direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Buitengebied, Vosseneindseweg 16
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.BUbpVosseneindsw16-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen;
  • b. een woongebouw bestaande uit maximaal twee woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1';
  • c. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten en/of bed&breakfast in hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m2 mag worden gebruikt;
    • 2. er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu en de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving mag opleveren en geen afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving;
    • 4. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die in de regel worden uitgeoefend op een industrieterrein of bedrijventerrein;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 6. er geen etalages en vitrines mogen zijn;
    • 7. er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers werkzaam mogen zijn;
    • 8. er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen mag worden;
    • 9. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Situering

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".

Voor de situering van bijgebouwen en overkappingen geldt het volgende:

  • a. afstand tot zijgevel van het hoofdgebouw maximaal 15 m;
  • b. afstand tot achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 25 m;
  • c. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
3.2.3 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

HOOFDGEBOUW VAN DE WONING   MAX.  
goothoogte   6 m  
bouwhoogte   10 m  
Inhoud   Zie 3.2.4  

WOONGEBOUW   MAX.  
goothoogte   4 m  
bouwhoogte   9 m  
Inhoud   Zie 3.2.4  
maximum oppervlakte woongebouw   260 m²  

In aanvulling op het bovenstaande dient bij een woongebouw een dakhelling te worden toegepast van minimaal 40°.

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN   MAX.  
gezamenlijke oppervlakte per woning   50 m2  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   5 m  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen vóór (het verlengde van) 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen achter (het verlengde van) 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  
3.2.4 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van woningen geldt het volgende:

  • a. de inhoud van de voormalige bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van het gebouw (exclusief aanbouwen);
  • b. de gezamenlijke inhoud van het woongebouw mag maximaal 800 m³ bedragen;
  • c. de inhoud van een individuele woning binnen het woongebouw mag maximaal 500 m³ bedragen.
3.2.5 Herbouw

Herbouw van een woning/woongebouw is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2.3.

3.2.6 Kelders

Kelders zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag en mogen uitsluitend worden gesitueerd onder gebouwen.

3.2.7 Voorwaarden woongebouw

Woongebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. binnen de bestemming alle voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag een deel van het aangebouwde bedrijfsgebouw aan de westzijde van de bestaande woning worden gehandhaafd met dien verstande dat:
    • 1. dit gebouw uitsluitend wordt gebruikt als bijgebouw bij de bestaande woning;
    • 2. de maximale oppervlakte overeenkomt met de op grond van deze bestemming toegestane oppervlakte aan bijgebouwen;
    • 3. er voorts geen nieuwe bijgebouwen bij deze woning zijn toegestaan;
  • c. binnen de bestemming de landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd zoals opgenomen in de Bijlage 1bij deze regels met dien verstande dat:
    • 1. de landschappelijke inpassing dient te zijn gerealiseerd binnen een termijn van 1 jaar na de realisatie van het woongebouw;
    • 2. de landschappelijke inpassing na realisatie ervan in stand wordt gehouden.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het aanleggen van paardenbakken voor hobbymatig gebruik, mits:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden beperkt;
  • c. voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken niet zijn toegestaan;
  • e. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 m vanaf het maaiveld bedraagt;
  • g. de omheining voldoet aan redelijke eisen van welstand.
3.3.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het oprichten van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1.80 m, mits dit uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ten behoeve van woonruimte, indien binnen een termijn van 1 jaar na de realisatie van het woongebouw de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, nog niet is gerealiseerd.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Verplaatsing van de woning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van de woning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand die de woning/woongebouw zijwaarts mag worden verplaatst maximaal 20 m bedraagt en er een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 5 m in acht wordt genomen;
  • b. de verplaatsing van een woongebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' is niet toegestaan;
  • c. de verplaatsing niet leidt tot beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven;
  • d. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    • 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
    • 2. dat er met betrekking tot geluidhinder een aanvaardbaar verblijfsklimaat wordt gerealiseerd;
    • 3. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.5.2 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van woningsplitsing in ten hoogste twee woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebouw reeds voor een deel een woonfunctie vervult;
  • b. het niet leidt tot uitbreiding van het te splitsen gebouw;
  • c. het gebouw behouden blijft;
  • d. het te splitsen gebouw een inhoud heeft van minimaal 1200 m3;
  • e. de resterende bijgebouwen zodanig worden gesplitst dat iedere woning, indien mogelijk, ten minste 50 m2 krijgt.
  • f. alle overige bijgebouwen worden gesloopt;
  • g. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • h. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • i. de splitsing inzichtelijk wordt gemaakt middels een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitste woningen';
  • j. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.