direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Buitengebied herziening 2010, Drielseweg 21
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1066-OH01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', geluidschermen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming;
  • b. ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone onbebouwd' is geen bebouwing toegestaan, uitgezonderd het bepaalde in 3.1 sub e en 3.2.3 sub d;
  • c. ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - half open verharding' dient de oppervlakteverharding half open te zijn, uitgezonderd het bepaalde in 3.1 sub e.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de minimale afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • b. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag een gebouw in een van de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd, mits de afstand aan de andere zijde tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 13 meter;
  • e. de gebouwen dienen te zijn voorzien van een plat dak.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bedrijf zijn maximaal drie vlaggenmasten toegestaan, met een maximale hoogte van 15 meter;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • d. de hoogte van de geluidschermen bedraagt minimaal de hoogte zoals aangegeven op pagina 19 van het 'akoestisch onderzoek i.v.m. bestemmingsplanwijziging 'Plangebied Drielseweg 21 te Hedel', d.d. 5 oktober 2010. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van deze regels en is opgenomen als bijlage 2 bij de regels. De maximale hoogte van de geluidschermen is gelijk aan de minimale hoogte.
  • e. de hoogte van reclamezuilen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de afstand van de bebouwing tot de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • b. de situering van de voorgevels;
  • c. de afscherming van zij- en/of achterterrein;
  • d. de situering van de perceelsontsluiting, indien zulks noodzakelijk is:
    • 1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en een waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 2. voor de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 sub b ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in categorie 3.1 van de Lijst van bedrijven, mits gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving de omliggende woningen en bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.