direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer
Plan: Buitengebied herziening 2010, Laarstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1068-OH01

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagenparkeerterrein', een vrachtwagenparkeerterrein ;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  • e. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. hoogte  
Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen   2 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten   4 m  

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeren werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het (ver)graven, verruimen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
5.3.2 Uitsluiting werken of werkzaamheden

Het onder 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en onderhoud.
5.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien deze geen negatief effect hebben op de waterhuishouding.