogelijke kosten omtrent bodemsanering. De kwaliteit van de bodem dient uiteindelijk zodanig te zijn, dat zij geen belemmering oplevert voor de ter plaatse te realiseren bebouwing, c.q. functies.
Door Lycens Milieu en Ruimte voor het gehele plangebied een verkennend bodemonderzoek opgesteld. Uit het onderzoek volgt de volgende conclusie.
"Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek en de vastgestelde eindsituatie kan worden geconcludeerd dat er, ons inziens, milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de geplande bestemmingsplanwijziging en geplande herontwikkeling van het terrein.
De gestelde hypothese dat de locatie als "niet-verdacht" beschouwd kan worden is niet juist gebleken op basis van de aangetoonde licht verhoogde concentraties in de grond en het grondwater. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht gezien de geringe verhoging."
Het Verkennend bodemonderzoek is als bijlage 1 van onderhavige toelichting opgenomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Aangezien het gaat om vervangende nieuwbouw van maximaal één woning draagt het project in 'niet in betekende mate' bij aan de lucht verontreiniging. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn hierdoor geen belemmeringen voor het project.
In het kader van het Besluit externe veiligheid en inrichtingen is voor het oorspronkelijke initiatief tot het oprichten van 4 woningen een quickscan uitgevoerd. Deze quickscan is als bijlage 2 van deze toelichting bijgevoegd. Uit deze quickscan is gebleken dat voor wat betreft externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig zijn. Omdat het hier gaat om de realisering van één van deze vier woningen blijven de conclusies van deze quickscan onveranderd van toepassing.
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. De woonfunctie blijft immers van toepassing en wordt alleen aangepast door een verruiming van het woongebruik. De nieuwe bestemming 'Gemengd – Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing' blijft voor het overige inhoudelijk onveranderd. In het kader van bedrijven en milieuzonering is hiermee enkel de verplaatsing van het bouwvlak voor de gemengde functie richting de bedrijfsfunctie Paterstraat 7 relevant. De verschuiving richting dit adres heeft verder geen effecten op andere functies in de omgeving van het plangebied.
Welke richtafstanden uit de VNG brochure voor het planvoornemen van toepassing zijn is afhankelijk van het gebiedstype waar het plangebied deel van uitmaakt. De VNG brochure maakt hierbij onderscheid tussen een 'rustige woonwijk' waar hogere hinderafstanden van toepassing zijn dan een 'gemengd gebied'.
Een gemengd gebied is in de VNG brochure als volgt omschreven:
“Een gemengd gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”
Kijkend naar de definitie omschrijving uit de VNG brochure, kan worden geconstateerd dat het plangebied deel uitmaakt van een gemengd gebied. Zo zijn in een straal van 200 meter van het plangebied naast de woningen circa 10 bedrijfsbestemmingen aanwezig. De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich door verschillende functies direct naast elkaar. Zo heeft het plangebied zelf een gemengde bestemming ten behoeve van meerdere functies, betreft het buurperceel (de Paterstraat 7) een bedrijfsbestemming en bevindt zich tegenover het plangebied maatschappelijke bestemmingen in de vorm van een begraafplaats en een riool gemaal. Van een rustige woonwijk is derhalve geen sprake.
Op basis van het gebiedstype gemengd gebied is voor het categorie 2 bedrijf aan de Paterstraat 7 en het plangebied een richtafstand van 10 meter van toepassing. Omdat het nieuwe bouwvlak van de woning op 15 meter van dit bedrijf aanwezig is wordt met het planvoornemen voldaan aan een goede ruimtelijke ordening inzake bedrijven en milieuzonering. Om een goede ruimtelijke ordening in deze situatie te waarborgen, is in de verbeelding en regels van dit plan een zone opgenomen van 10 meter vanaf het bedrijf, waarin gebouwen met verblijfsruimten zijn uitgesloten.
Ter bescherming van ecologische waarden dient er bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet.
Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke en halfnatuurlijk habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.
In de Flora- en faunawet wordt het volgende gesteld: “een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving”. Dit betekent dat onderzocht dient te worden of middels het plan bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.
Door Natuurbank Overijssel een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. De quickscan is als bijlage 3 van onderhavige toelichting opgenomen. Als conclusie van de uitgevoerde Quickscan komt het volgende naar voren.
“Op basis van het uitgevoerde onderzoek, kan niet uitgesloten worden, dat er in het gebouw een vaste rust - en verblijfplaats van één of enkele vleermuizen aanwezig is. Dit terwijl alle vleermuizen strikt beschermd zijn door de Ff-wet. In de quickscan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren naar het voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied.”
Als vervolg op de uitgevoerde quickscan is een aanvullend vleermuizen onderzoek uitgevoerd. Dit vervolg onderzoek is als bijlage 4 opgenomen. In het aanvullend vleermuizenonderzoek komt het volgende naar voren:
"Voorgenomen ontwikkeling heeft geen aantoonbaar negatief effect op het functionele leefgebied van vleermuizen en is hierdoor niet in strijd met de flora- en faunawet. Er hoeft geen ontheffing van de flora en faunawet aangevraagd te worden."
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat met het initiatief voldaan wordt aan de vereisten van de flora en faunawet.
Ten aanzien van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) bepalend. Deze onderscheidt drie vormen van geluidhinder: wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. De wet geeft (voorkeurs) grenswaarden voor de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige functies zoals woningen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dienen deze grenswaarden in acht te worden genomen.
Voor dit bestemmingsplan is het aspect wegverkeerslawaai relevant. Door Buijvoets Bouw en Geluidsadvisering is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd voor het oorspronkelijk plan waarin vier woningen mogelijk worden gemaakt. Uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai blijkt dat middels het voeren van een hogere grenswaarde procedure voldaan kan worden aan de eisen ten aanzien van de Wet geluidshinder. Het onderzoek dient als onderbouwing bij het besluit tot hogere grenswaarde. Het onderzoek is als bijlage 5 van deze toelichting bijgevoegd.
Aangezien de uitgangspunten van voorliggend plan dezelfde zijn als het oorspronkelijk plan (het betreffen beide de functie wonen langs dezelfde weg), kan het akoestisch onderzoek gebruikt worden voor voorliggende woning. Uit het onderzoek is gebleken dat een hogere grenswaarde verleend kan worden en daarmee het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Op 18 april 2013 heeft de gemeenteraad van Maasdriel de Archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart gemeente Maasdriel vastgesteld. Het plangebied is op deze kaart aangewezen als Waarde – Archeologie 3, waar bij bodemingrepen kleiner dan 500 m² en 30 cm diepte zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hierbij gaat het beleid ervan uit dat er sprake moet zijn van bodemingrepen die zowel dieper dan 30 cm en zich over een vlak van meer dan 500 m² plaatsvinden. Aangezien met het planvoornemen maximaal 350 m² aan bebouwing zal worden opgericht, is conform het gemeentelijk archeologie beleid vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Afbeelding 4.1: plangebied in verwachtingskaart Maasdriel
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Voor deze watertoets is ingegaan op de volgende vragen
Ad. 1 Waterkwantiteit
In de beleidsregels van het waterschap is beschreven dat indien de ontwikkeling in kwestie een toename in verhard oppervlak van 500 m² of meer tot gevolg heeft er ruimte voor compensatie van waterberging wordt geëist. In dit geval is geen compensatie vereist aangezien met de ontwikkeling het bebouwd oppervlak maximaal 350 m2 aan verhard oppervlak aanwezig zal zijn. In of nabij het plangebied zijn verder geen watergangen aanwezig.
Ad. 2 Waterkwaliteit
De initiatiefnemer heeft het waterschap Rivierenland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De watertoets geeft inzicht in de uitgangspunten inzake de waterkwaliteit. De resultaten van deze watertoets zijn in de bijlage 6 van onderhavige toelichting opgenomen.
Ad. 3 Waterkeringen
Er zijn in en nabij het plangebied geen waterkeringen aanwezig.
Gezien de bestemming en omvang van het plan, heeft het bouwvoornemen geen negatieve invloed op de waterhuishouding. In het kader van een goede ruimtelijke ordening vormt het aspect water verder geen aandachtspunt.
Met het planvoornemen zal vervangende nieuwbouw plaatsvinden. Het huidige oude vervallen gebouw, zal worden gesloopt, waarbij het perceel opnieuw ingericht wordt ten behoeve van één nieuwe vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken.
De huidige bestemming 'Gemengd - voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing', zal hierbij worden overgenomen met dien verstande dat de mogelijkheid tot bedrijfswoning wordt verruimd met de mogelijkheid van een burgerwoning en het bouwvlak anders op het perceel gesitueerd zal worden.
Voor wat betreft de bebouwingsmaten zijn dezelfde bepalingen opgenomen als in het vigerend bestemmingsplan. Conform het vigerend bestemmingsplan is ook in dit bestemmingsplan een bepaling over de goothoogte opgenomen. Voor de nokhoogte is de vrijwaringszone molenbiotoop bepalend. In het nieuwe bouwplan zal de woning een nokhoogte van 9 meter hebben. Deze hoogte zal mogelijk worden gemaakt met in acht name van de bepalingen uit de vrijwaringszone molenbiotoop in combinatie met eventuele toepassing van de hierin opgenomen afwijkingsbevoegdheid.
Om eventuele milieuhinder van de bedrijfsbestemming aan de Paterstraat 7 tegen te gaan is een zone van 10 meter vanaf dit bedrijf opgenomen, waarin geen verblijfsruimtes mogen worden opgericht.
Afbeelding 5.1: Nieuw bouwvlak
In dit hoofdstuk worden de Verbeelding en bestemmingsregels kort toegelicht. Met het bestemmingsplan wordt voorzien in een planologisch-juridische regeling voor de realisatie van één vrijstaande woning.
Verbeelding
De verbeelding bestaat uit een enkele kaart, waarop ondermeer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
Inleidende regels
Artikelen 1 en 2
Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP2012 en de Standaard van de gemeente.
Bestemmingsregels
Artikel 3: bestemming 'Gemengd - voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing'
Voor deze enkel bestemming is zo veel mogelijk aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan 'Kerkdriel en Hoenzadriel 2013'. De bestemming is op enkele onderdelen gewijzigd, namelijk dat de mogelijkheid tot bedrijfswoning is verruimd naar een burgerwoning en langs de bedrijfsbestemming van de Paterstraat 7 een zone is opgenomen waar het oprichten van verblijfsruimtes niet toegestaan is. De bestaande wijzigingsbevoegdheid om deze bestemming te wijzigen naar de bestemming wonen is onveranderd gebleven.
Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel (conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening).
Artikel 5 Vrijwaringszone-radar en Molenbiotoop
Ter bescherming van het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel en de molen Sara Catharina is een gebiedsaanduiding opgenomen. Met deze gebiedsaanduiding zijn maximale hoogte bepalingen van toepassing, waarmee verstoring van het radargebied en belemmering van de molen voorkomen wordt.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is zijn algemene gebruiksregels opgenomen. De gebruiksvormen die in beginsel niet zijn toegestaan en wel zijn toegestaan zijn hierin genoemd.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, geringe bouwafwijkingen (10% regeling) en bepaalde vormen van gebruik, die conform de bestemmingsomschrijving niet zijn toegestaan, toch toestaan. De criteria, die bij toepassen van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Artikel 8 Algemene procedureregels
De procedure die voor het stellen van nadere eisen dient te worden gevolgd is in dit artikel beschreven.
Artikel 9 Overige regels
Dit artikel bevat overige regels over de omgang tussen enkel bestemmingen en gebiedsaanduidingen en andere wettelijke regelingen.
Artikel 10 en 11 Overgangs- en slotregels
Deze artikelen bevatten achtereenvolgens het overgangsrecht (conform artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) en een slotbepaling.
Op basis van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Op basis van artikel 6.12, tweede lid kan in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Als gevallen als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid wordt onder andere aangewezen de gevallen waarin er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f van het Besluit ruimtelijke ordening. Aan deze onderdelen wordt voldaan, waardoor geen exploitatieplan hoeft worden vastgesteld.
Voor de afwikkeling van planschade is een planschade overeenkomst afgesloten.
Het bestemmingsplan zal de procedure doorlopen zoals is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 11 februari tot en met 23 maart 2016 ter inzage gelegen. Een ieder kon gedurende deze periode een zienswijze indienen tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingekomen.