direct naar inhoud van Regels
Plan: Overasselt, Werklandschap 2e fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.OVbpWerklandII-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan 'Overasselt, Werklandschap 2e fase' met identificatienummer NL.IMRO.0252.OVbpWerklandII-VA01 van de gemeente Heumen.

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:

Een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, uitgeoefend door de bewo(o)n(st)er van de woning, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, ambachtelijk, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede het beroepsmatig verlenen van diensten op deze gebieden, persoonlijke dienstverlening dan wel het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is.

1.4 Aan- en uitbouw:

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte of vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aanduidingsvlak:

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.8 Achtergevel:

De gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw.

1.9 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.10 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.12 Bed & breakfast:

Een inpandige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit.

1.13 Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 Bedrijfsvloeroppervlak:

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 Bestaande situatie:
  • a. T.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.16 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijgebouw:

Een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat dienstbaar is aan en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwlaag:

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 Bouwperceelsgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.24 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 Carport:

Een overkapping, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een (vierwielig) motorvoertuig.

1.27 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 Dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.29 Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.30 Erker:

Een ondergeschikte transparante toevoeging aan de wegzijde op de begane grond.

1.31 Functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.32 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 Gebruiken:

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.34 Geluidszoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.35 Gevellijn:

De aangegeven lijn (tevens bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels of wettelijk toegelaten afwijkingen.

1.36 Growshop:

Een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en /of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'growshop'.

1.37 Hoeksituatie:

Een perceel dat, door zijn ligging op een straathoek, aan twee zijden een naar de weg gekeerde perceelsgrens heeft.

1.38 Hoofdfunctie:

Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.39 Hoofdgebouw:

Een gebouw, inclusief alle aan- en uitbouwen met uitzondering van carports, dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.40 Kamerverhuur:

een voorziening gericht op de verhuur van een losse kamer binnen een woning, ten behoeve van permanente bewoning.

1.41 Kantoor:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.

1.42 Omgevingsvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.43 Ondergeschikte functie:

Functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.44 Ondersteunende horeca:

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt en ondersteunend aan deze hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.45 Overkapping:

Een bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden.

1.46 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.47 Prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.48 Prostitutiebedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.49 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 Smartshop:

Een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en /of leveren van psychotrope stoffen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'smartshop'.

1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.52 Verbeelding:

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.53 Winkelvloeroppervlak:

De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel, inclusief zichtbare ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.54 Voorgevel:

De kennelijke voorgevel van een gebouw.

1.55 Voorste bouwgrens:

Elke naar de weg of de openbare ruimte gekeerde bouwgrens.

1.56 Voorzieningen voor de waterhuishouding:

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.57 Wijziging/wijzigen:

Een wijziging/het wijzigen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.58 Woning:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig wonend persoon of een samenwonende groep van personen.

1.59 Woongebouw:

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend woonfuncties zijn gelegen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

De afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grens van een (bouw)perceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogst punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bebouwingspercentage: 
De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel.

De breedte van een bouwwerk: 
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels en/of de harten van zijdelingse gemeenschappelijke scheidingsmuren.

De goothoogte van een bouwwerk: 
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

De inhoud van een bouwwerk: 
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

De oppervlakte van een bouwwerk: 
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Horizontale diepte: 
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een gebouw.

Verticale diepte van een gebouw: 
Van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) gebouw.

Peil:

De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. van de bedrijven onderdeel uitmakende kantoren tot maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak;

met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevels van hoofdgebouwen moeten in of maximaal 3 m achter de op de verbeelding aangegeven figuur 'gevellijn' worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
  • f. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%;
  • g. de oppervlakte aan gebouwen mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 75 m2.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;

een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf tot een afstand van 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder e ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen tot in de perceelsgrens, met dien verstande dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 onder c ten behoeve van het oprichten van naar het openbaar gebied gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m, mits:
    • 1. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. dit uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
    • 3. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. buitenopslag;
  • b. een geluidszoneringsplichtige inrichting;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo);
  • d. het gebruik van voor de voorgevel gelegen gronden ten behoeve van het parkeren van vrachtauto's.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waaronder begrepen een supermarkt;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autowasplaats': uitsluitend een autowasplaats;
  • d. ondersteunende horeca;

met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in of maximaal 3 m achter de op de verbeelding aangegeven figuur 'gevellijn' worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%.

4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend inpandig worden gebouwd, een en ander met inachtname van het bepaalde in lid 4.2.1.

4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • b. overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 30 m2;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;

een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf tot een afstand van 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder e ten behoeve van het bouwen van hoofdgebouwen tot in de perceelsgrens;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.4 onder c ten behoeve van het oprichten van naar het openbaar gebied gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m;

mits:

  • c. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. dit uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
  • e. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Oppervlaktematen

Ten aanzien van de maximum toegestane oppervlakte gelden de volgende bepalingen:

  • a. het totale winkelvloeroppervlak ten behoeve van detailhandel mag niet meer bedragen dan 1.250 m2;

met dien verstande dat:

  • b. het winkelvloeroppervlak van een supermarkt niet meer mag bedragen dan 900 m2.

4.4.2 Bedrijfswoning

Ten aanzien van bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:

  • a. het aantal bedrijfswoningen binnen de bestemming 'Detailhandel' mag niet meer bedragen dan 1.

4.4.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. buitenopslag;
  • b. een verkooppunt van motorbrandstoffen (met of zonder LPG).

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. waterlopen, wadi's, onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor infiltratie van regenwater, bergbezinkbassins;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. paden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Uitsluitend gebouwen in de vorm van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van de bouw van schuilgelegenheden voor dieren met per bestemmingsvlak een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 30 m2 en een goothoogte van maximaal 3 m, met dien verstande dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m, mits:
    • 1. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. dit uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
    • 3. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' een woonzorginstelling;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 250 m2 is toegestaan;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. parkeren;
  • c. ondergeschikte bouwdelen van op de aangrenzende gronden staande (hoofd)gebouwen van woningen, zoals stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, overkappingen en afdaken;

met bijbehorende bebouwing, voorzieningen voor de waterhuishouding en (on)bebouwde gronden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van erkers en entreeportalen als bedoeld in lid 7.1 onder c worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de afstand van een erker of entreeportaal tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2,5 m;
    • 3. de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m.
  • b. de horizontale diepte van overige ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in lid 7.1 onder c mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. het bebouwingspercentage van de gronden binnen deze bestemming mag niet meer bedragen dan 50%.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;

een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf tot een afstand van 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie zowel gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bebouwing en afvalvoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m, mits:

  • a. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. dit uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en/of kamerverhuur;

met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Voor het bouwen in het algemeen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage (inclusief carports) van de gronden binnen deze bestemming mag maximaal 60% bedragen.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen worden gebouwd in de vorm van aaneengebouwde woningen;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 12;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. hoofdgebouwen mogen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • g. de voorgevel van het hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorste bouwgrens dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  • h. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 4 m bedraagt.

9.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van de hoofdgebouwen en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 50 m2 bedragen, met in achtneming van het bepaalde in lid 9.2.1;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 m voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 m voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;

een en ander met dien verstande dat bij hoeksituaties de hoogte van erfafscheidingen op het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf tot een afstand van 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur

Woningen en woongebouwen kunnen worden gebruikt ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij:
    • 1. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. maximaal 40% van de vloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en kamerverhuur met een maximum van 50 m2;
    • 3. het aantal te verhuren kamers niet meer mag bedragen dan 3;
  • b. er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • c. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. er geen onevenredige verstoring plaatsvindt in de voorzieningenstructuur van de wijk of de kern;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • f. er geen etalages, vitrines en lichtreclames zijn;
  • g. er geen activiteiten plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
  • h. er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen wordt;
  • i. er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf en/of seksinrichting;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor de realisatie van propaantanks;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een smartshop en /of growshop.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de voorgeschreven goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages, horizontale en verticale diepten, afstanden tot perceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van een bouwgrens, niet zijnde een bestemmingsgrens, met dien verstande dat deze afwijkingen niet meer mogen bedragen dan 10% van de in deze regels voorgeschreven maatvoering;
  • b. bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, op de verbeelding, indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel indien dit uit oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, met dien verstande dat het beoogde stedenbouwkundig beeld niet mag worden geschaad en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • c. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, voor zover deze, indien het gebouwen betreft, geen grotere inhoud hebben dan 50 m3 en geen grotere hoogte dan 4 m;
  • d. het oprichten van antennes met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, met dien verstande dat dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld aanvaardbaar moet zijn.

13.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeren
  • a. bij het bouwen zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in Hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen zoals opgenomen in de 'CROW-publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren', of de rechtsopvolger(s) daarvan.
  • b. van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is danwel krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden gebouwd en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Overasselt, Werklandschap 2e fase'.