Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.
De nieuwe wet bestaat uit een herziening en een aanvulling van de Monumentenwet 1988. Ook is in de wet een aantal wijzigingen opgenomen van de Ontgrondingenwet, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. De Wamz is een wijzigingswet en de Monumentenwet 1988 is, voorzover het ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht. De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van “de verstoorder betaalt”. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over “behoud in situ”. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingsvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravingsinformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
De eisen voor vergunningaanvragers staan genoemd in het Besluit op de archeologische monumentenzorg, een Algemene Maatregel van Bestuur ter uitvoering van de Wamz die op 1 januari 2008 in werking is getreden. Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan ontheffing wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten. Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Crevasse Advies heeft een quickscan archeologie uitgevoerd (rapport van 30 juni 2009). Daarbij zijn het Datahotel van de provincie Gelderland en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geraadpleegd. Hieruit blijkt dat de projectlocatie niet is gelegen in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er geen archeologisch onderzoek nodig is ten behoeve van de geplande ontwikkeling.
De onderstaande archeologische waardenkaart van de provincie Gelderland bevestigt de bovenstaande conclusie.
Fragment ‘Archeologische Waardenkaart’, de blauwe stip duidt de projectlocatie aan