direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Schatkuilsestraat 3a-3b
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0252.BUbpSchatkuil3a3b-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied, Schatkuilsestraat 3a-3b met identificatienummer NL.IMRO.0252.BUbpSchatkuil3a3b-VA01van de gemeente Heumen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten

het uitoefenen van een beroep of bedrijf door de bewo(o)n(st)er van de woning op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, alsmede het beroepsmatig verlenen van diensten op deze gebieden dan wel het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is;

1.6 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 1 de Wabo;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een glastuinbouwbedrijf;

1.8 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

1.9 agrarisch verwant bedrijf

een niet-industrieel bedrijf gericht op het houden, produceren en/of bewerken van planten en dieren, zoals een paardenhouderij, imkerij of dierenlaboratorium;

1.10 archeologische verwachting

een gebied waar naar verwachting relatief veel terreinen voorkomen met archeologische waarden;

1.11 archeologische waarde

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die behouden dienen te worden;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.14 bed & breakfast

een inpandige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald;

1.19 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of

afmetingen ondergeschikt is en een gebruikseenheid vormt en dienstbaar is aan een

woning, een stacaravan of een recreatiewoning;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens een plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 containerteelt

een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteit gericht op het telen van gewassen in potten, bakken of containers geplaatst op antiworteldoek en waarbij de rijpaden bestaan uit waterdoorlatend materiaal;

1.29 dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.32 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.34 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden, zwem- en vislocaties;

1.35 externe veiligheid

het controleren en managen van risico's die omwonenden lopen door de productie, het gebruik, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen, waarbij de overlijdenskans van groepen en individuen als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval door zojuist genoemde risicobronnen, uitgangspunt is voor ruimtelijke ontwikkelingen;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.38 glastuinbouwbedrijf

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;

1.39 grenswaarde

een grenswaarde als bedoeld in de Wet Milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico;

1.40 groepsrisico

de cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron en een ongewoon voorval binnen die risicocontour, waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;

1.41 grondgebonden agrarisch bedrijf

de agrarische bedrijfsvoering die geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de open grond als agrarisch productiemiddel zoals akkerbouw, veeteelt, vollegrondstuinbouw, een bosbouwbedrijf en/of een paardenfokkerij;

1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander

voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.44 kamperen bij de boer

kamperen binnen de begrenzing van het agrarisch bouwvlak met maximaal 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot 31 oktober;

1.45 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.46 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten;

1.47 kelder

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengenoemde bouwlaag onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen, en tussen de buitenzijde van de gevels;

1.48 kwetsbaar object

een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald;

1.49 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.50 lichte horeca

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het overdag bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel (bereide snacks, ijs en kleine maaltijden) en/of dranken;

1.51 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ter zake van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, fysieke en geestelijke volksgezondheid of sociaal-culturele aard;

1.52 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

de agrarische bedrijfsvoering die niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, champignonkwekerij en containerteelt;

1.53 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.54 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.55 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b Wabo;

1.56 ondergeschikte horeca

horeca die gerelateerd is aan een onder nader in de regels omschreven (hoofd-) functie, welke tevens ruimtelijk gezien in ondergeschikte vorm zelfstandig functioneert;

1.57 overkapping

een bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;

1.58 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden op paarden;

1.59 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden alsmede het africhten, trainen en verhandelen van ter plaatse gefokte paarden;

1.60 paardenhouderij

een agrarisch verwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

1.62 permanente bewoning

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere, voor wisselende bewoning bedoelde, ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.63 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken;

1.64 propaantank

opslagvoorziening voor propaangas;

1.65 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.66 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, waarvan

de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.67 richtwaarde

een richtwaarde als bedoeld in de Wet Milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico;

1.68 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het BEVI een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AmvB-inrichting waarvoor krachtens de Wet Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid;
1.69 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.70 stacaravan

een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Wabo valt aan te merken;

1.71 toename van stikstofemissie en stikstofdepositie:
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
  • b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.
  • c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
  • d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
  • e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende:
    Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt,
      • niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 en 2 Besluit natuurbescherming overschrijdt; en
      • voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/ha/jaar, beschikt wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 Regeling natuurbescherming dan wel, voorzover de melding is geregistreerd vóór 1 januari 2017 artikel 8 Regeling programmatische aanpak stikstof;
    • 2. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunning(-en) is/zijn als zodanig opgenomen in de bijlagen bij deze regels.
    • 3. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, die na vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend, en die na vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunning(-en) is/zijn als zodanig opgenomen in de bijlagen bij deze regels.
    • 4. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.
  • f. Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.
1.72 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.73 verblijfsrecreatie

recreatie gericht op het verblijf, hieronder begrepen nachtverblijf, op daarvoor bestemde gronden;

1.74 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht;

1.75 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.76 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.77 woongebouw

een gebouw bestemd voor meerdere woningen;

1.78 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van een kantoor, evenals het bieden van zaalruimte voor het geven van trainingen, coachingsbijeenkomsten, opleidingen, vergaderingen en daaraan gekoppelde ontvangsten en vieringen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 De oppervlakte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Inhoudsmaat bouwwerken zonder dak

Voor de berekening van de inhoud van een bouwwerk wordt tevens meegeteld ruimte die door vier wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken is omsloten, maar niet door middel van een dak is afgesloten. De inhoud van deze ruimte wordt gemeten tussen de bovenzijde van de vloer, de binnenzijde van de wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken en de projectie van het dak, waarbij de hoogte van deze projectie wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde hoogte van de vier wanden, scheidingsmuren en/of dakvlakken.

2.7 Meten vanaf verbeelding

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.8 Relatieteken

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. tevens een intensieve veehouderij is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 2. (glas)tuinbouw, fruit- en bomenteelt niet is toegestaan op een afstand van minder dan 50 m van burgerwoningen;
    • 3. containerteelt alleen binnen het bouwvlak is toegestaan behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
    • 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas' een volwaardig kassenbedrijf is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' een nevenactiviteit is toegestaan in de vorm van een loonwerk en grondverzetbedrijf met een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 350 m2;
  • c. maximaal één bedrijfswoning per bedrijf dan wel het bestaande aantal als vermeld met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • d. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten en/of bed&breakfast in bestaande hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m2 mag worden gebruikt;
    • 2. er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 3. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu en de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving mag opleveren en geen afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving;
    • 4. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die in de regel worden uitgeoefend op een industrieterrein of bedrijventerrein;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 6. er geen etalages en vitrines mogen zijn;
    • 7. er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers werkzaam mogen zijn;
    • 8. er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen mag worden;
    • 9. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;
  • e. behoud en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden, waaronder het behoud van de openheid van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. kamperen bij de boer;
  • h. paardenbakken binnen het bouwvlak;
  • i. voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak en de bestaande nutsvoorzieningen.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Omschakeling

De bestaande agrarische bedrijven mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.2, uitbreiden dan wel omschakelen naar een andere tak van agrarische bedrijfsvoering met dien verstande dat:

  • a. de omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, of;
  • c. uitbreiding van een bestaand niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;

er niet toe mag leiden dat de uitbreiding dan wel omschakeling van het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf meer bedraagt dan 350 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid', dan wel 500 m2 op overige gronden. Een uitzondering geldt voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven in de vorm van varkenshouderijen en vleeskalverenhouderijen. Binnen het bouwvlak gelden voor varkenshouderijen en vleeskalverenhouderijen geen beperkingen wat betreft hun uitbreidingsmogelijkheden.

3.2 bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bebouwing is slechts toegestaan indien deze noodzakelijk is voor en ten dienste staat aan een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' gebouwen niet zijn toegestaan;
  • b. afstand tot perceelsgrens minimaal 5 m daar waar bouwgrenzen de scheiding vormen tussen meer bouwpercelen;
  • c. buiten de aanduiding 'kas' bedraagt de toegestane gezamenlijke oppervlakte van kassen maximaal 200 m2;
  • d. goothoogte maximaal 6 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 10 m, met dien verstande dat bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' maximaal de aangegeven bouwhoogte in meters bedraagt;
  • f. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 800 m3, dan wel de bestaande grotere inhoudsmaat.
3.2.3 Kelders

Kelders zijn uitsluitend onder de bedrijfswoning en overige gebouwen toegestaan.

3.2.4 Bijgebouwen en overkappingen

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot perceelsgrens minimaal 5 m daar waar bouwgrenzen de scheiding vormen tussen meer bouwpercelen;
  • c. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 50 m2;
  • d. goothoogte maximaal 3 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 5 m.
3.2.5 Sanitairgebouw ten behoeve van kamperen bij de boer

Ten hoogste één sanitairgebouw is toegestaan ten dienste van kamperen bij de boer mits dit voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot perceelsgrens minimaal 5 m ter plaatse van daar waar bouwgrenzen de scheiding vormen tussen meer bouwpercelen;
  • c. bouwhoogte maximaal 4 m;
  • d. oppervlakte maximaal 25 m2.
3.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van silo's binnen het bouwvlak maximaal 10 m;
  • b. bouwhoogte van vlaggenmasten binnen het bouwvlak maximaal 6 m;
  • c. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken binnen het bouwvlak maximaal 6 m;
  • d. bouwhoogte van mestopslagplaatsen binnen het bouwvlak maximaal 4 m;
  • e. sleufsilo's, mestopslag en bouwwerken ten behoeve van een paardenbak uitsluitend binnen het bouwvlak;
  • f. bouwhoogte van naar de openbare weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 m;
  • g. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de

bestemming.

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  • a. Het gebruiken of het laten gebruiken van:
    • 1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    • 2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.

b. Het houden van dieren binnen gebouwen in méér dan 1 bouwlaag.

3.4 wijzigingsbevoegdheid

In onderstaande wijzigingsbevoegdheden wordt verwezen naar bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Recreatie' of 'Recreatie - Verblijf'. Het betreft de bestemmingen als opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009' met het volgende planidentificatienummer: NL.IMRO.0252.BUbpBuitengebied09-VA01. Voor onderstaande wijzigingsbevoegdheden zijn deze bestemmingen van overeenkomstige toepassing.

3.4.1 nieuw bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het opnemen van een nieuw agrarisch bouwvlak teneinde de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft, in welk kader advies wordt gevraagd van een onafhankelijke instantie op het gebied van agrarische bedrijfsvoering;
  • b. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, in welk kader advies is verkregen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van landschap;
  • c. de vestiging van niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;
  • d. de vestiging niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
  • e. de oppervlakte maximaal 1,5 ha bedraagt;
  • f. de bouwregels van artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • g. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van overige in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • h. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4.2 verleggen bouwgrenzen bij gelijkblijvend oppervlak van het bouwperceel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verleggen van bouwgrenzen binnen de begrenzing van onderhavige bestemming met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel neemt niet toe;
  • b. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van overige in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
3.4.3 verleggen bouwgrenzen en vergroting oppervlak van het bouwperceel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verleggen en daarbij vergroten van het bouwperceel binnen de begrenzing van onderhavige bestemming met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. advies is verkregen van een onafhankelijke instantie op het gebied van agrarische bedrijfsvoering inzake de bedrijfseconomische noodzaak;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt na vergroting maximaal 1,5 ha;
  • c. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van overige in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
3.4.4 omschakeling van een agrarisch bedrijf naar één of meerdere woning(en)

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid het plan te wijzigen voor wat betreft het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een bouwvlak, met uitzondering van glastuinbouw, in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. in het geval er geen vervangende nieuwbouw plaatsvindt:
    • 1. is een gebruik als woning uitsluitend toegestaan, indien minimaal 50 % en tenminste 750 m2 van de bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    • 2. mogen maximaal twee van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit bestaande gebouwen gebruikt worden voor wonen (inclusief de voormalige eventuele gesplitste bedrijfswoning);
    • 3. dienen alle overige voormalige bedrijfsgebouwen, alsmede alle aanwezige kassen, te worden gesloopt, tenzij het monumentale of karakteristieke bebouwing betreft;
    • 4. dient de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 400 m3 te bedragen;
    • 5. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 per woning;
  • b. onder de voorwaarde dat hergebruik van de bedrijfsgebouwen niet wenselijk is vanwege de slechte beeldkwaliteit van de gebouwen, of fysiek niet mogelijk is vanwege de maatvoering en het materiaalgebruik van de gebouwen, wordt vervangende nieuwbouw voor een woonfunctie toegestaan mits:
    • 1. alle aanwezige bedrijfsgebouwen alsmede van alle aanwezige kassen worden gesloopt, met uitzondering van monumentale of karakteristieke bebouwing;
    • 2. sanering van alle kassen plaatsvindt;
    • 3. de nieuwbouw maximaal twee woongebouwen omvat, met een totale oppervlakte van maximaal 50% van de oorspronkelijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen;
    • 4. de nieuwbouw maximaal één vrijstaande woning omvat, bij een sloop van minimaal 750 m2 bedrijfsbebouwing niet zijnde kassen;
    • 5. de nieuwbouw maximaal twee vrijstaande woningen omvat, bij een sloop van minimaal 1.500 m2 bedrijfsbebouwing niet zijnde kassen;
    • 6. de inhoud van elke afzonderlijke woning minimaal 400 m3 bedraagt en maximaal 800 m3;
    • 7. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m2 per woning;
  • c. in het wijzigingsplan wordt bepaald dat de oppervlakte van het gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt niet mag worden vergroot ten opzichte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit bestaande oppervlakte;
  • d. het perceel landschappelijk wordt ingepast en er verevening plaatsvindt middels de aanleg van landschappelijke beplanting of een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een deel van de EHS;
  • e. nabijgelegen functies en waarden mogen niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.4.5 omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak, met uitzondering van glastuinbouw, in de bestemming Bedrijf, Maatschappelijk, Recreatie of Recreatie - Verblijf, mits:

  • a. het geen milieuhinderlijke bedrijvigheid betreft;
  • b. de aanwezige woonfunctie dient behouden te blijven;
  • c. de nieuwe functie volledig gelegen is binnen het voormalig bouwvlak;
  • d. geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde producten;
  • e. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten maximaal 50% van de bestaande met omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen betreft met een absoluut maximum van 400 m2 en de nieuwe bedrijfsactiviteit in één bouwlaag plaatsvindt;
  • f. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van functies voor verblijf- of dagrecreatie of maatschappelijke functie maximaal 50% van de bestaande met omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 400 m2 van de bestaande met omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde bedrijfsgebouwen;
  • g. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • h. er dient een inrichtingsplan te worden opgesteld waaruit de ruimtelijke inpassing van de bedrijvigheid in de omgeving blijkt. Bij de beschrijving van de ruimtelijke inpassing dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de noodzaak van:
    • 1. sloop van ontsierende bebouwing en bouwwerken;
    • 2. verkleining van het bouwvlak of bestemmingsperceel;
    • 3. een landschappelijke inpassing;
    • 4. een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking van gemotoriseerd verkeer;
  • k. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
  • l. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • m. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.4.6 omschakeling van glastuinbouw naar woon- of werkfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging van de glastuinbouw omzetten van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van glastuinbouw in de bestemming Wonen en/of Bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. sloop van alle glasopstanden met de volgende compensatiemogelijkheden:
    • 1. bij sloop van minimaal 1.000 m2 mag één woongebouw gerealiseerd worden met een maximale inhoud van 800 m3;
    • 2. bij sloop van minimaal 2.500 m2 mag één woning gerealiseerd worden met een maximale inhoud van 800 m3 of een woongebouw met een inhoud van ten hoogste 1.200 m3 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 500 m2 voor specifieke en gebiedsgebonden functie of bedrijfsgebonden functie als opgenomen in bijlage 1 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 250 m2 voor overige functies worden gerealiseerd;
    • 3. Bij sloop van minimaal 8.000 m2 mag één woongebouw gerealiseerd worden met een maximale inhoud van 1.600 m3 of twee vrijstaande woningen met elk een inhoud van ten hoogste 800 m3 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 1.000 m2 voor specifieke en gebiedsgebonden functie of bedrijfsgebonden functie als opgenomen in bijlage 1 of één bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 500 m2 voor overige functies worden gerealiseerd;
  • b. het meerdere aan bedrijfsgebouwen, welke niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt, wordt gesloopt;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • d. er sprake is van een landschappelijke inpassing en er verevening plaatsvindt middels de aanleg van landschappelijke beplanting of een bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een deel van de EHS, waartoe een landschapsplan dient te worden opgesteld;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking van gemotoriseerd verkeer;
  • f. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. er vindt geen detailhandel plaats anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde producten.
3.4.7 uitbreiding containervelden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het uitbreiden van de containervelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt' met ten hoogste 1 ha mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 4 Water

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rivier en kanaal ten behoeve van de scheep- en recreatievaart;
  • b. onbelemmerde doorvoer van rivierwater, ijs en sediment;
  • c. de aanleg en instandhouding van oever- en sluiswerken, waterkeringen, beplantingsstroken e.d.;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:

  • a. palen en masten 10 m;
  • b. bij vaarwegen behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 1

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 bouwregels
5.2.1 Onderzoeksplicht

Bij een aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.2 Mogelijkheid verbinden voorschriften aan omgevingsvergunning

Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders op basis van een bij de bouwaanvraag in te dienen archeologisch rapport in ieder geval een van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.3 Uitzondering onderzoeksplicht

Het overleggen van een rapport is niet nodig indien wordt aangetoond dat de grond dieper dan 40 cm is gewoeld of indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, welke is getoetst door een archeologische deskundige, afdoende is vastgesteld.

5.2.4 Advisering door deskundige archeologische monumentenzorg

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, vraagt het bevoegd gezag een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg om advies.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • d. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • e. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 7.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 7.1.1 met maximaal 10%.

7.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
7.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 7.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 7.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Schatkuilsestraat 3a-3b.