direct naar inhoud van Regels
Plan: Nederasselt, Coehoornhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.NEbpCoehoornhof-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan 'Nederasselt, Coehoornhof' met identificatienummer NL.IMRO.0252.NEbpCoehoornhof-VA01 van de gemeente Heumen.

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aaneengebouwde woning:

Een zelfstandig, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat, maar deel uit maakt van een rij van drie of meer met de hoofdgebouwen aaneengebouwde woningen.

1.6 Aan huis gebonden beroep:

Het uitoefenen van een beroep door een bewo(o)n(st)er van de woning op persoonlijk, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig danwel ontwerptechnisch gebied, alsmede het beroepsmatig verlenen van diensten op deze gebieden.

1.7 Achtergevel:

De gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw.

1.8 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bed & breakfast:

Een inpandige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit.

1.10 Bestaande situatie:
  • a. T.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.11 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bijgebouw:

Een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat dienstbaar is aan en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.14 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwlaag:

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Carport:

Een overkapping, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een motorvoertuig.

1.22 Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.23 Functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.24 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Hoeksituatie:

Een perceel, dat door zijn ligging op een straathoek, aan twee zijden een naar de weg gekeerde perceelsgrens heeft.

1.26 Hoofdgebouw:

Een gebouw, inclusief alle aan- en uitbouwen met uitzondering van carports, dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.27 Omgevingsvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.28 Peil:
  • a. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.29 Prostitutiebedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.30 Seks en/of pornobedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard, dan wel voor detailhandel in seks- en/of porno-artikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.

1.31 Twee-aaneengebouwde woning:

een zelfstandig, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat, maar deel uit maakt van een rij van twee met de hoofdgebouwen aaneengebouwde woningen.

1.32 Voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.33 Voorste bouwgrens:

Elke naar de weg of de openbare ruimte gekeerde bouwgrens.

1.34 Voorzieningen voor de waterhuishouding:

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.35 Vrijstaande woning:

Bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

1.36 Woning:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig wonend persoon of een samenwonende groep van personen.

1.37 Wijziging/wijzigen:

Een wijziging/het wijzigen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

Tussen de zijdelingse grens van een (bouw)perceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 Bebouwingspercentage:

De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel.

2.3 Breedte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels en/of harten van zijdelingse gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuur) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Horizontale diepte:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een gebouw.

2.8 Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Verticale diepte van een gebouw:

Van de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. waterlopen, wadi's onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor infiltratie van regenwater, bergbezinkbassins;
  • c. parken en plantsoenen;
  • d. paden, in- en uitritten en speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;

met bijbehorende bouwwerken, wegen en verhardingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van gebouwen geldt dat gebouwen uitsluitend ten dienste van de bestemming zijn toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 6 meter mag bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • c. ondergeschikte bouwdelen van op de aangrenzende gronden staande (hoofd)gebouwen van woningen, zoals stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, overkappingen en afdaken;
  • d. carports behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met bijbehorende bebouwing, voorzieningen voor de waterhuishouding en (on)bebouwde gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bebouwing

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. voor erkers en entreeportalen als bedoeld in lid 4.1 onder c gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen gebouwde gronden dient minimaal 2,5 meter te bedragen;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw mag de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van de betreffende gevel bedragen;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen danwel maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter.
  • b. de horizontale diepte van overige ondergeschikte bouwdelen als bedoeld in lid 4.1 onder c mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  • c. het bebouwingspercentage mag maximaal 60% van het bouwperceel bedragen.
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan, mag niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan, mag niet meer bedragen dan 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.

4.2.2 Carports

Carports als bedoeld in 4.1 onder d mogen worden gebouwd, met dien verstande dat zij moeten voldoen aan de volgende bepalingen:

  • e. de oppervlakte van een carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • f. de bouwhoogte van een carport mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. het bebouwingspercentage mag inclusief carports maximaal 60% van het bouwperceel bedragen.
  • h.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden;
  • b. verblijfsgebied;

met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, afvalvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bebouwing

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten en verwijsborden maximaal 8 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 6 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 4 meter mag bedragen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-aaneengebouwde woningen en aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep, bed & breakfast en/of kamerverhuur met bijbehorende bebouwing, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bebouwing

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal nieuw te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de figuur 'relatie' is sprake van een koppeling van maatvoeringsvlakken, bedoeld in het bepaalde onder b, waarbij de gekoppelde maatvoeringsvlakken gezien moeten worden als één maatvoeringsvlak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend hoofdgebouwen worden gebouwd in de vorm van vrijstaande woningen;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte';
  • f. het bebouwingspercentage mag maximaal 60% van het bouwperceel bedragen;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat aan één zijde die afstand mag worden verkleind tot 0 meter, mits dit deel van het hoofdgebouw 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • 2. bij aaneengebouwde woningen minimaal 1 meter aan de uiteinden, met dien verstande dat die afstand mag worden verkleind tot 0 meter, mits dit deel van het hoofdgebouw 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • h. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' dient het hoofdgebouw in de gevellijn gebouwd te worden;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g mag het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimale afstand tot perceelsgrens' tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • j. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 4 m bedraagt;
  • k. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de hoofdgebouwen en/of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • l. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 meter respectievelijk 5 meter bedragen;
  • m. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 50 m² bedragen;
  • n. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal bedragen:
    • 1. 1 meter voor zover het gronden betreft, gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
    • 2. 2 meter voor zover het gronden betreft, gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan;
      een en ander met dien verstande dat:
    • 3. bij hoeksituaties de bouwhoogte van erfafscheidingen op het naar de weg gekeerde zij-erf tot een afstand van 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,5 meter bedragen.

6.2.2 Carports

In afwijking van het bepaalde in 6.2.1 mogen carports worden gebouwd, met dien verstande dat zij moeten voldoen aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • b. de bouwhoogte van een carport mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. het bebouwingspercentage mag inclusief carports maximaal 60% van het bouwperceel bedragen, dan wel het percentage zoals dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage;
  • d. voor zover een carport vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan wordt gebouwd mag deze geen tot de constructie zelf behorende wanden hebben;
  • e. voor zover een carport achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde hiervan wordt gebouwd mag deze maximaal drie wanden hebben, waarvan er maximaal twee tot de constructie zelf mogen behoren.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 6.2.1 sub g waarbij de minimaal maat van 2,5 meter respectievelijk 1 meter kan worden verkleind tot 0 meter zonder dat dit deel van het hoofdgebouw 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Woningen kunnen worden gebruikt ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en/of kamerverhuur, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft waarbij:
    • 1. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 2. maximaal 40% van de vloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijgebouwen mogen worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, bed & breakfast en/of kamerverhuur met een maximum van 50 m²;
    • 3. het aantal te verhuren kamers niet meer mag bedragen dan 3.
  • b. er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • c. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. er geen onevenredige verstoring plaatsvindt in de voorzieningenstructuur van de wijk of de kern;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • f. er geen etalages, vitrines en lichtreclames zijn;
  • g. er geen activiteiten plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
  • h. er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen wordt;
  • i. er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,50 m.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.


Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een smartshop en /of growshop.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Hoofdstuk 2) gelden de volgende bepalingen:

  • a. tussen 100 m en 400 m uit de as van de molen mag worden gebouwd met een maximale bouwhoogte zoals die mogelijk is op grond van onderstaande berekening:


Hx = X/75 + 0,2 * z


Daarbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:
Hx = toegestane bouwhoogte obstakel op afstand x in m1
X = afstand obstakel tot molenwieken in m1
z = askophoogte van de betreffende molen in m1


een en ander met dien verstande, dat de ingevolge de onderliggende bestemming maximaal toegestane bouwhoogte niet mag worden overschreden.

10.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de molen.

10.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.1.4.1 Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.


10.1.4.2 Uitzonderingen
Het onder 10.1.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.


10.1.4.3 Toelaatbaarheid
De onder 10.1.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

11.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging 'Verkeer' in 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemmingen 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Tuin' ter vergroting van een woonperceel.

12.2 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren
13.1.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor bezoekers, conform de parkeernormen van het CROW zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

13.1.2 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen uit artikel 13.1.1 indien het voldoen aan die normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte en/of laad- en losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is danwel krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden gebouwd en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Nederasselt, Coehoornhof'.