Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zutphenseweg 18 Laren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0262.laZutphenseweg18-BP41

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0262.laZutphenseweg18-BP31 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 Plan

Het bestemmingsplan Zutphenseweg 18 te Laren met indentificatienummer NL.IMRO.0262.laZutphenseweg18-BP31 van de gemeente Lochem

1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd ondergeschikt gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.4 Aan- en uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwde woning

een woning die wordt gekenmerkt door aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.8 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingsoppervlak:

een op de verbeelding aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rust dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 Bijgebouw:

een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.

1.15 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.16 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.18 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.

1.21 Geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.22 Hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objec­ten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.23 Hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.24 Kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak.

1.25 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten’, ontleend aan de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.26 Natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.27 Nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een perceel.

1.28 Overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.

1.29 Parkeervoorziening:

Een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
  1. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  2. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.
 

1.30 Parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

1.31 Praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.32 Rijwoning:

een woning die in een rij staat en van beide kanten wordt ingesloten door een andere, meestal identieke woning.

1.33 Rooilijn:

de vanwege burgemeester en wethouders, zo nodig in het terrein, aangewezen lijn, welke op een zoveel mogelijk gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg is gelegen en die:
  1. bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de wegzijde gekeerde gevels van deze bebouwing;
  2. bij het ontbreken van bestaande bebouwing is gelegen op een afstand van ten minste 10 m uit de as van de weg.
 

1.34 Ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.35 Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 Twee-onder-één-kapwoning (halfvrijstaand):

een woningtype waarbij twee woningen een gedeelde muur hebben.

1.37 Voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.38 Voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.39 Vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.40 Wonen:

het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd.

1.41 Woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.42 Woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens;
b. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
 
a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang, worden gesitueerd;
b. het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd;
c. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken met buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. groenvoorzieningen;
b. speelvoorzieningen;
c. straatmeubilair;
d. fiets- en voetpaden;
e. het aanbrengen en in stand houden van beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, erven en verhardingen;
f. waterberging, watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
g. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;
 

3.2 Bouwregels

De tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken ten dienste van de bestemming.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
b. de ontsluiting van op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1 meter, met dien verstande dat achter de voorgevellijn erfafscheidingen en pergola's zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 2 meter..

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b. voet- en rijwielpaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. nutsvoorzieningen;
e. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
f. groenvoorzieningen;
g. straatmeubilair.

5.2 Bouwregels

De tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken ten dienste van de bestemming.
 

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
a. wonen;
b. al dan niet in combinatie met een beroep of kleinschalige bedrijvigheid aan huis volgens lid 6.4;
c. met de bijbehorende tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
d. gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
e. binnen alle bestemmingsvlakken 'Wonen' gezamenlijk, zijn in totaal niet meer dan 10 woningen toegestaan;
 
6.2.2 Hoofdgebouwen
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 9 meter bedragen.
6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
 
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
b. binnen het bouwvlak dienen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
c. een aangebouwd bijgebouw bij een vrijstaande woning dient ten minste 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, waarbij de bebouwing aan de andere zijde niet minder dan 3 meter van de zijdelingseperceelsgrens wordt gebouwd;
d. indien een aangebouwd bijgebouw bij een vrijstaande woning in de erfgrens wordt gebouwd dient de bebouwing aan de andere zijde tenminst 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
e. buiten het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per woning niet meer dan 75 m² bedragen;
f. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter, mits deze op ten minste 2 meter van de zijdelingse en/of achtergrenzen van het bouwperceel zijn gesitueerd;
g. op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel mag de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 3 meter bedragen (behoudens afwijking);
h. de dakhelling van een kap op een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 60 graden bedragen;
i. in afwijking van het bepaalde onder artikel 6 lid 2.3, onder f, g en h, is voor een aangebouwd bijgebouw meer bouwhoogte toegestaan indien dat noodzakelijk is om dakhelling van de kap op het aangebouwde bijgebouw gelijk te trekken met de dakhelling van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw, mits de bouwhoogte van de kap op het bijgebouw tenminst 2 meter lager is dan de bouwhoogte van de kap op het bijbehorende hoofdgebouw.
j. in afwijking van het bepaalde onder artikel 6 lid 2.3 zijn bijgebouwen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen uitgesloten'.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. voor het bouwen van overkappingen gelden de onder artikel 6 lid 2.3 opgenomen bouwregels;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter bedragen en achter deze voorgevellijn niet meer dan 2 meter;
c. de oppervlakte van een zwembad mag maximaal 50 m² bedragen;
d. zwembaden dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel artikel 6 lid 2.3 onder d, voor een kap op aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een afstand van 2 meter of minder van de zijdelingse en achtergrenzen van het perceel, mits:
 
1. de dakhelling vanaf de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel oploopt met een helling van maximaal 60 graden, en;
2. de nok van de kap ten minste 2 meter uit de zijdelingse en achtergrenzen van het bouwperceel is gesitueerd;
3. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:
a. een woning mag niet worden gebruikt voor de (tijdelijke) huisvesting van meer dan één huishouden;
b. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor (zelfstandige) bewoning;
c. een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis/kleinschalige bedrijvigheid aan huis, mits:
 
1. wonen de hoofdfunctie blijft in de woning;
2. het ruimtebeslag van ondergeschikte betekenis is, met dien verstande dat ten hoogste 30% van de aanwezige vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor mag worden aangewend tot een maximum van 100 m2 per beroepsuitoefening aan huis en maximaal 50 m² per kleinschalige bedrijvigheid aan huis;
3. de beroeps- of kleinschalige bedrijvigheid aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de desbetreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
4. er uitsluitend activiteiten plaatsvinden van bedrijfstypen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis
5. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost en er ter plaatse geen onevenredige aantasting van de parkeer- en/of verkeerssituatie optreedt;
6. geen buitenopslag plaatsvindt.
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
 
a. het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 6 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in het BKP Zutphenseweg 18 Laren_25112014  , ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in de bijlagen van de regels van dit bestemmingsplan.
 
b. het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 6 lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder te voldoen aan de realisatie en instandhouding van een geluidswerende voorzieningen ter hoogte van 2 meter conform de overwegingen zoals bepaald in het
Besluit maatwerkvoorschriften voor geluid brandweerkazerne locatie Laren . Dit maatwerkvoorschfrift is opgenomen in de bijlagen van de regels van dit bestemmingsplan.
  

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
a. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
c. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedraagt;
d. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd..

8.2 Parkeernorm

In aanvulling op het bepaalde in artikel 6.2 geldt dat woningen alleen mogen worden gebouwd als er in het plangebied voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het onder de bestemming toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
b. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
c. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
d. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming;
e. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
f. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:
a. de vestiging van een bedrijfsactiviteit aan huis die niet is genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis', maar die naar aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
b. afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangegeven afmetingen;
c. het in geringe mate overschrijden van bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen met ten hoogste 2 meter, indien dat nodig is voor een optimale verkaveling van het betreffende bouwvlak in zijn geheel;
d. de bouw van een erker, mits:
1. de diepte van de erker, gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw, niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
2. de erker niet meer dan 60% van de voorgevel beslaat en/of maximaal 40% van de zijgevel, van het gebouw waaraan wordt gebouwd;
3. de erker in maximaal 1 bouwlaag op de begane grond wordt gebouwd;
4. de bouwhoogte van een erker niet meer bedraagt dan 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het gebouw waaraan wordt aangebouwd.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Zutphenseweg 18 Laren'.