direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening Grooterkamp Gorssel 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0262.goHerzGrooterkamp-BP41

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Herziening Grooterkamp Gorssel 2015' met identificatienummer NL.IMRO.0262.goHerzGrooterkamp-BP41 van de gemeente Lochem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

De overige begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 beroep aan huis:

De uitoefening van een beroep, niet zijnde een vrij beroep, in de woning waarin de beroepsuitoefenaar woont, mits deze uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest en mits deze uitoefening geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving.

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.16 peil:
  • a. Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.17 voorgevellijjn (rooilijn):

De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

1.18 vrij beroep:

De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied in een woning of bijgebouw, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.19 woning:

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens: het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken met buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en ontsluiting.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming en ten dienste van aangrenzende woningen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m., met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
    • 1. voor palen en masten: 6 m.
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. parkeren op eigen terrein en ontsluitingspaden;
  • c. water, watergangen, waterpartijen;
  • d. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend woningen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’, met dien verstande dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ook buiten de grenzen van deze aanduiding gebouwd mogen worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2.1; Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met in achtneming van de overige bouwregels;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak niet meer mogen bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
  • c. toegestaan zijn rijwoningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen, al dan niet geschakeld;
  • d. per bouwvlak is ten hoogste het aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan;
  • e. indien een gebouw wordt afgedekt door een kap, bedraagt de kaphelling tenminste 30° en ten hoogste 60°

4.2.1 Buiten het bouwvlak

Voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het totale oppervlakte aan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak per woning mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen die gebouwd worden in een erfgrens of op een afstand van 2 m of minder tot een erfgrens bedraagt ten hoogste 3 m; de goot- respectievelijk bouwhoogte van gebouwen die gebouwd worden op een afstand van meer dan 2 m tot een erfgrens bedragen ten hoogste 3m en 5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevellijn van de woning worden geplaatst niet meer mogen bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. gebouwen mogen niet minder dan 3 m achter de voorgevellijn worden gebouwd.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor beroepsuitoefening aan huis gelden de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% van de woning bedragen tot een maximum van 50 m2;
  • b. het pand blijft het uiterlijk van een woning behouden;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd die vallen onder milieucategorie 1 uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2 worden toegestaan indien dit naar aard en omvang gelijk te stellen is met een bedrijfsactiviteit uit milieucategorie 1;
  • e. de verkeersdruk of de parkeerbelasting in het openbare gebied zal niet onevenredig toenemen;
  • f. er mag geen buitenopslag plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied' de bestemming te wijzigen in 'Wonen' dan wel de aanwezige bouwvlakken te verschuiven en/of de oppervlakte van de bouwvlakken te wijzigen en/of het aantal wooneenheden per bouwvlak te wijzigen, met dien verstande dat het totaal aantal wooneenheden gelijk dient te blijven en de totale oppervlakte aan bouwvlakken niet mag toenemen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen ter afwijking van:

  • a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%
    • 2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • b. de overschrijding van bouwvlakken mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlaktemaat van het bouwvlak;
  • c. de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;
  • d. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 15 m²
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m
7.2 Buiten toepassing

De afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 7.1 zijn niet van toepassing, indien elders in deze regels met betrekking tot de in lid 7.1 genoemde gevallen afwijkingsbevoegdheden bestaan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Grooterkamp Gorssel 2015'.