1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Ampsenseweg 13 Lochem' met identificatienummer
NL.IMRO.0262.buAmpsenseweg13Lo-BP41 van de gemeente Lochem.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
De overige begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- of uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 archeologisch deskundige:
de regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te
wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.7 archeologisch onderzoek:
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van
bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.8 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van
archeologische sporen en relicten.
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische
sporen en relicten.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste
gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of
souterrain kunnen bevinden.
1.12 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.13 bestaande (bedrijfs) bebouwing:
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, met uitzondering
van bebouwing die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en/of historische
gaafheid.
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken.
1.27 huishouden:
onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een
duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
1.28 kleinschalige bedrijvigheid aan huis:
bedrijvigheid die is genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis'
in Bijlage 1 die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan
worden uitgeoefend, dan wel bedrijvigheid die niet in deze Staat is genoemd maar daarmee naar de
aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen.
1.29 landschappelijke inpassing:
inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke
kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de
bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.
1.30 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de
aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge
samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.31 mantelzorg:
een tijdelijke maar langer dan 3 maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of
sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.32 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna.
1.33 peil:
voor bouwwerken is de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.
1.34 permanente bewoning:
het gebruik van een kampeermiddel, kampeerverblijf of recreatiewoning door een persoon, gezin of
andere groep van personen, op een wijze die in gevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens noopt tot inschrijving van de bewoners in de gemeentelijke basisadministratie van
de gemeente Lochem, terwijl deze personen elders niet over een hoofdverblijf beschikken.
1.35 raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek
toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
een ander tegen vergoeding.
1.36 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.37 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
1.38 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde, en op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw.
1.39 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt naar de zijdelingse
perceelsgrenzen, zoveel mogelijk evenwijdig aan de openbare weg.
1.40 watergangen:
oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer, aanvoer of berging van water.
1.41 woning:
een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een
huishouden.
1.42 wooneenheid:
een eenheid bestemd voor de huisvesting van één huishouden in een gebouw of deel van een gebouw,
dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.