hoofdstuk 1 Inleidende regels
artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:



1.1 plan:

het bestemmingsplan Markt 7-8 Lochem van de gemeente Lochem;



1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0262.LOMarkt7_8-BP41 met de bijbehorende regels;



1.3 aanbouw:

een gebouw dat aangebouwd is aan de woning;



1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;



1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;



1.6 appartement:

een voor bewoning bestemd onderdeel van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;



1.7 atelier:

een werkruimte voor een kunstenaar;



1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;



1.9 bebouwingspercentage:

het op de plankaart of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;



1.10 bebouwing:

inrichting voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten;



1.11 begane grond:

de verdieping van een gebouw die ter plaatse van de hoofdtoegang rechtstreeks toegankelijk is vanaf het maaiveld, en waartoe ten behoeve van het toelaatbare gebruik mede worden gerekend eventuele kelders, onderbouwen en/of souterrains;



1.12 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;



1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;



1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;



1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;



1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;



1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;



1.18 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;



1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;



1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;



1.21 carport:

gebouwde overkapping voor de stalling van motorvoertuigen, waarvan in ieder geval de naar de straat gekeerde zijde geen wand heeft;



1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;



1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;



1.24 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;



1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.



1.26 eerste verdieping:

de verdieping van een gebouw die gelijk boven de begane grond-verdieping is gebouwd;



1.27 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;



1.28 erker:

uitbouw aan de voor- of de zijgevel van het hoofdgebouw;



1.29 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend en die qua aard en schaal het bedrijf of beroep aan huis te boven gaat;



1.30 garage:

bedrijf in de handel van auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven;



1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;



1.32 gestapelde woning:

woning die is gestapeld met twee of meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies.



1.33 gevellijn:

de aangeduide lijn die niet door de gevels van gebouwen mag worden overschreden en die niet mag worden overschreden door bouwwerken geen gebouwen zijnde hoger dan 1 meter;



1.34 goot, druiplijn, boeiboord:

constructie of de overgang van gevel- naar dakvlak;



1.35 grondgebonden woning:

een woning die direct met de grond is verbonden, en die niet als een gestapelde woning is aan te merken;



1.36 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken;



1.37 hoofdverblijf:

het adres dat fungeert als het centrum van iemands sociale en maatschappelijke activiteiten en dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving als woonadres;



1.38 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatige dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;



1.39 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;



1.40 kantoor:

het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden.



1.41 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke.



1.42 kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;



1.43 kleinschalige bedrijvigheid aan huis:

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;



1.44 maatschappelijke voorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven.



1.45 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, voer- en vaartuigen, arken of caravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;



1.46 openbare weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;



1.47 peil:
  1. de hoogte van de weg, voor gebouwen die onmiddellijk aan die weg grenzen;
  2. de gemiddelde hoogte van het aansluitende en rondom afgewerkte maaiveld, voor gebouwen niet onmiddellijk aan de weg grenzen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde;


1.48 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.



1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.



1.50 raamprostitutie:

een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.



1.51 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.



1.52 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.



1.53 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde, èn op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw.



1.54 voortuin:

gronden met de bestemming tuin die zijn gesitueerd aan de voorzijde van de woning;



1.55 woning:

een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de bijgebouwen/aan- en uitbouwen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.



1.56 wooneenheid:

een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.



1.57 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel.



1.58 zelfstandige woonruimte:

het kenmerk van een zelfstandige woonruimte is, dat deze een eigen toegang heeft en door één huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Elke andere situatie moet derhalve worden aangemerkt als onzelfstandige woonruimte.



artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:



2.1 de dakhelling van een kap:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.



2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.



2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/-of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.



2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.



2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.



2.6 de overbouwde oppervlakte van een bouwwerk:

de som van de oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen.



2.7 het bebouwingspercentage:

de som van de oppervlakten van alle bouwwerken binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van dat bouwvlak.



hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:



3.1.1 Op de begane grond:
  1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten en volumineuze detailhandel;
  2. dienstverlening, met baliefunctie;
  3. horeca in categorie 1 van de bij deze planregels behorende staat van horeca-activiteiten;
    alsmede voor:
  4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horeca in de categorieën 1 en 2 van de bij deze planregels behorende staat van horeca-activiteiten;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning', een atelier, bioscoop, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, theater;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke functies, zoals benoemd in artikel 1.44 van deze planregels;
  7. bestaande woningen zoals genoemd in de bij deze planregels behorende lijst met wonen op begane grond;
    en met dien verstande dat:
  8. in de eerste plaats het bepaalde in artikel 15 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde -Archeologie'.


3.1.2 Op de verdiepingen:
  1. wonen;
  2. bestaande centrumfuncties op de verdieping zoals genoemd in de bij deze planregels behorende lijst met centrumfuncties op verdieping.


3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen en de volgende regels:



3.2.1 Binnen het bouwvlak:
  1. de voorgevels van de gebouwen dienen een verticale geleding te hebben waarbij de breedte van een individuele geleding niet minder dan 5 meter en niet meer dan 8 meter mag bedragen.
  2. de naar de openbare weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen dienen in de naar de openbare weg gekeerde bouwgrenzen te worden gebouwd;
  3. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de overige bouwregels;
  4. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan de aangeduide hoogten;
  5. binnen het bouwvlak mag de dakhelling van een kap niet minder dan 45 graden en niet meer dan 60 graden bedragen;
  6. binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter bedragen.


3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik geldende de volgende regels:

  1. De begane grond mag niet voor woondoeleinden worden gebruikt, tenzij de gronden en bebouwing daar volgens de bij deze planregels behorende lijst van woningen op de begane grond, voor zijn aangeduid;
  2. de verdiepingen mogen niet worden gebruikt voor op de begane grond toelaatbare functies, tenzij deze verdiepingen daar volgens de bij deze planregels behorende "lijst van centrumfuncties op de verdieping", voor zijn aangeduid;
  3. een woning mag niet worden gebruikt voor de (tijdelijke) huisvesting van meer dan één huishouden.


hoofdstuk 3 Algemene regels
artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.



artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Bestaande en afwijkende maatvoering:
  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
  2. Het bepaalde in artikel 17.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.


5.2 Bijzondere kapvormen en dakkapellen:
  1. Bij de toepassing van bijzondere kapvormen op gebouwen of bijzondere architectuur mag de maximale dakhelling van 60 graden worden overschreden, en is een dakhelling van maximaal 80 graden toegestaan voor ten hoogste 60% van het dakvlak.
  2. Bij de toepassing van bijzondere kapvormen of dakkapellen mag de voorgeschreven goothoogte worden overschreden, mits in totaal niet meer dan 40% van de goten op een overschrijdende hoogte wordt gerealiseerd.


artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder het verbod op gebruik in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, vallen in ieder geval:

opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;

het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;

het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;

(raam)prostitutie;

andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders ontheffing hebben verleend.



hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken:

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.


7.2 Ontheffing:

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.



7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken:

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.



7.4 Overgangsrecht gebruik:

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.



7.5 Strijdig gebruik:

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.



7.6 Verboden gebruik:

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.



7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik:

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.



artikel 8 Slotregel

Deze planregels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan

‘Markt 7-8 Lochem

van de gemeente Lochem

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2015.