Plan: | Kiss & ride zone Malden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0252.MAovKRKroonwschool-VA01 |
De gemeente Heumen heeft het voornemen om een kiss & ride zone te realiseren ten behoeve van de nieuw te bouwen Kroonwijkschool in Malden. De locatie ligt bij het Kroonwijkpark, tussen Schoolstraat 23 en 25.
Deze ontwikkeling is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief gewenst is en passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan de Schoolstraat, ten oosten van het centrum van Malden. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied ligt in het Kroonwijkpark, tussen Schoolstraat 23 en 25, ten oosten van het centrum van Malden. Aan de noord- en zuidzijde van de locatie bevinden zich woningen. Het plangebied betreft nu een grasveld. Naast het plangebied liggen nog een aantal grasvelden/plantsoenen. In het oostelijk deel van het plangebied bevindt zich een klein gebouw ten behoeve van het ventilatiesysteem van de parkeergarage onder de locatie. De onderstaande afbeelding toont een luchtfoto van het plangebied.
Luchtfoto van het plangebied (bron: openstreetmap.org)
De gemeente Heumen heeft het voornemen om een kiss & ride zone in het plangebied te realiseren ten behoeve van de geplande nieuwe basisschool ten noordoosten van de planlocatie. Er is een adviesrapport opgesteld met betrekking tot veilige schoolroutes naar de toekomstige school (zie bijlage 1). Hieruit is voorliggend plangebied naar voren gekomen als meest geschikte locatie. De navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie van de basisschool met ten zuidwesten daarvan de kiss & ride zone (oranje omlijnd).
Toekomstige situatie basisschool en kiss & ride zone (ontwerp: Buro Poelmans Reesink)
Op deze locatie wordt een Kiss & Ride zone gerealiseerd met plaatsen om kort te parkeren voor het halen en brengen van kinderen en een aantal dagparkeerplaatsen voor personeel van de school. De kiss & ride zone wordt ingericht voor eenrichtingsverkeer. De dagparkeerplaatsen liggen aan de eenrichtingsweg. In het midden van het plangebied worden de kiss & ride parkeerplaatsen aangelegd met grasbetontegels. De bedoeling is dat op de parkeerzone alleen door schoolpubliek kan worden geparkeerd. In overleg met de school zullen gepaste maatregelen worden getroffen om oneigenlijk gebruik te voorkomen. Het bestaande kleine gebouw aan de oostzijde van het plangebied behorend bij het ventilatiesysteem van de ondergelegen parkeergarage blijft gehandhaafd.
Onderstaand een uitsnede van de toekomstige situatie van de kiss & ride zone.
Toekomstige situatie kiss & ride zone (ontwerp: Buro Poelmans Reesink)
Voorliggend initiatief betreft enkel het mogelijk maken van een kiss & ride zone bij een basisschool in de kern Malden. Het plan is van een dusdanig klein schaalniveau dat er geen rijks- of provinciale belangen in het geding zijn. Nadere toetsing aan het rijks- en provinciaal beleid is om die reden niet nodig.
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Kern Malden", vastgesteld op 13 juli 2017. Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Groen'. Een groot deel het plangebied heeft de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1', waarbinnen een ondergrondse parkeergarage is toegestaan. Er is een klein bouwvlak opgenomen ter plaatse van het bestaande gebouw in het plangebied. Het zuidwestelijk deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Het noordoostelijk deel van de planlocatie heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. De onderstaande afbeelding toont een uitsnede van het geldende bestemmingsplan.
Uitsnede geldend bestemmingsplan
Het realiseren van een kiss & ride zone is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Om het initiatief mogelijk te maken is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voorliggend plan maakt de realisatie van een kiss & ride zone mogelijk. Een kiss & ride zone heeft geen verblijfsfunctie voor mensen. De kiss & ride zone is daarom geen bodemgevoelige functie en een bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' is het van belang te bepalen wat de bijdrage van het plan is aan die luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang (realiseren kiss & ride zone bij een basisschool) ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%, toevoegen 1.500 woningen). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Onderhavig initiatief betreft de realisatie van een kiss & ride zone. Hiermee wordt geen nieuwe geluidgevoelige functie aan het plangebied toegevoegd. Wel is het van belang om de gevolgen van geluid vanaf de kiss & ride zone ten opzichte van omliggende woningen te onderzoeken. Dit aspect wordt verder behandeld in navolgende subparagraaf 4.1.4.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Met voorliggend plan wordt geen milieugevoelige functie toegevoegd. Vanuit milieuzonering is het met de realisatie van een kiss & ride zone wel van belang om te kijken naar de uitwaartse zonering. Het plangebied ligt in een gemengd gebied met verschillende maatschappelijke - en centrumfuncties en woningen. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied kunnen de richtafstanden op grond van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG met 1 stap worden verkleind. De kiss & ride zone uit onderhavig plan kan vergeleken worden met een parkeerterrein. Voor een parkeerterrein geldt op basis van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG een richtafstand van minimaal 30 meter voor het aspect geluid ten opzichte van gevoelige functies, een richtafstand van minimaal 10 meter voor het aspect geur en een richtafstand van 0 meter voor de aspecten stof en gevaar. Wanneer deze richtafstanden met 1 stap worden verkleind, is de minimale richtafstand voor het aspect geluid 10 meter en de minimale richtafstand voor de aspecten geur, stof en gevaar 0 meter. De dichtstbijzijnde gevoelige functie is een woning op circa 7 meter afstand. Hiermee wordt aan de richtafstanden voor geur, stof en gevaar voldaan. Voor het aspect geluid wordt niet aan de richtafstand voldaan. Om te bepalen of bij woningen in de omgeving van het plangebied een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 2. In het onderzoek is tevens bekeken of de kiss & ride zone mogelijk door winkelend publiek gebruikt kan worden op piekmomenten (vrijdagmiddagen en -avonden en zaterdagen). De conclusie daarover is dat de richtwaarden in dat geval worden overschreden. Op basis hiervan is ervoor gekozen de kiss & ride zone niet voor winkelend publiek open te stellen. Uitgaande van alleen verkeersbewegingen vanwege de schoolfunctie, wordt in stap 2 van het stappenplan van de VNG-brochure het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau slechts bij 1 woning (Schoolstraat 25) met hooguit 1 dB(A) overschreden. De maximale geluidsniveaus worden ook enkel bij deze woning overschreden met hooguit 3 dB(A). Met uitzondering van 1 woning wordt daarmee aan de richtwaarden uit stap 2 van de VNG-brochure voldaan. Omdat het slechts gaat om een lichte overschrijding bij 1 woning die alleen op weekdagen overdag voor zou kunnen komen, is het verantwoord om voor deze woning aan de richtwaarden van stap 3 te toetsen. In stap 3 wordt aan alle richtwaarden voldaan. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat voor de omgeving van de kiss & ride zone gegarandeerd.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart met plangebied blauw omcirkeld
Uit de uitsnede van de risicokaart is op te maken dat ten oosten van het plangebied op circa 500 meter afstand een gasleiding ligt. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van deze gasleiding. Verder zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen inrichtingen, buisleidingen of andere transportroutes aanwezig die in het kader van externe veiligheid relevant zijn. Bovendien voorziet het initiatief niet in nieuwe kwetsbare objecten.
Het initiatief is uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Beleid Waterschap Rivierenland
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen.
Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het Waterschap Rivierenland hanteert de beleidsregel 'Nieuwe lozingen vanaf verhard oppervlak'. Deze heeft als doel de versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak te beperkten tot de maatgevende afvoer van het landelijk gebied. Een uitbreiding van het verhard oppervlak moet vanuit waterhuishoudkundig opzicht dus waterbalans-neutraal plaatsvinden.
Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, enkele woning, etc., moeten compenseren geldt er een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m² voor landelijk gebied. Deze vrijstelling geldt alleen voor particulieren.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld. Het resultaat hiervan is toegevoegd als bijlage 3. Hieruit blijkt dat er geen (beschermingszones van) beschermde waterkeringen/watergangen in of rondom het plangebied liggen. Met het initiatief neemt het verhard oppervlak toe. Onder het plangebied ligt echter een parkeergarage, waardoor de mogelijkheden voor waterinfiltratie in het plangebied beperkt zijn.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Sint Jansberg'. Dit gebied ligt op ruim 5 kilometer afstand van het plangebied. Door de omvang van de ontwikkeling (realiseren kiss & ride zone) en de afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten worden uitgesloten. Om het effect van stikstofuitstoot door het plan te bepalen is een voortoets stikstofdepositie uitgevoerd (zie bijlage 4). In dit rapport is er als worst case situatie vanuit gegaan dat op vrijdagmiddagen en -avonden en op zaterdagen door winkelend publiek van de kiss & ride zone gebruik gemaakt kon worden, naast het gebruik ten behoeve van de school doordeweeks. Dit gebruik door winkelend publiek wordt uiteindelijk niet toegestaan, waardoor de gehanteerde uitgangspunten voor de stikstofdepositieberekening overschattingen bevatten. Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de ontwikkelingen in het plangebied waarvoor de berekeningen zijn uitgevoerd de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase niet toeneemt. Er is dus geen sprake van significante effecten op beschermde Natura 2000 gebieden. Het aanvragen van een Wnb-vergunning is daarom niet nodig voor dit project.
Soortenbescherming
Het plangebied is nu een grasveld, omringd door stedelijke functies. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De rapportage hiervan is toegevoegd als bijlage 5. Hierin wordt geconcludeerd dat er tijdens het onderzoek geen beschermde planten en dieren zijn aangetroffen. Wel zijn 4 nestplaatsen aangetroffen. Hiermee dient zorgvuldig om te worden gegaan. De algemene zorgplicht zal bij de werkzaamheden in acht worden genomen.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het plangebied wordt met een inrit en een uitrit ontsloten via de Schoolstraat. Het terrein wordt ingericht voor eenrichtingsverkeer. Door het realiseren van een kiss & ride zone bij een basisschool neemt het aantal verkeersbewegingen niet direct toe. De verkeersaantrekkende werking bij de kiss & ride zone wordt veroorzaakt door de school. Er is een worst case scenario berekend met betrekking tot het maximaal aantal verkeersbewegingen per dag van en naar de kiss & ride zone, zie bijlage 6. De uitgangspunten zijn mede bepaald op basis van het adviesrapport met betrekking tot veilige schoolroutes (bijlage 1). Er wordt in totaal uitgegaan van 362 verkeersbewegingen per dag. Deze vinden vanaf de ochtend tot het eind van de middag plaats.
Wat betreft parkeren is de kiss & ride zone een kortparkeervoorziening die bedoeld is om leerlingen van de basisschool af te zetten en op te halen. In de kiss & ride zone mag niet lang geparkeerd worden. Wel wordt er ook een aantal dagparkeerplaatsen gerealiseerd voor personeel van de school. Parkeer- en verkeersoverlast in de omgeving als gevolg van de realisatie van de basisschool wordt met het mogelijk maken van een kiss & ride zone voorkomen.
Het initiatief is uitvoerbaar op het gebied van verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Het plangebied is in de huidige situatie een grasveld. In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig die met het initiatief aangetast zouden kunnen worden.
Archeologie
Het zuidwestelijk deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Hierbij geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 200 m². Het noordoostelijke deel van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Hierbij geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 500 m². Onder het gehele plangebied bevindt zich een parkeergarage, waardoor de grond al geroerd is. Hiermee is de verstoring dermate groot dat de kans op archeologische waarden in het plangebied nihil is. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De gemeente Heumen is initiatiefnemer van de beoogde ontwikkeling. Voor deze ontwikkeling is een budget beschikbaar gesteld door de gemeenteraad. Eventuele planschadekosten worden gedekt uit dit budget. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan gewaarborgd.
Inspraak
Dit plan met een beperkte reikwijdte is niet voor inspraak ter visie gelegd. De directe omwonenden zijn op de hoogte van dit plan.
Overleg
Onderhavig initiatief wordt in het kader van het wettelijk overleg besproken met het waterschap Rivierenland. Verder wordt advies gevraagd aan de omgevingsdienst. De adviezen worden verwerkt in deze ruimtelijke onderbouwing.
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.